You are on page 1of 91

Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Inhoudslijst
Overzicht per leerjaar pag. 2

LES 1:Van geluiden tot instrumenten herkennen pag. 3


- bijlage 1 pag. 7
- bijlage 2 pag. 8
- bijlage 3 pag. 9
- bijlage 4 pag. 19

LES 2: Muziek beleven (drama) pag. 23


- bijlage 5 pag. 29
- bijlage 6 pag. 30
- bijlage 7 pag. 39
- bijlage 8 pag. 40
- bijlage 9 pag. 41
- bijlage 10 pag. 42

LES 3: Muziek beleven (bekijken) pag. 43


- bijlage 11 pag. 48

LES 4: Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte (deel 1) pag. 49


LES 5: Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte (deel 2) pag. 54
LES 6: Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte (deel 3) pag. 57
LES 7: Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte (deel 4) pag. 61
- bijlage 12 pag. 64
- bijlage 13 pag. 65
- bijlage 14 pag. 66
- bijlage 15 pag. 67
- bijlage 16 pag. 68
- bijlage 17 pag. 69
- bijlage 18 pag. 70
- bijlage 19 pag. 71
- bijlage 20 pag. 77

LES 8: Spelen met muziek pag. 80


- bijlage 21 pag. 85
- bijlage 22 pag. 86

Woordenlijst pag. 87

Bronnenlijst pag. 90

6de leerjaar 1
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Overzicht per leerjaar

Van geluiden tot instrumenten herkennen

6de leerjaar 2
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

LES 1

6de leerjaar 3
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Onderwerp: Van geluiden tot instrumenten herkennen: Stem + instrumenten.

Domein: Muzische vorming.

Leerplandoel(en)
DOMEIN MUZIEK
LEERLIJN: MUZIEK BELUISTEREN
1. De luisterhouding verbeteren
1.3 Actief luisteren
2. Het auditief onderscheidingsvermogen vergroten
2.1 Geluiden herkennen, benoemen en erop reageren
- De kinderen kunnen een reeks geluiden of klanken benoemen en onthouden in welke
volgorde zij ze te horen kregen.
- De kinderen onthouden en herkennen geluiden gemaakt via voorwerpen of met het eigen
lichaam.
LEERLIJN: MUZIEK VASTLEGGEN
1. Zelf muziek vastleggen
1.1 De klankbron vastleggen:
- De kinderen kunnen bij een geluid een passende afbeelding plaatsen.

Lesdoelen:
De leerlingen kunnen:
- instrumenten correct benoemen;
- prent koppelen aan het geluid;
- het beluisterde geluidsfragment aanduiden d.m.v. een muzieknootje;
- bij 4 opeenvolgende geluidsfragmenten “BINGO” roepen.

Beginsituatie:
De leerlingen kunnen en kennen:
- instrumenten uit het 3de - 5de leerjaar: percussie/ slagwerk, blaasinstrumenten en
snaarinstrumenten;
- geluiden onderscheiden en herkennen;
- het spel “Bingo”;
- verschillende instrumenten uit hun omgeving.

Media:
- bingokaarten (cd-rom: bingo_6elj.xls blad 1)
- voorbeeldkaarten (cd-rom: bingo_6elj.xls blad 2)
- kaartjes met muzieknoten (cd-rom: bingo_6elj.xls blad 3)
- uitbreiding (cd-rom: bingo_6elj.xls blad 2 en 3)
- muziekfragmenten (luister CD6 deel 1)

6de leerjaar 4
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlagen:
- bijlage 1: Soorten kaarten
- bijlage 2: Cd-inhoud
- bijlage 3: Achtergrondinformatie instrumenten
- bijlage 4: Uitbreiding

Lesverloop
1. Introductie
Laat enkele instrumenten beluisteren van vorig jaar:
- welk instrument is dit?
- hoe ziet het eruit?
- hoe klinkt het?
- …

2. Instructie
2.1 Kennismaking met de geluiden

Laat het 1e geluidsfragment beluisteren en vraag aan de leerlingen wat ze horen:


- Hoe klinkt het?
- Heb je dat al eens gehoord?
- Welk instrument zou dit kunnen zijn?
- …
Laat telkens een leerling het bijhorende prentje zoeken bij het geluidsfragment.

2.2 Geluidsfragmenten benoemen

Laat telkens 3 geluidsfragmenten beluisteren en vraag aan een leerling om de prentjes


te:
- zoeken;
- in de beluisterde volgorde te leggen.

3. Verwerking: “Bingo”
Als alle geluidsfragmenten aan bod zijn gekomen kan men starten met het spel.
Doel: Als eerste 4 geluidsfragmenten op een rij hebben.
Verloop:
- Alle leerlingen krijgen één bingokaart en 16 kaartjes met muzieknoten.
- Bij aanvang van het spel mogen de leerlingen een muzieknootje leggen op de lege
plaatsen.
- Na elk geluidsfragment leggen de leerlingen een muzieknootje op het bijhorende
prentje op hun bingokaart. Controleer telkens met de voorbeeldkaarten.
- De leerling die al eerste 4 muzieknootjes (horizontaal- verticaal- diagonaal) is
gewonnen.

6de leerjaar 5
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Variaties:
- Op de lege plaatsen mogen geen muzieknootjes gelegd worden.
- De geluidsfragmenten worden in een willekeurige volgorde beluisterd.
Uitbreiding:
- Het spel kan uitgebreid worden met 8 extra instrumenten: serpent, piccolo,
kromhoorn, schalmei, sarangi, luit, altviool, cymbalom. (uitleg zie bijlage 4)
- Er is mogelijkheid om het spel uit te breiden met eigen geluidsfragmenten.
Op de cd-rom kunnen prentjes toegevoegd worden (voorbeeldkaarten én
bingoprentjes) die dan op de lege plaatsen gelegd kunnen worden.

6de leerjaar 6
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 1:

Bingokaart: (zie cd-rom: bingo_6elj.xls blad 1)

Voorbeeldkaart:
(zie cd-rom: bingo_6elj.xls blad 2) Kaart met muzieknootje:
(zie cd-rom: bingo_6elj.xls blad 3)

6de leerjaar 7
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 2:

Cd-inhoud deel 1:

1. klokkenspel Instrumenten 3de lj 0:17


2. triangel Instrumenten 3de lj 0:03
3. xylofoon Instrumenten 3de lj 0:45
4. pauken Instrumenten 3de lj 0:34
5. Djembe Instrumenten 3de lj 1:00
6. kromhoorn Instrumenten 4de lj 0:15
7. ocarina Instrumenten 4de lj 1:30
8. trompet Instrumenten 4de lj 0:35
9. hoorn Instrumenten 4de lj 0:35
10. trombone Instrumenten 4de lj 0:39
11. tuba Instrumenten 4de lj 0:34
12. schalmei Instrumenten 4de lj* 0:14
13. serpent Instrumenten 4de lj* 1:24
14. blokfluit Instrumenten 4de lj* 1:32
15. piccolo Instrumenten 4de lj* 0:19
16. gitaar Instrumenten 5de lj 1:07
17. piano Instrumenten 5de lj 1:20
18. ukulele Instrumenten 5de lj 0:12
19. altviool Instrumenten 5de lj 0:33
20. cello Instrumenten 5de lj 0:32
21. contrabas Instrumenten 5de lj 0:24
22. klavecimbel Instrumenten 5de lj 0:38
23. luit Instrumenten 5de lj* 0:38
24. sarangi Instrumenten 5de lj* 0:17
25. viool Instrumenten 5de lj* 0:32
26. Cymbalom Instrumenten 5de lj* 0:31
27. Sopraan Instrumenten 6de lj 0:31
28. Alt Instrumenten 6de lj 0:35
29. Tenor Instrumenten 6de lj 0:58
30. Bas Instrumenten 6de lj 0:33

6de leerjaar 8
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 3:

De instrumenten
Alt (uit het Latijn: altus: hoog) is de naam van een lage vrouwelijke
zangstem in de muziek, en eveneens de naam van de tweede stem in
de vierstemmige muzikale harmonieleer. De laagste altstemmen
worden wel contra-alt genoemd. Er bestaan ook mannelijke alten.
Deze worden altus of contratenor genoemd. De typische Altenstem
begint ongeveer bij F onder centraal C en gaat tot ongeveer een E
boven de centrale C (F0-E2 in Europese notatie). De goed
geschoolde Altenstem kan echter een zeer grote ambitus (bereik)
hebben dat gaat van een centrale C (of lager) tot aan de Hoge C (C3).
De Alt stem wordt veel gebruikt in Musicals, waar vaak om een grote
stem met een dynamisch bereik wordt gevraagd.

Een sopraan (uit het Italiaans: sopra: boven) is in de muziek een


hoge vrouwelijke zangstem, met een ambitus (bereik) van ongeveer
A0 tot C3 (de hoge c), in feite het hoogste bereik. Sommige sopranen
geraken echter zelfs hoger dan F3.
Enkele volwassen mannelijke zangers kunnen, zonder gebruik te
maken van falset, ook zo hoog zingen als een sopraan, door gebruik
te maken van een speciale techniek.
Sopraan is eveneens de naam van de eerste stem in de vierstemmige
harmonieleer (*) . Bij een vierstemmige bewerking van een lied krijgt
de sopraan de melodie of een bovenstem.
In de opera wordt het timbre van sopraan stemmen bepaald door het Duitse Fach systeem. Dit
wil zeggen dat de stem wordt gekwalificeerd op grond van haar kleur, dit leidt echter weer tot
verschillende subcategorieën die we hieronder zullen bespreken. Verscheidene rollen worden
meestal gezongen door sopranen die behoren aan een andere “Fach”. Sopranen zingen meestal
de partij van de held(in) in een opera.

Tenor (uit het Latijn: tenere: vasthouden) is de naam van een hoge
mannelijke zangstem in de muziek, en eveneens de naam van de
derde stem in de vierstemmige muzikale harmonieleer (zie ook Stem
(muziek)).
De typische betekenis van vasthouden is afkomstig uit de
middeleeuwse Ars Nova, waar alle overige stemmen in de polyfonie
dienden te consoneren met de tenor, terwijl zij onderling vrijelijk
mochten dissoneren. De tenor zong de cantus firmus, en hield deze
melodie "vast", terwijl de andere stemmen contrapuntisch deze
melodie omspeelden (melodie en tegenmelodie).
Bekende tenoren zijn onder andere José Carreras, Plácido Domingo,
Benjamino Gigli en Luciano Pavarotti. De bekendste Nederlandse
tenor is Kees Taal.

6de leerjaar 9
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

De bas (van Latijn bassus, diep, laag) is in de zangkunst de laagste


mannelijke zangstem met een toonomvang van ongeveer E groot tot
e'.
De bas is tevens de naam van de vierde stem in de vierstemmige
harmonieleer. In een vierstemmige bewerking van een lied zingt de
bas vaak de grondtoon van een akkoord.
Qua toonhoogte (deelregister), kan de bas onderverdeeld worden in:
De 'diepe' bas (basso profondo) b.v. Sarastro in Die Zauberflöte van
Mozart
De 'vrolijke' bas (basso buffo) b.v. Don Basilio in I Barbiere di
Siviglia van Rossini
De 'serieuze' bas (basso serioso of basso cantato) b.v. Filippo II in Don Carlo van Verdi.
De 'volgbas' (basso continuo), een vooral instrumentale bas, was een fundamenteel
stijlelement van de barokmuziek vanaf het begin van de 17e eeuw, deze doorlopende
instrumentale basstem dient als begeleiding van de zangers en de overige instrumentalisten.
Bekende bassen zijn onder andere Boris Christoff, Nicolai Ghiaurov, Ruggero Raimondi
Samuel Ramey en de Russen Fjodor Sjaljapin en Iwan Rebrov.

De triangel is een metalen slagwerkinstrument, behorende tot de klasse van


de idiofonen (*) (zelfklinkers). Het instrument bestaat uit een driehoekig
gebogen metalen staaf en wordt, opgehangen aan de bovenkant,
aangeslagen met een kleiner metalen staafje. Het brengt slechts drie
klokjesachtige tonen voort en wordt o.m. in een orkest gebruikt. Dit
aanslaan gebeurt op de onderzijde, terwijl trillers in een van de dichte
hoeken worden geproduceerd door het staafje snel heen en weer te
bewegen. Een triangel komt voor in verschillende grootten: kleinere
klinken hoger dan grotere, hoewel de exacte toonhoogte van een triangel
(anders dan die van een pauk) in de muziek geen rol speelt.
De triangel bereikte Europa in de zeventiende eeuw vanuit Turkije en is sinds de negentiende
eeuw een van de meest gebruikte slagwerkinstrumenten in het symfonieorkest.

Een pauk is een keteltrom met een gedefinieerde toonhoogte.


Op een koperen of kunststof ketel (doorsnede 50 tot 80cm) is een vel
gespannen. Vroeger gebruikte men kalfshuid, maar tegenwoordig steeds vaker
ook synthetisch vervaardigde vellen. Door met een stok/knuppel mallet (*) op
het vel te slaan zal een bepaalde toon klinken. De toonhoogte is afhankelijk van
de spanning van het vel en de plaats waarop het vel geraakt wordt. De grootte
van de eronder liggende resonantieruimte (*) bepaalt in welk toonbereik de pauk
gebruikt kan worden.
Bij de machinepauk wordt de velspanning geregeld met een hendel. De meeste
moderne orkestpauken zijn uitgerust met een pedaal dat de spanning in het vel
regelt. Met een mechaniek van trekstangen wordt de positie van het pedaal omgezet in de
gewenste velspanning. Voor het gemak van de paukenist (of paukslager) wordt een toonwijzer
toegevoegd om een visuele indicatie te geven van de velspanning. De toonwijzer geeft daarbij
grofweg aan op welke noot de pauk ingesteld staat.
De klankkleur (*) is sterk afhankelijk van het gebruikte materiaal van de kop van de stok
(kurk, leer, vilt) en van de plaats waar het vel geraakt wordt, en - in veel mindere mate - de
constructie van de pauk. Sommige orkesten, speciaal het Koninklijk Concertgebouworkest en
de Wiener Philharmoniker, gebruiken pauken die aan de onderkant open zijn.

6de leerjaar 10
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Er bestaan ontzaglijk veel trommels, vooral als men de zeer uiteenlopende trommels en gongs
van primitieve volkeren meerekent. In het symfonieorkest worden er maar weinig
slaginstrumenten gebruikt. De meest gebruikte hiervan is de pauk die door de paukenist wordt
bespeeld.
De pauk is mogelijk voor een breder publiek bekend geworden door Franz Joseph Haydn's
compositie: symfonie nr. 94 ook wel genoemd "De symfonie met de paukenslag". Het verhaal
gaat dat hij dit speciaal gecomponeerd had om zijn gehoor wakker te schudden als het tijdens
een uitvoering dreigde in te dutten.

De concert xylofoon is een muziekinstrument behorend tot het gestemde


slagwerk dat bestaat uit twee rijen toetsen, die zijn opgehangen aan een op
een frame gespannen touw. Een rij voor de witte toetsen, als je vergelijkt
met de piano, en een rij voor de zwarte. Onder iedere toets kan een
resonator hangen om de grondtoon te versterken. Omdat de toonhoogte
(onder andere) afhangt van de lengte van de toets zijn de laagste toetsen
veel langer dan de hoogste (hetzelfde geldt voor de resonatoren)
De naam komt van het griekse xylos, dat 'hout' betekent. Er zijn meer instrumenten die in de
volksmond 'xylofoon' worden genoemd:
- Vibrafoon (*)
- Marimba
- Glockenspiel of Metallofoon
- Balofoon
Onder andere in het Orff-instrumentarium komt een verwant instrument voor dat van korte
dunne metalen toetsen gebruikt maakt, meestal zonder resonator (*) . Het wordt vaak
'xylofoon' genoemd maar is eigenlijk een metallofoon.
De xylofoon wordt ook in een aantal klassieke stukken gebruikt zoals de Sabeldans van
Chatsjatoerjan, Danse macabre en Carnaval des Animaux van Camille Saint-Saëns. In een
symfonie wordt de xylofoon voor het eerst gebruikt in Gustav Mahler's Symfonie Nr. 6.

De djembé (ook: djembeh, djembee, dzjembee of yembe) is een trommel die


voornamelijk afkomstig is uit West-Afrika: Mali, Guinee, Senegal, Ivoorkust,
etcetera.
De traditionele djembé wordt met de hand gemaakt. Een boomstam wordt
uitgehold en bespannen met een geitenvel. Dit vel wordt via een touwbespanning
op de djembe bevestigd.
De boom waarvan de traditionele djembé's gemaakt worden is de Leky. En de
djembé's heten origineel: Sambany
Tegenwoordig worden djembe's ook fabrieksmatig geproduceerd. Grofweg bieden
slagwerkmerken drie soorten djembé's aan:
Fabrieksmatig geproduceerde 'traditionele' djembé's; houten trommels met een
touwbespanning.
Westerse houten djembe's; klinkt warmer en voller dan een fiberglas djembé.
Westerse fiberglas djembe's; klinkt wat feller en luider dan een houten djembé.
Fabrieksmatig geproduceerde westerse djembé's zijn dus gemaakt van hout óf van fiberglas.
Deze djembé's hebben meestal ook een natuurvel (geitenvel of buffalovel). Ze zijn echter via
spanhaken (spanbouten) op de djembé bevestigd. Dit maakt het heel gemakkelijk om het vel
te stemmen of te verwisselen. De onderste foto toont een traditionele djembé (met
touwbespanning) én een westerse houten djembé (met spanhaakbespanning).
De djembé kan zittend en staand worden bespeeld. Als de speler zit, dan houdt hij/zij de
djembé tussen de benen; de onderkant staat op de grond. De djembé wordt dan iets naar voren

6de leerjaar 11
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

gekanteld en met de knieën vastgehouden. Hierdoor is de onderkant van de trommel open


waardoor het geluid kan vrijkomen. Wordt de djembé staand bespeeld, dan hangt de djembé
aan een koord die over de schouder van de speler rust. Soms wordt de djembé ook bespeeld
terwijl deze op een speciale standaard is bevestigd.
De speler kan verschillende klankkleuren bereiken door beide handen te gebruiken en zowel
met de vingers als met de vlakke hand te spelen

Een klokkenspel of glockenspielis een idiofoon muziekinstrument bestaande uit


twee rijen metalen staven (toetsen), doorgaans zonder resonator. Soms wordt
wel de misverstanden oproepende benaming 'klokkenspel' gebruikt.
Het instrument wordt bespeeld met stokken (ook wel mallets genoemd). De
afmetingen van de toets (lengte en dikte) bepalen de hoogte van de
voortgebrachte toon, waardoor de toetsen voor lage tonen veel groter zijn dan
toetsen voor hoge tonen. In tegenstelling tot xylofoon en marimba wordt alleen de grondtoon
gestemd. De boventonen van een klokkenspel zijn hierdoor niet harmonisch. Spelen van
tertsen in het hoge register van een glockenspiel maakt doordringende (en meestal hinderlijke)
tartini-tonen hoorbaar.
De variant van het klokkenspel zoals dat in een harmonie, fanfare of drumband gebruikt wordt
(Engels: marchingbell) staat ook bekend als een lyra of bell lyra, vanwege de liervorm van de
constructie. Deze lyra wordt meestal aan een stok gemonteerd en wordt tijdens het marcheren
met een hand verticaal gehouden en met de andere hand bespeeld.
In de volksmond wordt een glockenspiel wel eens verward met de xylofoon, die echter groter
is, houten toetsen heeft en vaak wel over een resonator beschikt.

De hoorn is een muziekinstrument dat sinds lange tijd belangrijke functies heeft
vervuld.
Tegenwoordig kennen we de hoorn als blaasinstrument, maar vanouds werd er bij
de jacht gebruikgemaakt van dit instrument. Ook had de hoorn andere
signaalfuncties, bijvoorbeeld de posthoorn, signaalhoorn en bugel. De hoorn
wordt gerekend tot de koperblazers.
Een hoorn is een koperen buis die begint met een mondstuk van ca. 17 mm.
doorsnede, daarna konisch breder wordt tot ca. 12 cm. Na een cilindrisch gedeelte
(ongeveer 1/3 deel van de lengte van de gehele hoorn) mondt de buis uit in een konische
beker met een doorsnede van ca. 30 cm. De beker is beduidend groter en anders van vorm dan
die van de trompet. De totale lengte van de hoorn is afhankelijk van de grondstemming van
het instrument: een Bes-hoorn is ongeveer 2,75 m, een F-hoorn 3,78 m en een C-hoorn 4,72
m. Tegenwoordig is een combinatie van twee hoorns in één instrument gebruikelijk, namelijk
de dubbelhoorn (F - Bes). Dit is het standaard instrument in professionele symfonieorkesten.
De dubbelhoorn wordt gebruikt voor het vergroten van het bereik en het krijgen van een
andere klankkleur of timbre: de Bes-hoorn heeft een scherpere klank waardoor het meer
geschikt is voor signalen; de f-hoorn is zachter van klank waardoor hij meer geschikt is voor
het samenspel met houtblazers en strijkers. Een zeldzaamheid (alhoewel steeds vaker
voorkomend) is de tripelhoorn (F - Bes - f). Op de afbeelding is een dubbele hoorn te zien, te
herkennen aan de dubbele laag gebogen buizen die aan de kleppen is bevestigd.

De trombone (in de volksmond ook wel foutief schuiftrompet


genoemd) is een blaasinstrument en wordt tot het scherpe koper
gerekend. Een trombone bestaat uit drie onderdelen; Een ketelvormig
of V-vormig mondstuk. Dit steekt in een lange cilindrische metalen u-
vormige uitschuifbare buis (de coulisse). Hierna volgt de bekersectie, die wel conisch (*)

6de leerjaar 12
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

uitloopt. Door het uitschuiven kan de bespeler de effectieve buislengte verkorten of


verlengen, waarmee ook de toonhoogte verandert.
Het geluid ontstaat ter plaatse van het mondstuk. Hier wordt de lucht door liptrillingen in
beweging gebracht en ontstaat een staande golf in de buis. Omdat in een gegeven buislengte
meerdere gehele staande golven passen, is het mogelijk bij gelijkblijvende buislengte
meerdere tonen te produceren (overblazen), de zogeheten boventonen: 1 golf met lengte X (de
grondtoon), 2 golven met lengte 1/2 X (eerste boventoon), 3 golven met lengte 1/3 X (tweede
boventoon) enz.
In de verst uitgeschoven positie is de buislengte bijna anderhalf keer zo lang als in de meest
ingeschoven stand. De geproduceerde grondtoon is daarmee een verminderde kwint (*) lager.
Eénmaal overblazen - door verhogen van de lipspanning, embouchure genoemd - veroorzaakt
een toon die een octaaf (*) hoger is en dus de halve golflengte heeft. Nogmaals overblazen
geeft 1/3 van de golflengte en een duodecime (octaaf plus kwint) hoger.
Vanuit de verst uitgeschoven stand met de schuif is de toon een verminderde kwint verlaagd,
met overblazen kan een octaaf van deze toon verkregen worden; er ontbreekt echter de reine
kwart in het onderste octaaf. Met een z.g. kwartventiel kan dat 'gat' worden gedicht. Een
kwartventiel schakelt een extra verlenging in waardoor de effectieve buislengte uiteindelijk
bijna verdubbeld kan worden (de schuif meegerekend) en het interval een grote septiem
omvat.
Door de schuif in te trekken ontstaat een staande golf met een kortere golflengte en wordt de
toon hoger. Van alle mogelijke schuifposities worden er doorgaans 7 gebruikt die overeen
komen met 7 opeenvolgende halve tonen. Alle tussenliggende posities worden vooral gebruikt
voor glissandi.
De klank van de trombone is wat plechtig.

Een Ocarina is een fluit die veelal gemaakt wordt van gebakken klei, De ocarina kan
echter ook van porselein of glas gemaakt worden. De vorm van een ocarina is meestal
ovaal en het instrument is van binnen hol. Het wordt met beide handen bespeeld en
heeft tussen de 8 en 10 vingergaten van verschillende grootte en (meestal) een duimgat.
De Ocarina is een eenvoudig instrument en doorgaans niet geschikt om met andere
muziekinstrumenten samen te spelen, vanwege de stemming (danwel het gebrek
daaraan); na het bakken is het afwachten hoe de stemming uitvalt.
Natuurkundig valt het geluid van de ocarina op door een nagenoeg ontbreken van
boventonen: het is een goede benadering van de sinusoïde (*) golfvorm.

De tuba is de verzamelnaam van de tenoren onder de bassen bij de


koperen blaasinstrumenten. Instrumenten die onder de groep worden
geschaard zijn o.a. de eufonium (*) , baritontuba en de es-bas. Hij heeft
drie of vier ventielen, bij symfonische tuba's veelal vijf en bij F tuba's
vaak zelfs zes ventielen. Het neerdrukken van de kleppen / ventielen bij
een tuba vergroot in feite de lengte van de gebruikte buis, waardoor de
toon verlaagd wordt. Het tweede ventiel doet zo de noot een halve toon
dalen, de eerste twee halve tonen, de eerste en de tweede samen drie, de
tweede en de derde samen vier, de eerste en de derde samen vijf en de
drie kleppen samen zes (dit laatste komt zelden voor). Het (eventuele)
vierde ventiel doet de toon meteen met een kwart dalen en wordt
daarom kwartventiel genoemd.
De naamgeving van tuba-achtige instrumenten is een tamelijk lastige
zaak;

6de leerjaar 13
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

In verschillende landen zijn verwarrende benamingen in zwang voor dezelfde of soortgelijke


instrumenten.
De boring (*) (cilindrisch/conisch) en daarmee de klank kan aanleiding geven tot een andere
naam.
Het aantal ventielen/kleppen (3-6) verschilt en kan daarmee aanleiding geven tot een andere
naam.
De richting van de beker kan omhoog of naar voren staan en kan daarmee aanleiding geven
tot een andere naam.
Stemming (C in symfonieorkest, Bes/Es in harmonieorkest en fanfare, en in F voor solo-
instrument als kwintet (*))
Afhankelijk van de regio wordt hetzelfde instrument soms anders genoemd.
Adolphe Sax heeft in zijn werk geprobeerd om binnen de trompet/tuba familie alle leden een
overeenkomstige klankkleur te geven. Dit heeft aan de verwarring bijgedragen door een hele
reeks saxhoorns van piccolo tot sub-contrabas naast de bestaande trompetten en bassen erbij
te maken.

De blokfluit is een zgn. bekfluit. Bekfluiten zijn rechte fluiten waarin de lucht door het
mondstuk wordt gericht tegen de scherpe rand van een gat. Dat gat zit in de blokfluit net
onder het mondstuk.
De blokfluit is een echt houten instrument. De meeste houten blaasinstrumenten hebben
wel metaal in het instrument zitten. In tegenstelling tot de andere houten blaasinstrumenten
hebben de meeste blokfluiten geen kleppen. Alleen de grotere blokfluiten hebben een paar
kleppen om de laagste tonen te kunnen spelen. Blokfluiten zijn er al erg lang. In de oudheid
kwam hij al voor in Egypte en Griekenland. In de Middeleeuwen zie je hem ook in Europa.
Rond 1750 verdwijnt hij, en wordt z'n plaats ingenomen door de dwarsfluit. In de 20e eeuw
zie je echter weer een opleving in het gebruik van het instrument.
De blokfluit heeft z'n naam gekregen van het zgn. blokje dat in het mondstuk zit. Door dit
blokje wordt de lucht gedwongen om door de kernspleet te gaan. Dan komt de lucht bij het
labium (*). Daar gaat de lucht voor een deel naar buiten, de rest gaat trillen in het
instrument, en er ontstaat geluid. Er zijn acht gaten om de toonhoogte te regelen, 7 aan de
voorkant en 1 aan de achterkant (het duimgat). Het kan gebeuren dat een gat half bedekt
moet worden. Om dat wat makkelijker te maken, worden er soms op één plaats 2 kleinere
gaten vlak naast elkaar geboord. In plaats van een groot gat half te bedekken, wordt er 1
van de twee kleinere gaten bedekt. De klank van kleine blokfluiten is doordringend en hoog.
De grotere blokfluiten geven een wat zachter geluid.

De trompet is een blaasinstrument waarbij het geluid ontstaat


doordat de lippen die tegen het mondstuk geplaatst worden, met
de adem in trilling worden gebracht. De trompet klinkt vrij
hoog en heeft een heldere doordringende toon. De afstand van
het mondstuk tot aan de beker is ca. 50 cm. De lengte van de
buis varieert echter per stemming. De buis is voorzien van een drietal ventielen, of in het
geval van de schuiftrompet van een schuif, die de buislengte in een aantal combinaties
verlengen. Hij eindigt in een trechtervormige beker, net zoals bij de meeste koperen
blaasinstrumenten. De trompet heeft van oudsher een cilindrische buis die een scherpe klank
ontwikkelt, en wordt daarom tot het scherpe koper gerekend. Door de eeuwen heen zijn de
mondpijp (het eerste gedeelte na het mondstuk) en de beker echter steeds meer conisch
geworden om het instrument makkelijker bespeelbaar te maken. Adolphe Sax heeft een hele
reeks instrumenten gebouwd, de saxhoorns, die de ontwikkeling van de moderne trompet
sterk hebben beïnvloed.

6de leerjaar 14
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Het klavecimbel is een snaarinstrument dat met toetsen bespeeld wordt, dat
voor het ontstaan van de piano een van de belangrijkste toetsinstrumenten was,
naast het pijporgel.
In tegenstelling tot de piano, waar bij het indrukken van een toets een hamertje
tegen de snaar slaat, wordt bij een klavecimbel de snaar getokkeld door middel
van een pennetje, vergelijkbaar met een gitaar of een harp. Oorspronkelijk
werden voor deze pennetjes ganzenpennen gebruikt. Deze mechaniek gaf het
instrument een uniek timbre maar zorgde ook voor enkele beperkingen.
Op een klavecimbel is het bijvoorbeeld niet mogelijk onderscheid te maken
tussen piano of forte (hard of zacht) spelen. Daarbovenop was het op een klavecimbel was
niet mogelijk "lange" noten te spelen, omdat het geluid snel wegsterft. Om dit te vermijden
werden dan ook noten met een triller gespeeld, waardoor het mogelijk werd om "lange" noten
te spelen.
Het geluid van een klavecimbel lijkt wel wat op dat van een luit, maar dan luider.
Vaak heeft het twee klavieren of manualen boven elkaar, dat voor meerdere registers zorgt,
vergelijkbaar met het pijporgel. Meestal is het ene klavier dan luider dan het andere en kon
men de twee combineren, voor een nog luidere klank. Op deze manier kon het klavecimbel
toch een verschil in dynamiek simuleren.

De ukelele is een klein gitaar vormig snaarinstrument met 4 kunststof snaren. De stemming is
eveneens verwant aan die van de gitaar; d.w.z. dat de verhoudingen gelijk zijn aan de
hoogste drie snaren van de gitaar, bovenste van alle snaren is een toon lager gestemd
dan de hoogste. De originele stemming is G C E A
Ukelele is het Hawaïaans voor "springende vlo".
Er zijn verschillende formaten zoals (van groot naar klein) de bariton, de tenor, de
concert, de sopraan en de sopranino. Een grotere variant van de ukelele is de cuatro.
In het Nederlands is de uitspraak: "Joekelille" en dat was ook de naam van de hit van
Nico Haak & de Paniekzaaiers uit 1973.
Een bekende Ukelele artiest was Israel Kamakawiwo'ole, beter bekend als de zanger van het
solonummer "Somewhere over the Rainbow".

De piano is een slaginstrument ook wel snaarinstrument genoemd, uit de citerfamilie dat
bespeeld wordt met een klavier.
De originele naam is eigenlijk pianoforte, dat letterlijk zacht en sterk betekent.
Hiermee werd aangegeven dat er hard en zacht op te spelen was, iets dat bij
het klavecimbel, één van de voorlopers van de piano, nagenoeg onmogelijk
was. Omdat de naam verder ingekort werd tot piano, heeft de term pianoforte
inmiddels de betekenis gekregen van "authentiek" instrument van de barok- en
klassieke periode.
De huiskamerpiano (ook buffetpiano genoemd) is meestal verticaal
opgebouwd (staand) en de piano met de snaren horizontaal noemt men een vleugel of
vleugelpiano. De piano is in 1700 door Bartolomeo Cristofori in Florence uitgevonden.

De viool is een snaarinstrument met vier snaren. De klank wordt voortgebracht door de snaren
in trilling te brengen met een strijkstok. De houten klankkast dient om het geluid van de
trillende snaren te versterken. De viool wordt doorgaans bespeeld door het instrument tussen
kin en schouder te klemmen en met de vingers van de linkerhand de snaren af drukken tegen
de ebbenhouten toets om zodoende de snaar te verkorten (en dus hoger te doen klinken).
De viool wordt bespeeld door een violist(e).

6de leerjaar 15
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

De vier snaren zijn als volgt gestemd, van laag naar hoog:
G, D, A, E. (Ezelsbruggetje: Geef De Aap Eten)
De G-, D- en A-snaar zijn vaak van kunststof, omwikkeld met metaalfolie en titanium en
slechts zelden is sprake van een staalsnaar. De betere snaren zijn echter vervaardigd uit
schapendarm. De E-snaar is doorgaans van massief metaal. Vroeger werd alleen schapendarm
gebruikt. Door de gebrekkige technologie waren snaren moeilijk homogeen te maken, hetgeen
de klank negatief beïnvloedde. De tegenwoordige darmsnaren hebben dit nadeel niet meer.
Darmsnaren zijn wel gevoeliger voor vocht, zodat de viool sneller ontstemt.
De klank van de viool kan worden verzacht door een sordino (houten of kunststof demper) op
de kam te zetten. Voor studiedoeleinden kan men de viool heel zacht laten klinken met een
zware metalen demper.
Meestal wordt de viool met de strijkstok bespeeld. Naast de strijktechniek (arco) wordt de
viool soms ook pizzicato bespeeld (door met een vinger te tokkelen - meestal met de stok in
de hand). Soms wordt col legno gespeeld door met het hout van de strijkstok op de snaren te
'slaan'.
In orkestwerken zijn meestal twee vioolpartijen aanwezig, de eerste en de tweede viool.
Slechts af en toe is een derde vioolpartij aanwezig. De instrumenten zijn identiek, maar de
eerste violen krijgen melodieuzere (en vaak wat moeilijkere) partijen te spelen. De altviool is
een kwint lager gestemd en heeft meestal een ondersteunende rol.
Tot de moderne vioolfamilie behoren van (klein naar groot):
viool
altviool
cello
contrabas (vaak met vijf snaren)

De cello (kort voor violoncello, ook wel violoncel) behoort tot de groep van de
strijkinstrumenten. Vanwege de lage en warme klank noemt men de cello ook wel de bariton
onder de strijkinstrumenten.
De cello is ongeveer 120 cm lang. Kleinere afmetingen van de cello worden aangeduid als
1/16, 1/8, 1/4, 1/2 en 3/4 cello's. De cello is bespannen met vier snaren en heeft twee f-gaten.
De snaren van de cello zijn van hoog naar laag gestemd: A, D, G, C. De snaren lopen vanaf
het staartstuk over de kam naar de stemsleutels aan de bovenzijde van de hals, onder de krul.
De kam bevindt zich tussen de klankgaten op het bovenblad. Het stemmen gebeurt met de
grote stemknoppen aan de bovenzijde of, indien aanwezig, met de fijnstem-knoppen aan de
benedenzijde van het staartstuk. Het instrument wordt op de juiste speelhoogte gebracht door
het uitschuiven van de metalen staartpin aan de onderzijde.
De cello wordt altijd zittend bespeeld, de pin steunend op de grond. De technieken om de
cello tot klinken te brengen, lopen gelijk met die van andere besnaarde strijkinstrumenten.

De contrabas, kortweg ook wel bas geheten, is het laagstklinkende muziekinstrument van
de strijkinstrumenten.
Opmerkelijk is dat de contrabas in kwarten gestemd is (E - A - D - G), in tegenstelling tot
de viool, altviool en cello, die in kwinten gestemd zijn. Er is ook een uiterlijk verschil: de
contrabas heeft afhangende schouders. Deze verschillen vinden hun oorsprong in de
afkomst van de contrabas. De contrabas, zoals wij die vandaag kennen, stamt uit de
familie van de viola da gamba, terwijl de viool en de cello uit de vioolfamilie komen. Het
equivalent van de contrabas in de vioolfamilie is de violone, die wél in kwinten is
gestemd, en een bereik heeft dat een octaaf lager ligt dan de violoncello (een "kleine
violone"). De gambafamilie werd in kwarten gestemd, de contrabas dus ook. Omdat de
stemming in kwarten een gemakkelijkere bespeling mogelijk maakt dan een

6de leerjaar 16
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

kwintenstemming, is de contrabas sinds de tweede helft van de 19e eeuw meer in gebruik dan
de violone. De viersnarige variant van de gamba, de contrabas zoals we hem nu kennen, werd
voor het eerst in 1782 gebouwd.
De contrabas werd ook gebruikt als een octaaf lagere verdubbeling van de violoncello
(vandaar ook de Engelse benaming double-bass). Dit is onder andere het geval bij basso-
continuospel. Omdat de laagste snaar van een cello een C is, bestaat in dat geval de behoefte
aan een lage C. Soms wordt aan de vier snaren van de contrabas een vijfde snaar toegevoegd.
Dit is dan een lage B of een lage C. Sommige viersnarige contrabassen zijn voorzien van een
zodanige uitbreiding van de toets naar de krul dat de laagste snaar als C-snaar gestemd kan
worden. Deze uitbreiding heet een 'do-extensie' (C-extension). De lage C is hiermee te spelen
zonder een vijfde snaar aan de bas toe te voegen. Omdat de extra lange C-snaar over de krul
loopt, wordt het stemmen wel bemoeilijkt, 't is te zeggen, bij de Engelse modellen.
Tegenwoordig kan er in eigen land zo'n extensie worden gemaakt die evenwaardig klinkt en
stemt als een vijfsnarige bas. Een klem zorgt bij 'normaal' gebruik voor een verkorting tot de
gebruikelijke E.
De ambitus van de contrabas ligt voor een solist rond de 5 a 6 octaven. Vooral bij solowerken
worden flageoletten veel toegepast waardoor het bereik groter wordt. In de meeste
orkestpartijen komt een contrabas zelden over de 3 octaven.
De contrabas wordt gebruikt in bijna alle muziekstijlen (popmuziek, klassieke muziek, jazz,
zigeunermuziek, klezmer etc). De functie van de contrabas kan - wanneer het voornamelijk
om tokkelen (bij een contrabas plukken genoemd) en niet om aanstrijken gaat - ook door een
basgitaar worden vervuld, die dan wordt gestemd als de contrabas. Op basis van het
akkoordenschema kun je wisselnoten makkelijk vinden door 'de-snaar-ernaast' te pakken (G-
akkoord: g/d enz.)
In Hongaarse volksmuziek wordt meestal de laagste snaar weggelaten en de doorgaans
metalen snaren vervangen door ouderwetse darmsnaren. De contrabas ronkt dan beter en er
zijn door het kletteren van de snaar tegen de toets ritmische effecten mogelijk. Ook in de Jazz-
muziek worden soms darmsnaren gebruikt vanwege hun aparte (diepe maar doffe) geluid.
Voor contrabas zijn veel solowerken geschreven. Enkele virtuozen op de contrabas waren
Giovanni Bottesini en Karl Ditters von Dittersdorf, die zelf ook een aantal van de bekendste
contrabasconcerten hebben geschreven. In de orkestpartijen kwam een verschuiving van de
rol van de contrabas met de symfonieën van Beethoven. Richard Strauss schreef in de
romantische periode veeleisende contrabaspartijen in zijn symfonische gedichten en in de
20ste eeuw is de rol van de contrabas nooit zomaar een begeleidingsinstrument geweest. De
afgelopen decennia zijn er zeer veel contrabasconcerten geschreven.
Bekende klassieke contrabassisten zijn onder andere: Giovanni Bottesini, Dittersdorf,
Domenico Dragonetti, Sergei Koussevitzky, Karr en Meyer. Bekende jazzcontrabassisten zijn
Stanley Clarke, Ron Carter, Ray Brown, Charles Mingus en Paul Chambers.
Voor bespeling van de contrabas met een strijkstok zijn twee speelwijzen in zwang: de
bovenhandse strijktechniek zoals bij viool en cello met gebruikmaking van een Franse of
bovenhandse strijkstok, en de onderhandse techniek met een Duitse of onderhandse stok.
Evenals de cello staat de bas op een uitschuifbare punt. De bespeler (bassist) kan
gebruikmaken van een kruk, maar zal zeker bij niet-klassieke muziek doorgaans staan

6de leerjaar 17
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Een gitaar is een snaarinstrument en wordt bespeeld met de vingers of


met een plectrum. Het woord gitaar is van Perzische oorsprong; het
Perzische woord "taar" betekent "snaar".
Gitaren hebben over het algemeen 6 snaren. De meest gangbare
stemming is (van laag naar hoog) E-A-d-g-b-e. Deze stemming biedt een
goed compromis tussen speelgemak voor veel akkoorden en de
mogelijkheid om met minimale beweging in de toetshand een toonladder
te spelen. Andere stemmingen zijn onder andere E-A-d-f#-b-e (dit zijn
dezelfde intervallen als op een luit), D-G-d-g-b-d (zg. "open G", wordt
veel gebruikt voor blues en slide-gitaar), D-A-d-g-b-e (zg. "dropped
D/drop D", veel gebruikt door nu metal bands en in blues) of D-A-d-g-a-
d (wordt vaak gebruikt bij folk). Deze zogenaamde alternatieve
stemmingen worden, zoals hierboven ook al aangegeven, meestal
gebruikt voor specifieke muziekstijlen.

6de leerjaar 18
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 4:

Uitbreiding bingo 6e leerjaar


1. Een woordje uitleg over de instrumenten …

De serpent is een blaasinstrument en de zwaarste variant (echter,


geen familie) van de baszink, die volgens een 18e-eeuwse Franse
publicatie rond 1590 in Auxerre (Frankrijk) is uitgevonden. Het
instrument bestaat uit aaneengelijmde houten spanen, in twee
onderstaande S- bochten gebogen (vandaar de naam) en
omwikkeld met leer. De buis is zo'n twee meter lang en geheel
conisch.
Het instrument heeft een groot bereik, van A' tot c", maar een
zeer matige eigen toonzuiverheid. Alles hangt dus af van de
gehoorvaardigheid van de bespeler. Zoals bij alle
koperblaasinstrumenten, waarbij de serpent ook behoort omwille
van het bespelen met een kuipmondstuk, wordt de grondtoon
enkele malen in harmonische overgeblazen: C - c - g - c' - e' - g' -
bes' - c". De tussenliggende tonen worden bekomen door verkortingen, openen van
vingergaten dus. De bij oorsprong slechts zes vingergaten staan echter niet proportioneel over
de toonbuis verdeeld. Een duimgat is er ook niet. Sommige noten hebben zelfs geen eigen
vingerzetting, er moet 'gelipt' worden. Er bestaat een basis-vingerzettingstabel maar het is de
musicus die uiteindelijk beslist welke vingerzetting het beste klinkt voor elke noot.
De serpent, niet het serpent dus, werd bij oorsprong vertikaal bespeeld, de onderkant steunend
op de voeten. Bij later militair gebruik, te paard zelfs, werd het instrument wat aangepast: de
S-vorm werd meer gedrongen, verstevigd door metalen tussenstukjes, en voorzien van extra
kleppen die de gaten meer in juiste proportie gingen zetten, wat de toonjuistheid ten goede
kwam. De speelwijze werd horizontaal, wat meebracht dat de vingerzetting van de
rechterhand omgekeerd moest worden uitgevoerd.
Gaandeweg drongen verbeteringen zich op. Talloze varianten verschenen ten tonele, de in
fagotvorm omgebogen houten variant vooral populair op het continent: de Basson Russe, al
dan niet voorzien van een koperen klankbeker of een gesneden drakenkop, de Bass Horn in V-
vorm, populair in Engeland, en vooral de ophicleïde, deze laatste volledig in metaal en
voorzien van 9 tot 12 sleutels die op één slautel na omgekeerd werden bediend: drukken
betekent openen.
Echter, de komst van de Tuba in de 19e eeuw(1850) betekende uiteindelijk het doodvonnis
voor de serpent en al de varianten. In militaire bands verdwenen na 1910 ook de allerlaatste
exemplaren.
Door de uitvoeringspraktijk en de interesse in instrumentenhistoriek is dit instrument al
geruime tijd aan een heropstanding bezig. Opnieuw wordt gregoriaans met begeleiding van
een kerkserpent uitgevoerd, Mendelssohn's Paulus wordt 'geserpenteerd' etc. etc.
Nog steeds worden houten serpenten gemaakt, maar de replica's in gegoten hars doen het
uitstekend en zijn veel duurzamer dan de kwetsbare houten instrumenten.

De piccolo of kleine fluit is de - niet geheel correcte maar wel


veelgebruikte - naam voor de sopranino-dwarsfluit en wordt evenals de
dwarsfluit bespeeld door dwars over het mondstuk te blazen. De

6de leerjaar 19
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

oorspronkelijke Italiaanse naam luidt flauto piccolo. De piccolo kent in principe dezelfde
'grepen' als de dwarsfluit. De piccolo heeft in principe hetzelfde bereik in aantal tonen (de
laagste noot is één toon hoger dan de standaard laagste noot van de dwarsfluit), maar dan elke
noot een octaaf hoger dan de dwarsfluit. Beide instrumenten vallen onder de groep C-
instrumenten.

Een schalmei is een blaasinstrument met een rechte conische boring. De toon wordt gevormd
met een dubbel riet. In Aziatische culturen komen verschillende
vormen voor die meest in de buitenlucht gebruikt worden voor
dansmuziek. Ook in bijvoorbeeld Bretagne treft men nog een
schalmei aan in de lokale volksmuziek de bombarde. Op de Balkan
is de Zurla nog altijd in gebruik.
In de Europese traditie was de schalmei samen met de grotere
familieleden van de pommer een populair instrument in de
Renaissance. De bas-vormen waren vaak erg zwaar en
onhandelbaar en werden daarom verdrongen door een opgevouwen versie van de dulciaan,
waaruit zich de moderne fagot ontwikkeld heeft.
Ook de speelpijp van een doedelzak wordt wel -enigszins ten onrechte- schalmei genoemd
hoewel men daar meestal van opgebonden dubbelrieten gebruik maakt. Uit zo'n speelpijp
heeft de hobo zich ontwikkeld.

Een kromhoorn is een blaasinstrument waarbij het geluid wordt


veroorzaakt door een riet dat in een afgesloten kap wordt
aangeblazen. Ondanks de naam heeft het instrument geen
verwantschap met de hoorn maar eerder met de hobo en de
doedelzak.

De sarangi is een klein, maar zwaar houten snaarinstrument uit


de Hindoestaanse muziek. Op de santoor na, is er geen ander
muziekinstrument uit India, dat zoveel snaren heeft.
De sarangi wordt met een strijkstok bespeeld, het instrument
wordt rechtop op schoot gezet. De strijkstok bespeelt de
darmen melodiesnaren, en eveneens de stalen akkoord- en
ritmische chikarisnaren. Op een sarangi komen tot wel 30 tarafs
voor (resonantiesnaren).
De beroemdste musicus op de santoor is Ram Narayan.

De luit is ontwikkeld uit het van oorsprong Arabische en


Perzische snaarinstrument Ud, en genoot in het Europa van de
late middeleeuwen, de renaissance en de barok een grote
populariteit. Voorlopers van de luit werden al in de Oud-
Egyptische muziek gebruikt.
De naam van het instrument is afgeleid van het Arabische "al ud",
wat het hout of het stokje betekent. De benamingen in vrijwel alle
Europese talen zijn afgeleid van deze oorspronkelijke benaming
(it. liuto, fr. luth, en. lute, sp. laud, pl. lutnia, hong. lant, du. Laute). Het instrument is in
Europa en het Midden-Oosten verspreid via de Moren op het Iberisch Schiereiland en door
deelnemers aan de verschillende kruistochten.
In Europa maakte de luit een ontwikkeling door waarbij het aantal snaren werd uitgebreid.
Tevens kreeg het instrument frets waardoor het spelen van akkoorden werd vergemakkelijkt

6de leerjaar 20
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

(maar de Arabische microtonen niet meer mogelijk waren). Vanaf circa 1500 kende de luit een
grote bloei en werd er bijzonder veel muziek voor gecomponeerd. Bekende componisten zijn
Francesco da Milano (1497-1543), John Dowland (1562-1626), verscheidene leden van de
Gautier-dynastie (1575-1672) en Sylvius Leopold Weiss (1686-1750). In Nederland was
Nicolaes Vallet (ca. 1583-ca. 1645) de voornaamste componist.
De luit wordt gekenmerkt door een bol klanklichaam, in de vorm van een overlangs
doorgesneden ei, en een korte brede hals die bevestigd is aan het smalle eind van het
klanklichaam. De stemknoppen zitten in een doorgaans achterovergeknikte knoppenkast. De
gebruikte materialen zijn zeer dun en bijgevolg is het instrument kwetsbaar. Een renaissance-
of barokluit in ongerestaureerde, speelbare staat is een zeldzaamheid.
De snaren worden in paren, "koren" geheten, aangeslagen. De snaren van een koor zijn gelijk
gestemd of verschillen een octaaf. Het hoogste koor bestaat uit één snaar. Een middeleeuwse
luit heeft vier koren. In de renaissance liep het aantal op tot tien om in de barok uit te komen
op dertien (de theorbe had er tot veertien).
Een cymbalom (ook: cymbaal, niet te verwarren met het
slagwerkinstrument cimbaal) is een snaarinstrument dat behoort
tot de plankzithers. Het wordt bespeeld met twee stokken
waarvan de uiteinden meestal zijn omwikkeld. De in West-
Europa voorkomende varianten worden hakkebord of hackbrett
genoemd. Het hier afgebeelde exemplaar is een Roemeens
buikcymbaal.
Evenals de grote variant, de concertcymbalom, is de cymbalom
een soortgenoot van de piano. Het voornaamste verschil is dat bij
de piano een mechaniek is ingebouwd om de snaren aan te slaan,
terwijl bij de cymbalom de bespeler (cymbalist) dat zelf doet.
Veel van de (hogere) snaren worden door een brug in tweeën
gedeeld; als de snaar in lengteverhouding 2 : 3 verdeeld wordt, dan is het korte stuk precies
een kwint hoger. Hierdoor worden weliswaar een groot aantal snaren uitgespaard, maar het
maakt het instrument wel lastiger te bespelen.
In de klassieke muziek speelt de cymbalom een belangrijke rol in de Háry János-suite van de
Hongaarse componist Zoltán Kodály.
In de zigeunermuziek is het cymbaal (of cymbalom) het begeleidingsinstrument bij uitstek.

De altviool is een gestreken snaarinstrument. De alt is iets groter dan de viool en


heeft ook vier snaren, gestemd als C-G-D-A. De altviool heeft een interessante rol
in een ensemble of orkest. Soms speelt de altviolist:
een ondersteunende stem, om de harmonische opbouw compleet te maken, waarbij
deze niet te sterk mag spelen;
een basstem, bijvoorbeeld als de cello een melodie speelt; die basstem moet je goed
laten horen;
een tweede stem tegen de eerste viool of cello aan – ook dan moet de alt goed
gehoord worden;
een solopassage.
Altisten moeten hun partijen goed analyseren en weten in welke passages ze in
welke rol zitten. De
formanten in de resonantie door de klankkast van een altviool liggen een ongeveer
een terts te hoog voor zijn stemming. Daardoor klinkt de alt altijd wat meer omfloerst dan de
kleinere of grotere broer, de viool resp. cello, die een betere aanpassing van hun
resonantiepieken hebben. Eigenlijk zou een altviool groter moeten zijn, maar dan is hij niet
meer in de arm te bespelen. Er is wel eens als proef een grotere altviool gebouwd, en die heeft

6de leerjaar 21
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

de bespeler op de knie leren bespelen. Zo'n alt klonk wel sterker, maar men miste er de
typische altklank aan en dit is dus geen succes geworden. De grote Italiaanse vioolbouwers uit
de achttiende eeuw, zoals Stradivarius, Amati, Carlo Giuseppe Testore en Gasparo da Salo,
bouwden ook altviolen.
Verschillende componisten zoals Bach, Mozart, Felix Mendelssohn, en speciaal Antonín
Dvořák speelden zelf graag en vaak altviool. Andere, zoals Beethoven, deden het een tijdje als
bijbaantje om in hun levensonderhoud te voorzien.
In Hongaarse en Roemeense muziek wordt een speciale altviool gebruikt (nu kontra genoemd,
of bratch, evenals het Duitse Bratsche afgeleid van het Italiaanse Viola da Braccia oftewel
armviool), meestal uitgevoerd met vlakke kam en drie snaren (vaak gestemd als G-d-A)
waardoor akkoordspel mogelijk wordt; hier heeft de alt uitsluitend ritmisch/harmonische
functie; melodiespel is zo goed als onmogelijk. Hetzelfde gebeurt in de zigeunermuziek die
sterk aan de twee genoemde muzieksoorten verwant is.

2. De verder verloop van het spel …

Elke leerling krijgt 2 nieuwe instrumenten die hij/zij op de lege plaatsen legt.
Het spel wordt verder gespeeld zoals voorheen.

Instrumenten zijn te vinden op de CD-rom: bingo_6elj.xls blad 3.

6de leerjaar 22
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Muziek beleven (drama)

LES 2

6de leerjaar 23
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Onderwerp: Muziek beleven (drama): De Moldau (Mà Vlast)

Domein: Muzische vorming/ wereldoriëntatie.

Leerplandoel(en)
DOMEIN MUZIEK
LEERLIJN: MUZIEK BELUISTEREN
1. De luisterhouding verbeteren
1.2 Actiefgericht luisteren
- De kinderen kunnen uit een muziekfragment een opvallend detail isoleren.
1.3 Actief luisteren
- De kinderen kunnen met een minder expliciete begeleiding naar een muziekfragment
luisteren.
- De kinderen kunnen na het beluisteren van een muziekfragment hun indrukken
verwoorden.
2. Het auditief onderscheidingsvermogen vergroten
2.1 Geluiden herkennen, benoemen en erop reageren
- De kinderen kunnen een reeks geluiden of klanken benoemen en onthouden in welke
volgorde zij ze te horen kregen.
2.2 Klankkleuren onderscheiden (timbre)
- De kinderen kunnen in een goedgekozen muziekfragment de reeds gekende
muziekinstrumenten ontdekken en benoemen.
- De kinderen ervaren via goedgekozen muziekfragmenten de specifieke klankkleur van de
groepen instrumenten.
2.4 In muzieksfeer en intensiteit ontdekken
- De kinderen kunnen tijdens het beluisteren van een muziekfragment met kleur, lijn,
beweging, ... de sfeer weergeven.
3. Inzicht brengen in de vorm en klanktaal van de muziek
3.1 De vorm van de muziek
- De kinderen kunnen een gegeven melodisch signaal herkennen en erop reageren.
- De kinderen kunnen zelf in een lied of een muziekstuk een melodisch motief onderscheiden
en erop reageren.
4. Muziek leren plaatsen in een maatschappelijk kader
4.2 Vroeger en nu
- De leerlingen maken kennis met muziek van vroeger en met hedendaagse klassieke muziek.
LEERLIJN: MUZIEK VASTLEGGEN
2. Omgaan met vastgelegde muziek
2.1 Omgaan met klankbronnen
- De kinderen kunnen een klankbron, voorgesteld door een tekening, lezen en naar eigen
inzicht vocaal of instrumentaal reproduceren.
2.3 Omgaan met klankverloop
- De kinderen kunnen een klanktafereel, voorgesteld met tekeningen en/of woorden, lezen en
naar eigen inzicht vocaal of instrumentaal reproduceren.

6de leerjaar 24
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- De kinderen kunnen een klanktafereel, voorgesteld met afgesproken symbolen, lezen en


naar eigen inzicht vocaal of instrumentaal reproduceren.

Lesdoelen:
De leerlingen kunnen:
- klassieke muziek via GSM-beltonen;
- klassieke muziek waarderen;
- muziekinstrumenten benoemen;
- een beeldpartituur interpreteren;
- de muziek meevolgen a.d.h.v. een beeldpartituur;
- de Moldau situeren op de kaart;
- een gedichtje schrijven op Mà Vlast.

Beginsituatie:
De leerlingen kunnen en kennen:
- klassieke muziek: 3de kleuterklas, 1ste leerjaar, 3de leerjaar, GSM – beltonen, … ;
- klassieke stukken: Carnaval des Animaux, Peter en de Wolf;
- instrumenten van het symfonisch orkest;
- instrumenten bingospel 2de leerjaar tot 6de leerjaar.

Media:
- luister CD6 deel 1
- beeldpartituur (cd-rom: beeldpartituur.doc)
- werkbundel (cd-rom: werkbundel_klassieke muziek)
- prenten Moldau (cd-rom: Moldau in beeld.doc)
- prent Smetana (cd-rom: Smetana.doc)

Bijlagen:
- bijlage 5: Cd-inhoud
- bijlage 6: De Moldau: symfonisch gedicht
- bijlage 7: Smetana
- bijlage 8: Beeldpartituur
- bijlage 9: Correctiesleutel

Lesverloop
1. Introductie
Lees het volgende gedichtje:
Duizend druppels zwemmen
Achter duizend druppels aan
Vormen zo de golven
van de oceaan
Bespreek het gedichtje met de leerlingen:
- Welk soort tekst is dit?
- Ken je nog andere gedichten?

6de leerjaar 25
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- Heb je al van een symfonisch gedicht gehoord?

2. Instructie
2.1 Interpreteren van een beeldpartituur

Vertel dat een symfonisch orkest een gedicht is waarbij enkel muziek gebruikt wordt.
Het wordt gespeeld door een orkest. De componist heeft een muzikaal thema met
muzikale middelen beschreven.
Bekijk samen met de leerlingen de beeldpartituur:
- Wat zie je?
- Welke instrumenten zie je?
- Wat zie je allemaal op de tekeningen?
- Waarover denk je dat het zal gaan?
 Kom tot volgende delen:
• 2 bronnen ontspringen
• De jachtpartij
• De boerenbruiloft
• Dansende nimfen in het maanlicht
• St- Johannes watervallen
• De rivier op z’n breedst
 Noteer de onderdelen aan bord.
- Heb je al van de Moldau gehoord?
 Situeer Tsjechië en de Moldau op de kaart
- Denk je dat het een klassiek stuk zal zijn of een popnummer?

2.2 Luistermoment

Vertel de leerlingen dat ze een klassiek stuk te horen zullen krijgen. Laat hen tijdens
het beluisteren meevolgen op de beeldpartituur.

2.3 Bespreking

Bespreek met de leerlingen hun indrukken, gevoelens tijdens het beluisteren.


Kon ze de verschillende delen goed horen in de muziek?
Welke instrumenten hoorden ze?
 Bespreek elke thema afzonderlijk. Noteer hun indrukken aan bord.

3. Verwerking
3.1 Werkboekje

Vul samen met de leerlingen werkblad 5 en 6 in

3.2 Van symfonisch gedicht naar poëzie

Verdeel de klas in 6 groepjes van 3 tot 4 leerlingen:


- 2 bronnen ontspringen

6de leerjaar 26
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- De jachtpartij
- De boerenbruiloft
- Dansende nimfen in het maanlicht
- St- Johannes watervallen
- De rivier op z’n breedst
Laat elk groepje een gedichtje schrijven op een thema van de Moldau.
 Laat hen eerst noteren op een kladblaadje. Daarna kunnen ze alles netjes
noteren in het werkboek.
 Laat hen tijdens het schrijven de muziek opnieuw beluisteren.
De leerlingen hebben een aanzet met de woorden die aan bord staan.
Als de leerlingen klaar zijn laat de muziek opnieuw beluisteren en laat telkens 1
iemand van elk groepje het gedicht voorlezen:
- 2 bronnen ontspringen
- De jachtpartij
- De boerenbruiloft
- Dansende nimfen in het maanlicht
- St- Johannes watervallen
- De rivier op z’n breedst

6de leerjaar 27
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bordschema (suggestie)

2 bronnen ontspringen
- rustig
- vredig
- dromerig

De jachtpartij
- opgejaagd
- luid

De boerenbruiloft
- vrolijk
- blij

Dansende nimfen in het maanlicht


- geheimzinnig
- rustig
- vredig
- dromerig

Sint – Johannes watervallen


- snel
- gevaarlijk

De rivier op z’n breedst


- fier
- trots
- rustig

6de leerjaar 28
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 5:

cd-inhoud 6 deel 1:

34. Má vlast - Vltava Smetana 12:51

6de leerjaar 29
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 6:

De Moldau: symfonische gedicht


1. De componist

Bedřich Smetana (Litomyšl, 2 maart 1824 – Praag, 12 mei 1884) was een Tsjechisch
componist die vooral bekend werd door de cyclus van zes symfonische gedichten: Má Vlast
(mijn vaderland).
Bedřich Smetana werd geboren in Litomyšl als zoon van een brouwer. Op
jonge leeftijd speelde hij al piano en viool en speelde mee in het
familiestrijkkwartet. Ondanks de aanvankelijke bezwaren van zijn vader
studeerde hij muziek aan het Státní konservatori hudby v Praze in Praag.
Nadien kreeg hij een baan als muziekdocent bij een gegoede familie. In
1848 financierde Franz Liszt Smetana, zodat hij zijn eigen muziekschool
kon oprichten; nam Smetana deel aan demonstraties tegen de overheerser
Oostenrijk en trouwde met pianiste Kateřina Kolařová. Liszt introduceerde
hem ook bij muziekuitgeverij Kistner.
In 1856 ging Smetana naar Göteborg in Zweden waar hij het dirigeren
onderwees en kamermuziekrecitals gaf. Hij werd er ook dirigent van de Philharmonische
Gesellschaft. In 1859 vertrok Smetana weer naar Praag, omdat zijn vrouw niet tegen het
koude weer kon; ze overleed vlak na de terugkeer (19 april 1859) in Dresden. Hij hertrouwde
in 1860 met Bettina Fernandová; vertrok weer naar Zweden, maar kwam weer terug in 1861.
In 1863 opende hij opnieuw een muziekschool, deze keer om de Tsjechische muziek te
promoten. In 1866 werd hij dirigent van het Nationale Theater, om vooral Tsjechische opera's
uit te voeren. In 1874 werd hij in korte tijd doof, een symptoom van syfilis, maar hij ging
desondanks door met componeren. Má Vlast werd grotendeels geschreven na zijn doof
worden. Zijn eerste strijkkwartet, Uit mijn leven, is een autobiografisch werk dat de tinnitus
(*) uitbeeldt waaraan hij tijdens zijn doofheid leed. Als gevolg van de syfilis werd Smetana in
1883 geestesziek en hij werd in mei 1884 in een psychiatrische kliniek in Praag opgenomen,
waar hij een jaar later op 60-jarige leeftijd is overleden.
Smetana staat bekend als de eerste componist die muziek met een specifiek Tsjechisch
karakter componeerde. Veel van zijn opera's zijn gebaseerd op Tsjechische thema's, met als
bekendste De verkochte bruid uit 1866. Hij gebruikte veelal Tsjechische dansritmes en zijn
melodieën hebben wel wat weg van volksliedjes. Hij was van grote invloed op Antonín
Dvořák die op soortgelijke wijze Tsjechische thema's in zijn muziek verwerkte.

2. Symfonisch gedicht

Een symfonisch gedicht is een muzikaal werk voor orkest, waarbij de componist een
buitenmuzikaal thema met muzikale middelen beschrijft. Dat thema kan bijvoorbeeld een
(deel van een) sage of legende zijn, een schilderij of een landschap. Deze vorm van
programmamuziek speelt een belangrijke rol in de romantische muziek in de 19e eeuw. Ook
voor het ontstaan van de nationalistische school in de muziek is het symfonisch gedicht van
belang geweest.
Franz Liszt, die er dertien schreef, geldt als uitvinder van het genre en in elk geval als de
naamgever van de sinfonische Dichtung, die in het Duits ook Tondichtung heet. De laatste
term had de voorkeur van Richard Strauss, eveneens een componist waarvan een groot deel

6de leerjaar 30
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

van zijn belangrijkste werken tot dit genre wordt gerekend. Met terugwerkende kracht worden
ook werken van vóór Liszt als symfonisch gedicht aangeduid, bijvoorbeeld Berlioz' Roméo et
Juliette, dat van de componist de genreaanduiding "symphonie dramatique" kreeg.
Een symfonisch gedicht bestaat meestal uit slechts één deel. Wanneer de compositie uit
meerdere delen bestaat, spreekt men gewoonlijk van een suite in de romantische zin (dus niet
in de barokke zin) van het woord. Ook spreekt men wel van een symfonische cyclus, zoals bij
Smetana's Mijn vaderland.

3. Má Vlast

Má Vlast (betekenis: Mijn Vaderland) is een werk van zes symfonische gedichten door de
Tsjechische componist Bedřich Smetana.
In Má Vlast combineerde Smetana de vorm van het symfonisch gedicht -bedacht door Franz
Liszt-, met de idealen van de nationalistische muziek die men in Tsjechië kende in het einde
van de 19e eeuw. Elk gedicht beschrijft een aantal aspecten van het landschap, de
geschiedenis of de legendes van de Bohemen.
Vyšehrad
Het eerste gedicht, Vyšehrad (Het Hoge Kasteel), is geschreven vanaf september 1874 tot 18
november 1874. Het werk ging op 14 maart 1875 in première. Het symfonisch gedicht
beschrijft het kasteel Vyšehrad dat in Praag ligt. In het kasteel leefden verscheidene
Tsjechische koningen.
Het gedicht begint met het geluid van de harp van de hofzanger Luimir, waarna dit geluid
over gaat in het geluid van alle wapens in het kasteel. In het volgende stuk beschrijft Smetana
de geschiedenis van het kasteel, waarna we een mars horen. De harp klinkt weer, en we
worden weer herinnerd aan de schoonheid van het kasteel. Nu klinkt de rivier de Vltava,
waarna wordt afgesloten met wederom de klanken van de hofzanger Luimir op de harp.

Vltava
Het tweede gedicht, Vltava (De Moldau) is door Smetana geschreven tussen 20 november
1874 en 8 december 1874. De première was op 4 april 1875. Vltava is verreweg het bekendste
werk van Smetana. Vltava schetst een tocht door het Boheemse land, langs de Vltava. Aan het
begin beschrijft een snel thema op de fluit het geborrel van twee kleine bronnen. De
stroompjes vloeien samen en vormen het begin van de rivier. Er klinkt een bezielende en
beeldende melodie, waarachter de strijkers weer het geborrel van de twee kleine bronnen
laten horen. Terwijl de rivier de Vltava door het bos stroomt, imiteert de kopersectie van het
orkest het geluid van jachthoorns, en roept zo beelden op van een jacht die verderop in het
landschap plaatsvindt.
Daarna verandert de muziek in een polka, als de rivier langs een plek stroomt waar gasten
tijdens een bruiloft aan het dansen zijn. Vervolgens beelden de strijkers, met zacht spel, een
groepje mythologische waternimfen uit. Dan nadert de Vltava de hoofdstad Praag, de bekkens
slaan en de trommels roffelen als het water de stroomversnellingen van St. Jan boven de stad
bereikt. Het gedicht eindigt in een jubelende sfeer, als de Vltava door Praag heen stroomt en
zich dan samenvoegt met de Elbe.
In dit stuk "kleurde" Smetana de tonen om zo het geluid van de machtigste rivier van de
Bohemen, de Vltava, duidelijk te maken.
Smetana schreef over zijn compositie: "De compositie beschrijft de loop van de Vltava,
beginnend bij de twee kleine bronnen, waarna de samenkomst volgt. De Vltava komt door
bossen en weides, door het landschap waar boeren een bruiloft vieren , de dans van de
waternimfen in het maanlicht: op nabij gelegen rotsen prijken kastelen, paleizen en ruines. De

6de leerjaar 31
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Vltava stroomt St. Jans stroomversnellingen in, waarna hij wijder wordt en naar Praag
stroomt langs Vyšehrad. Dan verdwijnt hij magisch in de verte, eindend in de Elbe."

Šárka
Het derde gedicht, Šárka werd op 20 februari 1875 voltooid. Het gedicht is genoemd naar de
Amazonekoningin Šárka, die wraak zwoer jegens de moordenaars van Libuše. In dit sprookje
(en Smetana's symfonische gedicht) bind Šárka zichzelf vast aan een boom om zo als lokaas
te dienen en ze wacht aan de boom totdat ze zal worden gered door prins Ctirad. Ze wisselen
woorden en de prins wordt snel verliefd. Ze trouwen snel en ze deelt aan de moordenaars
drank uit. Wanneer ze in slaap vallen, schelt Šárka haar hoorn waarop de andere
Amazonevrouwen komen en alle moordenaars vermoorden.

Z českých luhů a hájů


Het vierde gedicht Z českých luhů a hájů (Uit Bohemens wouden en beemden) werd voltooid
op 18 oktober 1875. De première was op 10 december 1878.
De muziek begint dramatisch, maar verglijdt al spoedig in een lyrische sfeer, waarin vogels
zingen, bomen ruisen in de wind en waterstroompjes kabbelen. Dit op de achtergrond
kabbelende geluid wordt, net zoals in Vltava, door de strijkers uitgevoerd. Dan klinkt er een
statig thema, door de hoorns gespeeld, dat uitdrukking geeft aan het wezen van de natuur. Nu
hoort men de klanken van een polka, die de bevlogen volksdansen van de boeren weergeeft.
Tenslotte, met op de achtergrond het borrelend geluid van de waterstroom, komen alle thema's
uit het stuk bijeen, en de muziek eindigt met een majestueuze presentatie van het volledige
orkest, die een gevoel van opgewektheid en optimisme achterlaat.

Tábor
Het vijfde gedicht, Tábor werd voltooid op 13 december 1878 en ging in première op 4
januari 1880. Het gedicht handelt over de stad Tábor, die in het zuiden van Bohemen ligt en
een belangrijke geografische rol had in de Hussietenoorlog.

Blaník
Het zesde gedicht, Blaník werd voltooid op 9 maart 1879 en ging tegelijk met Tábor in
première op 4 januari 1880. Beide gedichten hangen tevens sterk met elkaar samen. Ze
handelen beiden over de oorlogen in de 15e eeuw, waarbij de Hussieten, volgelingen van de
kerkhervormer Jan Hus, hun religieuze overtuigingen bevochten.
Het verhaal van Blaník begint op het moment dat de Hussieten een nederlaag hebben geleden
en zich terugtrekken op de berg Blaník. Volgens de overleveringen vielen ze daar in slaap, in
afwachting van het moment dat ze weer voor hun vaderland moesten vechten. Smetana maakt
hier, net als in Tábor, gebruik van de hymne van de Hussieten, 'Gij strijders voor God', om de
tocht van de ridders naar de berg Blaník met een thema, door het orkest in hoog tempo
uitgevoerd, te begeleiden.
Eeuwen later, terwijl de ridders slapen, klinkt op de berghellingen de fluit van een
herdersjongen. Een hoorn antwoordt dat de ridders nog altijd bereid zijn voor het vervolg van
de strijd. Tenslotte keren thema's terug uit Vyšehrad, het eerste gedicht van Má Vlast. Deze
thema's vertegenwoordigen een nationaal symbool van de Tsjechen - de rots Vyšehrad,
gelegen aan de Moldau (Vltava), in Praag - en, met hun edele en majesteitelijke akkoorden (*)
, de glorie van Bohemen.

6de leerjaar 32
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Leuke weetjes …
• Toen Smetana het eerste symfonisch gedicht Vyšehrad schreef was hij al helemaal
doof. Smetana was doof geworden door de aandoeningen van syfilis. Dit betekent
dat Smetana heel Má Vlast heeft geschreven terwijl hij doof was.
• In 2002, bij de overstroming van de Moldau begon Bar Le Duc-water juist een
reclamereeks met deze muziek (lekker water) en met name Vltava eerst met het
hoofdthema en daarna met een andere gedeelte uit Vltava (dansende pakke water).
• Ook Saint Saëns, gekend van Carnaval des Animaux (1ste leerjaar) schreef een
symfonisch gedicht, Danse Macabre of de Dodendans. De muziek heb je misschien
wel al eens gehoord in de Efteling.

4. Het verloop van de Moldau

4.1 De 2 bronnen van de Moldau (0:00 – 3:00)

De componist schildert in de muziek, hoe de Moldau uit twee kleine bronnen ontspringt, van
welke de ene stoeiend en snel in hoge, de andere rustiger in donkerder toonkleuren voort
huppelt. Dit wordt prachtig uitgebeeld door de fluit en de klarinet, die elkaar eerst afwisselen
om later samen te gaan spelen, geholpen door "pizzicatoviolen".
Beide bronnen verenigen zich tot een stroompje, dat allengs tot een beek aangroeit. Deze
dringt een woud binnen en doorstroomt het, onder het geheimzinnig ruisen van de bomen en
de geur van het moeras en de bosbloemen. De strijkers zijn nu "sterker" en af en toe hoor je
pauken, het koper en onmiskenbaar de triangel. Dit is het bekendste stukje van "De Moldau".
Je hebt het vast wel eens gehoord.

6de leerjaar 33
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

(het thema hoor je ongeveer na 1 minuut)

4.2 De jachtpartij (3:00 – 4:00)

Uit de verte hoort men waldhoorns en jachtgewoel. Let op de Franse hoorns. Bosbeekjes
voeden hem onderweg en sterker verlaat hij het bos en stuwt zich kronkelend en schuimend
voort door een vruchtbare streek, langs eenzame boerderijen, die hun daken laten
weerspiegelen in zijn stroom.

4.3 De boerenbruiloft (4:00 – 5:45)

Hij slingert zich door een dorpje, met aan de oever het vrolijke geluid van een Tsjechische
bruiloft. Je merkt dat aan de muziek, die na een aantal "trotse" paukslagen en wervelende
violen plotseling een vrolijk snel en licht gespeeld melodietje laat horen, waarbij de pauken
heel strak de maat aangeven. Dan ( na een korte stilte) een lange klarinettoon. De fluit en de
harp voegen zich er al gauw bij in een "geheimzinnig door elkaar wervelende melodie. Het
wordt donker...

6de leerjaar 34
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

4.4 Dansende nimfen in het maanlicht (5:45 – 8:20)

De avondzon verlicht de horizon, het gejubel van het bruiloftsfeest verstomt, de maan komt
op en langs de zilveren draden van haar lichtende spinsels stijgen uit de stroom elfen en
nimfen op voor hun nachtelijke spel, waardoor zij ongelukkige jongelingen met een verliefd
hart in het verderf lokken. Verder werkt de Moldau zich, voorbij de donkere ruïnes van een
burcht, somber en verzonken in de herinnering aan vroegere macht en pracht.

6de leerjaar 35
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

4.5 Sint-Johannes watervallen (8:20 - 10:45)

Verder glijdt de Moldau naar de St. Johannes watervallen welker maalstroom door een storm
opgezweept wordt. De Moldau wordt hier tot in haar donkerste diepte omgewoeld. Het hele
orkest ("tutti" staat er dan in de partituur) neemt deel aan de strijd tegen deze
stroomversnelling, zoals indertijd toen dit prachtige stukje natuur nog niet had plaatsgemaakt
voor een stuwdam en het Stechowice stuwmeer en de houtvlotters hier al hun krachten
moesten bundelen om deze gevaarlijke wilde stroomversnelling de baas te blijven. In de
muziek komt het gieren van de wind in combinatie met het beuken van de golven heel
duidelijk naar voren.

6de leerjaar 36
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

4.6 De Moldau op z’n breedst ( 10: 45 – 12:51)

De storm luwt langzamerhand.


De muziek wordt rustig en de hoofdmelodie klinkt nu in een stralende majeur. Majestueus is
de Moldaustroom en in deze kracht stroomt zij door naar Praag, waar zij wordt verwelkomd
door het eeuwenoude Vysehrad , een
enorme rotsvesting bij Praag

In Praag is de Moldau het machtigst. Zij stroomt dwars door de stad met zijn tientallen
paleizen, kerken en kathedralen onder een 7-tal bruggen door, waarvan de "Karlov Most"
(Karels Brug) uit de 14de eeuw met zijn 30 standbeelden, kraampjes van kunstschilders en
diverse artiesten een attractie op zich vormt. Vandaar echter ijlt zij haar graf ( De Elbe)
tegemoet. Toen Smetana, die in 1874 toen hij begon aan "De Moldau", al behoorlijk doof was,
de laatste noten van de partituur genoteerd had schreef hij daarbij "Ik ben volledig doof".

6de leerjaar 37
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

6de leerjaar 38
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 7: (zie cd-rom: Smetana.doc)

6de leerjaar 39
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 8: (zie cd-rom: werkbundel_klassieke muziek.doc)

6de leerjaar 40
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 9: (zie cd-rom: Moldau in beeld.doc)

6de leerjaar 41
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 10:correctiesleutel (zie cd-rom:werkbundel_klassieke muziek_correctie.doc)

6de leerjaar 42
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Muziek beleven (bekijken)

LES 3

6de leerjaar 43
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Onderwerp: Muziek beleven (bekijken).

Domein: Muzische vorming.

Leerplandoel(en)
DOMEIN MUZIEK
LEERLIJN: MUZIEK BELUISTEREN
1. De luisterhouding verbeteren
1.2 Actiefgericht luisteren
- De kinderen kunnen uit een muziekfragment een opvallend detail isoleren.
1.3 Actief luisteren
- De kinderen kunnen met een minder expliciete begeleiding naar een muziekfragment
luisteren.
- De kinderen kunnen na het beluisteren van een muziekfragment hun indrukken verwoorden.
2. Het auditief onderscheidingsvermogen vergroten
2.1 Geluiden herkennen, benoemen en erop reageren
- De kinderen kunnen een reeks geluiden of klanken benoemen en onthouden in welke
volgorde zij ze te horen kregen.
2.2 Klankkleuren onderscheiden (timbre)
- De kinderen kunnen in een goedgekozen muziekfragment de reeds gekende
muziekinstrumenten ontdekken en benoemen.
- De kinderen ervaren via goedgekozen muziekfragmenten de specifieke klankkleur van de
groepen instrumenten.
2.4 In muzieksfeer en intensiteit ontdekken
- De kinderen kunnen tijdens het beluisteren van een muziekfragment met kleur, lijn,
beweging, ... de sfeer weergeven.
3. Inzicht brengen in de vorm en klanktaal van de muziek
3.1 De vorm van de muziek
- De kinderen kunnen een gegeven melodisch signaal herkennen en erop reageren.

6de leerjaar 44
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- De kinderen kunnen zelf in een lied of een muziekstuk een melodisch motief onderscheiden
en erop reageren.
3.2 De klanktaal van de muziek
- De kinderen ervaren bij muziekactiviteiten:
* verschillen in dynamiek (zacht - piano, luid - forte)
* variaties in intensiteit (Cressendo- decressendo)
* verschillen in speelwijze
- De kinderen ervaren via goedgekozen fragmenten de instrumenten van de 4 hoofdgroepen
in het orkest (strijkers, houtblazers, koperblazers, slaginstrumenten)
4. Muziek leren plaatsen in een maatschappelijk kader
4.2 Vroeger en nu
- De leerlingen maken kennis met: muziek van vroeger en met hedendaagse klassieke muziek.
Lesdoelen:
De leerlingen kunnen:
- klassieke muziek waarderen;
- muziekinstrumenten benoemen;
- muziekinstrumenten ordenen volgens familie;
- muziekinstrumenten en klankbronnen verkennen;
- een voorkeur voor een bepaald instrument verwoorden.

Beginsituatie:
De leerlingen kunnen en kennen:
- klassieke muziek via GSM-beltonen;
- muziekinstrumenten uit de bingospelen;
- Carnaval des Animaux (1ste leerjaar);
- Peter en de Wolf (3de leerjaar);
- operamuziek (5de leerjaar);
- de Moldau.

Media:
- werkbundel (cd-rom: werkbundel_klassieke muziek.doc)
- beeldfragmenten (DVD 6)

Bijlagen:
- bijlage 11: correctiesleutel

Lesverloop
1. Introductie
Laat de leerlingen het gedicht van de Moldau voorlezen.
Vandaag maken de leerlingen kennis met de instrumenten van de klassieke muziek en
met klassieke muziek.

6de leerjaar 45
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

2. Instructie
2.1 Mozart- Adiemus - Beethoven

Bekijk het 1ste 3 fragmenten met de leerlingen:


- Geef hen de opdracht goed naar de instrumenten te kijken.
- Wie staat er vooraan op het podium.
- Wat vinden de leerlingen van deze muziek?
- Hebben de leerlingen deze muziek al eerder gehoord?
- Kennen de leerlingen Mozart, Adiemus, Beethoven?
- Kennen de leerlingen nog andere muziekstukken van Mozart, Adiemus,
Beethoven?
- Worden overal dezelfde instrumenten gebruikt.
2.2 Rossini – Mini & Maxi

Soms wordt klassieke muziek uitgevoerd in toneelvorm of worden er grapjes uitgehaald


tijdens de uitvoering.
Bekijk fragment 4 en 5.
- Waar speelt het 4de fragment zich af?
- Welke muziekinstrumenten zien de leerlingen en waar zien ze deze
muziekinstrumenten op het podium?
- Wat vinden de leerlingen van fragment 5?

2.3 Bespreking

Wat zijn de indrukken van de leerlingen?


Kunnen de leerlingen klassieke muziek appreciëren?
Vraag nogmaals aan de leerlingen welke instrumenten ze gezien hebben en waar ze
zaten.
Probeer de instrumenten te plaatsen in een bordschema. (zie suggestie bordschema)

3. Verwerking
Vul tot slot samen met de leerlingen werkblad 7 in
- Een symfonisch orkest bestaat uit:
• dirigent
• strijkers
• houtblazers
• koperblazers
• slagwerk
- Indeling klassieke muziek:
• de oudheid
• de middeleeuwen
• renaissance
• barok
• classicisme
• romantiek

6de leerjaar 46
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

• muziek van de 20ste eeuw

Bordschema (suggestie)

slagwerk

strijkers

DIRIGENT

6de leerjaar 47
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 11: correctiesleutel (zie cd-rom:werkbundel_klassieke muziek_correctie.doc)

6de leerjaar 48
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte

6de leerjaar 49
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

LES 4

Onderwerp: Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte: Klassieke muziek.

Domein: Muzische vorming/ wereldoriëntatie.

6de leerjaar 50
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Leerplandoel(en)
DOMEIN MUZIEK
LEERLIJN: MUZIEK BELUISTEREN
1. De luisterhouding verbeteren
1.2 Actiefgericht luisteren
- De kinderen kunnen uit een muziekfragment een opvallend detail isoleren.
1.3 Actief luisteren
- De kinderen kunnen met een minder expliciete begeleiding naar een muziekfragment
luisteren.
- De kinderen kunnen na het beluisteren van een muziekfragment hun indrukken verwoorden.
2. Het auditief onderscheidingsvermogen vergroten
2.1 Geluiden herkennen, benoemen en erop reageren
- De kinderen kunnen een reeks geluiden of klanken benoemen en onthouden in welke
volgorde zij ze te horen kregen.
2.2 Klankkleuren onderscheiden (timbre)
- De kinderen kunnen in een goedgekozen muziekfragment de reeds gekende
muziekinstrumenten ontdekken en benoemen.
- De kinderen ervaren via goedgekozen muziekfragmenten de specifieke klankkleur van de
groepen instrumenten.
2.3 Klanken vergelijken naar sterkte, duur en hoogte
- De kinderen ervaren klanksterkte (zacht/luid), kunnen ze bewust waarnemen en er gepast
op reageren.
- De kinderen kunnen de verschillen in klanksterkte aanwenden in een klankspel, na
waarnemen van duidelijke tegenstellingen.
2.4 In muzieksfeer en intensiteit ontdekken
- De kinderen kunnen tijdens het beluisteren van een muziekfragment met kleur, lijn,
beweging, ... de sfeer weergeven.
3. Inzicht brengen in de vorm en klanktaal van de muziek
3.1 De vorm van de muziek
- De kinderen kunnen een gegeven melodisch signaal herkennen en erop reageren.
- De kinderen kunnen zelf in een lied of een muziekstuk een melodisch motief onderscheiden
en erop reageren.
3.2 De klanktaal van de muziek
- De kinderen ervaren bij muziekactiviteiten:
* verschillen in dynamiek (zacht - piano, luid - forte)
* variaties in intensiteit (Cressendo- decressendo)
* verschillen in speelwijze
- De kinderen ervaren via goedgekozen fragmenten de instrumenten van de 4 hoofdgroepen
in het orkest (strijkers, houtblazers, koperblazers, slaginstrumenten)
4. Muziek leren plaatsen in een maatschappelijk kader
4.2 Vroeger en nu
- De leerlingen maken kennis met: muziek van vroeger en met hedendaagse klassieke muziek.
LEERLIJN: MUZIEK VASTLEGGEN

6de leerjaar 51
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

1. Zelf muziek vastleggen


1.1 De klankbron vastleggen
- De kinderen kunnen bij een geluid een passende afbeelding plaatsen.
1.2 De klankeigenschappen vastleggen
- De kinderen kunnen de muzikale tegenstellingen hard, zacht herkennen, grafisch weergeven
en verwoorden.
- De kinderen kunnen de muzikale tegenstelling langzaam, snel herkennen, grafisch
weergeven en verwoorden.
2. Omgaan met vastgelegde muziek
2.2 Omgaan met klankeigenschappen
- De kinderen kunnen een klankeigenschap, voorgesteld door een symbool, lezen en naar
eigen inzicht vocaal of instrumentaal reproduceren.
DOMEIN WERLEDORIENTATIE
LEERLIJN: TIJD
56. De leerlingen kunnen jaartallen op een eeuwenband aanduiden.
59. De leerlingen kennen de grote periodes uit de geschiedenis
61. De leerlingen kunnen het onderscheid verwoorden tussen een mening over een historisch
feit en het feit zelf.
63. De leerlingen betonen belangstelling voor het verleden, heden en toekomst, hier en
elders.

Lesdoelen:
De leerlingen kunnen:
- klassieke muziek waarderen;
- muziekinstrumenten benoemen;
- muziekinstrumenten ordenen volgens familie;
- perioden in de muziekgeschiedenis linken aan de periode in de algemene
geschiedenis;
- muziekfragmenten beluisteren;
- opvallende details halen uit de muziek;
- componisten en muziekstukken benoemen;
- hun mening verwoorden;
- a.d.h.v. een prent muziekinstrumenten benoemen;
- prenten en schilderijen benoemen;
- woorden opzoeken in een woordenboek.

Beginsituatie:
De leerlingen kunnen en kennen:
- klassieke muziek via GSM-beltonen;
- muziekinstrumenten uit de bingospelen;
- Carnaval des Animaux (1ste leerjaar);
- Peter en de Wolf (3de leerjaar);
- operamuziek (5de leerjaar);
- de Moldau;
- beelden van klassieke muziek.

Media:
- werkbundel (cd-rom: werkbundel_klassieke muziek)
- prenten klassieke muziek (cd-rom: zie map muziekstijlen)

6de leerjaar 52
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- prent Smetana (cd-rom: Smetana.doc)


- cd-speler
- tijdsbalk
- luister CD6 deel 1
- luister CD6 deel 2
- DVD 6

Bijlagen:
- bijlage 12: middeleeuwen
- bijlage 13: renaissance
- bijlage 14: barok
- bijlage 15: classicisme
- bijlage 16: romantiek
- bijlage 17: 20ste eeuw
- bijlage 18: cd-inhoud
- bijlage 19: correctiesleutel
- bijlage 20: geschiedenis klassiek muziek

Lesverloop
Tijdens deze lessen is het belangrijk dat je veel vertelt en je de leerlingen
laat vertellen.
Elke componiste probeert zijn verhaal te vertellen in de muziek. Elke
componist heeft een eigen karakter, zoals vele popartiesten dat hebben.
Beluister voldoende de muziek.
Een les die niet afgerond is kan perfect de les daarna verder gegeven
worden.

DEEL 1:

1. Introductie
Laat de leerlingen werkblad 8 invullen:
- woordzoeker;
- woorden opzoeken in het woordenboek.

2. Instructie
Verbeter samen met de leerlingen werkblad 8.
Bespreek met de leerlingen:
- Wanneer is muziek uitgevonden?
- Hoe oud is muziek?
- Welke muziekstijlen kennen de leerlingen?
- Wat vinden de leerlingen van klassieke muziek?
Lees en bespreek samen met de leerlingen werkblad 9:
- Welke instrumenten zouden er toen gebruikt zijn?

6de leerjaar 53
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- Hoe zou de muziek klinken?


 Noteer telkens de antwoorden aan bord.

3. Verwerking
Laat de leerlingen de “oudheid” op de tijdsbalk van werkblad 9 inkleuren in het
blauw.
Laat de leerlingen rond de kader muziekinstrumenten tekenen uit de oudheid.

Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte

6de leerjaar 54
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

LES 5

Lesverloop
DEEL 2:

1. Introductie
Beluister met de leerlingen het volgende fragment:

6de leerjaar 55
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- “Salve Sanctus Parens” (CD6 deel 1: nr 33)


 Het stuk mag volledig beluisterd worden of een deel ervan, het is de bedoeling
dat de leerlingen een beeld krijgen van de middeleeuwse muziek.
- Laat de leerlingen hun indrukken verwoorden.

2. De middeleeuwen
Bespreek het muziekfragment met de leerlingen:
- Herkennen ze deze muziek?
- Waar zou je deze muziek nu nog kunnen horen?
- In welke taal is het lied gezongen?
- Worden er muziekinstrumenten gebruikt?
Vertel de leerlingen dat in de oudheid de muziek vaak een godsdienstig karakter had.
In de middeleeuwen was dit niet anders. De muziek die werd gecomponeerd, werd in
het Latijn gezongen. De middeleeuwse liederen werden vocaal gezongen, dit wel
zeggen dat er alleen gezongen wordt en geen instrumenten gebruikt worden.
Deze muziek heeft een speciale naam, gregoriaans. Deze muziek is genoemd naar
Paus Gregorius, hij heeft als eerste de noten een naam gegeven. Vanaf nu konden de
mensen muziek gaan schrijven of componeren: C, D, E, F, G, A en B:
 Kennen de leerlingen deze benaming van noten?
 In de popmuziek worden deze benamingen nog gebruikt.
 Illustreer met prenten.
Later gaf Guido Van Arezzo de noten de benaming die we vandaag gebruiken. Hij
bedacht ook de solsleutel zodat alle muziek hetzelfde zou klinken.
 Laat de leerlingen de notennamen opsommen.
 Laat de leerlingen een solsleutel tekenen aan bord.
 Illustreer met prenten.
Vandaag wordt het gregoriaans nog steeds gezongen in de kerk. Maar ook bepaalde
gregoriaanse zangers halen hun inspiratie uit de popmuziek.
 beluister “Imagine” van The Beatles. (CD6 deel 1: nr 32)
 beluister “Imagine” in het gregoriaans. (CD6 deel 1: nr 31)
Bekijk samen met de leerlingen werkblad 10 en 11:
- Kleur de middeleeuwen op de tijdsbalk in het groen.
- Vul werkblad 10 – 11 in samen met de leerlingen.
 Eventueel kan het lied op werkblad 10 aangeleerd worden.

3. De renaissance
Bekijk met de leerlingen werkblad 12 en 13:
- Laat de leerlingen de renaissance situeren op de tijdsbalk.
- Kleur de renaissance in het geel op de tijdsbalk.
- Hebben de leerlingen al gehoord van de renaissance?
- Zoek het woord renaissance op in het woordenboek.
Beluister met de leerlingen het volgende fragment:
- “Malle Sijmen” (CD6 deel 2: nr 12)
 Het stuk mag volledig beluisterd worden of een deel ervan, het is de bedoeling
dat de leerlingen een beeld krijgen van de renaissance.
- Laat de leerlingen hun indrukken verwoorden.
Bespreek het muziekfragment met de leerlingen:

6de leerjaar 56
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- Herkennen ze deze muziek?


- Waar zou je deze muziek nu nog kunnen horen?
- Horen de leerlingen 1 melodie of meerdere?
- Welk instrument herkennen ze?
 Dit instrument, orgel, is de muzikale uitvinding van de renaissance.
 Er zijn verschillende melodieën te horen.
Beluister met de leerlingen het volgende fragment:
- “Psalm 2” (CD6 deel 2: nr 13)
 Het stuk mag volledig beluisterd worden of een deel ervan, het is de bedoeling
dat de leerlingen een beeld krijgen van de renaissance.
- Laat de leerlingen hun indrukken verwoorden.
Bespreek het muziekfragment met de leerlingen:
- Herkennen ze deze muziek?
- Waar zou je deze muziek nu nog kunnen horen?
- Horen de leerlingen 1 melodie of meerdere?
- In welke taal werd er gezongen?
- Weten de leerlingen wat een psalm is?
 Belangrijk is dat de leerlingen horen dat er meerstemmig gezongen wordt.
 Er wordt in het Latijn gezongen, maar tijdens de renaissance wordt er ook al in
eigen taal gezongen.
 Het godsdienstig karakter is nog steeds aanwezig in de muziek: Latijn en
orgelmuziek.
Lees werkblad 12 en 13 met de leerlingen en vul de werkbladen aan:
- Geef aandacht aan J.P. Sweelinck hij wordt in de volgende lessen nog dikwijls
vernoemd.
- Renaissance is de muziek van de vernieuwingen:
• Meerstemmige muziek.
• Instrumentale muziek.

Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte

6de leerjaar 57
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

LES 6

Lesverloop
DEEL 3:

1. Introductie
Beluister met de leerlingen het volgende fragment:

6de leerjaar 58
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

- “Malle Sijmen” (CD6 deel 2: nr 12)


- Laat de leerlingen raden of het een muziekstuk is uit de middeleeuwen of de
renaissance:
 Orgel is een uitvinding uit de renaissance.
 De muziek klinkt meerstemmig, dus renaissance
- Weten ze nog wie het geschreven heeft?
 Jan Pieterszoon Sweelinck
- Kon men in Italië dit stuk ook al spelen?
 Ja, in de renaissance kon men al drukken. Dus een partituur kon gedrukt
worden en naar andere landen verspreid worden.

2. Barok
Toon enkele prenten, schilderijen uit de barokperiode:
- Hoe zien de mensen eruit?
- Hoe ziet het haar van deze mensen eruit?
- De kledij?
- De omgeving?
 Kom tot de vaststelling dat alles versierd is.
Vertel dit schilderijen uit de periode van de versieringen zijn. Alles in die periode was
versierd. Hun schilderijen, de mensen en ook de muziek.
Beluister met de leerlingen het volgende fragment:
- “Lente” uit de Vier Jaargetijden (CD6 deel 2: nr 5)
 Laat de leerlingen het seizoen raden.
- Laat de leerlingen hun indrukken verwoorden.
 De muziek klinkt uitbundig en feestelijk.
Bespreek het muziekfragment met de leerlingen:
- Herkennen ze deze muziek?
- Ondervinden de leerlingen dat de muziek meer versierd is?
- Welke instrumenten herkennen de leerlingen?
 Viool, altviool, cello, contrabas, harp.
Vertel de leerlingen dat de 4 jaargetijden geschreven werd door Vivaldi, een Italiaans
componist. Naast de 4 Jaargetijden schreef hij ook vele opera’s.
 Opera is de uitvinding van de barok!
Vraag de leerlingen of ze ooit al gehoord hebben van Bach. Bach was een componist
uit Duitsland. Een groot deel van zijn inspiratie haalde hij uit de muziek van J.P.
Sweelinck. Ook veel werken van Vivaldi, heeft Bach gebruikt om orgelmuziek van te
maken.
 Maak de link met de muziek van vandaag. Vandaag zijn er veel popgroepen die
elkaars hits gaan zingen.
 Wat denken de leerlingen daarover?
Beluister tot slot het muziekfragment van Bach:
- “Toccata E Fuga” (CD6 deel 2: nr 4)
 Het stuk mag volledig beluisterd worden of een deel ervan, het is de bedoeling
dat de leerlingen een beeld krijgen van de barok.
Lees werkblad 14 en 15 met de leerlingen en vul de werkbladen aan:
- Kleur de barok op de tijdsbalk in het geel
- Barokmuziek klinkt feestelijk en uitbundig.
- Opera is de uitvinding van de barokperiode.

6de leerjaar 59
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

3. Classicisme
Beluister met de leerlingen het volgende muziekfragment:
- A vous dirai je maman ! (CD6 deel 2: nr 11)
 Welk kinderliedje herkennen de leerlingen ?
Bespreek het muziekfragment met de leerlingen:
- Herkennen ze deze muziek?
- Weten ze wie het geschreven heeft?
 Mozart.
- Merken de leerlingen dat de muziek minder versierd is?
- Welke instrumenten hebben de leerlingen gehoord.
 De piano is de uitvinding uit de periode van het classicisme.
- Beluister het lied nogmaals en laat de leerlingen “ Altijd is Kortjakje” meezingen.
 Altijd is Kortjakje ziek.
Midden in de week maar 's zondags niet . (2x)
 's Zondags gaat zij naar de kerk
Met een boek vol zilverwerk
 Altijd is Kortjakje ziek.
Midden in de week maar 's zondags niet .
Vertel dat veel mensen denken dat Mozart “Altijd is Kortjakje ziek” heeft geschreven.
Maar dit is niet waar. Veel andere componisten hebben dit melodietje in hun muziek
zitten. (bv. Smetana in Carnaval des Animaux, 1ste leerjaar). Dit was één van Mozart’s
eerste werken. Hij was amper 6 jaar. Op die leeftijd kon hij al perfect piano spelen.
 Laat de leerlingen de leeftijd van Mozart raden toen hij “A vous dirai je
maman !” schreef.
 Nog een leuk weetje is, dat Mozart een hekel had aan trompetten. De
trompetten van toen, zijn nog niet de trompetten van nu.
 Kennen de leerlingen nog muziek van Mozart?
(De speelgoedsymfonie is van Leopold Mozart, de vader van Mozart)
• De Toverfluit (5de leerjaar)
• Requiem
• Don Giovanni
• Le Nozze di Figaro (DVD)
• …
Zeg dat na de barok de meeste mensen rustigere muziek wilde horen. Minder
versieringen in de muziek. Gewoon muziek om van te genieten. Opnieuw gingen
componisten inspiratie gaan zoeken in de klassieke oudheid, Grieken en Romeinen. Al
snel ontstonden er verschillende soorten muziek: symfonieën, concerto’s en
strijkkwartetten.
- Wat verstaan de leerlingen onder symfonieën, concerto’s en strijkkwartetten.
 symfonie: meestal vierdelig muziekstuk voor orkest
 concerto: een muziekstuk waarbij verschillende groepen spelen met elkaar
 strijkkwartet: een muziekstuk voor strijkers
- Uit hoeveel en welke instrumenten bestaat een strijkkwartet?
 2 violen, altviool, cello.
Deze muziekvormen van toen zijn te vergelijken met de verschillende muziekgenres in
de popmuziek.

6de leerjaar 60
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Ook heel wat popartiesten hebben inspiratie gehaald van componisten uit deze tijd:
- Beluister “Sad but true” (CD6 deel 2: nr 10)
 Is dit klassieke muziek?
 Kennen de leerlingen de popgroep? (En Vogue)
 Kennen de leerlingen de componist die het geschreven heeft? (Beethoven)
- Beluister “Mondscheinsonate” van Beethoven (CD6 deel 2: nr 9)
 Laat de leerlingen verschillen, overeenkomsten,… verwoorden.
 Aan welke versie geven de leerlingen hun voorkeur.
- Ook nog andere nummers van Beethoven hebben hun weg gevonden naar de
popmuziek:
 Beluister “Fur Elise Jazz Variations” en “Fur Elise)
(CD6 deel 2: nr 6 en 7)
 Daag de leerlingen uit om tegen de volgende les een lijstje te maken met
popnummers die gebaseerd zijn op klassieke muziek. Dit kan thuis of in de
klas gedaan worden. (Dit is geen verplichte taak, op het internet zijn er
verschillende lijsten van popnummers te vinden)
http://www.nationmaster.com/encyclopedia/List-of-popular-songs-based-on-
classical-music#2000s
Beethoven en Mozart hebben elkaar ontmoet in Wenen. Wenen was de belangrijkste
stad in Europa voor de klassieke muziek. Als je het wilde maken als componist moest
je naar Wenen gaan.
 Welke stad, land zou vandaag belangrijk zijn voor de muziekwereld?
Vul tot slot werkbladen 16 en 17 in:
- Kleur classicisme op de tijdsbalk in het geel.
- 3 nieuwe muziekvormen:
• symfonie
• concerto
• strijkkwartet
- Muziek van Beethoven:
• Fur Elise
• 3de symfonie van Beethoven
• 9de symfonie van Beethoven
- Wenen is het muziekcentrum van Europa.

Muziekstijlen situeren in tijd en ruimte

6de leerjaar 61
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

LES 7

Lesverloop
DEEL 4:

1. Introductie

6de leerjaar 62
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Laat de leerlingen vertellen wat ze onthouden hebben uit de vorige les:


- componisten,
- muziekstijlen;
- klassieke stukken.
Bespreek met de leerlingen welke popnummers ze gevonden hebben die gebaseerd
zijn op klassieke muziek.

2. Romantiek
Schrijf het woord romantiek aan bord:
- Waaraan denken de leerlingen?
- Wat verstaan de leerlingen onder romantische muziek?
- …
Vertel dat romantiek ook een muziekstijl is van de nieuwe tijden.
 Situeer op de tijdsbalk.
Beluister met de leerlingen de volgende muziekstukken:
- “ Grace Kelly” (CD6 deel 2: nr 14)
 Vertel de leerlingen dat Grace Kelly van MIKA gebaseerd is op “Largo al
factotum” (CD6 deel 2: nr
17)
 Bespreek met de leerlingen:
• Zijn er overeenkomsten?
• Wat zijn de verschillen?
• Herkennen ze de melodie in beide stukken.
• Aan welk muziekstuk geven de leerlingen hun voorkeur?
Mensen uit de romantiek waren de mensen van het gevoel, dromers,… Er werd
opnieuw gesleuteld aan bepaalde instrumenten. Zo kregen de trompet en de hoorn hun
vorm zoals we die vandaag kennen. Deze instrumenten werden dan ook toegevoegd
aan het orkest. Door de vernieuwingen van deze instrumenten is er ook een nieuw
instrument geboren, de saxofoon.
Ook in de muziek deden de componisten hun best om hun muziek dromerig en
gevoelig te maken. Ze doen dit door fantasie in hun muziek te steken of te componeren
rond een volksmuziekstuk.
Een volksmuziek kennen de leerlingen al, de Moldau van Smetana.
 Laat de leerlingen kort het verloop van de Moldau vertellen.
Een andere componist die vooral fantasierijke muziek heeft geschreven was Saint
Saëns. Hij heeft “Carnaval des Animaux” geschreven. Dit muziekstuk schreef hij uit
protest. Met dit muziekstuk wilde hij eigenlijk de andere componisten uit zijn tijd
belachelijk maken.
 Laat de leerlingen “Carnaval des Animaux” vertalen.
 Beluister de “Koekoek” (CD6 deel 2: nr 16)
• Laat de leerlingen raden om welk dier het gaat.
• Beluister het fragment een 2de keer en laat hen de koekoeksroepen
tellen. (21 keer)
Lees tot slot werkblad 18 en vul aan:
- Kleur de romantiek op de tijdsbalk in het geel.
- Beluister “ Dance Macarbe”.
- De muziek wordt geïnspireerd door gevoel en fantasie.

6de leerjaar 63
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

3. Muziek van de 20ste eeuw


De muziek van de 20ste eeuw worden alle regels over boord gegooid. Ineens zijn er
verschillende muziekstijlen, o.a. de popmuziek. Maar er zijn ook verschillende
muziekstijlen binnen de klassieke muziek.
Muziek moet niet meer dromerig, feestelijk, uitbundig,… klinken. Iedereen doet zijn
eigen zin.
Beluister met de leerlingen het volgende muziekfragment:
- “King Oedipus - Instrumental Commentary” (CD6 deel 2: nr 1)
 Hoe klinkt de muziek? (vals!)
 Wat vinden de leerlingen van deze muziek, kan je dit muziek noemen?
 Kennen de leerlingen een woord waarbij verschillende instrumenten door
elkaar spelen en elk iets anders spelen? (kakofonie)
Sommige componisten herhalen hun muziek heel de tijd.
Beluister de “Bolero” van Ravel: (CD6 deel 2: nr 2)
- Hebben de leerlingen dit muziekstuk al eerder gehoord?
- Welke instrumenten horen de leerlingen?
• trommels
• dwarsfluit
• klarinet
• hobo
• fagot
- Horen de leerlingen dat de melodie telkens terug komt?
 Dit is een ingekorte versie van de Bolero, het volledige muziekstuk duurt en
kwartier.
 Ravel schreef dit stuk enkele jaren voor zijn dood. Er wordt gezegd dat Ravel
Alzheimer had tijdens het schrijven van dit muziekstuk. Waarschijnlijk schreef
hij telkens opnieuw hetzelfde melodietje zonder dat hij dit door had.
Bekijk met de leerlingen het stukje op de DVD van de Orff-instrumenten:
- Kennen de leerlingen deze instrumenten?
- Kennen de leerlingen Carl Orff?
Beluister met de leerlingen het volgende muziekfragment:
- “O Fortuna”
 Hebben de leerlingen dit muziekstuk al eerder gehoord?
 Wat zijn de indrukken van de leerlingen?
 Hebben de leerlingen de Orff-instrumenten herkend in de muziek?
Lees en vul werkblad 19 aan:
- Kleur de 20ste eeuw op de tijdsbalk in het rood.

Bijlage 12: (zie cd-rom: middeleeuwen.doc)

6de leerjaar 64
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

6de leerjaar 65
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 13: (zie cd-rom: renaissance.doc)

6de leerjaar 66
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 14: (zie cd-rom: barok.doc)

6de leerjaar 67
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 15: (zie cd-rom: classicisme.doc)

6de leerjaar 68
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 16: (zie cd-rom: romantiek.doc)

6de leerjaar 69
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 17: (zie cd-rom: muziek 20ste eeuw.doc)

6de leerjaar 70
Innoverend project: muziek beluisteren van 3de kleuterklas tot 6de leerjaar

Bijlage 18:

cd-inhoud deel 1:

31. Imagine Klassieke muziek: middeleeuwen 5:10


32. Imagine Klassieke muziek: middeleeuwen 3:05
33. Salve Sanctus Parens Klassieke muziek: middeleeuwen 4:10

cd-inhoud deel 2:

1. King Oedipus Klassieke muziek: 20ste eeuw 2:58


2. Bolero Klassieke muziek: 20ste eeuw 4:38
3. O Fortuna Klassieke muziek: 20ste eeuw 2:41
4. Toccata E Fuga (BWV 565) Klassieke muziek: barok 9:23
5. Lente Klassieke muziek: barok 3:18
6. Fur Elise Jazz Variations Klassieke muziek: classicisme 4:09
7. Für Elise Klassieke muziek: classicisme 3:28
8. Symfonie 9 In D, Op. 125: Presto Klassieke muziek: classicisme 6:20
9. Mondscheinsonate Klassieke muziek: classicisme 6:06
10. Sad But True Klassieke muziek: classicisme 5:17
11. A vous dirai je maman Klassieke muziek: classicisme 4:35
12. Malle Sijmen Klassieke muziek: renaissance 1:30
13. Psalm 2 Klassieke muziek: renaissance 3:07
14. Grace Kelly Klassieke muziek: romantiek 3:08
15. La Dance Macabre Klassieke muziek: romantiek 4:09
16. koekoek Klassieke muziek: romantiek 2:23
17. Largo al factotum Klassieke muziek: romantiek 4:59

6de leerjaar 71
Bijlage 19: correctiesleutel (zie cd-rom:werkbundel_klassieke muziek_correctie.doc)
Bijlage 20:

Geschiedenis klassieke muziek

1. Oudheid

De huidige in de westerse muziek gebruikte toonladder, bestaande uit 12 tonen, heeft zich
globaal historisch ontwikkeld vanuit 3 tonen rond 1 toon, naar 5 tonen (de pentatoniek);
Vervolgens naar 7 tonen (de diatoniek) en tenslotte naar 12 tonen (chromatiek). De
geschiedenis van de "westerse" muziek begint met een uit het (midden)-oosten en rondom het
oude Griekenland overgenomen diatoniek (*) .
Van de Oudgriekse muziek zijn geen partituren bewaard gebleven, al kunnen er wel
reconstructies gemaakt worden op basis van overgeleverde beschrijvingen. Een belangrijke
componist, van wie er nog enkele hymnes (*) bewaard zijn gebleven, is Mesomedes van Kreta
(eerste eeuw na Christus). Van de Romeinse muziek is nog veel minder bewaard gebleven:
slechts één, in de Renaissance gereconstrueerde frase uit een toneelstuk van Terentius.
De belangrijkste invloed die de Oudheid op de ontwikkeling van de klassieke muziek heeft
gehad, is van muziektheoretische aard. Pythagoras construeerde zijn diatonische toonladder
met zuiver reine kwinten. Aristoxenos was de eerste muziektheoreticus die onderscheid
maakte tussen verschillende toonladders.

2. Middeleeuwen

De middeleeuwse muziek is de westerse klassieke muziek ruwweg uit de periode 500-1450.


De belangrijkste vernieuwing in de Middeleeuwen, is de structurele ontwikkeling van de
polyfonie, de meerstemmigheid.
Omdat in de meerstemmigheid de terts het belangrijkste interval is, moest een nieuwe
toonladder worden geconstrueerd, op basis van de consonantie (*) van tertsen. Ook werd
geleidelijk een systeem van muzieknotatie ontwikkeld, waarbij de noot als een punt (Latijn:
punctus) op een balk met lijnen werd genoteerd. Bij polyfone muziek klinken meerdere noten
tegelijkertijd, noot tegen noot (Latijn: punctus contra punctus); met het contrapunt (*) was ook
het beroep componist geboren.
De volgende stijlen kunnen worden onderscheiden: Organum (11e eeuw), Ars Antiqua (circa
1100-1300), Ars Nova (circa 1300-1450), Trecento (Italiaanse muziek uit de 14e eeuw) en
Ars Subtilior (circa 1425-1450).

3. Renaissance

De muzikale ontwikkelingen in de Renaissance kunnen als volgt worden samengevat:


wijziging van in het notatiesysteem (meer 'open', witte notatie dan zwarte); naast religieuze
steeds meer profane en instrumentale muziek; striktere regels betreffende consonantie en
dissonantie; meer aandacht voor de relatie tekst-muziek; internationale verspreiding van het
polyfone (*) repertoire, onder meer door de opkomst en het succes van de muziekdruk. In de
Renaissance waren het vooral de componisten uit de Lage Landen (het huidige Nederland,
België en Noord-Frankrijk) die voor deze vernieuwingen instonden. Belangrijke namen - uit
de meer dan honderd die kunnen geciteerd worden - zijn hierbij Guillaume Dufay, Ockeghem,
Josquin, Pierre de la Rue, Jacob Obrecht, Nicolas Gombert, Clemens non Papa, Willaert,
Orlandus Lassus (Roland de Lassus, Orlando di Lasso), Josquin Des Prez en Philippus De
Monte. De laatste grote Renaissance componist was de Romein Palestrina (1525-1594).

4. Barok

Rond 1600 verandert de stijl van de gecomponeerde muziek in minder dan vijf jaar tijd. De
monodie met zijn systeem van basso continuo (*) , en de harmonie doen hun intrede, en
daarmee de cadensen (*). In deze periode worden ook de meeste moderne muziekinstrumenten
ontwikkeld: de strijkinstrumenten (zij het nog met een kortere strijkstok) en de
blaasinstrumenten (zij het nog zonder het moderne kleppensysteem). Tot aan de barok waren
de belangrijkste ontwikkelingen steeds aan een overwegend vocale uitvoeringspraktijk
gekoppeld. Vanaf de barok neemt de instrumentale muziek deze leidende rol over. Tot de
belangrijkste componisten worden gerekend: Claudio Monteverdi, Dietrich Buxtehude,
Johann Pachelbel, Antonio Vivaldi en Johann Sebastian Bach.
De barok wordt over het algemeen geacht te eindigen met de dood van J.S. Bach (1685-1750).

5. Classicisme

Aan de periode van het classicisme ontleent de klassieke muziek haar naam. Binnen de
muziekgeschiedenis is zij echter zeer kort, en omvat hoofdzakelijk de werken van Wolfgang
Amadeus Mozart en Joseph Haydn (1e Weense School). Soms worden ook de vroege werken
van Ludwig van Beethoven hiertoe gerekend. Een van de belangrijkste vernieuwingen,
oorspronkelijk afkomstig uit de zogenaamde Mannheimer Schule, is het integrale gebruik van
tekens om de dynamiek te noteren (zoals p voor zacht en f voor luid). Voorts blijft de muziek
hoofdzakelijk tonaal, maar kent een grote verandering, langzamerhand wordt het contrapunt
vervangen door de harmonie en begint de pianoforte aan een sterke opmars, ze maakt de weg
vrij voor de triomftocht van de piano.
In de periode van het classicisme ontstaan nieuwe vormen: de sonatevorm, de symfonie; en
nieuwe bezettingen: het strijkkwartet en het (dan nog kleine) symfonieorkest.

6. Romantiek

In de romantische periode van de klassieke muziek maken componisten steeds grotere


composities met steeds meer noten, moeilijkere ritmes en steeds complexere harmonische
ontwikkelingen. Ze gebruiken veel en vreemde, niet eerder toegepaste muziekinstrumenten.
Er is veel drama en emotie te horen. Alles draait om wat mensen voelen, fantasie en de natuur.
De tendens van de muzikale ontwikkelingen in de 19e eeuw is afkomstig uit de
vooruitgangsgedachte uit de Verlichting, en leidde tot steeds grotere werken, steeds grotere
orkesten, steeds virtuozere speeltechnieken op steeds verbeterde muziekinstrumenten en
steeds complexere harmonische ontwikkelingen.

7. muziek van de 20ste eeuw

Klassiek muziek uit de 20e eeuw, de Europese klassieke muziek van na 1900 heeft een wijde
variatie, beginnend bij de late romantische stijl van Sergei Rachmaninoff, het impressionisme
van Claude Debussy en Maurice Ravel, en vervolgd door Béla Bartók en het Neo-Classicisme
van Igor Stravinsky tot aan het tegengestelde serialisme van Pierre Boulez, de minimale
muziek van Steve Reich en Philip Glass, de muziek concrete van Pierre Schaeffer, de
microtonale (*) muziek van Harry Partch en de aleatorische muziek van John Cage, de
elektronische muziek van Karlheinz Stockhausen.
Als algemene overeenkomst van al deze verschillende genres is het toenemende gebruik van
dissonantie in de compositie. Om deze reden wordt de 20e eeuw soms ook wel de dissonante
(*) periode genoemd.

Spelen met muziek


LES 8

Onderwerp: Spelen met muziek: Trivial Persuit.


Domein: Muzische vorming.

Leerplandoel(en)
DOMEIN MUZIEK
LEERLIJN: MUZIEK BELUISTEREN
2. Het auditief onderscheidingsvermogen vergroten
2.1 Geluiden herkennen, benoemen en erop reageren
- De kinderen kunnen een reeks geluiden of klanken benoemen en onthouden in welke
volgorde zij ze te horen kregen.
2.2 Klankkleuren onderscheiden
- De kinderen kunnen in een goedgekozen muziekfragment de reeds gekende
muziekinstrumenten ontdekken en benoemen.
3. Inzicht brengen in de vorm en klanktaal van de muziek
3.2 De klanktaal van de muziek
4. Muziek leren plaatsen in een maatschappelijk kader
4.1 Hier en elders
4.2 Vroeger en nu
4.3 Muziek in het dagelijkse leven
LEERLIJN: MUZIEK VASTLEGGEN
2. Omgaan met vastgelegde muziek
2.1 Omgaan met klankbronnen
2.2 Omgaan met klankeigenschappen
2.3 Omgaan met klankverloop

Lesdoelen:
De leerlingen kunnen:
- vragen correct benantwoorden;
- overleggen voor een antwoord te geven;
- eerlijk spelen;
- tegen hun verlies;
- plezier beleven aan de activiteit.

Beginsituatie:
De leerlingen kunnen en kennen:
- klassieke stukken: Carnaval des Animaux, Peter en de Wolf, de Moldau;
- instrumenten van het symfonisch orkest;
- instrumenten bingospel 2de leerjaar tot 6de leerjaar;
- muziekstijlen: musical, popmuziek, volksmuziek, opera en klassieke muziek.

Media:
- spelbord (cd-rom: spelbord.bmp)
- vragen (cd-rom: trivial persuit_vragen.xls blad 1)
- dobbelstenen (2)
- score-partjes (6)
Bijlagen:
- bijlage 21: spelbord
- bijlage 22: vragen

Lesverloop
1. Introductie
Gedurende de hele lagere school hebben de leerlingen lessen rond muzische vorming
gekregen.
Vraag hen wat hen bijgebleven is.
Vandaag zal hun kennis op de proef gesteld worden a.d.h.v. een spel: trivial persuit.

2. Instructie
Verdeel de leerlingen bij voorkeur in 6 groepjes van 3 tot 4 leerlingen. Verdeel de
groepjes zo dat er in elke groep 1 leerling zit die muziekschool volgt. (indien
mogelijk)

Doel:
Als eerste speler door juiste beantwoording van de vragen alle zes de vakjes van
je speelschijf vullen met verschillend gekleurde score-partjes, en de eindvraag
goed beantwoorden.
Voorbereiding
- Alle spelers kiezen een lege speelschijf en zetten hem op het middenvak van
het speelbord.
- Gooi om de beurt met de dobbelsteen. Wie het hoogst gooit mag beginnen. De
andere spelers volgen mee wijzerzin.
Verloop:
- Gooi de dobbelsteen.
- Verplaatsen. Verplaats je speelschijf (1 speelschijf per groep) het gegooide
aantal vakjes over het speelbord.
 Aan het begin van het spel verplaats je de speelschijf langs een van de
spaken naar de buitenring van het bord. Als je die bereikt hebt, mag je de
speelschijf zowel met de klok mee als tegen de klok in verplaatsen. Omdat
je alle kanten op mag, moet je je zetten zorgvuldig plannen om op het
gewenste vakje terecht te komen.
 Je mag nooit in één worp vooruit én weer terug lopen. Als je bijvoorbeeld
een “5” hebt gegooid, mag je niet drie vakjes vooruit, stoppen, en twee
vakjes terug lopen. Maar je mag wel bij je volgende worp (als je een vraag
goed beantwoord hebt) de andere kant op gaan dan de worp ervoor.
 Je kunt het bord ook oversteken via de spaken. Het middenvak telt voor
1 vakje.
 Je mag met twee spelers op één vakje staan.
- Als je op een gekleurd vakje eindigt, moet de groep een vraag beantwoorden!
De leerkracht neemt de bovenste kaart en leest de vraag voor van het symbool
waarop de speelschijf staat.. Elk symbool correspondeert met een categorie. Deze
categorieën staan onderaan de speluitleg. De antwoorden op de vragen staan
afgedrukt op de achterkant van de kaart. Als je op het middenvak terecht komt,
mag je zelf kiezen van welke categorie je een vraag beantwoordt.
 GOED BEANTWOORD: Als je de vraag goed beantwoordt, mag je nog
eens gooien. Je blijft aan de beurt zolang je de vragen goed beantwoordt –
het aantal keren dat je mag gooien is onbeperkt.
 FOUT BEANTWOORD: Helaas. Als je een fout antwoord geeft, is je beurt
voorbij. De speler die links van je zit krijgt de dobbelsteen.
 SCORE-PARTJES: Op het bord staan in
totaal zes scorevakjes, elk met een grote
gekleurde driehoek. Als je op een van deze
scorevakjes de vraag goed beantwoordt, heb
je een score-partjes van die kleur verdiend!
Gooi de dobbelsteen en ga zo door! Als je
op een scorevakje staat en de vraag fout
beantwoordt, moet je bij je volgende beurt
het vakje verlaten voordat je ernaar terug
mag keren om nog eens te proberen een
score-partjes van die kleur te verdienen.
Als je later in het spel nog een keer op dit vakje
terecht komt terwijl je het score-partjes al verdiend hebt, dan geldt het als een
gewoon gekleurd vakje en je krijgt een vraag uit de bijbehorende
categorie.
- Op het spelbord staan 12 vakjes met een dobbelsteen op. Als
je precies op één van deze vakjes komt, mag je nog eens
gooien.
- Zodra je je zesde en laatste partje verdiend hebt, ga je op
weg naar het middenvak en probeer je daar exact op uit te komen. Als je te
veel gooit, beantwoord je een vraag van het vakje waar je op terechtkomt en je
speelt door totdat je precies op het middenvak terechtkomt.
Als je daar staat, bepalen de andere spelers (zonder de volgende kaart te bekijken)
van welke categorie je de laatste, beslissende vraag moet beantwoorden. Bij een
fout antwoord moet je het middenvak bij je volgende beurt verlaten en er later
weer precies op uitkomen om het opnieuw te proberen.
Als je de beslissende eindvraag goed beantwoordt, win je het spel
Variaties:
- HUISREGELS: Aan het begin van het spel af hoe lang een speler over het
beantwoorden van een vraag mag doen. Bepaal ook hoe precies een antwoord
moet kloppen.
Je kunt bijvoorbeeld afspreken dat een achternaam (zonder voornaam) voldoende
is voor een juist antwoord. Maar je kunt daarnaast bepalen dat bij de beslissende
eindvraag altijd een volledig antwoord nodig is om te winnen.
- VERKORT SPEL: Bij de snelle versie van het spel hoef je niet op een
scorevakje uit te komen om een partje te verdienen. In plaats daarvan krijg je
wanneer je een juist antwoord geeft op een vraag die hoort bij een van de
gekleurde vakjes een bijbehorend score-partjes.
- ZES OP EEN RIJ: Omdat je nog eens mag gooien als je een vraag goed hebt
beantwoord, bestaat de kans dat je alle partjes in je eerste beurt verdient! Als
dit gebeurt, mogen alle spelers die nog niet aan de beurt geweest zijn, dit
kunststukje proberen te evenaren, om het spel in “remise”, of gelijk spel te
laten eindigen.
- Het spel kan uitgebreid worden met eigen vragen. Op de cd-rom is er plaats
voorzien bij: trivial persuit_vragen.xls blad 2.

Categorieën:

Klassieke muziek: algemeen

Popmuziek: algemeen

Instrumentenkennis

Notenleer

Klassiek muziek: geschiedenis

Popmuziek: geschiedenis
Bijlage 20: (zie cd-rom: spelbord.bmp)
Bijlage 21: (zie cd-rom: trivial persuit_vragen.xls blad 1)
Woordenlijst

A La.

Akkoord Samenklank van drie of meer tonen.

B Si.

Boring Koperen blaasinstrument.

Basso continuo Is een manier van het begeleiden van westerse klassieke
muziek die vooral in de barokmuziek veel gebruikt werd.

C Do.

Cadens Een opeenvolging van tonen of akkoorden, die de


toonsoort definieert en daarmee een voorlopig of
definitief rustpunt in de muziek betekent.

Conisch Kegelvormig.

Consonantie In de muziek welluidend samenklinkend.

Contrapunt Wordt in de muziektheorie als de leer der


meerstemmigheid verstaan, noot tegen noot.

D Re.

Diatoniek Wordt in de muziektheorie verstaan als muziek met hele


en halve toonafstanden.

Dissonant De samenklank wringt, is niet welluidend. Vaak wordt


dissonant door minder geoefende luisteraars verward met
vals.

E Mi.

Eufonium Koperen blaasinstrument.

F Fa.

G Sol.

Grondtoon Hier: eerste en laatste toon van een toonladder,


gewoonlijk de laatste toon van een melodie. Zo kan van
vele liedjes de laatste toon vertellen met welke
toonladder we te maken hebben. Belangrijk om een
begeleiding op te bouwen.

Harmonieleer Is het onderwerp binnen de muziektheorie, dat de


opeenvolging van akkoorden en hun samenhang
beschrijft.

Hymnes Plechtige lofzang tot God.

Idiofonen Muziekinstrumenten gemaakt van materiaal dat van


nature klankrijk is. De groep idiofonen vormt een van de
vijf hoofdgroepen voor de indeling van
muziekinstrumenten gebaseerd op de manier waarop het
geluid wordt voortgebracht. De term idiofoon impliceert
dat het instrument zelf (idios = eigen) de klank
voortbrengt doordat het in trilling gebracht wordt. Een
deel van de idiofonen is geschikt voor melodiespel; ze
hebben een benoembare duidelijke toonhoogte.

Klankkleur Dikwijls afgekort tot ‘klank’. Eigen timbre van een toon,
omschreven als: nasaal, ijl, droog, wollig, donker, ...

Kwint Wordt in de muziek zowel een interval van vier


diatonische stappen aangeduid, als ook de toon die in een
diatonische toonladder vier diatonische stappen boven de
grondtoon ligt.

Kwintet Is een formatie van vijf muzikanten.

Labium Is de rand waartegen de lucht wordt geblazen bij het


bespelen van de dwarsfluit of de blokfluit.

Mallet Hamer, een gereedschap om muziekinstrumenten mee te


bespelen.

Microtonaal Een verzamelnaam voor een aantal uiteenlopende


muzieksoorten die gebruik maken van toonstelsels die
afwijken van wat gebruikelijk is in de westerse muziek.

Octaaf Is in de muziek het interval tussen twee tonen waarvoor


geldt dat de frequentie van de ene toon precies het
dubbele is van die van de andere.

Polyfoon Meerdere melodieën tegelijkertijd.

Resonantieruimte De resonantieruimte is de holte waar de klank gevormd


wordt.
Resonator Instrument ter versterking en identificering van speciale
boventonen

Tinnitus Is het horen van sis-, fluit-, brom- of pieptonen in één of


beide oren.

Vibrafoon Slaginstrument met metalen staafjes en ronddraaiende


afsluiters in de resonatoren.
Bronnenlijst

• STROMS,G., 100 nieuwe muziekspelen, Katwijk: Panta Rhei, 1997, 5e druk, p. 117.
• DE NEEF, K., klassieke muziek in de klas, 2002.
• DE SMET, K., BECKERS, J., VANESSER, J., cadans 2, Wommelgem, Van In, 2007, 1e
druk.
• http://home.kabelfoon.nl/~duindam/dieren/sounds
• http://www.findsounds.com/types.html
• http://www.instrumentenweb.com
• http://nl.wikipedia.org
• http://www.digischool.nl/mu/leerlingen/geschiedenis
• http://www.iselinge.nl/scholenplein/pabolessen/01022cmuziekstijlen
• http://users.pandora.be/rudy.hoekman/orff.htm
• http://www.orkestkidsite.nl/dbv2/default.asp?uid={ABE52AAE-BF1C-45DE-B408-
7B9AB9CD1163}
• http://www.notp.com
• http://grotesmurf.madscience.nl/music/index.html
• http://www.nationmaster.com/encyclopedia/List-of-popular-songs-based-on-classical-
music#2000s

You might also like