You are on page 1of 15

HEILIGEN VAN NEDERLAND

1. DE ANGELSAKSISCHE MISSIONARISSEN

Willibrord (658-739)
Engels priester, later aartsbisschop der Friezen. Geboren in Northumbria. Reisde via een Iers
klooster naar het continent, waar hij met elf gezellen in Friesland aankwam. Organiseerde zijn
missiewerk zeer doordacht en pragmatisch en wist na twee reizen naar Rome van paus Sergius I
gedaan te krijgen dat hij aartsbisschop der Friezen werd met Utrecht als zetel. Zocht voor de
kerstening steun bij de Franse hofmeier, later koning Pepijn II. Ontmoette in 719 Bonifatius. Is
bijgezet in de abdij van Echternach die sindsdien een bedevaartsoord is; in de processie van
Echternach wordt trouw beleden aan Willibrord. Wordt "De Apostel van de Benelux" genoemd.
Feestdag 14 januari; patroonheilige van de Nederlandse kerkprovincie, van Groningen, van
Haarlem, van Hedel, van Lemmer, van Oss en van Vlaardingen en van de lijders aan epilepsie,
huidziekten en stuipen.

Bonifatius (eigenlijk Winfrid of Wynfrith genaamd) (ca. 673-754)


Engels monnik, later aartsbisschop van Beieren. Vermoedelijk geboren in Devonshire. Reisde in 716
naar Rome en kreeg daar van paus Gregorius II de naam Bonifatius (naar de martelaar wiens feest
op die dag werd gevierd) en de opdracht in Germaanse gebieden als missionaris te gaan werken.
Ontmoette in 719 Willibrord. Verkondigde het geloof in Thüringen, Wurttemberg, Westfalen en
later in Beieren en in Friesland. Werd in 722 tot bisschop, in 732 tot aartsbisschop gewijd. Stichtte
de bisdommen Regensburg, Passau, Salzburg en Freising. Werkte tussen 736 en 753 voornamelijk
als kerkhervormer en organiseerde de Austrasische synoden van 742 en 743 en de Neustrische
synode van 744 . Besloot in 754 tot een missietocht naar het land der Friezen waar hij met 50
andere gelovigen bij Dokkum door heidenen werd overvallen en vermoord. Zijn lichaam werd
aanvankelijk naar Utrecht overgebracht , later naar Mainz. Thans rust zijn lichaam in de Dom van
Fulda, de abdij die hij zelf gesticht had. Wordt vereerd als ‘Apostel van Friesland en Duitsland’.
Feestdag 5 juni; patroonheilige van Groningen, van Haarlem, van het Friese Tzum en van Utrecht
en van de bierbrouwers, de kleermakers en de transportarbeiders.

Swietbert (ca. 650-713)


Engels monnik, later bisschop. Was één van de elf monniken die met Willibrord naar het land der
Friezen kwam om er het evangelie te verkondigen. Predikte voornamelijk in de streek tussen Lek en
Maas. Werd in 693 door zijn gezellen tot bisschop gekozen. Ging rond 700 naar het land van de
Brukteren (Duitsland), die hij trachtte te kerstenen wat uiteindelijk niet lukte na een bloedige slag
tegen de Saksen. Stichtte op het eiland Wörth in de Rijn (bij Düsseldorf) het klooster Kaiserswerth.
Feestdag 1 maart.

Adelbertus (eind 7e eeuw-740)


Angelsaksisch diaken. Is mogelijk met Willibrord samen naar de Lage Landen gekomen en
waarschijnlijk al voor Willibrord in Holland werkzaam geweest. Zou een zacht en bijzonder nederig
persoon zijn geweest. Werd begraven door de dorpelingen van Egmond; boven zijn graf werd een
kerkje opgetrokken waar diverse wonderen sindsdien geschiedden. Verscheen in de tiende eeuw
liefst drie maal aan de godgewijde maagd Wilfsit om haar te zeggen dat zijn gebeente moest
worden opgegraven zodat het kon worden vereerd, hetgeen geschiedde. Bij de opgraving ontstond
op de plaats van het graf een geneeskrachtige bron waar blinden en bezetenen door konden
worden genezen. Deze Adelbertusput is tot op de dag van vandaag te vinden in de duinen bij
Egmond; het gebied eromheen wordt de Adelbertusakker genoemd. Het gebeente werd
overgebracht naar een nieuwe houten kapel te Egmond, waar het vereerd kon worden. Gedurende
het beleg van Alkmaar in 1573 werd de inmiddels gebouwde stenen basiliek op dezelfde dag als het
heiligdom van Heiloo verwoest, waarna de overgebleven relieken naar Haarlem overgebracht
werden. Aan het einde van de 19e eeuw gingen ze naar de St. Adelbertuskerk in Rinnegom om in
1984 naar het in 1935 heropgerichte Benedictijnenklooster de Adelbertabdij in Egmond-Binnen te
verhuizen. Daar is thans het centrum van de Adelbertverering waardoor Egmond een heuse
bedevaartsplaats is. Onder het altaar van de Adelbertabdij ligt in een plexiglazen schrijn de
zorgvuldig uit kleine brokstukjes gereconstrueerde schedel.
Feestdag 25 juni; patroonheilige van Egmond, van de blinden en van de bezetenen.

Engelmundus (ca. 660 -720)


Engels monnik van Friese afkomst. Kwam ten tijde van Willibrord (mogelijk met Willibrord) naar
Kennemerland waar hij het evangelie predikte. Liet in Velsen op verzoek van de bevolking een bron
met geneeskrachtig water (vooral tegen kiespijn) ontspringen waardoor een pelgrimsoord ontstond.
Stierf aan hevige koorts en werd in Velsen begraven. Volgens de overlevering zijn de beenderen in
de 10e eeuw naar de door Willibrord gestichte kerk in Velsen overgebracht waar ze het
middelpunt werden van verering (vooral door lijders aan kiespijn) en waar minstens 3
wonderbaarlijke genezingen plaatsvonden. Tijdens de plundering van de (later heropgebouwde en
nog steeds bestaande) Engelmunduskerk in 1573 werden door de geuzen de beenderen van de
heilige over de kerkvloer geworpen, waarna zij door de koster weer bijeengeraapt werden en naar
een schuilkerkje in Driehuis gebracht. Werd in 1640 door het bisdom Haarlem als heilige erkend,
zonder dat van een officiële heiligverklaring sprake was. Bedevaarten in Velsen worden na de 17e
eeuw niet meer genoemd, maar er was tot in de loop van de 19e eeuw nog wel sprake van een
bescheiden verering bij het (voormalige) schuilkerkje in Driehuis.
Feestdag 21 juni; patroonheilige van de lijders aan kiespijn.

Werenfridus (ca. 680-760)


Angelsaksisch monnik en missionaris. Was één van de elf monniken die met Willibrord naar het
land der Friezen kwam om er het evangelie te verkondigen. Predikte voornamelijk in West-Friesland
maar vertrok vanuit West-Friesland naar Dorestad; zijn laatste missiegebied was de Betuwe en de
streek daaromheen. Stierf in Westervoort, maar ook Elst calimde zijn lichaam omdat hij had
aangegeven daar begraven te willen worden. Besloten werd om de plek van de laatste rustplaats
aan een Godsoordeel over te laten. Eerst voer een onbestuurde boot met zijn lichaam tegen de
stroom in naar Elst, vervolgens werd een het lichaam op een onbestuurde ossenkar gelegd en
keerden de jonge, uit Westervoort afkomstige ossen zich direct tot Elst en brachten het lichaam
naar de kerk van het Betuwse dorp. In 925 werd aldaar een Werenfridusaltaar opgericht en zijn de
beenderen uit de sarcofaag in de crypte genomen en ondergebracht in een reliquiarium. Vanaf dat
moment van verheffing is Werenfridus officieel vereerd geworden. In 1588 werden de Elster
heiligdommen, waaronder de relieken van Werenfridus, verbrand door beeldenstormers; de
verering verdween hiermee ook. Enkele resten konden gered worden en zijn naar Nijmegen
overgebracht. Omdat ze hier niet veilig waren werden ze in 1664 te Emmerik bewaard maar na
bombardementen in de Tweede Wereldoorlog zijn ze zo goed als zeker verloren gegaan.
Feestdag 14 augustus; patroonheilige van Elst en van de groentetuiniers en van de lijders aan
stijve gewrichten en jicht

Willehadus (745-789)
Engels priester, later bisschop der Saksen. Net als Willibrord afkomstig uit Northumbria. Werd na
zijn priesterwijding rond 767 naar Friesland gezonden, waar hij vanuit Dokkum zijn missiewerk
deed. Verbleef enige tijd in het klooster van Echternach, tot hij in 780 door Karel de Grote als leider
der missionarissen in het gebied tussen Elbe en Nederweser benoemd werd. Werd na diverse
tegenslagen in 787 tot bisschop van de Saksen in Bremen benoemd, waar hij twee jaar later stierf.
Feestdag 8 november.

Wiro, Plechelmus en Otgerius (8e eeuw)


Angelsaksische (vermoedelijk Ierse) evangelisten die aan het begin van de 8e eeuw naar Rome
kwamen en door hun bijzondere gaven en inzet door paus Sergius in hun stamlanden tot bisschop
werden gewijd (behalve Otgerius die geen priester was). Voelden dermate grote drang tot
evangelisatie dat zij afstand deden van hun ambt en in de Lage Landen terecht kwamen waar zij
het evangelie vooral in Gelre, Kleef en Gulik verkondigden. Stichtten in het midden van de 8e eeuw
in het Limburgse Sint-Odiliënberg een klooster waar zij na hun dood in de kapel werden begraven.
Toen Sint-Odiliënberg in de 9e eeuw aan de bisschop van Utrecht werd geschonken, werd een groot
deel van hun relieken naar Utrecht overgebracht. Het hoofd van Plechelmus ging naar de (latere)
Plechelmuskerk in Oldenzaal, omdat hij vooral in Twente had gepredikt. De overige delen van de
relieken van de drie gingen in de 16e eeuw naar de Sint-Christoffelkathedraal in Roermond. In 1686
werd de kerk van Sint-Odiliënberg onder de bescherming van de drie gesteld. Bij die gelegenheid
zou zich een wonder hebben voltrokken en een jaar later nog twee wonderen. Bovendien verstrekte
de paus aflaten aan gelovigen die Wiro, Plechelmus en Otgerius in Sint-Odiliënberg kwamen
vereren en ontstond er een bescheiden bedevaartstraditie.
Gezamenlijke feestdag 8 mei; Wiro is de patroonheilige van Oosterwierum, Otgerius van de
diakens in het bisdom Roermond.

Lebuïnus (ca. 710-ca. 773)


Angelsaksisch missionaris. Was vooral werkzaam in Deventer en omgeving. Veel historisch
betrouwbare gegevens zijn van hem niet bekend, wel veel legendevorming. Zeker is dat hij grote
uitstraling had , wat mede in verband staat met de functie die Deventer in de tweede helft van de
9e eeuw gehad heeft als een belangrijk kerkelijk en economisch centrum. Begraven in de Grote of
St. Lebuinuskerk in Deventer die boven zijn graf verrees; zijn relieken zijn (met die van o.m.
Marcellinus) bewaard in zilveren schrijnen die aan de noordzijde van het hoofdaltaar stonden
opgesteld. In 1578 zijn tijdens de Nederlandse Opstand de zilveren reliekkisten omgesmolten en tot
vierkant noodgeld gemunt maar de inhoud van de schrijnen kon worden gered en werd bij
particulieren ondergebracht. Sinds de Reformatie was de devotie tot Lebuinus verdwenen, maar
eind 19e eeuw bloeide ze weer op weer op nadat in 1854 de relieken in het bezit van de parochie
waren gekomen en in 1878 in kleine stukjes onder parochianen verdeeld zijn. In 1891 is een nieuw
reliekschrijn gemaakt met in reliëf de beeltenissen van o.m. Lebuinus: het schrijn staat momenteel
achter in de noordbeuk van de Broederenkerk in Deventer (de huidige R-K.-hoofdkerk aldaar)
opgesteld. In de jaren zestig van de 20e eeuw verdween de verering volledig, maar sinds de jaren
negentig kan weer een opleving worden waargenomen zonder dat van bedevaarten sprake is.
Feestdag 12 november, patroonheilige van Deventer.

Marcellinus (ca. 700–762)


Angelsaks, later priester, werd in zijn jeugd als slaaf naar Rome werd gevoerd. Ontmoette daar
Gregorius van Utrecht die hem bekeerde en meenam naar Nederland. Studeerde aan de
Utrechtse Domschool en werkte na zijn priesterwijding onder de Friezen. Werd later medewerker
van Lebuinus in Twente en Drente. Schijnt vooral in Oldenzaal en Coevorden als biechtvader te
hebben gewerkt. Ging in 738 met Bonifatius naar Rome, keerde naar Oldenzaal terug en is daar
gestorven. Is net als Lebuinis begraven in de Grote of St. Lebuinuskerk in Deventer, die boven
Lebuinus'graf was gebouwd. Zijn relieken zijn bewaard in zilveren schrijnen die aan de noordzijde
van het hoofdaltaar stonden opgesteld. Er was in de 13e en 14e eeuw een heuse bedevaart naar
(onder meer) zijn het lichaam maar toen in 1578 tijdens de Nederlandse Opstand de zilveren
reliekkisten omgesmolten waren en tot vierkant noodgeld gemunt en de protestantse godsdienst
de leidende werd, verdwenen die bedevaarten. De inhoud van de schrijnen echter werd bij
particulieren ondergebracht en is zo bewaard gebleven. Met de bloei van de devotie tot Lebuinus
ontstond voor Marcellinus ook een verering nadat in 1854 de relieken in het bezit van de parochie
waren gekomen en in 1878 in kleine stukjes onder parochianen verdeeld waren. In 1891 is een
nieuw reliekschrijn gemaakt met in reliëf de beeltenissen van o.m. Marcellinus. Na een opbloei
rond die tijd verdween in de jaren zestig van de 20e eeuw verdween de verering weer. Het schrijn
staat heden ten dage achter in de noordbeuk van de Broederenkerk in Deventer (de huidige R-K.-
hoofdkerk aldaar) opgesteld.
Feestdag 14 juli.

Radboud
Zie 'Bischoppen van Utrecht'

Jeroen van Noordwijk (ca. 820-856)


Schots missionaris. Vestigde zich in 851 in Noordwijk, dat toen nog Northgo heette, om de
bewoners van die plaats te kerstenen. Bouwde er een kerkje dat aan St. Maarten was gewijd. Werd
door de Noormannen vermoord. Zijn lichaam werd in 980 door een Noordwijkse boer gevonden
nadat die boer 3 visioenen had gehad waar hij het lichaam moest vinden. Jeroens lichaam naar de
abdij van Egmond overgebracht. In 1573 werden relieken naar diverse kerken overgebracht (de St.
Bavo in Haarlem, de Hooglandsche Kerk in Leiden, de Oude én Nieuwe Kerk in Delft, het St.
Nicolaasklooster in Utrecht en de Nieuwe Kerk te Amsterdam). Later zijn diverse relieken weer naar
Noordwijk teruggebracht waar in de St. Jeroenskapel heden ten dage een onderkaak, een ellepijp in
een zilveren arm (1648), een spaakbeen en twee bovenarmbeenderen zijn ondergebracht. Hierom
is Noordwijk-Binnen ook een kleine bedevaartplaats. In de (protestantse) Oude Jeroenskerk zou nog
ergens de schedel van Jeroen liggen, maar deze is altijd spoorloos gebleven. Ook een
woonzorgcentrum in Noordwijk-Binnen is naar Jeroen vernoemd.
Feestdag 17 augustus; patroonheilige van Egmond en van verloren zaken
2. DE FRANKISCHE MISSIONARISSEN

Wulfram (ook Wulfranus genaamd) (?? - 720).


Geboren in Normandië. Was zoon van een Merovingische edelman en legerofficier. Was een
oersterke boom van een man maar tevens zeer gevoelig en vroom. Werd in 682 tot bisschop van
Sens in Normandië benoemd. Liet zijn bisschopszetel in 690 voor wat die was en ging met zijn
lijfwacht Gangulfus naar Friesland waar hij met Willibrord de heidenen bestreed. Doopte veel
mensen onder wie de zoon van koning Radboud. Bad voor het leven van ene Ovan, die door
heidenen geofferd was aan een van de Friese afgoden waarna het touw waarmee Ovan reeds
opgehangen was brak en Ovon kon opkrabbelen waarna hij werd vrijgelaten. Redde ook op een
wonderbaarlijke wijze twee kinderen van een verdrinkingsdood. Trok zich terug in een klooster in
het Franse Fontanelle nadat gebleken was dat de Friese koning zich ondanks deze wonderen niet
tot het christendom te bekeerde. Is vernoemd via een basisschool in Hoogwoud.
Feestdag 20 maart

Gangulfus (ook wel Gangolf, Gangulpi of Gulphi genaamd) (?? – ca. 760)
Geboren als zoon van een Bourgondische edelman in het midden-Franse Varennes-sur-Amance
waar hij een klooster bezat. Was legeraanvoerder onder koning Pippijn. Dronk tijdens een van zijn
legertochten aan een bron in een bloeiende tuin wat hem zo beviel dat hij tegen een zeer hoge prijs
de plek kocht maar dat vooral deed om de arme verkoper te helpen. Nadat de bron was
opgedroogd nodigde hij – in plaats van bij de pakken neer te zitten - zijn vrienden uit voor een
maaltijd op zijn nieuwe stuk land en stootte met een stok in de bodem van de tuin waarna een wolk
neerdaalde op de plek en de bron weer stromend maakte die bovendien later door zijn gebed
geneeskrachtig werd. Nam hierna deel aan missietochten naar Friesland als lijfwacht van Wulfram.
Trok zich op zijn oude dag terug in Varennes-sur-Amance waar hij werd vermoord door de minnaar
van zijn vrouw die beiden hierna door verschrikkelijke rampen getroffen werden. Er kwam er een
verering voor hem op gang in Haarlem, waar volgens een mirakelboek in de tweede helft van de
15e eeuw wonderbaarlijke genezingen – vooral van mensen die niet meer konden lopen -
plaatsvonden op zijn voorspraak. Die verering eindigde in 1576 abrupt toen de Haarlemse St.
Gangolfkapel bij een grote brand volledig in de as werd gelegd.
Feestdag 11 mei; patroonheilige van de leerbewerkers, de vilders, de laarzenmakers en van
paarden en van lijders aan kniepijn, oogziekten en relatieproblemen.
3. DE HEILIGEN VAN SUSTEREN
De Parochie van de St. Amelberga Kerk van Susteren heeft als één der weinige in Nederland een
schatkamer. Hier zijn relieken te vinden van zeven heiligen. In 1447 werd vermeld dat in Susteren
om de zeven jaar een toning van deze relieken bestond. Deze heiligdomsvaart is in de loop van de
16e eeuw teloorgegaan maar vanaf 1863 groeide een nieuwe interesse voor de relieken van
Susteren en in 1888 werd de heiligdomsvaart hersteld. Sedertdien wordt in de regel elke zeven jaar
de heiligdomsvaart gehouden. Ofschoon de heiligdomsvaart nog steeds duizenden bezoekers trekt
is het bedevaartkarakter sedert de jaren zestig grotendeels verdwenen

Amelberga (?? - ca 900)


Voornaamste van de heiligen van Susteren. Benedictijner abdis van het eind 9e eeuw opnieuw
gestichte klooster in Susteren, dat mogelijk kort tevoren door de Noormannen verwoest was.
Daarvoor deed het dienst als halteplaats voor rondtrekkende missionarissen; vermoedelijk heeft
Willibrord het in eigendom gehad. Drie dochters van de koning van Lotharingen, aan wie het
klooster was geschonken, werden door Amelberga in het klooster opgevoed; twee van hen waren
volgens de overlevering haar achtereenvolgende opvolgsters als abdis en werkten aan de
uitbreiding van het klooster als stift. Diverse relieken van Amelberga rusten in een eikenhouten
schrijn die in de schatkamer van de St. Amelberga Kerk van Susteren staat; in die schatkamer zijn
ook reliekhouders met andere relieken van haar te vinden.
Gezamenlijke feestdag (met Benedicta en Caecilia) 27 november

Benedicta (eind 9e eeuw – medio 10e eeuw)


Eén van de hierboven gemelde dochters van de koning van Lotharingen, die Amelberga als abdis
zou zijn opgevolgd. In de schatkamer van de St. Amelberga Kerk van Susteren is een houten
reliekbuste met een rechthoekige theca in het voetstuk waarin zich enige botrelieken van
Benedicta, alsmede een houten doos waarin de schedel en enige beenderen, gewikkeld in gele
zijde, zich zouden bevinden.
Gezamenlijke feestdag met (Amelberga en Caecilia) 27 november

Caecilia (eind 9e eeuw – medio 10e eeuw)


Zuster van de hierboven genoemde Benedicta en mogelijk dier opvolgster als abdis van het
klooster in Susteren. Ook van haar is in de St. Amelberga Kerk van Susteren een reliekbuste met in
het voetstuk een theca met daarin enige botrelieken, alsmede een houten doos met daarin de
schedel, in gele zijde gewikkeld.
Gezamenlijke feestdag met (Amelberga en Benedicta) 27 november

Gregorius
Zie 'Bischoppen van Utrecht'

Alberik
Zie 'Bischoppen van Utrecht'
4. DE BISSCHOPPEN VAN MAASTRICHT

Servatius (ook wel St. Servaas genaamd) (begin 4e eeuw – 384)


Eerste bisschop van Maastricht, daarvoor bisschop van Tongeren. Kwam volgens een legende uit de
stad Paenestia, tussen Armenië en Perzië. Had volgens diezelfde legende in Jeruzalem een visioen
van een engel die hem naar Tongeren zond om bisschop te worden. Kreeg vervolgens op een
pelgrimage naar Rome een visioen van Petrus die aangaf Tongeren niet van de Hunnen te kunnen
redden maar die hem wel een zilveren sleutel gaf om iedereen die erom vroeg toegang tot het
hemelrijk te kunnen verschaffen. Verplaatste vervolgens zijn bisschopszetel naar Maastricht om
zichzelf en de kunstschatten beter te kunnen beschermen tegen de Hunnen. Werd één van de
eerste geloofsverkondigers in de Lage Landen. Zijn relieken rusten in Maastricht in de crypte van
de Sint-Servaasbasiliek. Hij is op verschillende plaatsen in Maastricht afgebeeld, onder meer op de
Servaasbrug, op het Keizer Karelplein en bij het politiebureau.
Feestdag 13 mei, waarmee hij de derde van de vier IJsheiligen is; patroonheilige van Grimbergen
en van Maastricht.

De 'tussenbischoppen'
Tussen eerste bisschop Servatius en de laatste twee bisschoppen Lambertus en Hubertus
zijn volgens de legende 18 bisschoppen van Maastricht geweest. Maar de middeleeuwse
legendeschrijvers gaven de geschiedenis niet weer zoals ze was maar probeerden haar terug te
voeren was tot de tijd van de apostelen. Een bisschopsstad die tot die tijd teruggevoerd kon
worden maakte meer indruk dan een jongere zetel. Bovendien komt het getal 21 feitelijk uit de
middeleeuwse getallensymboliek en heeft ze geen historische waarde.
Na kritisch onderzoek bleef van de 21 legendarische bisschoppen van Maastricht slechts een tiental
over:
- Martinus. Is niets van bekend dan dat hij door de liturgie als heilig wordt beschouwd, dat zijn
feestdag gevierd werd op 21 juni, dat zijn relieken berusten in de Noodkist in de Sint-
Servaasbasiliek en dat die relieken volgens C14-datering inderdaad uit circa 500 dateren.
Feestdag 21 juni
- Candidus. Is niets van bekend dan dat zijn relieken ook in de Noodkist in de Sint-Servaasbasiliek
rusten en dat hij een kerkelijke feestdag heeft.
Feestdag 7 juni
- Valentinus. Is niets van bekend dan dat zijn relieken ook in de Noodkist in de Sint-
Servaasbasiliek rusten en dat hij een kerkelijke feestdag heeft.
Feestdag 14 februari
- Falco. Is bekend uit een brief van de H. Remigius, bisschop van Reims, waarin deze zich stoorde
aan het feit dat hij in zijn bisdom, namelijk in Mouzon (in het huidige Noord-Frankrijk, aan de Maas)
priesters wijdde. Feestdag 20 februari
- Domitianus. Nam deel aan twee concilies, in 535 en 549. Zijn relieken rusten in de Onze-Lieve-
Vrouwekerk te Hoei en zijn eveneens wetenschappelijk met C-14 gedateerd in de betreffende
periode in de 6e eeuw.
Feestdag 7 mei.
- Monulfus. Bouwde de eerste stenen kerk op het graf van Servatius alsmede meerdere andere
kapellen. Is bekend uit de geschriften van Gregorius van Tours, zie verder Gondulfus.
Gezamenlijke feestdag (met Gondulfus) 16 juli
- Gondulfus. Wordt meestal in één adem genoemd wordt met Monulfus en is wellicht identiek
met Bettulfus, de bisschop van Maastricht die in 614 deelneemt aan het concilie van Parijs. In
Maastricht is een parochie HH Monulfus en Gondulfus. Een beeld van de twee heiligen staat op het
Henric van Veldekenplein. Hun relieken zouden door de St. Servaasbasiliek aan de inwoners van
Maasmechelen zijn geschonken maar zijn nu geheel verdwenen. Beide heiligen worden in de
iconografie vaak als wandelende geraamtes met bisschopskleren aan afgebeeld. Dit voert terug op
de legende dat Karel de Grote bij de wijding van de Dom van Aken graag evenveel bisschoppen
present wilde hebben als er dagen in het jaar waren. Om het getal 365 vol te maken waren
Monulfus en Gondulfus uit hun graven opgestaan en naar Aken gekomen.
Gezamenlijke feestdag (met Monulfus) 16 juli
- Amandus. Geboren in Nantes, ging na een visioen naar Bourges, waar hij 15 jaren in
eenzaamheid leefde met een diëet van brood en water. Genoot daar faam omdat hij een slang zou
hebben verdreven door een kruisteken te maken. Gaf alles wat hij bezat aan de armen. Werd in
628 tot missiebisschop gewijd en naar Vlaanderen gezonden, waar in Gent de stichting van twee
kloosters, waaronder de St. Pieter, aan hem toe worden geschreven. Werd één van de meest
populaire heiligen uit de Zuidelijke Nederlanden en vooral bekend als geloofsverkondiger in
Henegouwen. Werd in 648 bisschop van Maastricht maar nam na 3 jaar ontslag, ontmoedigd door
de slapte van de clerus van Maastricht.
Feestdag 6 februari; patroonheilige van de kruideniers (amandus = amandel) en de wijnhandelaars
- Remaclus. Bisschop-monnik, kwam uit het zuiden van Frankrijk. Hij was de eerste abt van
Solignac, bij Limoges. Stichtte de abdij Stavelot-Malmedy, een abdij die vaste banden onderhield
met het bisdom Maastricht. Feestdag 3 september
-Theodardus. Werd door rovers vermoord. Was voorganger van de twee laatste bischoppen
Lambertus (die zijn relieken naar Luik bracht) en Hubertus.
Feestdag 10 september

Lambertus (638 - 706)


Eén na laatste bisschop van Maastricht. Aldaar geboren en op jonge leeftijd al een fervent
geloofsverkondiger in Limburg. Is op brute wijze met een lans om het leven gebracht en wordt
daarom meestal met lans afgebeeld. Is in Maastricht begraven, maar zijn lichaam is door zijn
opvolger Hubertus naar Luik gebracht. In 1938 verkreeg de St. Lambertusparochie in Maastricht
uit de schatkamer van de kathedraal van Luik zijn dijbeen .
Feestdag 17 september; patroonheilige van Buren, van Hengelo, van Lith, van Horst, van Lith, van
Maastricht, van Nistelrode, van Vorstenbosch en van de textielarbeiders

Hubertus (655 - 727)


Laatste bisschop van Maastricht. Geboren als zoon van de hertog van Aquitanië. Kwam tot het
geloof nadat hij op Goede Vrijdag in 683 op jacht ging hoewel dat een zeer oneerbiedige activiteit
was in die tijd op die dag. Bespeurde een groot hert maar toen hij het wilde doden verscheen er
een lichtend kruis tussen het gewei. Een stem zei hem naar Maastricht te gaan waar hij in de leer
ging bij zijn voorganger Lambertus. Hield zich voornamelijk bezig met de geloofsverkondiging in
het heidens gebleven gebied van de Ardennen en in zuidelijk Brabant. Verplaatste zijn
bisschopszetel van Maastricht naar Luik. Stierf in Tervuren maar in 743 werd zijn lichaam
overgebracht naar de kathedraal van Luik en in 825 naar het benedictijnenklooster van Andages in
de Ardennen, dat sindsdien het klooster Saint-Hubert in Andages wordt genoemd. Bij de
verplaatsing van de bisschopszetel van Maastricht naar Luik had hij het lichaam van zijn
voorganger Lambertus meegebracht.
Feestdag 3 november; patroonheilige van het Gelderse Alem, van de jagers en van de lijders aan
hondsdolheid
5. DE BISSCHOPPEN VAN UTRECHT

Op de dag na het feest van Sint Willibrord (8 november) herdenkt het aartsbisdom Utrecht zeven
van zijn bisschoppen en bestuurders die als heiligen worden vereerd. Deze zijn:

- Gregorius (ca. 703 - 776)


Geboren in Trier, sloot zich op ca.15-jarige leeftijd aan bij Bonifatius en werd diens naaste
medewerker. Werd in 748 abt van het St. Maartensklooster te Utrecht. Nam na de dood van
Bonifatius het bestuur op zich van het bisdom Utrecht op zich zonder tot bisschop gewijd te zijn.
Werd in Susteren begraven en vormt als zodanig onderdeel van de verering van de Heiligen van
Susteren (zie 'De Heiligen van Susteren'). In de schatkamer van de Parochiekerk van St. Amelberga
van Susteren is een houten reliekbuste, deels verguld en versierd met gekleurde glasstenen, met in
het hoofd de schedel van Gregorius. Tevens zijn er een houten doos met beenderrelieken, een
koperen, zonnevormig reliekostensorium met beenderen en een geciseleerd koperen reliekschrijn
met botrelieken.
Feestdag 25 augustus
- Alberik (?? - 784)
Benedictijner monnik, volgde in 776 zijn oom Gregorius op als bestuurder van het bisdom Utrecht.
Was raadsman en hoofdonderwijzer aan het Hof van Karel de Grote en vergezelde deze in 776 naar
Rome. Werd in 778 tot bisschop van Utrecht gewijd. Werd in Susteren begraven en vormt als
zodanig onderdeel van de verering van de Heiligen van Susteren (zie 'De Heiligen van Susteren'). In
de schatkamer van de Parochiekerk van St. Amelberga van Susteren bevinden zich een houten,
deels verguld en bezet met gekleurde glasstenen reliekbuste met de schedel van Alberik, een
houten doos met beenderrelieken en een kleed, mogelijk een deel van Alberiks tuniek,
waarschijnlijk gebruikt om er relieken van in te wikkelen.
Feestdag 14 november
- Frederik (ca. 780 - 835)
Geboren in Friesland, werkte met grote ijver aan de bekering van Friesland. Werd als priester belast
met de kerstening van de heidenen, voornamelijk in de noordelijke gebieden van het bisdom
Utrecht, maar ook in bijvoorbeeld Walcheren en (met Odulfus) in Stavoren en omstreken. Werd in
820 tot bisschop gewijd en stond daar bekend om zijn vroomheid, eruditie, kennis en inzicht. Werd
vermoord, vermoedelijk door bewoners van Walcheren die niets moesten hebben van de
kerstening; er is echter een legende dat hij gedood is op last van Judith , keizerin der Franken en
vrouw van Lodewijk de Vrome, wegens zijn kritiek op haar losbandige levenswandel. Werd hoe dan
ook na zijn dood spoedig als martelaar vereerd.
Feestdag 18 juli; patroonheilige van de lijders aan doofheid
- Hungerus (?? – 860)
Is niets van bekend behalve dat hij uit Utrecht naar Deventer moest vluchten voor invallen van de
Noormannen. In rustiger tijden is hij de relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerius komen
ophalen om ze naar Deventer, zijn tijdelijke residentie, te brengen.
Geen aparte feestdag; feestdag is 8 november als onderdeel van de gezamenlijke feestdag van de
bisschoppen van Utrecht
- Radboud (ca. 850-917)
Achterkleinkind in vrouwelijke lijn van de gelijkbenaamde, beroemde laatste niet-christelijke koning
van Friesland en Holland. Werd bisschop van Utrecht in 900. Onderscheidde zich vanwege zijn hulp
aan de armen en aan zijn gedichten, gezangen en heiligenlevens (waaronder die van Bonifatius,
Lebuinus, Amelberga en Swietbert). Stierf in Ootmarsum, nadat hij gedwongen was zijn
bisschopszetel naar Deventer te verplaatsen na een invallen van Noormannen. Werd begraven in
de de Grote of St. Lebuinuskerk in Deventer; zijn relieken zijn daar bewaard in zilveren schrijnen die
aan de zuidzijde van het hoofdaltaar stonden opgesteld. Maar toen in 1578 tijdens de Nederlandse
Opstand de zilveren reliekkisten omgesmolten waren en tot vierkant noodgeld gemunt en de
protestantse godsdienst de leidende werd, verdween de verering voor Radboud. De inhoud van de
schrijnen echter werd bij particulieren ondergebracht en is zo bewaard gebleven. Nadat in 1854 de
relieken in het bezit van de Deventer parochie waren gekomen en in 1878 in kleine stukjes onder
parochianen verdeeld waren, is in 1891 is een nieuw reliekschrijn gemaakt met in reliëf de
beeltenissen van o.m. Radboud. Na een opbloei rond die tijd verdween in de jaren zestig van de
20e eeuw de verering weer. Het schrijn staat heden ten dage achter in de noordbeuk van de
Broederenkerk in Deventer opgesteld. Naar hem zijn de Radboud Universiteit Nijmegen en het
bijbehorende Sint-Radboudziekenhuis genoemd.
Feestdag 29 november; patroonheilige van de katholieke wetenschapsbeoefening
- Ansfridus (ook Ansfried of Aufridus genaamd) (ca. 940 – 1010)
Was graaf van Brabant en vanuit die hoedanigheid 'zwaarddrager' van de Rooms-Duitse keizer Otto
III, die hem in 995 tot bisschop van Utrecht benoemde hoewel dit tegen zijn zin was omdat hij
zichzelf veel te nederig daarvoor vond. Was gehuwd (met de adellijke Heresuint of Hilsondis) en
had een dochter die abdis was in het benedictinessenklooster bij Thorn dat door zijn vrouw gesticht
was. Stichtte zelf het benedictijnenklooster Hohorst bij Amersfoort waar hij ondanks zijn
bisschopsambt steeds meer was en daar een leven van boete en gebed leed; als hij in Utrecht was
verpleegde hij - ondanks zijn blindheid – vooral zieken. Zo gaat het verhaal dat hij een melaatse
waste, hem in zijn eigen bed te slapen legde en hem de volgende dag met schone kleren weer op pad
stuurde. Zijn bezittingen stelde hij ter beschikking aan de armen, van wie hij er dagelijks 72 aan tafel
uitnodigde. Werd begraven in de Domkerk in Utrecht. Naar hem zijn diverse katholieke verenigingen in
en rond Amersfoort vernoemd.
Feestdag 3 mei.
- Bernoldus (ook wel Bernulf genaamd) (??-1054)
Van zijn afkomst is weinig bekend. Was een vertrouweling van de Duitse keizer Koenraad II omdat
hij deze - onder meer in de strijd tegen de Hollandse graaf Dirk IV - steunde. Breidde het wereldlijk
gebied van het bisdom Utrecht uit en bevorderde het kerkellijk leven krachtig, onder meer door de
bouw van de St. Pieterskerk in het oosten, de O.L. Vrouwkerk in het westen, de St. Janskerk in het
noorden en de St. Pauluskerk in het zuiden. Met de reeds bestaande Domkerk vormden deze vier
kerken tezamen het zogeheten Kerkenkruis. Stichtte ook de Paulusabdij te Utrecht. Is begraven in
de St. Pieterskerk waar pas in de tweede helft van de 14e eeuw zijn verering op gang kwam met als
accent 'genezing' van onvruchtbare vrouwen en van kinderen die groeistoornissen vertoonden.
Met de komst van de Reformatie verdween de verering. Door de herontdekking en opening van
Bernoldus' graf in de St. Pieterskerk in 1656, waarbij een aantal liturgische voorwerpen en resten
van zijn doodskleding werden aangetroffen, leefde de verering weer op en werden enige wonderen
gemeld: zo werd in Gouda werd in 1662 een jongetje plotseling genezen van een dodelijke ziekte
na tussenkomst van Bernoldus en werd in 1683 een vrouw genezen van een uiterst hardnekkige
hoest nadat zij driemaal uit het kelkje dat in Bernoldus' graf was aangetroffen, had gedronken. Van
een publieke verering na de 17e eeuw is niets meer bekend; enkele relieken als stukjes kleed,
gebeente en haar alsmede enkele voorwerpen als kelk, ring en deel van de staf berusten nu in het
Museum Catharijneconvent in Utrecht. Is wel verward met zijn tijdgenoot de heilige pastoor
Bernoldus van Oosterbeek , maar onderzoek toonde aan dat deze twee niet identiek zijn. Echter
niet duidelijk is of de hierbovenstaande relieken van de Utrechtse bisschop dan wel van de
Oosterbeekse pastoor - van wie slechts de legende bekend is dat hij eens de hoogzwangere
echtgenote van keizer Koenraad II onder zijn hoede had genomen maar aan wie wel de Oude Kerk
in Oosterbeek is toegewijd
- zijn.
Feestdag 19 juli; patroonheilige van het gilde voor kerkelijke kunsten
6. DE AUTOCHTOONSE HEILIGEN.

Oda (?? - ca. 700)


Was dochter van een Schotse of Ierse koning. Leefde in Weert en Venray. Was blind, maar werd
genezen bij het graf van Lambertus in Luik. Woonde - na door haar vader verstoten te zijn omdat
ze niet wilde huwen omdat ze de gelofte van maagdelijkheid had afgelegd - enige tijd als
kluizenares in Weert, maar vanwege het lawaai van schetterende eksters verhuisde ze naar een
eenzame plek in het – naar haar vernoemde - St. Oedenrode. Toen ze hier was gestorven en
begraven verscheen er een licht boven haar graf; de gelovigen zagen hierin een teken van
heiligheid en erna volgden nog diverse wonderen. Op de plaats waar ze had gewoond werd een
houten kapelletje gebouwd, dat in 1173 vervangen werd door een stenen kerk, de parochiekerk van
St. Martinus in St.Oedenrode, waarnaar haar relieken werden overgebracht. De plek in
St.Oedenrode werd een levendige bedevaartplaats. Wordt voorgesteld met een ekster op haar
linkerhand en een kroon aan haar voeten die ze als koningsdochter heeft versmaad.
Feestdag 27 november, patroonheilige van St. Oedenrode en van de lijders aan oogziekten.

Ludgerus (ook Ludger of Liudger genaamd) (742 – 809)


Fries missionaris en priester, later bisschop van Münster. Zag als 11-jarige de stokoude Bonifatius
preken en was daar zo door gegrepen dat hij besloot missionaris te worden. Begon zijn geestelijke
loopbaan als docent aan de domschool van Utrecht. Werd in 777 in Keulen tot priester gewijd.
Werkte spoedig daarna als missionaris in Friesland, Groningen en zelfs in Helgoland, waar hij bij
een adellijke dame onderdak vond en ter plekke de blinde zanger Bernleff genas. Vertrok later naar
Rome en leefde twee jaar bij de Benedictijnen van Monte Cassino waar hij keizer Karel de Grote zou
hebben ontmoet. Ging hierna terug naar het Noorden om de Saksen in Westfalen te kerstenen en
de grondslag te leggen voor het bisdom Münster van welke stad hij in 805 de eerste bisschop werd.
Is begraven in de door hem gestichte abdij van Werden aan de Ruhr. Tot op de dag van vandaag
worden daar zijn relieken bewaard en vereerd. Zijn bijnaam luidt "Apostel der Groningers".
Feestdag is voor het aartsbisdom Utrecht en het bisdom Groningen 26 maart maar voor het bisdom
Munster 16 november, wat voor de Munsterse regio een vrije dag is. Patroonheilige van Münster,
Balk en Essen.

Odulfus (ook Odulp, Olof, Oelbert of Oel genaamd) (ca. 780 – ca. 865)
Priester, geboren in Oirschot (huidige gemeente Best). Was in dienst van de aartsbisschop van
Utrecht die hem naar Friesland stuurde waar hij naam verwierf als "Apostel der Friezen" (de
tweede, na Bonifatius). Stichtte een Benedictijner abdij in Stavoren vanwaar hij - samen met
onder meer de latere bisschop Frederik van Utrecht - missieactiviteiten ontplooide en waar hij ook
bijgezet is. Delen van zijn relieken werden in 1034 in Stavoren door Vikingen gestolen en kort
daarop door de bisschop van Londen gekocht die de relieken schonk aan de Benedictijnse Onze-
Lieve-Vrouwe-abdij van Evesham. Niettemin claimt de Benedictijner abdij in Stavoren nog relieken
in het bezit te hebben. Odulfus staat op het gemeentewapen van Best; hier staat ook een
standbeeld van hem.
Feestdag 9 juli; patroonheilige van Best

Norbertus van Xanten (ca. 1080 - 1134)


Aartsbisschop van Maagdenburg, geboren in Gennep. Nadat in 1115 de bliksem vlak naast hem
was ingeslagen, bekeerde hij zich tot de evangelische levenswijze; nog in datzelfde jaar werd hij tot
priester gewijd. Vestigde zich na een opdracht van paus Calixtus II in het dorpje Prémontré bij Laon,
waar hij de kloosterorde der Norbertijnen (of premonstratenzers of witheren naar hun witte habijt)
stichtte. Werd in 1126 aartsbisschop van Maagdenburg waar hij veel missiewerk verzette. Werd
bijgezet in de Norbertijnenkerk van Maagdenburg, maar zijn relieken zijn in 1627 naar de
Starhovabdij in Praag overgebracht wegens de Dertigjarige Oorlog. Wordt meestal afgebeeld als
bisschop in wit habijt met miskelk en monstrans.
Heilig verklaard in 1582 door paus Gregorius XIII.
Feestdag 6 juni

Gerlachus van Houthem (ca. 1100 - 1165/66)


Kluizenaar, geboren in het Limburgse Houthem. Leefde een lichtzinnig leven maar kwam tot inkeer
na het overlijden van zijn vrouw. Ging op bedevaart naar Rome en Jeruzalem waar hij zeven jaar
werkte hij als ziekenverzorger in een hospitaal. Liet bij thuiskomst alle bezit en luxe varen en trok
zich terug in het Geuldal, in een holle eik, als kluizenaar. Als boetedoening mengde hij zijn brood
met as en ging elke dag te voet op bedevaart naar het gebeente van Servatius in Maastricht.
Tijdens en kort na zijn dood zou het water van de nabijgelegen bron drie keer in wijn zijn veranderd.
Op de plek van Gerlachus´ kluis ontstond al snel na zijn dood een klooster dat uiteindelijk
uitgroeide tot een bloeiend Norbertinessenstift dat de naam St. Gerlach kreeg. In de hierbijhorende
kerk, de Parochiekerk H. Gerlachus , is het praalgraf van Gerlachus waarin gewijd zand zit dat kan
worden uitgestrooid tegen ziekten onder het vee. Zijn gebeente ligt in een reliekschrijn achter in de
kerk. De kerk is een uniek laat-barok gebouw met 10 fresco's uit het leven van Gerlachus. St.
Gerlach – waar ook het St. Gerlachkasteel is te vinden - is officieel één der kernen van Houthem dat
op zijn beurt tegenwoordig valt onder de gemeente Valkenburg aan de Geul. Het is sinds lange tijd
een bedevaartsoord, vooral voor pelgrims die het gewijde zand komen halen.
Feestdag 5 januari , patroonheilige van Houthem en van het zieke vee

Liduina van Schiedam (ook Liduina, Lidwina of Liedewij genaamd) (1380 - 1433)
Geboren in Schiedam. Viel op 15-jarige leeftijd op het ijs waardoor zij verlamd raakte en voor de
rest van haar leven aan bed gekluisterd bleef. Maakte grote indruk op de vele bezoekers die zij
kreeg; vooral op chronisch zieken voor wie zij een grote troost was. Had visioenen waarin zij naar
het paradijs reisde. Had stigmata op handen, voeten, in de zij en op haar hoofd. Haar graf – al haar
relieken rusten (met grafzerk) in de St. Liduinabasiliek in Schiedam - is eeuwenlang door vele
pelgrims bezocht. Behalve de St. Liduinabasiliek zijn er in Schiedam diverse instellingen die haar
naam dragen.
Heilig verklaard in 1890 door paus Leo XIII.
Feestdag 14 juni; patroonheilige van Schiedam en van de chronisch zieken

De Martelaren van Gorcum


Zeventien geestelijken en twee lekenbroeders, gevangen genomen in 1575 na de inname van
Gorcum door de geuzen. De negentien werden gemarteld, opgehangen en hun lichamen werden
daarna gruwelijk verminkt.
Zalig verklaard in 1675, heilig verklaard in 1867 door paus Pius IX.
Gezamenlijke feestdag 9 juli.

Petrus Canisius (eigenlijk Peter Kanis) (1521-1597)


Priester, geboren in Nijmegen. Studeerde in Keulen en werd daar lid van de Jezuïetenorde. Was
briljant geleerde en werd daarom benoemd tot leider van de Contrareformatie in de Duitssprekende
landen in Europa waar hij in woord en geschrift het katholieke geloof verdedigde tegenover het
protestantisme. Wordt vereerd als "Tweede Apostel van Duitsland" (na Bonifatius). Een deel van
zijn relieken is naar zijn geboortestad, naar de kerk van St. Petrus Canisius ofwel de
Molenstraatkerk , overgebracht.
Heilig verklaard in 1925 door paus Pius XI.
Feestdag 27 april.

Gerardus Majella (ook Geert van Wittem genaamd) (1726-1755).


Trad in 1749 toe tot de orde der redemptoristen in Wittem. Werd aldaar in 1752 geprofest als
lekenbroeder. Leefde er drie jaar lang als portier, koster, kleermaker en tuinman, maar is begraven
in het klooster Caposele bij Napels. Al snel na zijn dood verspreidde zich een devotie over Europa
mede door de wonderen die op zijn voorspraak gebeurden; in 1875 werden al 77 wonderen vermeld
waarna het proces tot zalig- en later heiligverklaring begon. Mede door de aanwezigheid van een
botreliek (een gepolychromeerd gipsen Gerardusbeeld waarbij hij het zwarte habijt van de
redemptoristen draagt) in de Gerardus Majellakerk en de massale verspreiding van het orgaan (de
Sint Gerardus Klok) begon vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw Wittem als pelgrimsoord
naam te maken. Eind jaren vijftig beleefde de cultus rond Gerardus zijn hoogtepunt. In 1961 nog
werd een nog nieuwe kapel in gebruik genomen, speciaal voor de Gerardus-devotie, maar in de
loop van de jaren zeventig nam het aantal pelgrims drastisch af. In 1998 is de laatste bedevaart
gehouden. In het Noord-Brabantse Westerbeek is in de parochiekerk van het H. Hart van Jezus een
Gerarduskapel, in het Noord-Brabantse Weebosch een Parochiekerk van St. Gerardus Majella, ook
met Gerarduskapel.
Zalig verklaard in 1893 door paus Leo XIII , heilig verklaard in 1904 door paus Pius X.
Feestfag 16 oktober; patroonheilige van de kleermakers

Arnold Janssen (1837-1909)


Priester en missionaris. Geboren in Goch. Kon zijn ideën over missiewerk in Duitsland niet kwijt en
vestigde zich daarom in het Noord-Limburgse Steyl waar hij in 1875 het missieseminarie "het
Gezelschap van het Goddelijk Woord" stichtte. Later stichtte hij - samen met de Z. Maria Helena
Stollenwerk - nog 2 congregaties: in 1888 de congregatie van de missiezusters van Steyl ofwel
de "Dienaressen van de Heilige Geest", en in 1895 de congregatie van de de "Dienaressen van de
Heilige Geest van de Altijddurende Aanbidding". Begraven in het missiehuis St. Michaël te Steijl.
Zalig verklaard in 1975 door paus Paulus VI, heilig verklaard in 2003 door paus Johannes Paulus II.
Feestdag 15 januari.

Catharina Dierickx (ook Kaatje Dierickx, later zuster Maria Adolfina genaamd) (1866-1900)
Missiezuster, geboren in Ossendrecht. Trad in 1892 toe tot de "Zusters Franciscanessen
Missionarissen van Maria" in Antwerpen en nam de kloosternaam Maria Adolfina aan. Werd
aangewezen voor de missie in China waar ze met veel moeite aanpassingsproblemen overwon. In
het weeshuis waar ze uiteindelijk terecht kwam kerstende ze veel kinderen op een uiterst minzame
en hartelijke wijze. Samen met haar medezusters en de priesters en leken van de missie werd ze
tijdens de Bokseropstand gedood. Zij is mede in naam van haar omgekomen gezellinnen heilig
verklaard, als voorbeeld voor alle Nederlandse missionarissen. Eén niet nader gespecificeerd reliek
is in het altaar van de Adolhinekapel behorend tot de parochie van St. Gertrudis in Ossendrecht
(gemeente Woensdrecht) verzegeld, een ander, een deel van haar hoofddoek, wordt jaarlijks aan
de bezoekers ter verering aangeboden.
Zalig verklaard in 1946 door paus Pius XII, heilig verklaard in 2000 door paus Johannes Paulus II.
Feestdag 9 juli wanneer (op de zondag daarna) een bidtocht vanaf de geboortehuiskapel via het
huis van Kaatjes pleegouders naar de Berghoeve, waar de voorzitter van de Marie-
Adolphinestichting een zogenaamde bergrede houdt.

Karel Houben (ook wel pastoor Karel van Sint Andries genaamd) (1821-1893)
Priester, geboren in Munstergeleen. Trad in 1845 in bij de congragatie der passionisten in Ere (België) en werd in
1850 tot priester gewijd. Werd naar het klooster van Mount Argus bij Dublin uitgestuurd en later vermaard door
zijn genezingskracht. Velen bezochten hem, die de bijnaam ‘de man met de zegenende handen' had, om troost
en genezing te vinden. Tijdens zijn leven werd hij reeds in Ierland als een heilige beschouwd. Na zijn dood bleven
gelovigen zijn graf in de Pancratiuskerk in Munstergeleen bezoeken. In 1935 stichtten de passionisten in het
geboortehuis een gedachteniskapel, die hoe langer hoe meer pelgrims trok. Sinds de jaren negentig van de 20e
eeuw neemt het aantal bedevaartgangers dat het geboortehuis bezoekt nog steeds toe. Zou twee doodzieke
mensen hebben genezen; die van Dolf Dormans uit Muntstergeleen, op voorspraak van Houben van een
ongeneeslijke darmkwaal genezen, werd als wonder erkend.
Zalig verklaard in 1988 door paus Johannes Paulus II, heilig verklaard in 2007 door paus Benedictus XVI.
Feestdag 5 januari, maar de processie waarbij de relieken naar het geboortehuis worden vervoerd is op de
derde zondag in juni
7. DE ZALIGEN

Titus Brandsma (aanvankelijk Anno Sjoerd Brandsma geheten) (1881-1942)


Priester en hoogleraar, geboren in het Friese Oegeklooster. Trad in 1898 toe tot de Orde der
Karmelieten bij wie hij tot priester werd gewijd en door wie hij naar Rome werd gestuurd om
filosofie te studeren. Werd hierna hoogleraar filosofie en geschiedenis der Nederlandse mystiek in
Nijmegen. Preekte en schreef tegen het (opkomende) nazisme en bleef dat doen toen hij in 1941 hij
door aartsbisschop de Jong werd aangesteld om de belangen van het katholiek middelbaar
onderwijs en de katholieke pers in het bezette Nederland te verdedigen. Werd door de Gestapo
gearresteerd, schreef in de gevangenis in Scheveningen een biografie van de grote karmelietes St.
Teresia van Avila en mystieke gedichten. Bleef zelfs na overplaatsing via Amersfoort en Kleef naar
Dachau voor het Evangelie en voor de vrijheid van de Kerk vechten. Bezweek in Dachau in 1942.
Werd in 2005 uitgeroepen tot de Grootste Nijmegenaar aller tijden.
Zalig verklaard in 1985 door paus Johannes Paulus II.
Viering gedachtenis 27 juli; is sinds 2001 tweede beschermheilige (naast sint Isidorus van Sevilla)
voor het Internet

Petrus ('Peerke') Donders (1809-1887)


Priester, geboren in Werkte in Suriname, eerst als kapelaan in Paramaribo en later als priester in
een melaatsenkolonie gevestigd op de voormalige plantage Batavia bij de Coppenamerivier. Genas
in 1929 op voorspraak een kind van botkanker.
Zalig verklaard in 1982 door paus Johannes Paulus II.
Viering gedachtenis 14 januari

Maria Helena Stollenwerk (1852-1900)


Missiezuster, geboren in Aken. Kon haar ideën over missiewerk in Duitsland niet kwijt en vestigde
zich daarom in het Noord-Limburgse Steyl bij de stichting van de H. Arnold Janssen. Stichtte
samen met deze in 1888 de congregatie van de missiezusters van Steyl ofwel de "Dienaressen van
de Heilige Geest", en in 1895 de congregatie van de de "Dienaressen van de Heilige Geest van de
Altijddurende Aanbidding".
In 1985 door paus Johannes Paulus II zalig verklaard.
Viering gedachtenis 28 november

Anna Maria Tauscher (later zuster Maria Teresa genaamd) (1855-1938)


Missiezuster, geboren in het (huidige) Poolse Sandow. Wilde op haar dertigste God als bewijs van
haar liefde voor Hem een groot offer brengen en werd hoofd van een krankzinnigengesticht in het
Rijnland. Het werk met de zieken kostte haar veel zelfoverwinning en bezorgde haar slapeloze
nachten, maar ze nam niets van haar offer terug. Voelde vijf jaar later de roepstem van God om
dakloze kinderen een thuis te schenken en stichtte hierom in Berlijn het eerste St. Jozefhuis. In
Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Nederland, Engeland, Italië en Hongarije ontstonden St.
Jozefhuizen, die dakloze kinderen een thuis boden. Begon in 1897 met huismissie die ze later
uitbouwde tot een congregatie die de naam 'Karmelitessen van het Goddelijk Hart van Jezus' of
afgekort 'Karmel D.C.J.' kreeg. Verbleef van 1912 tot 1920 in de Verenigde Staten om ook daar
nieuwe afdelingen van de Karmel-congregatie te bouwen. De behoefte ontstond aan een centraal
punt, en dat werd het 'Moederhuis' in Sittard waar zij eerste generaal-overste werd; hier is tot op
vandaag het hart van de congregatie met een internationale gemeenschap gevestigd. De
congregatie kreeg in 1910 van paus Pius X het 'decretum laudis' en in 1930 van paus Pius XI de
uiteindelijke goedkeuring van de constituties. Overleed in 1938 en werd begraven in het
kloosterkerkhof van het Moederhuis, totdat haar stoffelijke resten in 1987 in een zijkapel van de
kloosterkapel zijn herbegraven. Genas in 1996 op voorspraak een vrouw die al 20 jaar aan een
schimmelinfectie tussen de tenen leed, die met medische middelen niet te verhelpen bleek. Dit was
het wonder dat 8 later erkend werd zodat zij zalig kon worden.
In 2006 in naam van paus Benedictus XVI zalig verklaard in de Sint-Christoffelkathedraal in
Roermond.
Viering gedachtenis 30 oktober

Eustachius van Lieshout (1890-1943)


Priester en missionaris, geboren in het Brabantse Aarle-Rixtel. Sloot zich na zijn priesterstudie -
geïnspireerd door de beroemde Belgische pater Damiaan - aan bij de Congregatie van de Heilige
Harten van Jezus en Maria ofwel de paters Picpussen in Leuven. Vertrok in de jaren twintig als
missionaris naar Brazilië. Kwam daar in aanraking met spiritistische groeperingen, die met hun
magische praktijken veel invloed hadden. Besloot - om daar tegenwicht aan te bieden - christelijke
genezingsdiensten te houden waardoor hij vermaard werd als wonderdoener. Stierf ten gevolge van
een beet door een insect die hem met vlektyfus besmette. Is begraven in zijn laatste standplaats,
het Braziliaanse Belo Horizonte, waarnaar hij was overgeplaatst doordat de massa's gelovigen die
hij aantrok verkeersopstoppingen veroorzaakten in de buurt van Sao Paulo, waar hij aanvankelijk
was gestationeerd. Genas op voorspraak in 1968 genas een Braziliaanse priester.
In 2006 in naam van paus Benedictus XVI zalig verklaard in Belo Horizonte.
Viering gedachtenis 30 augustus

You might also like