Professional Documents
Culture Documents
1
Hoofdstuk 5: samenleving en economie in de vroege middeleeuwen………………. p28
• de vroegmiddeleeuwse samenleving……………………………………………………….. p28
transformatie: de aristocratie
degradatie: de vrije weerbare mannen
promotie: de slaven
horigheid, grondheerlijkheid en hofstelsel
• handel en gift-exchange……………………………………………………………………… p30
Friezen en Vikingen
2
Hoofdstuk 9: vroegere koninkrijken en territoriale vorstendommen (10e-13e eeuw) p58
• de droom van het Imperium………………………………………………………………….. p58
Oost- en West-Frankische rijken
de vestiging van het Duitse koninkrijk
de Rijkskerk
herstel van het keizerschap
Imperium et sacerdotium
de mediterrane ambities van de Hohenstaufen
het Duitse Rijk
Italië
keizer en paus
• gestichte koninkrijken…………………………………………………………………………. p63
vazalstaten in Midden-Europa?
the making of England
Iberië
Frankrijk: het concentrische model
de Balkan
• institutionalisering van de staat……………………………………………………………… p67
de monarchale dynamiek
het koningschap wordt een ambt
dienaren van de staat
machtsvertoon in Gotische stijl
Hoofdstuk 10: wankelende kernen in het Oosten & het begin v.d. Europese expansie p71
• het Westen wordt agressiever……………………………………………………………….. p71
• het multiculturele Oosten……………………………………………………………………... p71
• de aanzet tot de kruistochten………………………………………………………………… p72
• verschuivende zwaartepunten……………………………………………………………….. p73
• kruistochten, kruisvaardersstaten en westerse kolonies in het Oosten…………………. p74
• de latere kruistochten…………………………………………………………………………. p76
• kolonisatie……………………………………………………………………………………… p76
3
Hoofdstuk 13: denken over mens en wereld………………………………………………p96
• een Griekse erfenis: het middeleeuwse wereld- en mensbeeld…………………………..p96
heelal, aarde, mens, geest
• de zware last van auctoritas…………………………………………………………………. p97
het laatantieke scholingsprogramma in de vroege Middeleeuwen
• de Karolingische renaissance…………………………………………………………………p98
• de renaissance van de 12de eeuw: een intellectuele revolutie?………………………….. p98
litterati, verzamelaars en vertalers
de revival van Aristoteles
de invloed van de nieuwe logica
natuurfilosofie en metafysica
de vorming van universiteiten
• de universitaire wetenschapsbeoefening en de intellectuele crisis van het einde van
de 13de eeuw…………………………………………………………………………………… p102
de universitaire wetenschapsbeoefening in vol bedrijf
de universitaire wetenschapsbeoefening in crisis
Willem van Ockham
Ockham en het debat over de universalia
Ockhams theologie
Aristoteles bekritiseerd
• het humanisme van de late Middeleeuwen………………………………………………… p105
de studia humanitatis en het nieuwe humanisme in Italië
het nieuwe humanisme buiten Italië
4
Hoofdstuk 16: crisis in de Kerk en heroriëntatie van de gelovigen (1250-1500)…… p136
• zeggenschap over de christenheid………………………………………………………….. p136
nieuwe ideeën over de relatie tussen geestelijke en wereldlijke macht
• de pausen te Avignon en de bureaucratisering van de curie…………………………….. p138
• het Westerse Schisma en de conciliaire beweging………………………………………... p138
• het geloofsleven in de late Middeleeuwen…………………………………………………. p140
observantisme en nieuwe lekenbewegingen
vroomheid en mystiek
de geloofsbeleving van gewone gelovigen
Volgende passages hoeven niet in detail gestudeerd te worden. Het gaat hier echter geenszins om
onbelangrijke aspecten van de middeleeuwse geschiedenis. De krachtlijnen die over deze thema’s
in de les aan bod zijn gekomen, dienen wel degelijk gekend te zijn:
- p. 30-37 (Oost-Romeinse Rijk) p11-12
- p. 61-65 (De Arabische veroveringen) p18-19
- p. 92-94 (bekering Slavische volkeren) laatste punt p25 + begin p26
- p. 97-100 (Islam) p27
- p. 143-150 (Dynamische periferieën) p39-41
- p. 152-157 (Volume en karakter van de agrarische productie) p42-43
- p. 338-355 (Wetenschapsbeoefening einde dertiende eeuw p102-107
+ Humanisme late Middeleeuwen)
- p. 415-418 (Osmaanse Rijk) p133-135
De lessen vormen de beste graadmeter om in te schatten wat echt belangrijk is. Wat in de les aan
bod is gekomen, dient dus zeker gekend te zijn, zelfs indien daarvoor bij uitzondering geput is uit
sommige kadertekstjes of passages uit het boek die niet in detail gestudeerd moeten worden. Wat
betreft de vele namen van historische personages en plaatsen die voorkomen in het handboek: op
het examen zal enkel gepolst worden naar kennis van die namen die ook in de les zijn vermeld.
5
Geschiedenis van de Middeleeuwen
Eeuwen des onderscheids (W. Blockmans & P. Hoppenbrouwers)
6
• op grond van welke criteria onderscheiden we tijdvakken?
overgangen = zodanig diepgaande maatschappelijke veranderingen dat alle aspecten v.d.
samenleving erdoor worden beïnvloed (vb.: Industriële revolutie)
overgang Romeinse Rijk naar Middeleeuwen staatkundige & religieuze veranderingen +
omvorming van het samenlevingspatroon en de economische orde (ook hier weer regionale
verschillen W.R.R.O.R.R.)
waar situeren we de omslag tussen 5e en 8ste eeuw?
urbanisatieproces!: stedengroei, commercialisering v.d. economie, handel, kolonialisme,..
toch bleven de veranderingen beperkt 2 vragen:
- is de transformatie zodanig ingrijpend dat er een nieuw maatschappijtype ontstaat?
- Zijn de ontwikkelingen in de 15de eeuw opnieuw een transformatie? Of zijn het
voortzettingen van oudere tendensen
• conclusie: we komen tot een onderscheid tussen 2 periodes met omslagfase 10e/11e eeuw
- de agrarische vroege middeleeuwen
- de geürbaniseerde en gecommercialiseerde late middeleeuwen
evolutie spreidde zich over ‘n aantal eeuwen geleidelijke verspreiding v. vernieuwingen
het is belangrijk de regionale ontwikkelingsverschillen in het oog te houden!
de dynamiek was er het eerst in Z & W (vb.: verstedelijking in N-Italië & Vlaanderen)
• noch chronologie, noch maatschappijtype biedt op zichzelf een toereikend interpretatiekader
voor studie v. grote historische ontwikkelingen elke dimensie werpt licht op complexe
interacties die tot evolutie van samenlevingen leiden
ook verschillen in ontwikkelingsniveau leiden tot dynamiek + samenlevingen v.
verschillende ontwikkelingsniveaus bestaan op eenzelfde moment naast elkaar
• deze afbakening heeft ook op niet humanistische gronden zin:
enkele ingrijpende sociale transformaties:
- val van het W.R.R.
- volksverhuizingen en vestiging van nieuwe samenlevingen
- groei van de landbouw bevolkingsgroei + urbanisatie mogelijk
- nieuwe spiritualiteit christendom is enorm belangrijk
- opkomst van het schrift (in volkstalen!)
grote veranderingen: einde slavernij in Europa, grotere vrijheid
vanaf 16de eeuw geen kwalitatieve maar kwantitatieve veranderingen:
overgang Middeleeuwen en vroegmoderne tijd ≠ fundamentele verschillen in
maatschappijtype of diepgaande breuken in maatschappijontwikkeling
grote processen ontwikkelen zich continu vanaf de 11e eeuw tot de Fr. Revolutie
de basis van deze processen ligt dus in de middeleeuwen
• uiteindelijke afbakening 5 – 15de eeuw:
begindata: - 410: Visigoot Alarik plundert Rome
- 476: generaal Odoaker wordt Rex Gentium
- 481: Clovis wordt koning der Franken
alternatief: Islam & Europa (Pirenne), Karel de Grote, Late Antiquity (400-600)
einddata: - +/- 1450: uitvinding boekdrukkunst
- 1453: val Oost Romeinse Rijk, Constantinopel
- 1492: Columbus ontdekt Amerika
- 1517: Luther
alternatief: ontdekkingen & reformatie,…
• let op voor Romaans-Germaanse spraakverwarring!
- Nederlands: vroege, hoge, late middeleeuwen
- Frans: haut, central, bas
- Engels : early, high, late
7
regionale diversiteit
• geografische variatie door het langdurig in stand houden van onderling sterk verschillende
culturele omgevingsfactoren
vroeger was de leefsfeer beperkt tot het dorp, e.d. plaatsgebondenheid zorgt voor
verschillen in economische & culturele ontwikkeling
nu nog merkbaar in sterke culturele verschillen in Europa
• overkoepelende constructies (K/S) staan veraf v. dagelijks leven hindert unificatiestreven
• huidige interpretatiekaders mag men niet zomaar hanteren bij analyse v.d. Middeleeuwen
(Frankrijk of Spanje van toen is anders, termen vorst, adel, boeren,…)
Kerk & Staat hadden misschien minder invloed dan we denken + sociale en staatkundige
eenheden waren zelf voortdurend aan verandering onderhevig
welk Europa?
• in 1400 leek niets erop te wijzen dat Europa ooit zou domineren (China leek redelijker)
Europa zat in vgl. met andere beschavingen eerder in een primitief stadium
1000-1800: Europa doet een inhaalmanoeuvre
• waarin zit het verschil? in de expansiekracht naar andere werelddelen
pas in de 14e eeuw behaalt Europa een technische voorsprong (navigatie, zeevaart, buskruit)
hoe sprong men om met de vooruitgang? in Europa was er geen unitaire gezagsstructuur
felle onderlinge competitie (oorlog) stimuleert expansie men wil overgewicht vestigen
en de machtsmiddelen vergroten, dus moet men innoveren
Kerk & Staat geraken steeds meer gescheiden opkomst steden (3de macht) en ook het
commercieel/industrieel ondernemerschap ontwikkelt zich zonder beperkingen v.
kerkelijke of politieke overheden kapitalisme ontstaat (marktdenken!)
ondernemers in Europa kregen kansen door pluralisme op pol., juridisch, economisch
& religieus vlak + men staat open voor innovaties van elders en voor andere culturen
deze competitiegeest ontbrak bij andere beschavingen (China) andere prioriteiten:
willen stabiel blijven en zijn antivernieuwing + pluralisme wordt gedwarsboomd
8
Hoofdstuk 2: de Romeinse Erfenis
de bestuursstructuur:
• een geïntegreerde staatsstructuur als de Romeinse heeft Europa op die schaal nooit meer
gekend Romeinse Rijk was gebaseerd op solide economische organisatie, indrukwekkende
infrastructuur en hoogontwikkeld rechts- en bestuurssysteem (met verschillende
bestuursniveaus) komt tot uiting in jarenlange standhouding tegen de barbaren,
het efficiënte verdedigingssysteem (Limes, Duces, Comitates) en groot leger
sterk wegennet zorgt voor goede communicatie: bestuurlijk & militair doel
coherentie + interne hiërarchie in het Rijk rationele staatkundige eenheidvisie
kan alleen in stand blijven door wijdverbreidheid v. recht- & administratiebegrippen
het rijk werd verdeeld in civitates (< city), prefecturen, diocesen, provincies
steden waren georganiseerd in een 4hoekig grondplan in dambordpatroon met een
centraal forum, met basilica, overheidsgebouw, rechtbank, tempels,…
keizer bezit zijn rijk niet: res publica, eigendom van de staat en het volk
• in later Europa verdween dit, maar grondpatronen van stedelijke kernen bleven vaak behouden
waarom was zo’n duurzame heldere bestuurlijke hiërarchie op grote schaal nu niet mogelijk?
Alle opvolgende steden en staten missen die eenheidsvisie, schaal, regelmaat, rationaliteit,..
Europa is van onderop, vanuit vele afzonderlijke kleine eenheden gegroeid en niet van
bovenaf geconcipieerd
het Romeinse Rijk is langzaam aan opgebouwd vanuit Rome, en naarmate het groeide
werden bestuursmethoden verfijnder. ( in Europa groeide een rijk soms plots door erfenis)
in het Romeinse Rijk behoorden veroveringen toe aan de staat, in Europa aan de heerser.
• toch werd er later nog teruggegrepen naar Romeinse modellen inzake bestuur en recht
Katholieke Kerk is de belangrijkste erfgename van het Romeinse Rijk
sinds 311 erkend (Constantijn), sinds 4de eeuw staatsgodsdienst (Theodosius), sinds 325
in concilie v. Nicae verdeeld in 5 patriarchaten (Antiochië, Rome, Alexandrië,
Constantinopel, Jeruzalem) met elk volmachten over een groot gebied
de patriarch van Rome werd later de paus (6de eeuw)
verdeeld in bisdommen, met bisschoppen die verantwoordelijk waren voor priesters
eerste bisschoppen, kerkvaders, heiligen behoorden tot Romeinse aristocratie (senatoren)
het gezag strekt zich uit over geografische, etnische en culturele grenzen heen
het was ook centralistisch: elke lokale autoriteit is afhankelijk van het machtscentrum
de christelijke Kerk vormde een steunpilaar voor de gevestigde orde en de keizer was hoofd
van zowel staat als Kerk. Wanneer het keizerschap in het West Romeinse Rijk verdween
vulden de pausen het vacuüm
de Kerk was formeel onafhankelijk van het hoogste wereldlijke gezag
toch nam het heel wat opvattingen over van het Romeinse Rijk: bestuurlijke indeling
Kerk nam de vorm van ambtenarij over zoals Cicero die beschreef ook corruptie
ook de schriftelijkheid (Latijn) wordt verder gezet: universele organisatie door de taal
zorgde voor grote verspreiding van de waarden, ook bij Europese machthebbers
• het Romeinse Rijk bezat een hoogontwikkeld rechtsstelsel
440: codificaties v. Theodosius II & 530: Corpus Iuris Civilis v. Justinianus (burgerrecht)
wetten, procedurerecht en jurisprudentie werd gebundeld en gesystematiseerd
lag aan de basis van de West-Europese universitaire opleiding tot jurist. Ontwikkelde zich in
de Kerk verder tot het canonieke recht (kerkelijke wetten en voorschriften)
9
• de Kerk droeg zorg voor elementen uit de antieke cultuur want was zelf ook een relict ervan
om zich te beschermen tegen de barbaren en de terugdringing van de Latijnse geletterde
cultuur bleef de Kerk de superioriteit van haar gezag verdedigen
rol van vertegenwoordigster van God + door bediening van instrumenten afkomstig uit
een hogere cultuur, onmisbaar voor ieder duurzaam overheidsgezag: (Bijbel, Latijn,
ambtenarensysteem, deskundigheid in bestuur & geschreven recht, stabiele organisatie
met vaste territoriale indeling, gehiërarchiseerd bestuur (territoriale ambten, metropolitanen,
provincies, bisschoppen in diocesen/civitates, parochiepriesters, elitaire rekrutering)
had een grote culturele erfenis: taal (Latijn), schrift, literatuur, recht
Kerk vertegenwoordigde enkele vaste, hoger erkende waarden barbaren nemen ze over
een overheidseconomie:
• late keizerrijk: staat speelt belangrijke rol in het economische leven
ingrepen op de productieverhoudingen om voldoende belastinggeld bijeen te krijgen
daarmee betaalde men het leger, de ambtenaren, bevoorrading aan betaalbare prijzen,…
gebruik van staatsdomein voor de productie, grondgiften voor veteranen, bouw van wegen,
havens, kanalen (vooral voor militaire doeleinden)
• naarmate er meer barbaren lastig deden aan de grenzen ging meer geld naar defensie
groter leger, betere verdediging minder schippers/ambachtslieden werken voor overheid
onveiligheid op het land zorgt voor minder productie + is slecht voor de handel
steeds stijgende belastingdruk ontevredenheid oplossing in ontwaarding v.d. munt
geld wordt schaars, steeds meer transacties in natura
bevoorrading komt in het gedrang en het distributiesysteem raakt ontregeld
• economische problemen worden met dwangmaatregelen bestreden:
- 332: boeren en slaven worden erfelijk verbonden aan hun grond (= beperkte vrijheid)
tegen de schaarste aan arbeidskrachten gericht
- beroepsdwang bij ambachtslieden (zelfde beroep als vader uitoefenen)
- koopkracht in de steden was ingestort want aristocratie trok zich op eigen landgoed terug
400: staat richt eigen systeem voor productie/distributie op van essentiële goederen
- meisjes van -14 mogen niet in klooster, weduwen moeten binnen de 5j hertrouwen
tegen de bevolkingsdaling gericht
het economisch/fiscaal systeem v.h. keizerrijk was van binnenuit ineen aan het storten
het economisch draagvlak voor het Rijk zakte weg: te zware fiscale last door de defensie
en door de vele ambtenaren nodig voor het eigen productie- en distributiesysteem
Imperial overstretch: grote rijken die zich uitstrekken over de grenzen van beheersbaarheid
(veroveren ging nog, economisch onderhouden niet langer)
ruralisering:
• voor de 4de/5de e was het Rijk gevestigd op een stedelijke samenleving met goede verbindingen
distributiesysteem v.d. staat stort in: leger moet zich regionaal bevoorraden, geldcirculatie ↓
staatsgeleide verre handel viel stil, steden waren minder aantrekkelijk als consumptiecentra
• 4 – 6de eeuw: sterke bevolkingsvermindering steden en garnizoenen verliezen bevolking
behoefte aan handelsverkeer neemt af: stedelijke markt verdwijnt door wegvallen van de
staatsdienst, de veiligheid en de rijkdom van de elites (afhankelijk van de staatsinkomsten)
landbouwproductie liep terug + oppervlakte v.h. bewerkte areaal
latifundia: grote gronden van senatoren werden bewerkt door afhankelijke boeren en
deze grootgrondbezitters konden deze slechte tijden beter aan dan zelfstandige boeren
centrale gebouwen werden militair versterkt + gewapende tegenmacht opgericht
kleine boeren gaan zich bij de grondbezitters voegen (ook door fiscale druk). Boeren
geven vrijheid op in ruil voor bescherming v.d. heer macht landheren breidt zich uit
gezag van de landheren overheerste over het staatsgezag
middeleeuwse economische en sociale verhoudingen ontstaan op het puin v.h. keizerrijk
- overwegend agrarische samenleving met grote eigendomsdomeinen
- fragmentatie v.d. macht in handen v.d. grootgrondbezitters (directe macht)
- vrije boeren staan onder druk van inlijving bij grote domeinen
- steden worden gereduceerd tot kleine dienstencentra, handelsverkeer is beperkt
- marktstelsel is ineengestort en er is nauwelijks geld in omloop gebruik van werkdwang
10
het Oost-Romeinse Rijk
Justinianus (527-565):
• Justinianus wil het Rijk herstellen & vernieuwen = renovatio imperii 4 pijlers
- herovering van verloren gegane gebieden (N-Afrikaanse oorlogen, Gotische oorlogen)
- zuivering en codificatie van het Romeinse recht (Corpus Iuris Civilis)
- economische politiek gericht op ondersteuning van het militaire apparaat
- godsdienstpolitiek: vestiging van godsdiensteenheid
aanvankelijk ging dit goed, vanaf 550 ontstond een kloof tussen ideaal en werkelijkheid
• heroveringoorlogen Justinianus wou 2-frontenoorlog vermijden bestand met de Perzen
expeditieleger naar de Vandalen in N-Afrika + de O-Goten
647: Romeinen weer verdreven door moslims
later ook Oostkust van Spanje
535: inval in het rijk v.d. Ostrogoten in Italië 20j uitputtingsoorlogen, Italië in diepe ellende
Witigis de Ostrogoot overhaalt de Sjah v. Perzië de oorlog te verklaren 2frontenoorlog
grootste deel territoriale winst weer tenietgedaan door Langobarden
uiteindelijk schieten bijna alleen Rome & Ravenna in Italië over ook voor Langobarden
pijler 1 is dus mislukt!
• pijler 2: duurzamer en succesvoller i.p.v. senaat wordt de keizer enige bron van wet & recht
later wordt hier een goddelijk mandaat aan toegevoegd
Corpus iuris civilis was minder handig want steeds minder mensen spraken/schreven Latijn
pas in de 9de eeuw volledig Griekse vertaling met extra toevoegingen
• pijler 4: ging terug op het idee van een keizer die tevens religieus leider was Hagia Sofia
keizer heeft als taak de Kerk te leiden en te beschermen ‘heilige’ oorlog tegen Vandalen
ook strijd tegen ketters in Syrië & Egypte
• deze ambities brachten een hoge belastingdruk met zich mee builenpestepidemie (541),
invallen van Perzië, barbaarse invasies (Avaren, Bulgaren, Langobarden, Visigoten)
na Justinianus (2de helft 6de eeuw) gaat de halfgoddelijke keizercultus verschuiven naar een
cultus meer op God zelf gericht (gebruik van iconen, relieken Keizers gaan zich ook zo
afbeelden + in het zicht uithangen)
11
hernieuwde expansie:
• voor 10de eeuw slechts kleinere successen westelijk deel Pelopponesos kort na 800
9de eeuw: problemen met de Bulgaren wiens rijk in uitbreiding was
eind 9de eeuw: het tij keert: grote heroveringen (o.a. laars Italië)
mogelijk door afzwakking van de erfvijanden (moslims) en politieke stabiliteit
ging gepaard met versterking van het leger (belang cavalerie neemt toe) + hervormingen
i.v.m. rekrutering en bekostiging (onder Basilios)
• 2 keizers in de 10de eeuw: Constantijn VII & Basilios II maar regeerden met mede-keizers
medekeizers: militairen (Lekapenos, Phocas, Tzimisces) die de vinger aan de pols houden
binnenlandse strubbelingen door onderlinge rivaliteiten van de generaals
976: 13 jaar lang burgeroorlog tot Basilios II die kon beëindigen
• Basilios II: sloot bondgenootschap met Vladimir van Kiev
voltooide verovering v. Bulgarije, maakte Georgië protectoraat, versterkte positie in Z-Italië
slaagde er niet in Sicilië van de moslims terug te halen
voerde principe v.d. subsidiaire fiscale solidariteit in: grootgrondbezitters moeten de fiscale
plicht van kleine boeren overnemen als die niet kunnen betalen
grond werd niet langer in beslag genomen maar in tijdpacht uitgegeven
groepen boeren stonden samen in voor het onderhoud van de cavalerie (1 per x boeren)
krijgsheren die in het Westen opstaan, deze maatregel perkt dat in
Basilios sterft in 1025 Byzantium is weer een grootmacht (sinds 8ste eeuw x2)
• nadelen van de expansie:
- geofysische en etnische verscheidenheid moeilijk te beheersen
etnisch of religieus separatisme
- moeilijker om centraalgeleide macht vanuit Constantinopel te garanderen
veel wordt ter plekke geregeld
12
Hoofdstuk 3 : de volksverhuizingen
De term volksverhuizingen is de romantische erfenis die kritiekloos teruggrijpt naar clichés over
de barbaren probleem: wat verstaat men onder ‘volkeren’? en wat houden ‘verhuizingen’ in?
Barbaren
• Barbaren waren voor de Romeinen allen die buiten de grenzen van hun rijk woonden
eerst voor wie geen Grieks sprak gevoelens van angst (ze waren met veel), bewondering
(hun vechtlust, werden vaak gebruikt als lijfwacht, impressionant) en minachting
barbaren werden vergeleken met beesten en negatieve stereotypen ontstonden
ideologisch doel: barbaren leken veraf en weinig met de werkelijkheid te maken te hebben
het Romeinse Rijk was een hermetisch gesloten wereld met goede defensies
defensie niet zozeer om barbaren buiten te houden, want velen waren opgenomen in het
Rijk dat een smeltkroes van culturen vormde met een grote barbaarse component
dit zal tevens de zwakke plek blijken te zijn
overgewicht v.h. Rijk berustte op organisatievermogen i.p.v. kracht, productie, technologie
er is voor de rest veel minder verschil met de barbaren dan je zou denken
13
• woestijnnomaden/bedoeïenen Arabieren hadden de grootste invloed
geraakten tot in de Perzische/Romeinse invloedsfeer
veel contact met sedentaire groepen in oases liggen langs karavaanroutes en
ontwikkelden zich tot marktplaatsen met stedelijke allure (ambachtslieden, handelaars)
Verhuizingen
14
chronologie:
• de volksverhuizingen zijn begonnen met de verschijning van de Hunnen uit Centraal-Azië
376: de Goten zijn op de vlucht & krijgen toestemming de Donau over te steken
378: de Goten komen in opstand omdat ze niet menswaardig worden opgevangen en
verslaan een Oost-Romeins leger worden foederati in Servië zijn nog ontevreden
390: onder Alarik vallen ze Thracië binnen trekt nadien naar Italië en neemt Rome in (410)
na zijn dood leiden zijn opvolgers de Goten naar Gallië
• intussen in 406 trekt een confederatie Vandalen, Sueben & Alanen de Rijn over, zuidwaarts
409: ze trekken over de Pyreneeën
intussen grijpt het Gallisch-Romeinse leger de macht
Goten worden weer foederati in 418 en krijgen Acquitanië (Toulouse) toegewezen
worden Visigoten en verspreiden zich over heel Gallië en het Iberisch schiereiland
eind 5de eeuw: confrontatie met Franken
• intussen verlaten de Romeinen Spanje vacuüm
strijd tussen Vandalen, Sueben en Visigoten
429: Vandalen steken de Middellandse zee over en vestigen zich in N-Afrika (Carthago)
533: O.R.R. campagne tegen Vandalen
• Bourgondiërs: foederati langs de midden-Rijn
gezien als bedreiging: andere foederati
(Goten, Hunnen) worden gestuurd
450: strijd met Hunnen: Nibelungenlied
worden weer foederati en Aetius laat hen
in het gebied v. Midden-Rhône & het meer
van Genève vestigen groot gebied
• Franken & Alemannen zijn geleidelijk ver-
schoven naar boerenkolonisatie + foederati
• 476: geen aparte keizer meer in het westen
het Oosten wil het gezag daar herstellen
Zeno stuurt de Ostrogoten v. Theoderik
op veroveringstocht naar Italië, waar hij
Odoaker overwint en een langdurig
bewind vestigt (ook in Slovenië,
de Provence & Spanje)
• eind 5de e: Angelen, Saksen (Eng.) Juten &
Friezen (continentkust) gaan foederati tegen
barbaren vormen als Rom. weggaan
• 535: Gotische oorlogen van Justinianus
tegen de Goten ook foederati ingezet
568: Langobarden vallen Italië binnen
had te maken met verschijning v.d.
Avaren in het Karpatenbekken.
Langobarden sloten een verdrag met de
Avaren en vielen eerst de Gepiden aan
+ trokken door naar Italië
veroverden grote gebieden maar de
Byzantijnen behielden ook steunpunten
• laatste fase: O.R.R. is verwikkeld in oorlog
met de Perzen verwaarlozen Donaugrens
570: slavische groepen onder heerschappij
v.d. Avaren vallen Balkan + Gr. binnen
leken zich definitief te willen vestigen
eerst bekering door Byzantijnen, maar die
schakelen later over op een reeks
onderwerpingsoorlogen vele slaven worden gedeporteerd naar binnenlanden v. Klein-Azië
15
het karakter van de barbaarse vestiging:
• sterk uiteenlopende karakters van vestiging
gemeenschappelijk: nieuwkomers waren overal kleine minderheden
- kleine groep niet in staat tot gebiedbeheersing van enige betekenis zitten in versterkte
centrumplaatsen, en terroriseren autochtone grootgrondbezitters (N-Afrika: Vandalen)
- variant: vestigingspatroon met overname van het Romeinse belastingsstelsel
krijgen nog altijd belastingsuitkeringen in natura tijdelijk, later gebiedsoccupatie
zien we bij de Ostrogoten in Italië
- kolonisatie als primaire drijfveer van de invallen nog steeds kleine aantallen
de barbaarse koninkrijken
16
brachten stedelijke samenleving tot stand + bestuurden vanuit stedelijke kernen (civitates)
elite bestuurde onder titels als hertog: beheer van domein en inkomsten
½ v.d. inkomsten mochten ze houden, het ambt werd erfelijk + ruime zelfstandigheid
• 500: snelle opgang v.h. Frankenrijk
eerst verschillende krijgsheren
481: Clovis volgt Childerik op
breidt het rijk uit
507: verslaat de Visigoten en
verovert Acquitanië + ZW-Gallië
schakelt rivaliserende Franken-
rijkjes uit (Ripuarische Fr.)
na Clovis verovering Bourgondisch,
Bavaars, Alemaans, Thürings gebied
er worden ook hertogen aangesteld
soms autonoom maar met tribuut-
betalingen (Langobarden, Saksen)
soms periodes overheersing,
afgewisseld met autonomie
o.a. wanneer de hertog zich erg
met het volk identificeert
relatie met NO-volkeren is 2zijdig:
- enerzijds bedreiging
- anderzijds buffer tussen hen en
de Slaven + leveren rekruten
de Westfalen & de Saksen
• Groot-Brittannië:
+/- 500: Angelen & Saksen komen
als foederati binnen, vestigen zich
& vermengen zich met de bevolking
waren met zoveel dat ze de taal
konden behouden, doch in Cornwall,
Wales, Schotland bleef de Keltische
taal en het eigen karakter behouden
vele kleine rivaliserende koninkrijkjes ontstaan uiteindelijk 7 grotere eenheden (Essex,
Sussex, Wessex, Kent, O-Anglia, Mercia, N-Umbria) Mercia was toen de belangrijkste
de andere stonden voor bepaalde periode onder de suprematie van Mercia
bekendste koning v. Mercia = Offa had contact met Karel de Grote (≠isolatie!)
segregatie of integratie?:
• segregatie: men dacht lang dat barbaren zich van de autochtonen wilden afzonderen door:
- verbod op gemengde huwelijken
- doorvoeren van het beginsel van rechtspersonaliteit elke etnische groep eigen rechten
- door het arianisme fel aan te hangen
men begint hier zwaar aan te twijfelen (vb: onderscheid tussen Goti en Romani bij de Goten
doelde op onderscheid burgers en militairen, niets anders)
rechtssegregatie was geen keuze maar nodig omdat elke etnische groep zich op de eigen
rechtsregels bleef beroepen maar iedereen werd rechtsbescherming gegarandeerd
huwelijksverbod alleen in Visigotisch Spanje in de 1ste helft 6de eeuw bleef beperkt
ook de godsdiensttegenstelling werd bijna overal getolereerd (alleen in Spanje niet)
segregatie meestal alleen direct na machtsovername om beloning vr krijgers te garanderen
• integratie: bewijzen zijn talrijker invallers & autochtone populaties zijn spoedig archeologisch
heel moeilijk uit elkaar te houden + de invallers gaven heel snel & gemakkelijk de eigen taal op
alleen de invallers in Engeland, Franken, Alemannen, Britten, Magyaren behielden hun taal
in het Alpengebied ook mengzones van 2 talen die naast elkaar bleven bestaan
de taalgrenzen gaan hierop terug
17
Proto-natievorming:
• Buiten Italië zorgde deze integratie voor een nieuw besef van samenhorigheid 1 volk
in deze context (verbonden met het koningschap) heet dit proto-natievorming
Visigotisch Spanje: koning, volk & land v.d. Spanjaarden (Gothi) later Hispani
elders bleef de barbaarse naam behouden: Burgundia, Francia, Anglia
de namen zijn geldig voor alle inwoners, gelijk van welke afkomst
ging gepaard met een sterk ‘volk’sgevoel, gezamenlijk verleden, identiteit & lotsbestemming
• ≠ nationalisme! (vandaar proto)
geen militaire/communicat. mogelijkheden om grote gebieden volledig/continu te beheersen
verplicht om een grote mate v. lokale & regionale autonomie te tolereren
ook veel krachten die zich van het centrum willen losscheuren
succes hing af van geografisch bereik, mate v. onderdrukking + elan v.d. overheersing
de Arabische veroveringen
18
• eigen vorstendom v.d. Buyiden was symptomatisch voor het uiteenvallen v.h. eenheidsrijk
(de eenheid was niet langer een Arabisch Rijk maar eerder de Islam was de gemene deler)
in 750 was de laatste der Umayaden al ontkomen naar Cordoba en bleef daar aan de macht
10de eeuw: ≠ vorstendommen scheuren zich los van Bagdad, maar nog min of meer loyaal
de noordelijke afscheuring zorgde voor militaire verzwakking kleine vorstendommen
(Armenië, Koerdistan) werden onder de voet gelopen door Turken of Byzantijnen
toch bood het regionalisme ook kans op nieuwe kernvorming
Fatimieden grepen met steun van anti-arabische groepen de macht
trachten te vergroten naar Egypte (969: bouwen Kairo) & Maghreb
veroveren Palestina en Syrië + versterken zich dan door het Mamlukkensysteem
bleven nog tot midden 11de eeuw overeind
tegen eind 10de eeuw 3 kalifaten: Fatimieden, Umayyaden & Buyiden/Abassieden
• de Fatimieden hadden een groot prestige weinig problemen met opvolging
lieten familie weinig a.d. macht, om geen concurrentie van hen te hebben ( Abassieden)
waren erg tolerant op vlak van religie (drongen sjiisme niet op)
Caïro kende grote culturele bloei en intensieve handel met India, Afrika
& de Middellandse zee werd het centrum v.d. islamitische wereld i.p.v. Bagdad
19
Hoofdstuk 4: Christendom & Islam: de vestiging van 2 wereldreligies
• laat antieke religieuze voorkeuren: in de late Oudheid ging men zich afkeren van de klassieke
goden en zocht men aansluiting bij filosofische stromingen die neigden naar het geloof in 1
goddelijke kracht
neoplatonisme, mystieke sekten vooral religies met boodschap v. redding & reïncarnatie
Christendom gaf uiting aan deze boodschappen (Christus overwint de dood)
toch was het Christendom hierin niet uniek
onderscheidde zich in het universele appèl en zijn ethiek (onbaatzuchtige naastenliefde)
men keek op naar deze solidariteit en christenen voelden zich moreel superieur zodat ze
standvastig bleven in tijden van vervolging
enige andere godsdienst met universele pretenties was het jodendom
christendom was ontstaan als Joodse sekte en wist belangrijke religieuze teksten te
bemachtigen (O.T. belangrijke overwinning op het jodendom) + het N.T. kreeg gestalte in
de vorm van evangeliën, brieven christenen worden het nieuwe uitverkoren volk, een
nieuw verbond tussen God en zijn volk word gesloten, i.p.v. het oude verbond
de joden waren sinds begin 3de eeuw door de Romeinen gedwarsboomd, en nu het
Christendom in 311 toegelaten werd ontplooide dit zich in discriminerende maatregelen
joden en christenen mogen niet trouwen, joden mogen geen christelijke slaven hebben
tijdens middeleeuwen minder, joden waren door de kruisiging van het pad afgeweken en
dienden nu als negatieve spiegel voor de christenen toch antisemitisme in Visigotisch
Spanje (1ste helft 7de eeuw), maar dan weer bescherming in het Karolinigsche Rijk
• 312: Constantijn bekeert zich tot het Christendom ging voorzichtig te werk bij het
inburgeren van de nieuwe godsdienst door tegelijk nog te oude te steunen
liet zich pas dopen op zijn sterfbed
pas vanaf Theodosius I (379-395) werd het christendom staatsgodsdienst
300: 10 tot 25% v.d. bevolking was christen, 400: reeds 50%
schaduwzijde: groeiende intolerantie t.o.v. andere godsdiensten
+ de andere godsdiensten waren wel nog bevredigend ondanks wat men beweert
hele 4de eeuw massale tegenstand tegen het christendom
men probeerde de weerstand te breken: zacht & hard (terreur tegen oud-heiligdom)
er kwamen heidense martelaren (400: Hypitia), Theodosius bevoordeelde de
christenen bij verdeling van ambten en bedreigde heidenen met straffen
vervolging, op z’n hoogtepunt onder Justinianus (2de helft 6de eeuw)
• versterking v.h. succes v.h. christendom door 3 meer institutionele factoren:
- leidende rol die de keizer en de bisschop van Rome (paus) voor zich opeisen
- snel groeiende rijkdom van de Kerk
- strakke organisatie in bisdommen (geënt op de civitates)
bepalend voor de richting waarin de Kerk zich daarna zou ontwikkelen
20
• strijd om de hoogste macht was in het Westen veel zwaarder dan in het Oosten
in het Oosten was de strijd tussen keizer en patriarch van Constantinopel ongelijk
in het Westen een titanenstrijd tussen (Duitse) keizer en paus
begin 8ste eeuw: Byzantijnse keizer verliest controle over Rome en dit betekende het
einde van zijn zeggenschap over de paus 3 zaken vergroten de kloof:
- Byzantijnse aantasting v.h. gezag v.d. Kerk v. Rome in Z-Italië & Sicilië
- Koppige voorkeur v.d. keizers voor het iconoclasme (gezien als ketterij door de pausen)
- Bedreiging v.d. Roomse Kerk door de Langobarden, en de keizer die onvoldoende
bescherming kon bieden pausen zoeken bondgenoot: 750: Rooms-Frankische alliantie
paus Zacharias erkent Pippijn de Korte als opvolger v.d. Merovingische koningen
Pippijn komt tussen in Italië in voordeel v.d. paus
erkenning Res Publica Sancti Petri: ontstaan pauselijke staten (rond Rome &Ravenna)
aan de eigenlijke schisma’s lagen altijd dogmatische kwesties ten grondslag
daarna steeds weer toenadering tussen O & W-Kerk 1450 gelukt, tot val v.h. O.R.R.
Kerkelijke organisatie
21
kerkelijke discussie over de morele kwaliteit v.d. clerus zorgde voor invoering v.h. celibaat
in de late Oudheid alleen nog maar voor hoge clerus (in het Oosten enkel bisschoppen)
pas in de 11de eeuw ook celibaat voor priesters, in het Oosten mochten getrouwde
mannen priester worden, maar priesters niet meer trouwen.
lage geestelijken mochten ook trouwen, maar slechts 1 keer
Kerkelijke deelgemeenten:
• alleen in de grootste steden was de kerkelijke organisatie in de vroege Middeleeuwen onder
het niveau van bisdommen al duidelijk verdeeld in kerkelijke deelgemeenten met eigen kerk en
priesters parochies
op het platteland was de vorming hiervan heel geleidelijk + ging samen met bredere
geloofsverbreiding in Gallië pas in de 6de eeuw begonnen, en pas afgerond in de 9de eeuw
Kerkvergaderingen:
• ook de vergadercultuur van de Kerk heeft bijgedragen tot de interne eenheid
begon met bisschopvergaderingen (vroege Middeleeuwen) groeide naar synoden,concilies
vaak regionaal, maar soms ook alle bisschoppen uit het hele rijk = oecumenisch concilie
325: Nicea, later steeds meer in Constantinopel, 649: in het Lateraan te Rome,
787: Nicea = laatste waar O & W-bisschoppen bijeenkwamen nadien zette het Westen
de traditie v.d. oecumenische traditie verder (1123), de Griekse Kerk deed niet meer mee
• vaak regionale synoden in de barbaarse koninkrijken na de volksverhuizingstijd
koningen schreven zelf de vergaderingen uit en voerden de besluiten uit
meer gericht op zaken v. kerkelijke discipline & organisatie i.p.v. dogmatische zaken
22
vooral bij de Karolingers gebruikt om hervormingen van clerus en klooster door te voeren
leek op permanente reformatie: Concilium Germanium (741) + hervorming van 816-17
onder Lodewijk de Vrome spoorden de kloosters aan de regel v. Benedictus aan te
nemen + seculiere geestelijkheid om zich aan de kerkelijke regels te houden (in kapittel)
ook voor leken: regels voor huwelijk en echtscheiding
kerkelijke hervormingsmaatregelen werden zoals wereldlijke in capitularia (edicten) gezet
• hoofdtaak v.d. concilies = vaststellen wat de geloofsleer eigenlijk inhield hoe moet de Bijbel
worden geïnterpreteerd? (volgens Philo op 3 niveaus: historisch, moreel en allegorisch)
4 ‘grote kerkvaders’ waren de bisschoppen Ambrosius v. Milaan en Augustinus v. Hippo, de
kerkgeleerde Hiëronymus (400) en paus Gregorius I de Grote (590-604) Hiëronymus
maakte een Bijbelvertaling (de ‘Vulgaat’) die standaard werd
hadden leergezag, beslisten de bijbelinterpretatie en legden de basisteksten vast
verslagen (acta) en besluiten (canones) v.d. oecumenische concilies hadden leergezag
oorspronkelijk had de paus minder gezag Honorius I werd veroordeeld op het 6de
oecumenische concilie in Constantinopel op den duur kreeg de paus wel meer
bevoegdheid, kon bindende regels scheppen op voorwaarde dat de kwestie aan hem werd
voorgelegd oorspronkelijk waren de concilies dus meer regelgevend
Aurelius Augustinus heeft het meeste invloed gehad
schreef de meestgelezen traktaten, brieven & preken (Confessiones, De civitate Dei)
• de betrekkelijke openheid van deze discussiecultuur had ook gevaarlijke kanten:
interne meningsverschillen bedreigden de eenheid van de Kerk
ketterij (<heresia= keuze) = term voor gelovigen die het niet met de geloofsleer eens
waren (≠heidens) veel ketterij, zelfs binnen de Kerk
- vb: aard van Christus: monofysieten zeggen Goddelijk, nestorianen zeggen menselijk
synthese: monotheletische richting: beide naturen maar slechts 1 wil
Arianisme: Chr. heeft goddelijke natuur, maar ≠ God want die heeft hem geschapen
451: concilie v. Chalcedon : 3 goddelijke personen, Christus is de enige met 2 naturen
- donatisme (<Donatus): idee v. zuiverheid staat centraal trouw a. h. geloof boven alles
- pelagianisme (<Pelagius): Kerk omvat enkel spirituele elite hoog gemotiveerde gelovigen
volgens Augustinus ontleent de Kerk heiligheid a.d. sacramenten, niet de gelovigen
iedereen moet mogen geloven, pas een veroordeling bij het Laatste Oordeel
Pelagius zegt dat iedereen zelf mag kiezen tussen goed of kwaad ( Augustinus)
Augustinus hing de absolute goddelijke predestinatie aan: vrije wil en voorbestemming
gaan hand in hand 529: synode v. Orange: verworpen als fatalistische overtuiging
voortbestaan sommige heterodoxe opvattingen werd door verschillende factoren geholpen
- gerekt door openlijke sympathisering ervan door heersers
iconoclasme (aanbidding van iconen) werd lang door de keizers v. Byzantium
aangehangen na 843 afgezworen
soms gezien als heiligschennis en uitvoering van beeldenstormen
later gezien als didactisch voor ongeletterden (Gregorius de Grote)
- geholpen door verbinding met sluimerend regionaal separatisme
nestorianisme in Iran, donatisme in N-Afrika
monofysitisme in Armenië, Syrië & Egypte groeide tot Koptische Kerk
Heiligheid en heiligen:
• de Kerk haalde veel kracht en respect door de langdurige vervolging en haar martelaren
martelaren werden heiligen & toen christendom staatsgodsdienst werd vergrootte de
verering van heiligen enorm (zoals men vroeger de martelaren had vereerd)
het graf v. e. heilige gaf een kerk prestige omdat er ter weinig heiligen waren werden hun
lichamen in relieken verdeeld & over verschillende kerken verspreid + men gebruikt iconen
23
• na de vervolging rees de vraag van hoe iemand nu heilig moest worden verklaard
Oost.: reputatie v. uitzonderlijke deugdzaamheid volstaat (sociale achtergrond geen rol)
West.: abten, bisschoppen, vrome aristocraten plaatselijk toegekend zonder paus/concilie
nadien ging de betekenis verhevener worden: heiligen worden bemiddelaars tussen God en
de gelovigen spirituele bijstand en materiële ondersteuning
men hoopte bij offers op goddelijke interventie mentaliteit voor wat hoort wat
(~ ruilbetrekkingen bij functioneren van aristocratische netwerken in de Vr. ME zie H5
• echte heiligen konden wonderen verrichten werd gebruikt als propagandamiddel bij
geloofsverbreiding en in de levensverhalen van heiligen (vitae) verweven
was nog steeds in het Latijn: vooral voor de clerus zelf bedoeld vaak als inspiratiebron
voor preken gebruikt (verzameling van bisschop Gregorius v. Tours: Liber vitae patrum)
missie en bekering:
• christendom had steeds een grote missioneringsdrang (verankerd in de evangeliën)
pas na erkenning in 311 echt begonnen Augustinus wou missioneren maar zonder
geweld, hij wou overtuigen (alleen bij ketters mocht men geweld gebruiken)
450: St.-Patrick (en later Columbanus) bekeert Ierland abten waren daar de echte leiders
24
• elders zorgden barbaarse invallen voor een tijdelijke terugtocht v.h. christendom
vooral in grote steden aan de limes, grensforten (Keulen,…) bisschoppenreeks langdurig
onderbroken vanaf het begin v.d. 5de eeuw
toch hebben de barbaren zich verbazend vlug bekeerd (alhoewel vaak tot het arianisme)
• +/-500: Clovis laat zich bekeren (=elitebekering) getuigt van sterk politiek inzicht:
- hij had steun nodig v.d. katholieke Gallo-Romeinse elite voor zijn overheersing in Gallië
- zijn aartsvijanden de Visigoten waren ariaans
- zijn doop gaf hem een goddelijke dimensie bij
deze bekering werd algemeen voor zijn volk! bij de bekering v.e. huishouden moest de
hele familia volgen net zoals bij een grootgrondbezitter alle slaven & horigen moesten volgen
ook al werden de Franken nu als katholiek beschouwd, de feitelijke bekering duurde veel
langer (missionarissen bleven nog werkzaam in het rijk tot minstens 150 jaar later)
dit schema van barbaarse bekering zou zich nog vaak herhalen, meestal uit politiek
opportunisme door vijandige druk van buitenaf of om voordelige allianties te sluiten
échte bekering was er niet steeds (vb. Redwald van O-Anglia bleef ook de oude goden
nog vereren = double insurance policy keuze pas bij de dood (<Beda Venerabilis))
begraving met bezit kan hiervan getuigen, maar kan ook sociaal prestige reflecteren!
• kerstening v.h. Frankische Rijk op het continent verliep wel stelselmatig gewelddadig! ( Eng.)
kerstening ging hand in hand met pogingen om de Frankische macht uit te breiden
Friezen, Saksen, Slaven, Baskenland,… Amandus in Baskenland en Slavisch gebied
veel missionarissen kwamen van Engeland
Friezen: Willibrord werd er aartsbisschop te Utrecht
veel verzet tegen de Franken totdat Karel Martel hun verzet brak
Saksen: Winfried (St.-Bonifatius) werd aartsbisschop v. Mainz (745) + sticht klooster v.
Fulda. Hij kreeg echter weinig Frankische steun waardoor de missie traag vorderde
had meer succes in Beieren, maar werd in 754 in Friesland vermoord door rovers
Saksen bekeren zich pas echt na militaire onderwerping door Karel de Grote, maar
toch nog een opstand o.l.v. Widukind neergeslagen en Widukind moest zich dopen
en Karel de Grote was zijn peetvader gelijkaardig was in 826 de doop van Harald
Klak (DM) met Lodewijk de Vrome als peetvader, & in 865 van Boris (Bulgaarse Khan)
met de Byzantijnse keizer Michael III als peetvader (= symbolische daad)
toch nog veel opstanden en de elite die zich liet dopen werd gezien als collaborerend
met de Franken veel tegenstand, Christendom vorderde aldus pas na 10tallen jaren
door de vele weerstand begint men zich vragen te stellen bij het gebruik v. geweld
796: kerstening zonder geweld werd officieel Frankisch beleid (bij onderwerping Avaren)
andere tactiek is autochtonen als missionarissen sturen (Liudger, bisschop v. Münster)
• uiteindelijke bekering v. Scandinavië werd door de Ottonen v.h. Duitse Rijk gedragen
960: de koning v. Denemarken bekeert zich christendom hield er vooral stand doordat de
kerstening gepaard ging met enorme militaire en politieke successen (verovering Engeland)
een adelskirche of eigen-kerkensysteem gaat zich vestigen
1000: Noorwegen en Zweden bekeren zich het volk komt echter achter: nog tot 12de
eeuw heidense rituelen in Uppsala 1164: bisschop Sigtuna wordt aartsbisschop in
Uppsala en maakt een einde aan deze rituelen
christendom is dan in volledig Middeleeuws Europa verspreid: begin 11de eeuw zelfs Ijsland,
en kort na 1125 Groenland
• het Duitse Rijk zat ook achter de bekering v.d. Wenden (Slaven ten oosten v.d. Elbe)
ging hand in hand met pogingen tot militaire onderwerping (~bij Friezen & Saksen)
grote tegenslag: 983: grote opstand v.d. Wenden waarbij Hamburg in de as wordt gelegd
pas na 2 eeuwen aanvaarden de Wenden het christendom definitief succes door:
- kruistocht waren meer plundertochten onder paus Eugenius III
- kolonisatie Duitsers in de dunbevolkte gebieden ten oosten v. Weser, Elbe, Oder
- kloosterstichting bij de kolonisatie en kruistochten werden vele kloosters gesticht
25
in centraal Slavisch gebied overheersten Bohemen & Polen Duitse invloed maar geen
militaire onderwerping begin 10de eeuw hebben eerste Boheemse vorsten zich bekeerd
kerstening v. Polen is vanuit Bohemen ondernomen door Voitecht-Adelbrecht (997:
gedood in Pruisen vlug vereerd als martelaar)
Z-Slavisch gebied: missionering vanuit 2 richtingen: Salzburg en Aquileia in half 9de eeuw
concurrentie vanuit het Byzantijnse Rijk! = machtstrijd
2 hoofdrolspelers: Khan v. Bulgarije en vorst v. Moravië kregen telkens steun v. 1 kant
Byzantijnse missionarissen (Kyrillos & Methodios v. Thessaloniki) hadden eerst een
voorsprong door hun beheersing v.h. Slavisch én het opstellen v.e. Slavisch schrift (=
betere communicatieve mogelijkheden: bijbel in volkstaal) bijbel in Slavisch
grenst volgens de Franken aan ketterij
compromis: paus keurt Slavisch goed als kerktaal, de Kerk van Bulgarije staat onder
Byzantijns gezag en de Kerk van Moravië en Pannonië onder Rooms gezag
het Westen heeft er echter niet lang van genoten M. & P. werden onder de voet
gelopen door de Magyaren (Hongaren)
bij de kerstening v.d. Magyaren werd het hele spel herhaald 950: anti-Bulgaars verdrag
tussen Magyaren en Constantinopel + de Magyaarse heersers laten zich dopen (Waik,
later Stefan, die na zijn dood in 1038 als heilige werd vereerd)
hetzelfde gebeurde even later met de vorsten van het Russische Rijk v. Kiev
het Westen wist de Magyaren echter te overwinnen zodat Hongarije bij de Roomse
Kerk ging horen. Kiev bleef bij de Griekse Kerk
• rond midden 11de eeuw (800j na doop Constantijn) was bijna heel Europa christelijk
alleen de Balten, Esten en Finnen nog niet missionarissen hadden het erg lastig
pas diep in de 14de eeuw slaagde men in de kerstening
maar intussen in 1171 was de pauselijke bul Non parum animus noster uitgevaardigd die
de strijd tegen de moslims gelijkstelde aan de strijd tegen de heidenen in het noorden (=
een soort vrijgeleide voor jacht op de Balten) vanaf 1230 verplaatst de militaire activiteit
v.d. Duitsers zich naar daar, maar de Balten lieten zich niet volledig onder de voet lopen
echte kerstening dus pas wanneer de plaatselijke vorsten & aristocratie bekeerden
kerstening en syncretisering:
• christelijke historici hadden een eeuwenlang monopolie op geschiedschrijving
verkeerd beeld van de kerstening van Europa ontstaat nood aan bijstelling:
- kerstening verliep veel langzamer dan vaak wordt gedacht
- het nieuwe geloof drong minder volkomen door dan men dacht
verschil tussen vertraagde sociale penetratie (bereikte de massa later dan de elite) en
vertraagde mentale penetratie (geloof was lang slechts oppervlakkig en uiterlijk)
verinnerlijking pas bij intensieve pastorale ondersteuning was lang v slechte kwaliteit
1ste pogingen: Karolingische Rijk maar gericht op moraal & niet op religieuze instructie
ander obstakel = dat de Bijbel enkel in het Latijn bestond pas in 7de eeuw teksten in de
volkstaal in Engeland, pas na 800 in het Karolingische Rijk Latijn bleef norm tot 13de e
• bekering verliep aldus niet zo vlot, maar men probeerde het wel
men vernietigde cultusplaatsen, maar had een ambivalente techniek: men vernietigde wel
de afgodsbeelden, maar bouwde vervolgens de heidense heiligdommen om tot kerken
gebeurde zelfs in Rome met het Pantheon onder Bonifatius IV
men toonde zo de superioriteit v.d. Kerk, en had toch nog respect voor de verliezers
• men hecht steeds minder waarde aan de kersteningsgeschiedenis vanuit christelijk perspectief
mens preekt liever van syncretisering: versmelting van oude & nieuwe geloofsovertuigingen
komt tot uiting in:
- tijdsaanduiding van maand en dag zijn van voorchristelijke herkomst, alleen de jaartelling
en feestkalender zijn verchristelijkt (behalve midwinter en zomervieringen)
- identificatie van heidense goden en praktijken met christelijke heiligen en riten
- een zekere religieuze ambiguïteit bleef lang geaccepteerd
- christelijke praktijken bleven in de vroege Middeleeuwen doordrenkt van magie
magische werking van relieken ~ die van amuletten en talismannen nog tot de grote
kerkhervormingen van de 11de eeuw en ook door priesters!
26
de Islam
• de expansie v.d. Islam (=’onderwerping’) verliep veel sneller dan van het christendom
ligt niet aan de inhoud want beide hebben fundamentele overeenkomsten + joodse wortels:
1 God, leven na de dood, & bekering tot ware geloof zorgt voor redding in hiernamaals
bieden een duidelijke levens- en wereldbeschouwing Islam en Jodendom gaan er het
verst in door geen onderscheid te maken tussen wereldlijk en geestelijk recht
de islamitische wet (sharia) en gezag kent geen scheiding wereldlijk/geestelijk gezag
de kalief is zowel staatshoofd als leider van de geloofsgemeenschap
men zag de wereld ook in 2 kampen verdeeld (‘Huis v.d. Islam’ & ‘Huis v.d.Oorlog’)
waardoor een sterke loyaliteit in de Arabische samenleving werd geschapen (buiten de
clan-band) deze band ondersteunde de spectaculaire Arabische veroveringen
• basis voor de Islam is de Koran: opgesteld rond 650 en in het Arabisch
Koran mocht enkel in het Arabisch gelezen, beluisterd, geciteerd, gereproduceerd worden
zorgde voor een grote verspreiding van de Arabische taal als ‘hogere’ taal
wel werd de Koran al vlug in het Latijn vertaald ‘men wou de vijand kennen’
hadith (corpus uitspraken/daden v.d. profeet) wordt als bron van religieus gezag aanvaard
zijn van generatie op generatie mondeling overgeleverd uiteindelijk 10.000 gingen rond
850: 2 selecties los van elkaar opgesteld die sindsdien als standaardcorpus gelden
de hadith bevat de sunnat al-Nabi (gewoonten v.d. profeet) soennieten ontstaan
• Islam kent geen hiërarchische geestelijkheid
vaststelling v.d. waarheid is afhankelijk van persoonlijke exegese
tot op heden hebben koranleraren een grote invloed (ook maatschappelijk & politiek)
verschillende interpreteringen zijn echter gevaarlijk voor heterodoxie en spraakverwarring
oprichting madhhad: beperkt aantal erkende scholen of exegesrichtingen
fiqh: houdt zich bezig met de studie v.h. islamitisch recht
• ethische aspecten zijn rigoureuzer uitgewerkt + meer verbonden met godsbesef
meer orthopraktisch, dan orthodox religieus-ethische verplichtingen zijn eenvoudiger &
nauwkeuriger omschreven, met de 5 pijlers als basis: openbare belijdenis v.h. geloof, het
geregelde gebed, aalmoezen geven, ramadan, een bezoek aan Mekka
djihad: ((inspanning’) = heilige oorlog staat omschreven vin de hadith en slaat op
‘inspanning om de islam te verbreiden’ wapengeweld is slechts 1 optie
voorschriften met betrekking op het dagelijks leven, maar aangezien die per cultuur
verschillen en doorheen te tijd veranderen maken de islamitische geleerden een
onderscheid tussen onaantastbare dogma’s en aanpasbare regels
• ondanks de nadruk op traditie, universaliteit e.d. bleef de islam niet ongedeeld
eerste afscheiding na overlijden van de profeet: alleen zijn neef Ali zou de ware erfgenaam
zijn en omdat hij niet meteen kalief werd vormen zijn aanhangers de shi’at ‘Ali (partij v. Ali)
de sjiieten hebben vooral aanhang in Irak & Iran en hebben een eigen traditie en een
eigen geestelijke leider, de imam, die moet afstammen van Ali
verder splitsingen binnen het sjiisme al voor 1500:
- ‘Twaalven’-richting erkent slechts het gezag v. 12 imams
12de imam (mahdi) = onsterfelijk = Mohammed al-Muntazar leeft sinds 875 verborgen
ooit zal hij zich openbaren en zijn gezag over de gezuiverde islam doen gelden
- Ismaili-beweging: genoemd naar de zoon v.d. 6de imam Jafar al-Sadiq
ontstond bij de bedoeïenen v. Syrië en N-Arabië uit onvrede met Abassidisch bewind
splitsen zich weer in verschillende takken af: Fatimieden, druzen
27
Hoofdstuk 5: samenleving en economie in de vroege middeleeuwen
Door de volksverhuizingen en pestepidemieën v.d. 6de eeuw was de wereld leger geworden
bevolkingsdichtheid daalt, bossen breiden zich uit langzaam en gedurig herstel vanaf het
begin van de 7de eeuw 600-1000 = verdubbeling bevolking van 12 milj. Tot 24 milj.
de vroegmiddeleeuwse samenleving
transformatie: de aristocratie:
• demografisch en economisch herstel maakten de vroege middeleeuwen onaangenaam:
slechte levensomstandigheden (honger, terreur van een kleine gewelddadige elite)
• er gebeurt transformatie v.d. elite gefolgschaftswezen en gift-exchange systeem kon alleen
overeind blijven in een quasi-permanente staat v. oorlog
oorlog blijft nog lang een belangrijk deel uitmaken van de cultuur in de vroege
Middeleeuwen het leger bestond uit een verzameling Gefolgschaften waarvan de
leiders (magnati/rijksgroten) deel uitmaken v.d. koninklijke Gefolgschaft (o.a. K. de Grote)
toch zijn de tijden reeds veranderd en Karel de Grote is meer dan alleen een krijgsheer uit
de volksverhuizingstijd: blijkt uit 2 dingen:
- een bovenpersoonlijk rijksbelang gaat ook tellen deel v.d. buit ging naar de kerkelijke
instellingen en aristocratische gezagsdragers
- Karel kon niet langer iedereen die tot hem in een persoonlijke loyaliteitsrelatie stond
permanent om zich heen hebben intieme relatie heer - krijger maakt plaats voor de
vazallitische relatie, aangepast aan een grotere staatkundige en geopolitieke schaal
vormgeving van deze relatie ging voort op 2 laat-romeinse tradities die de basis
vormden v.e. nieuw aristocratisch patronagesysteem uitgiften van land + uitdelen
van hoge (wereldlijke en kerkelijk) ambten
toch blijven de transregionale aristocratische netwerken nog lang aanwezig door de
uitgestrektheid van het barbaarse rijk
• kunnen we deze vroegmiddeleeuwse aristocratie nu ‘adel’ noemen? hangt af van definitie
term komt voor 12de eeuw nauwelijks in bronnen voor + verwijst slechts naar morele kwaliteit
bij de elite verwijst men naar vooraanstaandheid, rijkdom, pol. & militaire macht, vrijheid,
onafhankelijkheid deze kwaliteiten zijn overdraagbaar en dus familieattributen
toch is er nog geen sprake van een hermetisch gesloten stand met toegang door geboorte,
toch moesten de kwaliteiten waargemaakt worden kwestie van geboorte én levensstijl
28
- rechtspraak:
vrije mannen moesten rechtsgedingen bijwonen en indien gevraagd een vonnis uiten
door schaalvergroting en ingewikkelder worden v.h. recht werd dit een zware taak
Karel de Grote ontslaat de gewone vrijen van deze plicht en richt de scabini op (=
kleine colleges aristocratische oordeelvinders) behandelden zaken uit een
uitgestrekt gebied (graafschap e.d.)
• al deze ontwikkelingen zorgen voor een steeds grotere kloof tussen adel en 3de stand
de publieke maatschappelijke functies v.d. gewone vrije mannen worden ondergraven, en
grondbezit, politieke & militaire macht raken geconcentreerd in aristocratische handen
wordt nog versterkt door de vorming v.e. brede klasse v. onvrijen: horigen (meestal boeren)
gevoed vanuit 2 richtingen:
a) boeren stelden zich vrijwillig onder bescherming van grootgrondbezitters tegen de
dreiging van de barbaren
b) de positie van slaven verbeterde (maar men bleef dus nog altijd onvrij zie verder)
ook ver buiten de grenzen v.h. vroeger Romeinse Rijk: Ijsland bijvoorbeeld
promotie: de slaven:
• in tegenstelling tot wat sommigen denken was slavernij alom aanwezig i.d. barbaarse wereld
reusachtige landbouwbedrijven met massale slavenarbeid waren al verdwenen in Oudheid
onophoudelijke oorlog zorgde voor constante toevoer van slaven in W-Europa
slaven waren het enige waardevolle in de handel met de islamitische wereld
slaven waren vooral Slaven, vandaar de naam ook (vroeger waren ‘britten’ ook slaven)
slavenmarkten gaan zich oostwaarts verplaatsen (Praag, Mainz) ofwel waren slaven
het slachtoffer van mensenjacht, ofwel door hun ouders verkocht uit armoede of als straf
• standpunt Kerk: misverstand dat Kerk zich ondubbelzinnig tegen slavernij heeft uitgesproken
de kerkvaders zagen het als het bewijs van de zondigheid van wie in die situatie kwam
kerkelijke instellingen en hoogwaardigheidsbekleders bezaten zelf grote aantallen slaven
toch had de Kerk een soort dubbelmoraal en droeg het christendom bij tot het radicale
verdwijnen van slavernij uit Europa slaven waren ook christen en dus medemensen, dus
moest men ze zo menselijk mogelijk behandelen + deed men er goed aan ze vrij te laten
• ook sociaal-culturele en economische factoren droegen bij tot een relatieve verbetering in de
behandeling van slaven
- vele slaven waren autochtonen en dit verkleinde de afstand tussen meester & slaaf
- structurele arbeidsschaarste stimuleerde het verdwijnen van antieke vormen van slavernij
zorgde voor versnelde verspreiding van arbeidsbesparende technologie (watermolen)
die slavenarbeid heeft verlicht en deels overbodig maakte
toch wou de elite zoveel mogelijke grond in cultuur brengen en houden door slaven op
een eigen stukje grond met behuizing te zetten zodat het verschil tussen hen en de boeren
neigde te verdwijnen nieuwe klasse van de horigen ontstaat
29
komt het best tot uiting in de peasant-economie: men gaat zoveel mogelijk gebruiken om
zo weinig mogelijk overschotten over te houden (= nodig om eigen bedrijf in stand te
houden subsistentie- of overlevingseconomie)
surplus vloeide vooral weg via arbeidsdiensten, levering deel v. opbrengsten, en
gebeurde uitzonderlijk door geldbetalingen de ‘prijs’ werd bepaald door traditie en
willekeur zodat de lastendruk sterk regionaal kon wisselen
grootgrondbezit was in het hofstelsel georganiseerd om de surplus-extractie vlot te laten
verlopen dit waren landgoederen met een duidelijk beheerscentrum
regionale verschillen in de manieren van exploitatie:
- klassieke of tweeledige vorm: half directe manier, half indirecte manier
verdeling van akkers in een herenland (v.d. heer) en een hoevenland (v.d. boer)
in ruil voor gebruik van het hoevenland, leverden de horigen arbeid op het herenland
er was een onderscheid tussen ‘vrije hoeven’ en ‘onvrije hoeven’ dat waarschijnlijk
teruggaat op verschillen in juridische positie van de oorspronkelijke boerenbezitters
vrije hoeven werden minder zwaar belast, de rest is onduidelijk
kwam vooral voor tussen Rijn en Loire: aaneengesloten karakter grootgrondbezit
maakte vorming van grote domeinen mogelijk
drong ook door in Langobardisch, en later Frankisch Italië
- kleine domeinen met alleen herenland, of domeinen zonder herenland maar waar horigen
uit de omtrek hun afdrachten in natura bij de heer bracht
aan de overzijde van de Rijn en in Frankisch Italië
- Z-Italië & Sicilië: indirecte exploitatie door grond in pacht te geven, en boeren zijn
verbonden aan de grond (maar zonder geregelde arbeidsdiensten)
- Francia, Catalonië & ten zuiden v.d. Loire: vele kleine boeren & slaven bij de landheren
we leren de hofstelsels het beste kennen door de polyptieken (inventarisachtige
beschrijvingen van het goederenbezit v. kloosters) v. Karolingische abdijen
kerkelijke instellingen bezaten zelf ook verschillende (vroon)hoven
zorgt voor grootschaligheid + interne specialisatie
deze bronnen zeggen ons dat het hofstelsel typisch Karolingisch was en het doelbewust
bevorderd is toch vinden we iets gelijkaardig ook in Angelsaksisch Engeland
er zijn echter weinig van deze bronnen over zijn deze wel representatief?
• het domaniale stelsel in zijn klassieke vorm bevat beslist een nieuw element t.o.v. reeds
bestaande vormen van surplus-extractie binding van boeren in het bezit van ‘eigen’
productiemiddelen aan (grond)heren d.m.v. niet-commerciële arbeidsdiensten
3 algemene factoren leiden tot deze vorm van arbeidsdwang:
- geringe bevolkingsdichtheid maakt arbeid tot een schaars goed
- gebrekkig functioneren van de markten, waaronder de arbeidsmarkt
- teloorgang van publieke belastingheffing in W-Europa
belastingen boden dus geen alternatieve inkomstenbron surplus-extractie moet dus aan
de agrarische basis gebeuren
• negatieve kanten: lage oogstopbrengsten, en hoge transport- en toezichtskosten
• positieve kanten: stimuleerde de demografische en economische expansie
grote horigengezinnen met gemiddeld 5 tot 6 kinderen
ontginningen vinden plaats vanuit overbevolkte domeinen
grote domeincomplexen = risicospreiding + arbeidsdeling & specialisatie is mogelijk komt
de productiviteit en commercialisering ten goede sommigen groeien uit tot steden (Luik)
30
handel en gift-exchange
• men beschrijft het economisch leven in de vroege Middeleeuwen vaak in termen van neergang,
verval, stagnatie of inertie dit komt doordat er minder productie op de markt kwam dan in de
late Oudheid + de bodemproductiviteit laag was (door gebrek aan bevolkings & belastingsdruk)
toch nam technologisch niveau v.d. landbouw toe zorgde vr grote arbeidsproductiviteit
we moeten ons losmaken van de markteconomie en de ‘morele economie’ van toen zien
economie waarbij onderling delen en wederkerigheid een grote rol spelen, onderlinge
samenwerking en bijstand zijn noodzakelijk om te overleven
deze handelingen zijn minder primitief dan men wel denkt: nood aan duidelijke, sociaal
en cultureel verankerde normen voor het delen en herverdelen prescriptief altruïsme
• ander niet-commercieel transactiepatroon:
Pirenne: de volksverhuizingen zouden het laatantieke economische systeem ongeveer
onaangetast gelaten hebben, buiten enige degeneratie door de vestiging v.d. barbaarse
koninkrijken pas echt verstoord door de Arabische veroveringen van midden 7de eeuw,
waarbij West en Oost uiteendreven
Karolingische machthebbers moesten eigen instituties creëren zoals de feodaliteit en de
betekenis van handel liep sterk terug zwaartepunt nu in het Noordzeebekken
tegenstrijdige kritieken op de these van Pirenne:
- de handel in het Westen zou in 400-650 al definitief ineengestort zijn, die in het Oosten
pas in het begin v.d. 7de eeuw
- volgens anderen zou het Middellandse-Zeegebied ook ná de Arabische veroveringen een
belangrijke transitozone blijven in de 8ste eeuw heropleving v.d. internationale handel
Pirenne-these van uit andere invalshoek circulatie v. goederen en munten betekent niet
noodzakelijk handel (vb: de paus vervoerde eigen graan voor de bevolking + gratis voor het
behoud van een patronagesysteem) dit is dus geen commercie
veel ‘handel’ uit de vroege Middeleeuwen blijkt een ondersteunende functie te hebben en
het ging vaak enkel om aristocratische relaties & verliep niet altijd via stedelijke markten
’50: P. Grierson liet zich inspireren over studies over de betekenis van
geschenkuitwisseling (gift-exchange) in primitieve, niet-westerse samenlevingen
handel is een middel ter bevoorrading van de elite met prestigegoederen die dienden
als geschenken (wapens, paarden, goud, slaven)
bij gewone goederen is de relatie koper - verkoper neutraal, bij een geschenk is de
relatie niet neutraal omdat de schenker een tegengift van de verkrijger verwacht
deze wederkerigheid kan een gelijk of ongelijk karakter hebben:
- gelijke wederkerigheid (bij gelijke status) = reciprociteit ging ook om huwelijken
en diende om de relaties tussen machthebbers vreedzaam te houden
- ongelijke wederkerigheid (bij ongelijke status) = redistributie herverdeling v.d.
rijkdom onder leden v. het cliëntèle v.d. heer onderhoud in ruil voor loyale
militaire steun prestigegoederen, primaire consumptiegoederen, en later ook land
31
we kunnen het schema verfijnen door een onderscheid te maken tussen:
- nog niet gekerstende, in de periferie gelegen Europese streken zoals Scandinavië
- christelijke barbaarse koninkrijken (door Romeinse tradities beïnvloed)
hier is de Kerk in het gift-exchange systeem opgenomen en beschikken koningen over
een relatief sterke (enigszins gecentraliseerde) machtspositie
aanvoer- en redistributiekanalen zijn ruimer en fijnmaziger dan in perifere gebieden
koningen oefenen dwang uit door gijzeling of onder pleegouders plaatsen van kinderen
van machtige aristocraten, of gingen onvrijen in dienst nemen zodat aristocraten
minder macht naar zich toe konden trekken
we zien dat er voor de hele primaire sector v.d. economie geen sprake was v. marktwerking
de aristocratie was aangewezen op lange-afstandshandel via gespecialiseerde
kooplieden voor de aanvoer van prestigegoederen, oorlogsbuit alleen was niet toereikend
regionale handel op kleine markten nam pas toe in de loop v.d 7de eeuw
Karolingers verleenden plaatsen marktrechten, en weekmarkten legden later het
verband met de grote commercie door jaarmarkten in belangrijke centra
vanaf 7de eeuw in het Merovingische Rijk: handel (naast ruilhandel) werd ondersteund
door zilverstukken (~Romeinse goudmunt) snel geïmiteerd in Engeland, Friesland,..
zilver want er vloeide steeds meer goud naar h. Oosten (negatieve betalingsbalans)
kleinere transacties waren mogelijk met deze denarius of denarii
+ er was veel zilver aanwezig in het Frankische Rijk
zorgde voor een zekere beperkte monetarisering v.d. relaties grondheren-horigen
32
Hoofdstuk 6: de wereld van de Franken
de Merovingers
• toch kon Martel vanaf 721 nog niet ongestoord zijn macht uitoefenen over het hele Frankenrijk
nog veel gekonkel v. hoge adel/naburige vorsten + dreigende mosliminvasies in Aquitanië
moslims trekken op tot Bordeaux en Poitiers, maar Martel kan ze tegenhouden bij Tours
Slag om Poitiers van 732 bleek bij Tours te zijn geweest rond 733/734
moslimdreiging bood Martel de kans om zich onbetwist heerser over Aquitanië, Provence
en Bourgondië te maken militair succes maakt indruk en zorgt voor meer volgelingen
(die in de buit willen delen Martel kon bezit confisqueren in overwonnen gebied ook)
741: Martel sterft en zijn 2 zonen krijgen elk een deel Karloman het Oosten, Pippijn III
de Korte het Westen Gripho, zoon v.e. 2de vrouw krijgt niets & zijn ongenoegen zorgt
samen met frustraties v. edelen over de door Martel onderworpen gebieden Aquitanië,
Beieren, Saksen en Alemannië enkele jaren grootschalige geweldpleging
747: Karloman voelt zich geroepen en gaat in een abdij Pippijn III krijgt alles
intussen wordt Gripho gesust met klein gebied & later vermoord door Frankische edelen
• 750: door militaire successen en krachtige heerschappij overhaalt Pippijn de Korte Paus
Zacharias om hem als koning der Franken te erkennen + Koning Childeric III wordt afgezet
in ruil gaat hij de pauselijk territoria beschermen die bedreigd werden door de Langobarden
aangezien de Byzantijnse keizer daar niet meer toe in staat was (door de theologische kloof
+ moeilijkheden met de moslims en Avaren)
Bonifatius zalft hofmeier Pippijn III tot koning Pippijn I officieel einde aan het fictieve
koningschap v.d. Merovingen sinds 719 en officiële erkenning v.h. Karolingisch gezag
33
grotere legitimiteit door de zalving, en de status v. beschermers van Rome zo kregen ze
steun van de Kerk zodat ze sterker stonden tegen concurrerende edelen + vergeving voor
het beslag dat Martel tijdens de moslimverdrijving op Kerkelijk goed had gelegd + wiste de
smet door de broedermoord die vroeger was gepleegd
Kerk & Karolingers hadden een speciale ruilrelatie van bescherming voor legitimatie
de Kerk kon zich solider vestigen + de antieke traditie (Latijn) kreeg meer waardering als
steun voor de uitbouw v.e. meer geïnstitutionaliseerde regeringsvorm
• 768: na Pippijn de Korte zijn dood wordt het koninkrijk verdeeld tussen zonen Karel & Karloman
Karloman sterft na 3 jaar Karel de Grote is nu enige koning heeft grote invloed gehad
• Karels regering deed aan bijna constante agressieve oorlogsvoering paus vraagt vaak hulp:
744: Karel trekt ten strijde tegen de Langobarden (=geallieerd met de hertog v. Beieren)
770’s annexeert Langobardische koninkrijk + installeert er Frankische/Alemaanse leiders
erkent in 781 toch de eigenheid als autonoom koninkrijk onder zijn zoon Pippijn
Karel verovert ook nog Byzantijnse gebieden rond Venetië en Istrië (780’s) + Langobardisch
hertogdom Beneventum (Z-Italië) moet vanaf 787 een jaarlijkse tribuut opbrengen
conflict met Byzantijnse keizer want diens invloedsfeer werd hierdoor aangetast
722-804: reeks oorlogen tegen de Saksen en Friezen (tot begin 9de eeuw)
religieuze dimensie door gelijktijdig bekeringsoffensief Frankische overwinningen
lokken Saksische opstand uit die weer tot bloedige represailles leidt (782 te Verden)
nieuwe Saksische opstanden leiden tot massale deportatie v. Saksen
Frankische & Slavische kolonisten vestigen zich in het gebied
757: hertog Tassilo v. Beieren had een vazallentrouw gezworen maar brak die en werd
geëxecuteerd (788) + Beieren werd ingelijfd bij het Rijk
vanuit Beieren stoten de Franken door naar Pannonië (Z-Oostenrijk) bij de Avaren en
richtten daar na een aantal campagnes een versterk grensdistrict op: de Oostmark
krijgstochten in niet geheel onderworpen perifere gebieden: Bretagne, Septimanië, Aquitanië
781: Karel moet Aquitanië als koninkrijk erkennen en oudste zoon Lodewijk wordt koning
oude allianties tussen plaatselijke heren en moslims leiden tot opstand maar in 801
dringen de Franken verder door tot aan de Ebro en vestigen een Spaanse Mark
• hun militaire overgewicht lag niet in grote technologische/organisatorische veranderingen
volgens sommigen lag het aan zwaardere wapenuitrusting + invoering v.d. stijgbeugel,
volgens anderen lag het aan de massale landconfiscaties zodat krijgers beter beloond
werden en een talrijker leger werd gevormd. Ook de systematische introductie v.h.
leenstelsel en vazalliteit wordt verondersteld geen afdoende verklaringen
ook het uiteenvallen v.h. rijk in de 9de/10de eeuw kan hierdoor niet verklaard worden
de persoonlijke factor van 3 uitzonderlijk krachtige, charismatische leiders (714-814) die veel
aanhang kenden (door goede buitverdeling) lijkt een belangrijkere factor
door het grote grondgebied dat de Karolingers bezaten konden ze talrijke legers mobiliseren
zolang er land te verdelen was trok je strijders aan 1000en zwaarbewapende
ruiterlegers veel metaal door ertslagen in bodem: zwaard, lans, stijgbeugel + voor het
eerst exclusief de maliënkolder (waarvan K. de Grote de export verbood)
tot de 14de e vormen ruiters de kern v. alle W-Europese legers ( belang v. infanterie
bij antieken + na 1300). Ze zijn echter wel duur om te onderhouden+ de heer v.e.
groot domein moet zich trainen + heeft een gevolg v. lichte ruiterij + voetvolk nodig
koningen konden hun vrije onderdanen oproepen voor oorlog (tot 100.000 man!)
legerplicht, maar door slechte communicatie werden troepen vaak regionaal
gerekruteerd + oorlog werd meer een zaak van professionele specialisten
de Karolingers hadden (vooral tijdens de moslimstrijd) veel land v.d. Kerk ontfutseld
740: modus vivendi tussen de Frankische Kerk en de Karolingers: de heerser kon de Kerk
verzoeken land ter beschikking te stellen aan strijders, en de Kerk krijgt er renten voor
+ compensatie met 1/10 v. bepaalde koninklijk bezit (decima regalis ≠ de kerkelijke 10de)
deze invloed over kerkelijk goed verminderde omdat tijdelijk bezit veelal uitgroeide tot
feitelijk behoud & vererving zodat noch Kerk noch koning nog veel gezag kon laten gelden
34
patrimonium en staat
eer en bloed:
• hiërarchie + positiebepaling wordt geordend door bloedverwantschap met factoren als verticale
verwantschapsgraad, leeftijd en geslacht vroege Middeleeuwen: iemands naam verwees
naar de afstamming, en daarmee kon men aanspraken op erfgoederen doen (ook vrouwen!
wiens naam zelfs aan de kinderen werd gegeven indien zij van hogere komaf was)
• eer = erkenning door de gemeenschapsleden v. iemands gewaardeerde positie
hoge rang kan men baseren op afstamming, vermogen of prestaties (in beste geval alle 3)
men moet land bezitten om zich als krijgsheld te kunnen uitrusten
prestaties = dapperheid, kracht & militair succes meer volgelingen (die deel buit willen)
verwantschap bepaalde via erfrecht beschikking over land + men kon er solidariteit door
verwachten want verworven roem en bezit werden ook via bloedverwantschap doorgegeven
dit zorgde voor competitie tussen familieleden om de erfenis (+ naam: dynastieën werden
naar een grote naam genoemd: Merovingers, Pippiniden, Karolingers, Capetingers,…)
bezit & ambt waren deelbaar over alle zonen zodat er voortdurende herverdelingen v.
gebied waren + felle broederstrijd over deze delingen heeft effect op de onderdanen
• bij veel barbarensamenlevingen waren het families die geconfronteerd werden i.p.v. individuen
een beledigd individu was een hele familie in de eer gekrenkt
plicht roept om de belediger evenredige schade terug te brengen
beste geval = wergeld afhankelijk v.d. schade en de status (staat in gewoonterecht)
wanneer er ruzie over komt ontstaan vetes die doorgaan tot het niet meer gaat wergeld
als de ‘vrede’ dan weer verbroken wordt legde de koning zware straffen op
wraak was niet verboden, de staat kwam er niet in tussen, het is de families hun eigen zaak
toch probeert de regering dit in te perken om de orde te bewaren lukt eeuwenlang niet
beneficia:
• de Kerk had op de duur zoveel grondgebied dat het niet meer autonoom beheerbaar was
gaan plaatselijke potentaten het goed laten beschermen in ruil voor de opbrengst ervan
men beriep zich op het plaatselijke gewoonterecht wie een stuk land bewerkt kon niet
zonder goede reden zomaar verwijderd worden, hij mocht het zo lang gebruiken als het hem
was toegewezen zorgde voor zekerheid v. bezit, en werd meestal overgeërfd
heel wat kerkelijk eigendom komt zo langdurig in lekenhanden, maar die waren gebruiker,
geen eigenaar, men mocht grond niet verkopen + moest rente betalen (soms symbolisch)
= beveiliging tegen usurpators & familieleden die erfgoederen naar de Kerk zagen gaan
pas in 11de eeuw kon de Kerk zich uit de greep v.d. aristocratie losmaken (greg. hervorming)
soms schonken boeren hun grond aan de Kerk om het dan weer zelf te gaan bewerken,
zodat hun grond beveiligd was voor de rest van hun leven (tegen grootgrondbezitters)
deze transacties = beneficia (weldaden/gunsten) of precariae (smeekbeden)
juridisch was dit afstand v. eigendomsrechten in ruil voor geclausuleerde gebruiksrechten:
vorsten deden dit soms ook, en vroegen dan soms tijdelijk de grond terug om een
volgeling te belonen, deze clausulering was tijdelijker dan bij boeren (levenslang)
• ook koningen konden personen die erom vroeger berscherming verlenen
lieden droegen zich op in handen v.d. koning of werden zijn getrouwen (wergeldwaarde ↑)
koninklijke beneficia: kroondomein werd onder gezag v. hofambtenaren en graven geplaatst
de domeinen vormden dus de beloning voor de uitoefening v.h. ambt, maar waren
verbonden met het ambt en dus slechts tijdelijk ter beschikking v.d. ambtenaar
bij zwak koningschap + slechte communicatie werden perifere gebieden feitelijk erfelijk
bezit v. adellijke familie toestand werd gewoonte, werd verstrekkende rechtsaanspraak
dit verzwakte het koningschap t.o.v. edelen met regionaal geconcentreerd landbezit, en
aangezien de agrarische opbrengsten laag waren in W-Europa was dit geen geschikte
bodem voor machtscentralisatie ( wel in zones waar agrarische opbrengt hoger is)
35
vazalliteit:
• term wordt veel gebruikt tussen eind 8ste en 11de eeuw in een duidelijke betekenis
= betrekking op vrije mannen in een dienstrelatie tot een heer (meestal Kerk of koning), en die
als vergoeding een wapenuitrusting en krijgsbuit ontvangen
komt boven op hetzelfde moment dat de Karolingers systematisch land gaan uitgeven
801/803: Karel de Grote vaardigt een capitulare uit en noemt 5 gevallen waarin een vazal
zijn trouw mocht opzeggen relatie is aan voorwaarden verbonden + verbreekbaar
vaak werd een overwonnene verplicht om als vazal trouw te zweren aan de bedwinger, met
een grote ceremonie voor veel getuigen rituele handelingen (knielen, handen, kus)
was zo bij Tassilo v. Beieren er waren echter nog vormen van vazalvorming
• vazalliteit en beneficium maken deel uit van het beladen begrip feodaliteit = systeem v.
machtsuitoefening d.m.v. bilaterale verhoudingen heer-vazal (vrije mannen in staat tot contract)
wederzijdse trouw, bescherming + de heer verleent inkomsten, de vazal verleent diensten
heerschappijsysteem met contract tussen vrije mannen in verschillende machtsposities
emotionele dimensie: trouw, en men moet op elkaar kunnen rekenen in nood (tijd v. geweld)
vazallen kregen doorgaans een leen (v. land) en kan samengaan met het in leen geven v. e.
ambt of geldelijke inkomstbronnen (vb.: tol, gewone geldsom = geld- of beursleen)
gebruikt als bekrachtiging v.d. dienstrelatie + bestendigt de opkomst van de landleen
er geldt ook het principe v.d. exclusiviteit: trouw aan de keizer + 1 heer tegelijk
• niet elke vorm v. machtsuitoefening verliep via dit feodo-vazallistisch model (met ritueel)
met eigendom van grond kwamen ook vaak vrijheidbeperkingen Kerk heft 10den, koning
had bannus (recht te bevelen), familie of dorpsgemeenschap besliste mee
• aanvankelijk gaven de Karolingers vooral kerkelijk goed uit als beloning
verder gaven ze ook belangrijke bestuursambten in leen, waar rechten/inkomsten
bijhoorden (meestal met burcht & aantal domeinen) opkomst landleen
• pas in de 11de/12de eeuw zou feodaliteit bij uitstek de politieke verhoudingen structureren
ook met herbevestiging v. territoriaal gezag: vazallen nemen op hun beurt eigen vazallen
bepaalde waarden, fundamenteel voor de Europese cultuur krijgen hierbij vorm:
- patronage regelt geweld en conflicten (blijft niet langer binnen de families)
- competitiviteit werd geordend en gericht op verwerving van goederen en aanzien (≠ strijd
zelf als doel + er gelden regels om een oorlog te rechtvaardigen, vb. kerstening)
een volgeling mocht een oproep voor onrechtmatige oorlog weigeren
waarden in de eden v. Straatsburg v. 842: competitiviteit gericht op legitiem
omschreven materiële doeleinden, met erkenning v. bep. rechten voor afhankelijken
de bovenbouwstaat
36
• paleis v.d. koning omvatte de hofhouding + ambtsdragers die voortdurend rondtrokken
er is nooit een echte hoofdstad gegroeid omdat:
- het hof steeds op krijgstocht was en dus geen vaste verblijfsplaats had
- de koning zich steeds overal in zijn rijk moet laten zien om gerespecteerd te worden
- de koning telkens ergens anders verbleef om er de opbrengsten te gebruiken (= handiger
dan oogstopbrengsten te centraliseren)
het centrale gebouw op koninklijk domein = palatium (paleis, palts, pfalz)
• een traditioneel machtsmiddel was de eed van trouw
vanaf 805 steeds exclusiever, men mocht maar aan de keizer + 1 heer trouwzweren
banden waren direct, persoonlijk & ongeschreven; typisch voor beperkte schriftcultuur
afgelegd met de hand op heilige voorwerpen, schending lokt een goddelijke sanctie uit
in een groot Rijk kon de koning die niet meer persoonlijk afnemen territoriale
ambtsdragers vertegenwoordigen hem = basis voor de traditie ‘trouw a.d. koning’
• aanzet tot andere staatsinstellingen, los v.d. koninklijke persoon:
paleisschool
kanselarij: eerst liet men schrijfwerk voor het grootste deel aan kerkelijke instellingen over
eigen kanselarij biedt mogelijkheid tot meer schrijfwerkverrichting zonder externe
tussenkomst + men kan zelf een archief vormen betere controle over eigen activiteiten
schrijvers waren nog steeds geestelijken, maar in dienst v.d. koning/keizer
schreven capitularia (koninklijke/keizerlijke decreten), verdeeld in kapittels (paragrafen)
dit waren voorschriften v.bestuurlijke/wetgevende aard of vormden het verslag v.d.
jaarlijkse algemene vergadering v. rijksgroten
de capitularia waren ook geheugensteunen voor iedereen om de besluiten na te leven
• territoriale indeling & daar bijhorende ambten trachtte men naar Romeins voorbeeld te creëren
door het uitgestrekte Rijk moest macht gedelegeerd worden:
- 781 oprichting Lombardije en Aquitanië onder Karel’s zonen Pippijn & Lodewijk
- Karel neemt de titel koning v. Italië aan
- oprichting v. marken (= grensgebieden met krachtig militair bestuur) Spaanse, Deense
oostelijke, Bretonse, Friuli + na rijksopdeling in 843: Antwerpen, Ename, Valenciennes
- 400 graven + hertogen toegepast op aanzienlijke & strategisch gelegen territoria
graven zijn ambtsdragers die het koninklijk gezag in hun gebied vertegenwoordigen,
namens hem recht spreken, de algemene vergadering leiden, oproepen tot oorlog en
de capitularia doen naleven waren bijna altijd Franken (bevorderde de loyaliteit)
rondreizende zendgraven controleerden graven of brachten aanvullende opdrachten
men trachtte het Romeinse imperium in christelijke vorm te herstellen studie v.d. oudheid
materiële omstandigheden lieten niet toe om in de 8ste/9de eeuw hetzelfde te realiseren
capitularia proberen de weerbarstige werkelijkheid te veranderen beklag over:
dronkenschap, gebrek aan vroomheid, desertie die leidt tot banditisme,
ongehoorzaamheid a.d. keizer… toont aan dat het er in de praktijk niet zo aan toe ging
• de nauwe banden met de Kerk hebben eminent belang onder de eenheidsscheppende factoren
Kerk =hoogst ontwikkelde W-Eur. organisatie + beschikte als enige over geletterd personeel
steun van de kerk is voor iedere heerser onmisbaar:
- ideologisch: Kerk gaf de ideële middelen om naar Romeins model te handelen
- technisch: bij de Merovingers ontstonden bisschoppelijke heerlijkheden in civitates, waar
bisschoppen de graven konden aanstellen of er zelf een worden
bisschoppen geraken zo ook verwikkeld in een machtsstrijd, en hun macht werd door
de Franken als probleem gezien meeste heerlijkheden opgeruimd door Karolingers
bisschoppen worden wel nog vaak gebruikt als zendgraven
geestelijken met wereldlijk gezag was eigen aan de Middeleeuwse Kerk pauselijke
staat, en vanaf 10de eeuw veel in Duitsland (nog tot 1806!)
• men moet voorzichtig zijn met termen staat, koninkrijk of keizerrijk bij de Karolingers
machtsverhoudingen waren persoonsgebonden, concreet, direct term ‘staat’ bestaat niet
onder Lodewijk de Vrome neemt men de term res publica (openbare zaak) aan
toch nog verwarring door gebruik v. termen als majesteitschennis (Romeins begrip),…
de macht bleef toch een private aangelegenheid (weinig succesvolle pogingen om
openbare instellingen te vestigen) hof beperkte zich tot enkele 100den ambsdragers
37
duurzame bestuurlijke eenheid was onbegonnen werk door geldarme domeineconomie +
de veelheid aan volkeren met verschillende culturen en ontwikkelingsstadia
graven en erfelijkheid:
• toen de veroveringen in de 9de eeuw vastliepen + het koninklijk gezag verzwakte verloor men
de controle over uitgifte v. ambten, inkomsten & land in leen (men had de middelen niet langer)
regionale machtsconstellaties vullen a.d. top ontstane machtsvacuüm: machtsversnippering
(mark)graven & hertogen gingen de macht die hen in leen was gegeven eigenmachtig
beoefenen en als erfelijk bezit beschouwen ze erkennen de relatie tot de koning nog
maar gedragen zich steeds meer autonoom: ze verspreiden leenverhoudingen ook onder
zichzelf (burggraven) & doen zelf aan landuitgifte om volgelingen aan zich te verplichten
deze eigenden zich dan weer openbare macht toe op lokaal niveau
verwatering exclusiviteitsprincipe (dienen meerdere heren) leidt tot loyaliteitsconflicten
+ neerwaartse spiraal van machtssferen uiteindelijk rest op vele plaatsen enkel nog
maar de lokale macht reëel banale heerlijkheden (zie H7)
38
• omdat een graaf bestuurder was en er grote afstand en trage communicatie was kon hij zijn
eigen (redelijk autonome) positie uitbouwen hij moet het plaatselijk gewoonterecht echter
respecteren om de loyaliteit van het volk te behouden
bij het ambt kwam een geheel van rechten & plichten (+ burcht, inkomsten, rechtspraak, tol)
bij overdracht van ambt moest dus alles worden overgedragen
probleem: elke graaf trachtte zich zoveel mogelijk in zijn functie te nestelen door o.a.
regionale banden te smeden (regionaal huwelijk) zorgde soms voor vermenging van
culturen en verminderde loyaliteit jegens de vorst
vaak opstanden tegen het verdringen van de regionale cultuur door de Franken
dit probleem van acculturatie gaan ze oplossen door hun aanspraken op het ambt en
het land te versterken, en die te laten evolueren naar erfelijkheid (~gewoon landbezit)
• 877: Karel de Kale ging op reis naar Italië om zich keizer te laten kronen
vaardigt capitulare uit dat het bezit van de graven die meegingen erfelijk maakte (voor het
geval ze zouden overlijden) aanmoediging om hem te vergezellen (of preventief zodat
zijn zoon Lodewijk de Stamelaar geen eigen getrouwen voor vrijgekomen ambten benoemt)
vanaf dan was erfelijkheid officieel bespreekbaar en steeds meer feitelijke vererving van
ambten kwam op gang in de loop v.d. 9de eeuw de koning kon dit ook niet langer
tegengaan door drastisch militair optreden, en zou anders ook minder populair worden
de vorst moest er zich dus bij neerleggen en in 1037 erkent Keizer Koenraad II voor Italië
officieel de overerfbaarheid van leengoederen (ook al was de praktijk er al lang)
dynamische periferieën
Brittannië:
• vanaf 787 werd voor het eerst de koning v. Mercia ook gezalfd door een priester
koning kon ook de vrije mannen oproepen voor de oorlog slaagde er slechts in de helft te
mobiliseren tegen de Denen + de professionele strijders bleken effectiever
• verschillen tussen het Frankische Rijk en de 7 Angelse en Saksische koninkrijken:
dooms (Angelsaksische wetten) werden in de volkstaal opgesteld i.p.v. Latijn
Alfred de Grote (koning Wessex) richt hofschool op voor vertalingen Latijn-volkstaal
inheemse volkstalige rechtstraditie ontstaat veel meer weerstand tegen introductie
Romeins recht (vanaf 12de eeuw) dan op het continent
de koning v. Wessex wist in 878 de Denen tot staan te brengen, kon tijdens 1ste helft 10de
eeuw door verovering de 7 koninkrijken politiek integreren, en liet de onderworpen
Scandinaviërs zoveel vrijheid dat ze geen last werden
de geleidelijke fusie v.d. kleine Engelse koninkrijken bleek duurzamer dan de veroverings-
drang op het continent die tot imperial overstretch leidt eens de leiders verzwakken
de voormalige koninkrijksgrenzen bleven bewaard in de afbakening v. graafschapen (shires)
met als onderverdeling hundreds die in de 10de eeuw tot stand kwamen
op deze niveaus vormde men rechtbanken o.l.v. koninklijke rechters die plaatselijke
vooraanstaanden berechten systeem verspreidde zich vanuit Wessex over heel G.B.
opvallende voorsprong op het continent inzake bestuurlijk/rechterlijke organisatie + door
krachtige monarchie trad geen usurpatie v. macht op + bleef uitdelen v. lenen beperkt
Moors Iberië:
• na de verovering v. Egypte in 642-643 richten de Arabieren hun blik verder westwaarts
vanaf 647 hebben ze in ruim een eeuw heel N-Afrika onder hun controle gebracht
sterke weerstand omdat het Byzantijnse Rijk Carthago weer stevig in bezit had + dat gebied
al helemaal geromaniseerd en gekerstend was (dat al van voor de Vandalen)
670: Kaïro wordt gesticht op een strategisch knooppunt v. karavaanroutes (voldoende
landinwaarts om veilig te zijn voor de Byzantijnse vloot) Kairo werd het belangrijkste
bestuurscentrum v.d. Maghreb + 1 v.d. 4 grote islamitische bedevaartplaatsen
39
• 680: de Byzantijnen zijn verdreven maar nu bieden de Berberstammen krachtig weerstand
705: hele provincie Maghreb wordt als provincie onafhankelijk v. Egypte
711: leger v. 7000 geïslamiseerde Berbers steekt de Straat v. Gibraltar over en kunnen
oprukken tot Toledo met versterking v. 18.000 man bereiken ze na 5j Zaragoza al
720: onderwerping v.h. gebied rond Barcelona en Narbonne
ze konden hun gezag in Iberië overwegend d.m.v. verdragen vestigen, i.p.v. geweld
751: ze moeten de Narbonne weer prijsgeven omdat K. de Grote de ‘Spaanse Mark’ opricht
Frankische markgraafschappen zoals Barcelona (801) en Pamplona (806) ontstaan
lokaal verzet (tegen moslims én Franken) groeit uit tot chr. koninkrijken Navarra & Aragon
• de moslims hebben in Iberië nooit een gecentraliseerde staat gevestigd
in de randgebieden pasten ze indirect bestuur toe
‘hoge mark’ v. Zaragoza plaatsten ze onder een Visigotische vorst die hun cliënt was
‘middelste mark” v. Toledo (vanaf 946 Medinaceli) hevige strijd met christenen
gebied tussen Douro & Ebro vormde lang het omstreden grensgebied
‘nabije mark’ v. de Extremadura & Centraal-Portugal met hoofdstad Merida
militaire gouverneurs oefenden er de macht uit
geleidelijke islamisering v.d. Iberische bevolking: 1/8 moslims in 8ste eeuw 1/3 in de 10de
nooit een meerderheid in aantal, maar wel een cultureel overgewicht
ook veel onderlinge strijd tussen moslims kwamen uit verschillende stammen
• de eerste golf veroveraars (begin 8ste eeuw) kwamen uit N-Arabië installeerden zich in de
steden en genoten meer privileges opstanden van later gekomen moslims (nieuw-moslims)
later gekomen Z-Arabieren vestigden zich op het platteland (want waren al landbouwers)
de Arabieren bevatten ook andere oosterlingen die vlug gearabiseerd waren
de Berbers vestigden zich vooral in Centraal-Spanje waar ze als oorspronkelijke veehouders
hun levenswijze voortzetten bleven nog 3 eeuwen in hun oude stamverbanden
regio Valencia & Murcia irrigatielandbouw met Romeinse technieken door kustberbers
na de veroveringsfase immigreerden er weer grote groepen berbers
• de joodse gemeenschappen waren blij met islamitische overheersing na jaren verdrukking door
de christelijke Visigoten de moslims lieten joden/christenen ook enorme godsdienstvrijheid
ze mochten hun godsdienst beoefenen, genoten zelfbestuur, eigen rechtspraak & respect
na verloop van tijd nam men de Arabische cultuur over (niet de godsdienst) mozaraben
christenen die zich bekeerden tot de islam (conversos) kregen geen gelijke behandeling als
oorspronkelijke moslims maar konden wel sociaal opklimmen als cliënten
• het Islamitisch kerngebied was ingedeeld in provincies (op basis v. oude diocesen)
vanaf 716 is Cordoba de zetel v.h. centrale bestuur benaming Andalusië voor Z-Spanje
gouverneurs bestuurden onder gezag v.d. stadhouder in Kairo + onder de kalief v. Bagdad
750: Ummayadendynastie in Bagdad valt
feitelijke onafhankelijkheid v. rijkjes in Maghreb of Iberië
756: Ummay. afstammeling Abd ar-Rahman laat zich erkennen als emir in Cordoba
na onderdrukking v. opstanden verklaart Abd ar-Rahman III in 929 het orthodoxe kalifaat
v. Cordoba plaatst zijn legitimiteit t.o.v. Abassieden (Bagdad) + later Fatimieden (Kairo)
40
• dit was beslist de meest langdurige invasiegolf tussen 6de en 14de eeuw in het Westen
9de eeuw: centraal gezag viel weg
855-862: gebied tussen Loire & Rijn = belangrijkste doelwit, 870-878: O-Engeland & Mercia
volgens Einhard wou de Deense koning Godefrid heel Germanië onderwerpen omdat de
Frankische acties tegen de Friezen en Saksen zijn invloedssfeer hadden aangetast
• door archeologische bronnen hebben we meer inzicht in de Vikingsamenleving
het waren boeren in relatief vruchtbare streken gevestigd waar ook veel ijzererts was
vakmanschap v. hoog niveau voor landbouw- & andere werktuigen, scheepsbouw, wapens
de expansiezucht wordt toegeschreven aan de rivaliteit tussen leiders en clans
roemrijke daden verrichten en buit binnenhalen om gezag te kunnen vestigen
soms zocht men nieuwe vestigingsgebieden door relatieve overbevolking in het Noorden
waren niet alleen geïnteresseerd in geweld maar ontplooiden ook handelsrelaties (zie p32)
handel in eigen ruilwaar (pelzen, hout, honing, was,…)
lange-afstandshandel met Byzantijnen en Arabieren via Rusland (rossman = zeelieden)
vanaf 840 zochten ze stelselmatig nieuwe vestigingsgebieden: Friesland, Ierland, Ijsland
ze wisten 2/3 v.h. gebied v. Alfred v. Wessex te bemachtigen + erkenning v. vestiging in
Normandië door erkenning v. Graaf Rollo (911)
het succes van hun invasies is toe te schrijven aan de snelheid van hun aanvallen
verrassingsaanvallen met vlugge ranke schepen die vlug weer verdwenen
zware Frankische ruiterij = niet snel genoeg te mobiliseren & kon de kust niet verdedigen
pas wanneer de Vikingen begonnen overwinteren in beschermde plaatsen werden ze
kwetsbaar (ook omdat ze met weinig waren) aangezien de koningen hun volk niet
konden verdedigen organiseerde de lokale heren effectieve weerstand door forten te
bouwen langs de rivieren invasies moedigen zo de machtsdecentralisatie aan!
• naast vernieling hebben de Vikingen ook hun handelscontacten in deze richting uitgebreid
het geroofde edelmetaal van de kerkschatten werd als betaalmiddel in omloop gebracht in
de langeafstandshandel
Angelsaksische koningen voerden een vaste zilvergeldbelasting in om de verdediging te
financieren Danegeld (nog tot 1162) enorme hoeveelheden zilver werden verzameld
=42% totale muntvoorraad + groot deel ervan moet uit Frankische bronnen zijn gekomen
deze schatten financierden dus de oosterse handel van de Vikingen
hun optreden stimuleerde de circulatie v. goederen en kapitaal + zorgde voor de
inschakeling v. deze regio in een intercontinentaal handelssysteem
• andere invallers: Magyaren (tot ca. 1000) & Saracenen (vnl. in N-Italië)
41
Hoofdstuk 7: versnelde groei
950-1250 = tijd v. grote veranderingen op economisch, sociaal, politiek, religieus & cultureel vlak
• 11de–13de eeuw wordt afgeschilderd als periode v. relatief sterke & langdurige bevolkingsgroei
is dit wel terecht? in 3 eeuwen verdubbelde de bevolking (= + 0,18 tot 0,28% per jaar)
dit is dus niet spectaculair, en niet veel sterker dan de voorafgaande periode
alternatief model: de sinds de 7de eeuw opgebouwde bevolkingstoename bereikt in deze
periode de kritische massa om de processen v. commercialisering, urbanisatie &
staatsvorming in een stroomversnelling te brengen (= bel. voor soc.-ec./pol. ontwikkeling)
er zijn ook grote regionale verschillen: vooral West & Zuid vs. Noord & Oost:
West & Zuid: bevolking groeide behoorlijk & was relatief dichtst bewoond rond 1300
Noord & Oost (Scandinavië, Polen, Balt., Ru.): blijft tot eind de Middeleeuwen achter
demografische gesproken helde Europa in 1200 al zwaar over naar het Westen
• bron: 1086: Domesday Book v. Willem de Veroveraar: neerschrift van de indeling v.h.
veroverde gebied + beschrijving v.d. bevolking, economie,…
• verdubbeling van de bevolking was alleen mogelijk als ook de voedselproductie fel vergrootte
kan door intensivering van de bestaande landbouwgronden óf door areaaluitbreiding
vooral areaaluitbreiding want intensivering deed de voedselproductie niet genoeg stijgen
groot obstakel was het vergroten v.d. bodemvruchtbaarheid door lage bemestingsgraad
te weinig mest door geringe integratie akkerbouw en veeteelt geen vee genoeg en
ook weinig niet-dierlijke mest wel al peulvruchtenverbouw die N in de bodem bindt
toch zijn er 3 wegen tot intensiever grondgebruik bekend:
- omzetting van weidegrond in akkerland graan levert 6 tot 17 x meer calorieën dan vee
vergetreidung (‘vergraning’) eerst graanbouwuitbreiding binnen bestaande nederzet.
- Terugdringen van de braak tijdens braakperiodes liet men vee weiden om mest achter
te laten & onkruid af te vreten, vervolgens ploegde men om voordat men weer inzaaide
men ging met het drieslagstelsel werken (veel minder braak) 1/3 v.h. land braak, 1/3
met wintergraan (rogge of tarwe), 1/3 met zomergraan (gerst of haver) of peulvruchten
jaarlijkse rotatie legt steeds een ander stuk braak, na de oogst laat men vee grazen
nadelen: in streken met open fields (open bouwland waar akkers niet afzonderlijk
omheind waren) zorgt voor gemeenschappelijks gebruikregime dat boeren ontzegt
om af te wijken v.d. vaste vruchtopvolging (bv. voor teelt v.e. handelsgewas zoals vlas)
toen deze handelsgewassen belangrijker werden in de 13de eeuw schafte men het
drieslagstelsel (o.a. in Vlaanderen) weer af, t.v.v. flexibel grondgebruik
- technische vindingen voor intensivering én areaaluitbreiding: risterploeg & paardentractie
de risterploeg verving de haakploeg constructieve verbeteringen: 3 werkende
onderdelen i.p.v. 1 , 2 ervan zijn uit ijzer, en de ploegboom is niet meer rechtstreeks
aan het juk v.d. trekdieren vastgemaakt maar rust op een voet of voorstel (minder
nood aan trekkracht en d.m.v. handvaten is de ploegdiepte bij te stellen)
met een voorstel heet de risterploeg een karploeg zie tapijt v. Bayeux
de risterploeg werkt geraffineerder door de combinatie v. verticale en horizontale
snede komen de aardkluiten los de rister keert ze vervolgens om zodat onkruid
ontwortelt wordt en minerale voedingsstoffen uit de ondergrond bovenkomen en de
aarde zich met eventuele mest mengt kruislings ploegen & haakploeg = overbodig
mogelijk om zware of instabiele gronden op variabele diepte te bewerken door de
zwaardere constructie en de verstelbare ijzeren onderdelen
ook ontstaat er een patroon van richels en voren (ridge & furrow) goede
afwatering wat teelt van wintergewassen bevordert
42
de arbeidsbesparing verminderde echter doordat deze ploeg door meerdere
personen moest bediend worden + een extra ploeggang met een eg nodig was (om
de losse kluiten voor het zaaien te verkruimelen)
paardentractie: gebruik v. paarden als trekdier i.p.v. ossen (ook buiten de landbouw)
voordelen: paarden zijn wendbaarder & sneller + hebben explosiever trekvermogen
nadelen: ossen zijn minder kritisch met veevoer, minder vatbaar voor veeziekten,
hebben groter uithoudingsvermogen, zijn makkelijker voor een werktuig te spannen
en brengen meer en lekkerder vlees op na de slachting
voor de belangrijkste problemen vindt men oplossingen tijdens de expansiefase
sterke uitbreiding van de haverteelt (naast paardenvoer ook voor bier)
aanspanningsprobleem lost men op door ontwikkeling v. haam (leren
halsband), singel (buikriem), zwanghout (dwarsverbinding voor de bevestiging
v.d. strengen) en lamoen (inspanboom) effectievere trekkracht door betere
aanspanning & haam dat voorkomt dat de adem v.h. paard wordt afgesneden
leidde tot inzet van zwaardere ‘koudbloed’ trekpaarden en zwaarder uitgevoerde
ploegen en andere werktuigen (ook karren voorzien van disselboom)
• deze innovaties zijn het product v. lange, schoksgewijze ontwikkeling en aanpassing
oudste sporen v.d. risterploeg & eg stammen nog uit de volksverhuizingstijd (of vroeger),
maar dit waren slechts prototypen waar de uiteindelijke versie ver van af lag
er ligt ook nog veel tijd tussen de eerste ontwikkeling en de daadwerkelijke verspreiding
omgevingsfactoren: technische vindingen moeten zich in een bepaald ‘technologisch
complex’ voegen Vb: ploeg en eg kunnen pas gebruikt worden bij aanwezigheid van
de schaarse en kostbare producten paarden en ijzer
zelfs grote landgoederen beschikten i.d. Karol. tijd nauwelijke over ijzeren werktuigen
psycho-sociale factoren: pre-industriële boeren waren behoudend en vermijden risico’s
+ konden niet altijd zelf beslissen over de inzet v. kostbare werktuigen (deze waren
eigendom van de domeinheren)
rendabiliteit: zelfs waar technologische innovaties wel zijn ingepast & geaccepteerd kan
gebruik ervan worden teruggedrongen door het feit dat vele boeren te weinig land hadden
om de inzet v.e. ploeg rendabel te maken (slechte prijsverhoudingen arbeid - werktuigen)
naast de ploeg bleef de spade & de haakploeg (op lichtere grond) nog vaak in gebruik
• weinig is concreet te zeggen over de effecten ervan op de gemiddelde oogstopbrengsten
maar het ging zeker niet over een agrarische revolutie niet veel beweging voor de 17de eeuw
bruto oogstcijfers zeggen ook niet veel zolang we niets weten over hoeveelheden ingezette
arbeid, werktuigen en zaaizaad + opbrengsten v. veehouderij en niet-agrarische activiteiten
door de grote beschikbaarheid v. grond kon men makkelijker de productie in- of extensiveren
men liet een stuk grond halfwoest liggen om het enkele jaren te gebruiken indien nodig
in sommige dichtbevolkte gebieden leidde intensivering v.h. bodemgebruik tot verbouw .
voedergewassen voor rundvee (op stal) + intensieve teelt v. handelsgewassen
• extensivering: vanaf 10de e in NW-Europa nam behoefte aan risterploeg & paardentractie
enorm toe omdat in hoog tempo zware & instabiele klei- & veengronden werden ontgonnen
ontginning v. deze waterrijke gronden ging alleen door ontwatering + bedijking
akkerbouw ging goed op hoger gelegen gronden, in de lager gelegen gebieden moest
men meer moeite doen voor de waterhuishouding uitdiepen v. sloten, constructie v.
kaden en sluisjes, bouw van windwatermolens om binnenwater weg te krijgen,…
Holland: lukte kort na 1400, maar het land daalde verder moeten veeboer worden
boeren uit Frisia, Holland en Vlaanderen kenden veel van ontwatering en bedijking en
waren graag gezien op andere plaatsen waar men deze gronden in gebruik wou nemen
bij de Ostkolonisation v.d. Duitsers, in Engeland (o.a. Wales)
ontbossing had veel groter aandeel bij de uitbreiding van agrarisch cultuurland (1/4 tot 1/3)
boerenkolonisten brachten ontbossing pas goed op gang nog veel bos maar weinig echt
ongerepte woudmassieven geen ecologische bezorgdheid (bos = neg. gevaarlijke plek)
bosgebieden die eigendom waren van koningen bleven het beste bewaard (voor de jacht)
moesten uiteindelijk omheind worden om stropers buiten en dieren binnen te houden
types à la Robin Hood verscholen zich soms in deze wouden (Sherwood/Feckenham)
43
nieuwe vormen van heerschappij
de ‘banale revolutie’:
• het Rijk v. K. de Grote was uiteengevallen en de koninklijke macht in de deelrijken was ernstig
verzwakt de Karolingische bestuursambten werden gepatrimonialiseerd (vererfelijkt)
heel uitgesproken in Fr. bij de Capetingers, sommige graafschappen en hertogdommen
namen een koninklijke allure aan (Vl., Anjou, Champagne, Normandië, Aquitanië, Bourg.)
minder uitgesproken in Duitsland waar het Saksische huis heerste, maar daar toch ook
rond het jaar 1000 waren de eerste stappen richting vorming v. territoriale vorstendommen
binnen de koninkrijken gezet toch bleek dit in Frankrijk omkeerbaar, in Duitsland niet
de graven/hertogen gaan zich de koninkl. bannum (recht te bevelen) toe-eigenen & gaan
deze macht uitoefenen zonder rekenschap aan de hogere bovenbouw te hoeven geven
fataler was de 2de stap (herhaling v.d. 1ste op lager ambtelijk vlak) vorming van nieuwe
vazallen onder de gewone vazallen (vice-comites, vicarrii, capitanei) namen het gezag op
lokaal niveau waar & gingen zich ook koninklijk bannum toe-eigenen aristocr. opdelingen
laten hun macht gelden over zo groot mogelijk gebied, en handelen eigenmachtig
• de feodalisering + creatie v. deze lokale banheerlijkheden (seigneuries) heet ‘banale revolutie’
deze ontwikkeling leidde tot veel efficiëntere exploitatie v. mensen dan in de vroege ME
persoonlijke heerschappij over mensen (dominium) was een vast attribuut v.d. aristocratie
aristocratie was echter klein & hun dominium was beperkter dan de bannus v. koningen
het strekte zich ook alleen uit over hun familia (alle mensen in hun huishouden, ook
horigen) de gewone vrijen bleven buiten het bereik van dit dominium (bleven wel onder
de koninklijke bannus, maar die was nooit zo oppressief macht is vreemd voor hen)
in de 10de eeuw veranderde dit snel aantal heren vermenigvuldigde zich + heerschappij
kreeg een nieuwe basis waardoor ze op lokaal niveau voelbaar werd voor álle mensen
• de nieuwe, lokale exploitatie van koninklijke bannus bestond uit:
- uitoefening van rechtspraak, ook van ernstige misdrijven
gaf banheren het excuus voor willekeurige arrestaties en confiscatie v. goederen
= terudringing van het kleine eigendom (alleduin)
- opleggen van algemene belasting (taille of exactiones, was niet mogelijk geweest op
rijksniveau) of algemeen afdwingen van andere heerlijke rechten
- allerlei hand- en spandiensten opleggen (verplichte hulp) en kostbare kapitaalgoederen
(molens, bakovens) als monopolie exploiteren
deze rechten noemde men consuetudines (gewoonterecht) malae (slechte) kwam erbij
handhaving ervan ging vaak gepaard met ongebreidelde en redeloze geweldpleging t.o.v.
lokale boeren redeloos want er was geen oorlog, geen vete, & hij bezat hen niet als slaaf
veel kritiek vanuit klerikale kring hypocriet want vooral wanneer men zich op kerkelijk
goed richtte & ze traden meestal zelf ook zo hardhandig op tegen onderworpenen
kort na 1200 eiste de Catalonische adel het recht om hun boerenonderzaten ‘slecht te
behandelen’ (male tractare) = legalisering van de malae consuetudines
• vestiging van deze banale heerschappijen was minder gemakkelijk geweest zonder 2 krachtige
middelen tot gezagshandhaving: een kasteel en een bende goed bewapende krijgers
geen grote burchten maar veel bescheidener een houten of stenen toren (donjon/keep)
die stond op een kunstmatige hoogte (motte) met verschillende verdiepingen en soms een
omwalde ruimte er rond (voor stallen e.d.)
lagen meestal geïsoleerd ver van de nederzettingen behalve in Italië & Z-Fr. Waar veel
nieuwe nederzettingen met daarin een kasteel werden opgericht (castra of castelli)
ging meestal gepaard met concentratie v. bewoning + eenaangepaste ordening van
het cultuurlandschap = verkasteling of incastellamento
44
kennen grote verspreiding (1000en) na mid. 10de e (na de laatste grote invallen v. barbaren)
eerste doel was dus niet de bevolking beschermen (behalve in Reconquista Spanje)
maar om de omgeving te beheersen & rivaliserende heren of ambitieuze vorsten op
afstand te houden + banrecht zo effectief mogelijk onder dreiging v. terreur te exploiteren
contigenten beroepssoldaten in dienst van de heer vormden de permanente bezetting
milites castri (ruiters v.h. kasteel), gregarrii (gewone ruiters), cavalcata (ruiterij)
werden gerekruteerd bij lagere aristocratie uit de omgeving, en soms onder boeren
waren goed getraind in de strijd te paard, en ingezet bij de verdediging v.h. kasteel en
kleine (maar gewelddadige) operaties in de omgeving
45
veranderingen in de surplus-extractie. Aanpassingen in de domaniale economie:
• de vestiging v. seigneuries leidde tot verschuivingen in de agrarische surplus-extractie: in de
wijze waarop en mate waarin inkomen werd overgeheveld v. boeren naar heren)
vroeger : overheveling via gedwongen landarbeid + afdracht v. overschotten + enkel bij
horigen in kader v. hofstelsel & grondheerlijkheid nu: banheren exploiteren alle mensen
binnen een bep. territorium op basis van geüsurpeerde overheidsrechten
de verschuiving was ook verbonden met de evolutie v.h. hofstelsel zelf dat in verval raakte
diepere oorzaken:
- geldnood a.d. zijde v.d. aristocratie door bevolkingsaangroei ook meer aristocratie, en
dat zorgt voor steeds dunnere erfenissen
nog grotere verarming door schenking van land en 10en aan kerkelijke instellingen
(normaal tijdelijk toch gingen de Kerk het steeds meer als permanente overdracht zien
door herleving v. canoniek recht v. Rom. eigendomsbegrip & terugdringing lekeninvloed)
ook kwam veel tiendenbezit weer in handen v.d. Kerk i.p.v. de aristocratie
dalende inkomsten zorgen ook voor stijgende lasten door duurder militarisme,
+ heropening handel met Midden-Oosten waardoor luxegoederen beschikbaar werden
en de aristocratische levensstijl verfijnder maar ook veel duurder werd
- omkering v.d. land-labour ratio in de expansiefase (= schaarsteverhouding grond - arbeid)
bevolkingsgroei zorgt voor schaarsere/duurdere grond + overvloedige/goedkopere
arbeid werkt omzetting v. horige arbeidsdienst naar betaling in natura/geld i.d. hand
hofstelsel was eerst bedoeld om schaarse arbeid vast te houden nu ging men
arbeidsdienst v. horigen afschaffen 2 keuzes:
- exploitatie voortzetten met behulp van betaalde landarbeiders vooral 11e/12e e
- directe uitbating afschaffen & grond in erf- of termijnpacht geven uiteindelijk meer
alleen in Eng. hield men omzetting v. arbeidsdiensten tegen om te profiteren v.
hoge graanprijzen, zodat het domaniale stelsel daar tot i.d. 14de eeuw bleef bestaan
buiten Eng verdwenen naast de arbeidsdienst ook andere horige lasten die mochten
worden afgekocht (vb: recht v. heer op beste deel nalatenschap v. horigen)
horigheid verloor elke reële betekenis (juridisch statuut v.d. horige gaat verdwijnen
en zo ook het dienstrecht = regels v. horigen) + de sociale verschillen en
geografische mobiliteit op het platteland neemt toe
doorbraak in de commercialisering & monetarisering v.d. plattelandseconomie
aangezien boeren nu gedwongen waren arbeid of overschotten te gelde te maken
omzetting v. arbeidsdiensten (v. erfpacht) in geld waardoor een vast pachtbedrag
werd vastgesteld heel voordelig voor de boeren door de inflatie v.d. 13de eeuw
domeinheren gingen dit tegen door grond in termijnpacht te geven of door
deelpacht waarbij de eigenaar een vast deel van de bruto opbrengsten kreeg
• de installatie v. banale heerlijkheden e.d. kan men zien als het sluitstuk van een langdurig
sociaal-historisch proces de geleidelijke afzondering v.e. gespecialiseerde krijger-aristocratie
komt tot uiting in het driestandenschema en ook in de tweedeling tussen edelen/vrijen en
horigen (Carmen ad Rothberthum regem v. Adalbero, bisschop v. Laon voor Fr. koning
Robert de Vrome)
de samenleving diende volgens de klerikale elite organisch als een lichaam te functioneren
waarbij elke groep een deel vormt geheel werkt slechts als men eendrachtig samenwerkt
46
naast rijkdom en geboorte ging ook fysiek, talent & verzekerde loyaliteit een rol spelen
bij de rekrutering (+ natuurlijke specifieke historische omstandigheden)
vroeger bestond de ruiterij nog niet uit aristocratie:
banheren en koningen v.h. Duitse Rijk (rond 1100) rekruteerden onvrijen
reconquista: klasse boeren-ruiters (caballeros villanos) in Castilië/Catalonië
stadstaten in N & Mid-Italië: legers van feodaal-adelijk-burgerlijk karakter
Eng.: Normandische campagne (1066): cavalerie =(achter)leenman v. kroonvazallen
door toenemende nood aan bekwaamheid, de cruciale rol in de campagnes &
de dure prijs v.d. uitrusting steeg het prestige v.d. milites zienderogen
opmerkelijk: sociale mobiliteit binnen de cavalerie: ruiters van hoge aristocratie
(koning) identificeren zich met die v. lage
deze versmelting v. hoog & laag-aristocratische elementen ging gepaard met de
ontwikkeling v.e. esprit de corps (nieuwe ere- & gedragscode en eigen subcultuur
waarbij traditionele waarden, moed, loyaliteit en kameraadschap belangrijk zijn)
+ toegang werd geformaliseerd (ceremonies & rituelen vanaf 13de eeuw ridderslag)
vanaf invoering v.d. ridderslag heten de ruiters ‘ridders’ nieuwe ridderorde/stand
- doelbewuste voorstelling v. de aristocratie als strijders in dienst v.d. heilige Kerk
(= klerikale reactie op het voorgaande + heeft diepere historische wortels)
het concept van de miles Christi/miles Sancti Petri dat in de vroege Middeleeuwen
was toegekend aan clerici en martelaren, was i.d. 5/6de eeuw op monniken overgegaan
als het nieuwe christelijke elitekorps en later ook aan de bisschoppen paus verbood
hen nog langer gewapend te strijden, mocht alleen spiritueel en in dienst v.d. paus
concept wordt geregenereerd om de wereldlijke milities i.h. gareel v.d. Kerk te krijgen
door christelijke deugden te propageren strijd tegen niet-christenen biedt
mogelijkheid om milites met christelijke idealen op pad te sturen ridderorden
er vond ook een militarisering + heroïsering v.d. klerikale moraal plaats Bernard
v. Clairvaux: boek over verheerlijking nieuwe religieuze ridderorden
- Hugo v. Payns richt de ‘broederschap v.d. arme ridders v. Christus’ op
1128: erkend als de Orde v.d. Tempel (tempeliers)
- Orde v.h. Hospitaal v. St.-Jan te Jeruzalem hospitaalridders/johannieters
vanaf 16de eeuw: Maltezer Orde
- Orde v.h. hospitaal v.d. Heilige Maria v.d. Duitsers Duitse of Teutoonse Orde
- reeks kleine orden in Spanje, Portugal & Baltische gebied
zowel leken als geestelijken treden toe. Leken moeten een gelofte v. strijd afleggen
maar moeten zich in sommige orden in plaats daarvan niet aan het celibaat houden
‘gewone’ ridders konden niet aan deze orden tippen door hun overdreven aandacht
voor verschijning & vertoon, mede door steekspelen voor spektakel (<B.v. Clairveaux)
kreeg felle kritiek v.d. clerus, de ridderwaarden worden uit het oog verloren
door doden bij steekspelen worden ze vanaf 1130 verboden maar aangezien dat
niet hielp ontzegde men de gesneuvelde ridders een christelijke begrafenis (1139)
alleen het inauguratieceremonieel kreeg waardering v.d. Kerk was doordrongen
v. christelijke waarden + ze zwoeren de Kerk & clerus te beschermen
47
2 belangrijkste kenmerken van de hoofse liefde:
- omkering v.h. traditionele rolpatroon: man is dienstbaar a.d. vrouw i.p.v. vice versa
- morele veredeling waartoe de hoofse liefde leidt (liefde maakt mensen moreel beter)
heeft pas volle effect als de minnaar eerst ontbering of vernedering heeft ondergaan
+ opofferende daden voor de geliefde heeft verricht
hoofse liefde was vaak ook een ontdeugend spelletje met echte spelregels, enz…
stond eigenlijk haaks op de kerkelijke moraal v. huwelijk & liefde maar was eigenlijk een
maatschappelijke utopie (had weinig te maken met de grauwere werkelijkheid)
bewijst de behandeling v. vrouwen, ze waren inferieur en hadden niets te zeggen (de
meeste aristocratische meisjes verdwenen in kloosters of werden uitgehuwelijkt)
dient volgens sommigen als uitlaatklep voor jonge achtergestelde edelen of de trouw
aan een vrouw was volgens anderen een metafoor voor de trouw aan de heer
3 nieuwe genres (vanaf de 12/13de eeuw):
- chansons de geste epische teksten met daden v. 1 persoon centraal, uit de tijd v. K. de
Grote (weerspiegelt het ridderbeeld + idealen Raoul de Cambrai
+ ook al sentimentaliteit m.b.t. gesneuvelden Chanson de Roland)
- hoofse lyriek (troubadourspoëzie) loopt over v.d. nieuwe sentimentaliteit + in volkstaal
invloed v. Arabische oorsprong (thema’s, rijmschema’s, muziek)
invloed christelijk-religieuze Mariahymnen + klassieke liefdespoëzie v. Rom. Ovidius
de liefde tot de vrouw wordt verheven tot een ideaal voor morele zelfvervulling dat pas
kon bereikt worden door innerlijke conflicten
- ridderromans synthese v.d. voorgaande Chrétien v. Troyes verhaal = queeste
waarbij de ridder door heldendaden uiteindelijk zijn doel weet te bereiken (liefde, God,…)
sterk geïdealiseerd beeld v.d. werkelijkheid + erotische & mystiek-religieuze symbolen
Klassieke, Oosterse, Britse ridderroman (Arthurroman)
Wolfram v. Eschenbach in Duitsland, Tristan < Gottfried v. Straatsburg
grote invloed op westerse cultuur introduceerde de romantische liefde
48
stadstaten v. N & Mid.-Italië ridderschap was sinds lang een amalgaam v. adellijke &
niet-adellijke elementen ridderschap omvat hier niet alle milites, er is ook een gewone
ruiterij zonder leden van de adel of het ridderschap (ook de burgerij moest te paard strijden)
14de eeuw: vervanging v. opkomstplicht door geldstorting waarmee men huurlingen huurt
Engeland kort na de Normandische veroveringen vormen de ridders al een grote groep
ze zijn leenmannen v.d. kroonvazallen die hun heer in de strijd moeten volgen
toch geen overdreven sociale status en dus geen adel i.d. 13de eeuw neemt hun
aantal af en de militaire opkomstplicht was al lang afkoopbaar gesteld (geld = scutagium)
nu gaat men de knightly class (alle families met deze titel) van het knighthood (allen
met ridderlijke levensstijl en opgenomen i.d. ordo militaris) onderscheiden zowel
hoge adel als leden v.d. knightly class behoorden hiertoe & vanaf de 13de eeuw
noemt men de knightly class de gentry, die een vaste rol krijgt i.h. plaatselijk bestuur
boeren:
• de boeren vormden rond 1000 nog het grootste deel van de hele bevolking
door het verlies v.d. ‘publiek’ taken (dienstplicht & rechtspraak) verloren ze ook hun aanzien
en vaak ook hun vrijheid
daar kwam een negatieve stereotypering bij door groei v.d. steden en opkomst ridderschap
onterecht: hun maatschappelijke functie was vitaal + ze belichamen het armoede-ideaal
dit komt door een mengeling v. minachting & angst + een onbewuste drang tot
rechtvaardiging v.d. evidente maatschappelijke ongelijkheid
‘verbeesting’ staat centraal in het negatieve stereotype komt tot uiting i.d. literatuur
men vergelijkt de boeren met beesten, zoals men vroeger deed bij barbaren of slaven
(hoofsheid boersheid, on-hoofsheid, dom, wild, rustici) bijzonder neg. beeldvorming!
vormen boeren hierdoor de underdogs? nuances: dit is de historische realiteit:
- lastendruk v.d. boeren is gedurende de expansiefase langzaam verminderd, en boeren
zijn niet rechteloos zodat ze financieel profijt haalden uit de overerving v. hoevenland
- het steeds opener karakter v.d. agrarische economie + monetarisering biedt hen kansen
op de markt
- de maatschappelijke onderhandelingspositie en politieke mondigheid v. boeren is
verbeterd door de ontwikkeling v. dorpsgemeenschappen en parochies goede
samenwerking is nodig om de organisatie van deze samenlevingen goed te laten lopen
groepsgevoel v. solidariteit en samenwerking ontstaat eendracht maakt macht
instituten voor lokale organisatie worden ingericht (buurschappen, marken,…)
kwamen allemaal bijeen in de ‘dorpsgemeente’: deze krijgen nu ook een feitelijke
rechtspersoonlijkheid (bevoegdheid om namens de lokale gemeenschap in rechte te
handelen) en deden aan lokaal openbaar bestuur, regelgeving en rechtspraak
college v. gezworenen (jurati)/schepenen (scabini) dat regelmatig werd herverkozen
ofwel dorpsvergadering die bestuurde en rechtsprak, terwijl voor uitvoerende taken
lokale functionarissen werden aangesteld (rechtspraak voor zware overtredingen
vond wel plaats in een hogere rechtbank)
dorpen konden bij charter verleende privileges krijgen zodat ze ‘vrijheden’ worden
(vooral Mid.-Italië, N-Fr., Hertogdom Brabant) alle inwoners zijn persoonlijk vrij of
de malae consuetudines worden verzacht, het lokale bestuur mag eigen recht
hanteren + nog wat ruimere bevoegdheden
alleen in Scandinavië en Engeland gebeurde dit niet:
Zweden was te dun bevolkt gemeenschappelijk district voor meerdere dorpen
Engeland: betekenis v. dorpsgemeenten was gering omdat de manor het
belangrijkste kader v. lokale plattelandse organisatie bleef (met een manor court)
- boeren deinsden ook niet terug voor georganiseerd gewapend verzet tegen
onderdrukkende heren minder weerloos dan de literatuur zou doen denken
verschillende ridderlegers werden in de pan gehakt door boerenmilities
vochten ook regelmatig zaken uit voor hogere rechtbanken tegen adellijke of
geestelijke grootgrondbezitters (over dagelijks bestaan zoals gebruik v. bos en venen)
49
Hoofdstuk 8: religieuze en kerkelijke vernieuwing (1000-1250)
De westerse Kerk i.d. Middeleeuwen was als een huis in aanbouw verschillende opvattingen:
- ascetische ideologie v.d. monniken met een standaard voor morele waarden die
onbereikbaar was voor gewone gelovigen (kunnen redding door schenkingen verzekeren)
door indoctrinatie is er een grote aanwas v.d. rijkdom van abdijen
- zaken v. Kerk & clerus waren ook vermengd met wereldlijke belangen veel kerken en
kloosters waren bezit v. leken, die zich inlieten met de benoeming v. bisschoppen &
abten, die zich op hun beurt dan weer bemoeiden met zaken v. wereldlijk bestuur
radicale veranderingen in de loop v. 11e en 12e eeuw: morele greep v.d. monniken op de Kerk
verslapt alternatief spiritueel ideaal: steeds grotere scheiding tussen clerus en leken
leken-aristocratie bemoeit zich minder met kerkelijke zaken
de pauselijke macht stijgt tot ongekende hoogten
gelovigen gaan zich massaal in de Kerk manifesteren als dragers v. zowel christelijke
tradities als nieuwe religieuze tradities
het hervormingsstreven
50
komt nu in handen v.h. ‘college v. kardinalen’ (= belangrijkste geestelijken uit Rome +/-50)
maakt echter geen einde aan lekenbemoeienis want velen waren zelf adellijk, en
verkiezing gebeurde nog steeds in het openbaar zodat beïnvloeding mogelijk bleef
1216: experimentering met het conclaaf (verkiezing in afzondering) nu nog steeds
pas regel in 1274 want was niet direct succesvol (slechte isolatieomstandigheden,…)
een ander probleem was dat niet alle stemmen even zwaar doorwogen (afh. v. status)
1179: 3de Lateraanse Concilie: alle kardinalen = gelijkwaardig + 2/3 meerderheid nodig
kardinaal Humbert v. Silva Candida was het brein achter de 1059-regeling, maar toen hij
stierf was het Hildebrand v. Soana die het hervormingsstreven tot hoeksteen v.d. pauselijke
politiek zou maken eens hij paus Gregrorius VII werd
1075: Dictatus Papae: de paus is de allerhoogste macht, staat boven alle vorsten (& mag
ze afzetten), is heilig, mag door niemand beoordeeld worden, en is als enige zo machtig
extreme herinterpretatie v.d. tweezwaardenleer waarbij de paus de hoogste macht is
komt tot uiting i.d. formulae v.d. keizerskroning die Innocentius III wijzigt (vorst
ontvangt het zwaard van de paus i.p.v. God) paus beschikt over beide zwaarden
nieuw was het tot officieel pauselijk standpunt maken ervan nieuwe hiërocratische
wereldorde waarbij koningen zich als hoofd v.d. Kerk in eigen koninkrijk beschouwen
nooit gerealiseerd, toch heeft pausschap i.d. 12/13de eeuw geweldige impact gehad
• conflict tussen paus en Duitse koning barstte los in 1075 Hendrik IV installeert zijn kapelaan
Tedald als aartsbisschop v. Milaan terwijl paus reeds een andere verkozene had goedgekeurd
Gregorius deed de keizer in kerkelijke ban + ontzette hem uit zijn ambt (2de nooit eerder!)
toont macht v.d. paus zelfs zonder machtsmiddelen v.e. koning beroering i.h. Duitse Rijk
waardoor de positie v. Hendrik ernstig bedreigd werd 1077: gaat de paus openlijk om
vergeving vragen in een boetekleed (in Canosa, Toscane) oorlog vermeden maar Hendrik
had erkend dat de paus over zijn koningschap kon beschikken (= gevaarlijk precedent!)
1085: einde van de ban
hierna ging de paus de relatie tussen koningen en pausen uitvoeriger/strakker formuleren
= dwarsboming van de macht van de keizer en de Romeinse aristocratie
koning moet gehoorzaam aan, nuttig voor en geschikt naar het oordeel v.d. paus zijn
het exclusieve recht op het keizerschap i.h. W moet de Duitse koning ontnomen worden
zorgt voor grote strijd tussen de Duitse koningen & de pausen propaganda en de
ander zwart maken als ‘duivels’ opvolger Hendrik V gaat gewoon door
1122: Concordaat v. Worms: koning doet afstand v.d. investituur i.h. geestelijke ambt en
moet vrije verkiezingen van bisschoppen garanderen (verkozen door priesters,..), de
koning behoudt wel het recht op investituur v.d. wereldlijke macht (ook macht over de
bisschoppen die een wereldlijke ambt bekleden, maar niet over hun geestelijke ambt)
toch nog geen einde aan de conflicten!
in Engeland was er in 1107 (en in Fr. ook vóór 1122) al een vergelijk tussen koning en paus
duale status werd volledig erkend en er werd voorzien in een gescheiden investituur
alle gekozenen moesten trouw zweren aan de koning
• toch boden Worms & vergelijkbare regelingen geen echte oplossing voor h. probleem v. leken-
inmenging vorsten bleven zich met verkiezingen bemoeien (niet langer openlijk & direct)
zolang clerici met wereldlijk gezag werden bekleed en de kerkelijke ambten winstgevend waren
was echter het meest wezenlijke facet v.d. poging om lekeninvloed terug te dringen
men trachtte ook het eigen-kerkensysteem terug te dringen lukte vooral bij oprichting v.
nieuwe kerken, en pas in 2de instantie bij herziening v.d. status v. bestaande kerken
lokale pastoorsambt bleven vaak in handen v. adellijke heren, maar soms ook v.
plaatselijke gemeenschappen parochianen kregen zelf zeggenschap over beheer van
hun kerk, daarmee verbonden goederen en de lokale armenkas
51
beschuldiging v. ketterij en vervolgens militaire hulp inroepen van wereldlijke vorsten
ketterij is hier niet afwijken v.d. Kerkleer maar ernstig verstoren v.d. door de Kerk
gegarandeerde wereldvrede (vb: 1102: Graaf v. Vlaanderen oproepen tegen Hendrik IV)
Bravoure (zelfverzekerdheid in optreden die v. bekwaamheid getuigt) was de basis v.
pauselijke aanspraken op territorium 1100: Urbanus II claimt Corsica op grond v.d.
Donatio Constantini, +/- 1150: Calixtus III verleent Ierland aan de Engelse koning Hendrik II
vervolgens zochten pausen bondgenoten die bereid waren hen als leenheer te erkennen.
lukte echter zelden (behalve die keer met de Normandiërs in Z-Italië, graaf v. Barcelona,
Hertog v. Kroatië & Dalmatië) meestal ook gebaseerd op Donatio Constantini
mislukt bij W. de Veroveraar & Frederik Barbarossa, lukt bij Jan zonder Land en Sicilië
andere soort band is patrocinium (met koningen v. Aragon & Navarra + later Portugal)
speculator = ‘algemeen toezichthouder’ op het wereldlijk gebeuren bepaalden of een
wereldlijk heerser geschikt was voor zijn taak scheidsrechter bij opvolgingsproblemen
ceremoniële handelingen die pauselijke suprematie over keizer symbolisch tot uiting brengen
stratoris officium: keizer moet de paus bij een ontmoeting helpen afstijgen v. zijn paard
• tegen dit streven v.d. pausen kwam ook oppositie
Frederik Barbarossa noemt zijn rijk het Heilig Roomse Rijk (alsof het net zo goed heilig en
van God afkomstig was als de Kerk zelf) is tegenwicht tegen pauselijke macht
ook niet alle clerici delen de mening over de extreme tweezwaardenleer gematigde of
dualistische visie wordt neergelegd i.h. Decretum Gratiani (+/- 1140), de meest
gezaghebbende compilatie v. kerkelijk recht in de Middeleeuwen
52
toppunt pauselijke macht onder Innocentius III (1198-1216) 4de Lateraans concilie
13de e: ontwikkeling conclaaf, opkomst mythe pausin Johanna, “testikelcontrole” bij paus
• 12/13de eeuw: tijd van nieuwe reeks oecumenische concilies
ander karakter dan pauselijke synoden uit de vroege Middeleeuwen weinig sinds de 7de
eeuw want volgens de tradities zit de keizer de oecumenische concilies voor (is er niet!)
Leo IX riep internationale vergadering v. bisschoppen bijeen & presideerde zonder keizer
nieuwe reeks gaat van start en meer offensief gericht i.p.v. als doel de Kerk tegen
lekeninvloed te beschermen, wou men nu de lekenwereld zuiveren van alle elementen die
non-conformistisch a.d. Kerk zijn en zo de eenheid binnen de christelijkheid bedreigen
de pausen gingen zich steeds meer als monarchen gedragen & gebruiken concilies om
hun gezag te etaleren conciliegangers moeten gewoon zijn beslissingen goedkeuren
vond vanaf 1123 plaats in Rome, het Lateraan met zijn basiliek en aangebouwd paleis
hoogtepunten van deze concilies zijn het 3de (1179 Alexander III) en 4de (1215 Innocentius
III) Lateraanse Concilie regelgeving op groot aantal terreinen
3de: pausverkiezing, huwelijk en verwantschap
4de: 71 decreten over alles en nog wat (frequentie biecht, moraal clerici, ketterzaken,…)
behalve bisschoppen ook andere geestelijke én wereldlijke hoogwaardigheids-
bekleders uitgenodigd (wijst op overmatig zelfvertrouwen) konden niet
meebeslissen maar gewoon delibereren en getuige zijn soms verhitte discussies!
hoogtepunt v.d. pauselijke macht = pontificaat v. Innocentius III
vanwege indrukwekkende wetgevende en bestuurlijke activiteiten, krachtige
inspanningen om de pauselijke staat-in-wording te consolideren, successen met
lanceren v. kruistochten en handige manoeuvres in internationale politiek
belichaming v. het nieuwe pausschap dat gericht was op spiritueel én politiek
leiderschap over de hele christelijkheid belangrijkste middel = plenitudo
potestatis: term om onbelemmerde & exclusieve rechtsprekende & bestuurlijke
macht v.d. paus binnen de Kerk mee aan te duiden nu uitgebreid tot
superioriteit over de wereldlijke macht
53
• Cluny was echter geen geïsoleerd fenomeen Bourgondische en Duitse koninkrijk had eigen
monastieke hervormingscentra (abdij St.-Victor in Marseille, Lotharingse abdij in Gorze)
Duitse Rijk: restauratiestreven concentreerde zich op de rijkste en meest respectabele
Karolingische abdijen, andere grote benedictijnenabdijen hielden zich afzijdig
traditionele abdijen blijven aanwezig! nabloei 12de eeuw (Cluny, Duitsland) + vrouwen!
godsvrede en godsbestand:
• de abten en huizen kregen echter ook scherpe kritiek, vooral v.d. Franse bisschoppen
spitsten zich naast het exemptieprivilege ook toe op de intensieve bemoeienis v. Cluny met
de godsvredebeweging (die ontstond als reactie op het geweld in de banale heerschappijen
en de dreigende anarchie)
speciale synoden waarbij regels tot geweldbeperking worden vastgelegd, waarop de
lokale heren en hun milites vervolgens een plechtige eed zworen tot naleving ervan
regels vooral gericht op het ontzien v. weerloze groepen bij geweld
25 godsvredes in de 11de eeuw, en vanaf 1020 2de fase (veel radicaler) op bepaalde
dagen of gedurende hele periodes was geweldpleging verboden (godsbestand)
geestelijke leiders proberen hier feitelijk in de plaats te treden van wereldlijke
machtshebbers felle kritiek v. bisschoppen omdat men eigenlijk een taak v.d. koning
overneemt (volgens Adalbero v. Laon moeten monniken in hun klooster blijven)
de nieuwe orden:
• ook vanuit de kloosterwereld kwam er op de duur kritiek op Cluny
Cluny richtte zich op overdaad & uiterlijk vertoon past niet in oorspronkelijke monastieke
idealen v. wereldverzaking, contemplatie en soberheid
leidde tot de oprichting 2 nieuwe kloosterordes die de regel v. Benedictus nauw volgen
1084: La Grande Chartreuse & 1098: Cîteaux moederhuizen v.d. 2 eerste echte
kloosterorden: kartuizers en cisterciënzers eind 12de eeuw al meer dan 500 cis.-huizen
alle huizen bleven deel uitmaken v.e. centraal bestuurde organisatie
piramidale structuur v. met elkaar verbonden moeder- & dochterhuizen (hiërarchisch)
abten komen elke 3j bijeen en werden door de monniken verkozen = generaal kapittel
54
de reputatie van de Cisterciënzers (en premonstratenzer) als ontginningspioniers met
progressieve landbouwkundige ideeën is niet helemaal terecht
afgelegen ligging v. 1ste huizen, afwijzen domein & 10denbezit, herstel v. arbeidsgebod
buitenbezit werd georganiseerd in compacte exploitatie-eenheden (grangie / uithoven)
o.l.v. een plaatselijke monnik werk door conversi/lekenbroeders (wel kloostergelofte,
geen tonsuur & klerikale wijding weinig liturgische verplichtingen: veelal ongeletterd)
men moest volwassen zijn voor intrede, leefde in soberheid + mystieke traditie
beginfase v.d. explosieve aanwas v.d. cisterciënzerkloosters vooral te danken aan
Bernard v. Clairvaux (stichter Cîteaux) was heel militant in de steeds militantere Kerk
= symbool voor het strijdbare karakter v.d. cisterciënzerorde in de 12de eeuw
werden ingezet als ‘missionary stormtroops’, gingen mee op kruistocht en vestigen
zich aan de grens met de heidense buitenwereld (katharen in Languedoc, …)
orde der kartuizers is ontsproten aan de kluizenaarstraditie binnen het kloosterwezen
enorme opleving i.d. 11e/12de eeuw leven wel in gemeenschap maar leven
grotendeels in strenge afzondering v. elkaar (eigen cel)
Norbert v. Xanten sticht de orde v.d. premonstratenzers trok zich terug in de wildernis
als boeteprediker en werd later nog aartsbisschop v. Maagdenburg
premonstratenzers zijn geen monniken maar kanunniken (hoger gewijde geestelijken)
die volgens de regel v. Augustinus leven krijgt navolging over heel Europa
verschil ontstaan tussen reguliere kanunniken die samen in een klooster wonen en
zich aan de kloosterregel houden (geen bezit,..) & seculiere kanunniken die niet bij
elkaar leven en wel persoonlijk bezit mochten hebben
de premonstratenzers legden zich na verloop van tijd vooral op de zielzorg toe
55
basis = huizen en priorijen (650 rond 1350), vooral in grote steden gevestigd, staan o.l.v.
een prior of diens socius/assesor (≠abt)
daarboven staan de provincies, bestuurd door provinciale kapittels, die
vertegenwoordigers zonden naar het generaal kapittel democratische indruk!
Jacobus de Voragine en zijn Legende aurea
• 4 bedelorden (ook nog karmelieten en augustijner heremieten) = van enorme betekenis!
voor enorme uitbreiding v. religieuze & morele indoctrinatie v.d. gewone gelovigen (vooral
door de preek in de volkstaal) keerzijde = onverdraagzaamheid t.o.v. onorthodoxen
leden van de bedelorden geraakten tot ver buiten de grenzen v.d. Latijnse christenheid
(Johannes v. Piano Carpi, Willem v. Rubroek, Johannes v. Monte Corvino Azië)
• vanaf vroege 11de eeuw: volk op voorgrond: parochies, architectuur, pelgrimages, reliekverering
• 1033: grote bijeenkomsten om de 1000ste verjaardag v.d. dood v. Christus te herdenken
sloeg zo aan dat er een grote verspreiding in Fr. & Bourgondië plaatsvond
preken, relieken werden getoond, godsvredes gesloten, genezingen vonden plaats
• deze vermelding v. gelovigen in bronnen toont dat het volk in de 11de eeuw een actieve rol
inneemt bewijst dat internalisering v.h. geloof grote vooruitgang had geboekt, ondersteund
door uitbreiding zielzorg en het verder verdichtend netwerk v. parochies
ook bouwwerken getuigen v.d. actieve betrokkenheid v. groeiende massa’s gelovigen
monumentale stenen kerken voor de toestroom v. 100(0)en gelovigen, waarvan de
grootste aan de steeds drukker wordende pelgrimroutes lagen
het lijkt dat de Kerk het religieuze enthousiasme in hoge mate regisseerde (& misbruikte)
door aanpassingen in liturgie rond de eucharistie speelt men in op h. verlangen v.d.
gewone gelovigen om direct betrokken te zijn bij 1 v.d. grote geloofsmysteries
uitbuiting v. militair potentieel v.d. gelovigen kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders
verzamelen volksmilities om in kader v.d. godsvredes de macht v.d. banheren af te breken
ook steeds meer lynchpartijen tegen ketters en joden
authentiek volksgeloof! zie traditionele elementen in geloofsbeleving (reliekenverering)
reliek zou zowel fysieke aanwezigheid als wonderdadige kracht v.d. heilige bevatten
hoe dichter hoe beter men gaat ze op het lichaam dragen (al sinds 11e eeuw)
aangezien dit vaak te duur is moest men maar op bedevaart naar relieken gaan
groot geloof in heiligen: werden veel gebeden aan gericht, mirakelverhalen gingen rond
door slechte stand v. medische kennis ging men vooral genezing zoeken bij de heiligen
leidde vaak tot specialisaties (St.-Dympna zou tegen geestesziekten helpen,…)
nu nog sporen: oprichting ‘dolhuizen’ in Geel (voorloper psychiatrische instelling)
miraculeuze genezingen werden toen al nauwkeurig onderzocht, en indien er echt een
mirakel gebeurd was moest de genezen persoon een wederdienst aan de heilige leveren
schenking v. kleine representatie v.h. genezen lichaamsdeel in goud/zilver, het object
dat het kwaad had aangericht (riek,…), hulpmiddelen die nu niet meer nodig waren
(krukken), dankschenkingen in geld of natura (kaarsen,..)
meest verregaande was deditio: opdracht v. hele persoon die dienaar werd v.d. heilige
56
niet álle ketterij kwam dus uit het Oosten er is wel de suggestie aangezien de ketters
werden uitgemaakt voor bulgarelli/kathari (refereert naar dualistische sekten in Byzantium)
directe verbinding kwam echter pas later, ook al putten ze uit dezelfde traditie
• vanaf 11de eeuw: extreme vita apostolica-beweging in N-Fr. & Rijnland (pauperes christi)
• Katharen (vooral in Z-Frankrijk) geloofden dat de materiële wereld door satan was geschapen
en die was ook de heer v. Genesis, de echte God kwam pas in het N.T. om tot God te
komen zweren ze al het stoffelijke af (geregeld vasten, geen vlees, geen seks om zich te
reinigen v.d. materie) dualisme!
was nogal zwaar dus er ontstaan 2 gradaties: credenten (gelovigen) & perfecti (volmaakten)
verspreidt zich in de 12de eeuw over Languedoc, Provence, Lombardije, Toscane
pas vanaf eind 12de eeuw systematische vervolging door Kerk & staat persecuting society
van occasionele vervolging (vanaf 11de eeuw) naar Inquisitie (vanaf 1ste helft 13de eeuw)
Kerk & staat gaan de eigen doelen & ideologieën zo nauwkeurig definiëren dat het vrij
duidelijk wordt welke groepen of belangen daarmee in strijd waren in de Kerk door
ontwikkeling dogmatiek, systematisering canonieke recht, groeiende regelgeving
wie nu nog afwijkt kon het vergeten vanaf mid. 12de eeuw gaat de Kerk inquisitoire
procedures ontwikkelen waarin de paus centraal staat
zendt gezanten, mobiliseert religieuze orden, schakelt wereldlijke militaire hulp in,
anti-ketterse decreten & conciliebesluiten uit, mobiel pauselijk tribunaal (Inquisitie)
Z-Fr. Katharen (maar ook joden, leprozen, homoseksuelen) 1208: kruisleger komt ze
uitroeien maar men wil intussen ook land inpikken (voordelig voor Fr. Koning)
jodenvervolging: joden werden verantwoordelijk gesteld voor Christus’ dood + elke
verontreiniging van zijn nalatenschap diende verdelgd te worden vervolgingen
tijdens kruistochten i.h. Heilige Land en Spanje (Reconquista)
ook groeiende wrok tegen de dominantie positie v. joden in wissel- en kredietbedrijf
(want die werden niet gehinderd door het kerkelijk verbod op vragen van interest)
11de/12de eeuw: joden werden verdreven v. hun grond en in stadswijken bij elkaar
gedropt (getto!) op beschuldigingen van kindermoord, kannibalisme, samenzwering
Voor het eerst ook antisemitische reinigingsrituelen en stenigingen + verplichting
op herkenbare kledij (~ster!) + speciaal juridisch statuut voor makkelijke exploitatie
negatieve tolerantie was aan het omslaan in openlijke discriminatie, stigmatisering en
actieve vervolging = sombere schaduwzijde aan de expansiefase
• vanaf laat 12de eeuw: Waldenzen:
- Pierre Valdes, Lyon
- Volkstaal, rol van vrouwen
57
Hoofdstuk 9: vroegere koninkrijken en territoriale vorstendommen (10e-13e eeuw)
Vanaf de 10de eeuw vormen zich nieuwe politieke eenheden dynastieke staten
de vorstelijke dynastie is de kern: zij maakte de territoria, bracht ze samen of verdeelde ze
om de dynastie circuleerde een mobiele hofhouding v. vazallen & hoge geestelijken
evenwichtsoefening: deze controleerden ‘n aanzienlijk deel v.d. machtsmiddelen i.h. gebied
vorsten waren constant op verplaatsing om hun gezicht te laten zien
instituties bleven bescheiden: op centraal niveau vaak niet permanent in tijd en plaats
kerkelijke instellingen waren dit wel en hadden ook in wereldlijke zaken wezenlijk belang
consolidatie v.d. territoriale machten was mogelijk door meer stabiele verhoudingen op lokaal
niveau (heerlijkheden), door economische groei en uitblijven v. grote migraties v. buitenaf
58
de vestiging van het Duitse koninkrijk:
• Franken: traditioneel (door het volk) verkozen koningschap + tendens tot erfelijk koningschap
• begin 10de eeuw: O-Frankische Rijk bestaat uit 4 stamhertogdommen met een gedeeltelijke
etnische basis: Saksen,Franken,Zwaben & Beieren (tot 908 ookThüringen) eigen Hausmacht)
territoriale verdediging tegen Magyaren en Slaven werkte de vorming hiervan i.d. hand
919: Hendrik de Vogelaar, hertog v. Saksen volgt op wanneer de Karolingische dynastie
uitsterft (door verdiensten tegen Noormannen, Slaven, Magyaren) Beierse hertog werd
echter ook verkozen en pas na 2j ziet hij af van die aanspraken in ruil voor grote autonomie
naast de eenheid ontstond zo ook een beperking in het tegengewicht v.d. hertogdommen
onder Otto I werden tot 2 maal toe coalities tegen de vorst gevormd (hertogen +
aartbisschop Mainz), maar Otto versloeg ze en verbande of verving hen
men trachtte de continuïteit v.d. dynastie te verzekeren door nog tijdens het leven een
zoon tot opvolger te laten kronen Otoonse dynastie (919-1204)
gebeurt van Hendrik op Otto I op Otto II, en omdat Otto II vroeg stierf speelden
Willigis v. Mainz, en de weduwen v.d. vorige keizers regent i.p.v. de 3jaar oude Otto III
dit holde de traditie v.d. verkiezing uit tot een ritueel doordrenkt v. onderhandelingen,
toch bleef het ‘principe’ overeind herinstallatie erfelijkheid i.p.v. verkiezingen
op lange termijn echter versterkten de territoriale vorsten hun positie t.o.v. de koning
doordat ze de erfelijkheid van hun ambten hadden verworven
de mededingers kregen enkel een kans als er geen erfopvolger voor handen was
Otto III stierf kinderloos 3 kandidaten (1 vermoord) Beierse winnaar Hendrik II
Hendrik II sterft ook kinderloos en zijn geslacht stierf uit geheel open koningskeuze
onder invloed v. aartsbisschop v. Mainz wordt Koenraad II vorst en deze rimpelloze
overgang naar de Salische dynastie wijst op stevige basis v.h. Duitse koningschap
familiebanden vormden essentieel instrument in de consolidatie v.d. koninklijke macht
Otto I huwelijkt dochters uit & deelt posten uit aan familie afgunst tussen familieleden
verhinderde echter niet dat deze dachten in termen van uitbreiding v.d. eigen
machtspositie i.p.v. trouw aan de koning
• 944: Otto I weet de restanten v. Lotharingen ten nadele v.d. W-Frankische koning in te palmen
steeds meer gebiedsuitbreiding in het westen in 1032 komt Bourgondië erbij
• het Oost-Frankische Rijk had een rijkgeschakeerde bevolking: Germaanstalige, Romaanstalige,
Latijnse, W-Slavische,… N-Italiaanse streken konden identiteit bewaren, Trier & omgeving
assimileerde naar het Duits, de band met de overige Romaanse gebieden bleef los (Ned.)
ook in het Duitse taalgebied waren er even grote communicatieproblemen tussen N & Z
ondanks de aanzienlijke culturele verschillen was de confrontatie met de anderstalige
Magyaren en Slaven scherper grensgordel v.d. Oostzee tot de Mid. Zee & langs de
Donau + versterkte ‘Marken’ (kolonisatiegebied verdeeld in Burgwardeien) om de
Slaven/Magyaren & buitenposten v. Byzantium terug te dringen
dit sloot echter geen culturale integratie tussen de W-Slaven & de Duitse bevolking uit
Duitse koningschap handhaafde zich in de 10de eeuw door voortdurende strijd tegen rivalen
en weerstand biedende of opdringende volkeren, de militaire stootkracht v.d.
zwaarbewapende ruiterij gaf meestal het overwicht (toch wel wisselende kansen in de strijd)
de Rijkskerk:
• de essentiële factor voor het overwicht v.h. Duitse Rijk is echter het feit dat de koningen hun
macht grondvestten op de kerkelijke organisatiestructuur (nauw verbonden met hun Rijk)
bisschoppen/abten kregen overheidsfuncties (& ermee verbonden bezit/inkomsten+militaire)
982: 2/3 tot ¾ manschappen i.h. rijksleger komen uit gebieden v.d. prelaten
veel territoriale vorstendommen gingen naar bisschoppen (was veiliger dan hertogen)
zowel wereldlijk/geestelijk gezag Stichtbisdom komen niet overeen en overlappen
koning omgaf zich a.h. hof met hooggeschoolde geestelijken die centrale functies kregen
doordat ze hoge geestelijken waren konden ze hun diensten a.h. Rijk vervullen ten laste
v.h. kerkelijk patrimonium + bijdragen tot bovenregionale integratie
Hendrik II meer dan ½ v.d. Duitse bisschoppen komt uit de koninklijke hofkapel
de domkapittels gingen functioneren als locaties voor een uitgebreid netwerk v.
geschoolde getrouwen & familieleden v.d. koning (die zelf ook kanunnik was)
59
soms werden geestelijken eerder gekozen omwille v. hun politieke trouw i.p.v. hun religieuze
kwalificaties andere persoonlijkheden (Bernward v. Hildesheim, Bruno v. Keulen) gaven
een belangrijke intellectuele & artistieke stimulans aan de Ottoonse Renaissance
geestelijken kon men ook meer onder controle houden! Ze hadden geen kinderen en dus
geen dynastieën als politieke pionen benoemd en uitgestuurd
priestercelibaat gaf wel problemen geen mogelijkheid tot opbouw dynastiek patrimonium
toch ontstonden ruilrelaties tussen leken en geestelijken (schenkingen & bescherming in
ruil voor voorspraak in gebeden en zorg voor familiale sacramenten of culturele diensten)
aanspraken van belangrijke families op materiële & persoonlijke weldaden v.d. Kerk
ontstaan + veel prelaten gedragen zich even machtswellustig als lekenvorsten
de Rijkskerk kon zich ook dienstbaar opstellen t.o.v. de Duitse vorsten (= hoogste
beschermheren christenheid + ondersteunden kerstening goddelijk vertegenwoordiger)
aartsbisschoppelijke katheders als vooruitgeschoven missiepost tegen Slavische heidenen
planmatige aanpak v.d. missionering v. Slavische/Magyaarse volkeren leidde tot zeer
reële confrontatie die versterkt werd door de Kerk-staat samenwerking én samen-
horigheid v. d. volkeren in het Rijk 955: Otto I levert de Magyaren definitieve nederlaag
en bereikte dit door de gezamenlijke inzet van Saksen, Franken, Alemannen, Zwaben, …
uitstraling v.d. Rijkskerk door de bouw v. grandioze kathedralen Kerk v. Maagdenburg
(Otto I), kathedraal v. Bamberg (Hendrik II), Dom te Spiers (Koenraad II)
karakteristiek voor de Ottoonse bouwkunst = symmetrie 2 torens (~Notre Dame)
+ troonzaal voor de koning boven westportaal om zo verheven de mis te kunnen volgen
60
• de Duitse koning had echter geen duurzame controle, zodat lokale machten steeds weer de
overhand namen als de keizer er niet was + weerstand (steden die hun poort toehouden)
in Rome nooit echt voet a.d. grond onpopulair, alleen goed als er hulp nodig is
de eerste Duitse paus (door Otto III in 996 aangesteld) werd verdreven door een
tegenpaus zodat de keizer in 997 Rome moest heroveren + tegenpaus straffen 1002:
Otto III & zijn paus Silvester II verjaagd en stierven kort daarna Graven v. Tusculum
beheersen nu de kerkelijke territoria in Mid.-Italië & stellen hun familieleden aan als paus
pas met paus Leo IX (Bruno v. Toul) kreeg de pauselijke waardigheid een nieuwe wending
behoorde tot hervormingsbeweging die zich afzette tegen wereldlijke invloed op de Kerk
steunpilaren Humbert & Hildebrand
verwezenlijkingen: pauskeuze door college v. kardinalen, openbare pausverkiezingen
(echter met ongelijke stemmen v.d. kardinalen)
dwarsboming macht keizer & Romeinse aristocratie
relatie paus-keizer zou altijd beladen blijven, mede door afgrenzing tussen Kerk-wereld
Hendrik III was de laatste keizer die eigenmachtig vertrouwelingen kon aanstellen die
door de hele christenheid werden aanvaard koos bewust 2 hervormers
onverzoenbare contradicties tussen het Rijkskerk-stelsel en de zuiveringsbeweging
kwamen er pas op termijn Rijkskerk betekende zodanig grootscheepse inschakeling
v.d. Kerk in het staatsapparaat en zo grote verwevenheid dat ontrafelen niet meer
mogelijk was zonder het fundament van het hele Rijk aan te tasten
benoemingen v. bisschoppen en pausen: aanval op fundamenten v.d. rijkskerk
61
• koning Jan zonder Land v. Eng. was intussen in hevige strijd met Filips II Augustus v. Fr. over
Engelse aanspraken op Franse Territoria + Innocentius had hem ook i.d. ban geslagen omdat
hij eigenmachtig de aartsbisschop v. Canterbury had aangesteld 1213: Jan onderwerpt zich
a.d. paus en draagt zijn koninkrijk op als leengoed
Jan stort zich samen met Otto IV & enkele bondgenoten in een oorlog tegen Filips Augustus
1214: ze verliezen de oorlog = politiek einde voor Otto, en bijna ook voor Jan die een Magna
Carta kreeg afgedwongen van zijn baronnen in opstand
• als Frederik II weg was namen regenten (vaak aartsbisschoppen) zijn ambt waar
waren zelf belust op uitbouw van eigen territorium
ook bestuur van zijn oudste zoon (Rooms-Koning) Hendrik VII werd geen succes
1235: Frederik II veroordeelt hem wegens verraad tot levenslang zelfmoord
keizer zelf was een vreemde in eigen rijk (veel immigranten in zijn gevolg) probeerde
gerecht & bestuur te moderniseren (Siciliaans model) faalde door ontbrekende middelen
Italië:
• de keizers werden in Lombardije geconfronteerd met snel groeiende & verregaand autonome
steden Milaan was de grootste en nam de leiding v.e. Lombardische Stedenbond
1158: Frederik I kan ze onderwerpen en vaardigt op een Rijksdag (te Roncaglia) een
programmaverklaring uit voor centralistisch bestuur + legt de kroonrechten (regalia) vast
(inzake bevoegdheden en inkomsten) plaatst zich door doordachte wetgeving in de
traditie v.d. Rom. keizers & had hulp ingeroepen v. It. rechtsgeleerden (universiteit Bologna)
toen men de aanspraken in praktijk wilden brengen verzetten Milaan, Brescia, Piacenza en
de paus zich: pauselijke partij de keizerlijke partij (Cremona & Pavia)
1162: Barbarossa verwoest Milaan, dat met hulp v.d. Byzantijnen werd heropgebouwd
nieuwe alliantie met Venetië, Verona, Padua, Vicenza 1183: Barbarossa moet
aanzienlijke juridische zelfstandigheid en bevoegdheden toekennen
• 1184: verloving Rooms-Koning Hendrik VI met Constanza (dochter koning Roger II v. Sicilië)
neef koning Willem II v. Sicilië overleed in 1189 Hendrik VI wordt koning Sicilië
• 1192: Richard Leeuwenhart wordt gevangen genomen en komt pas na 2 jaar vrij met hoge
losprijs + Engeland is nu Duits leengoed tegen een jaarcijns
• 1197: Hendrik VI overlijdt zoon Frederik II is slechts 3 & Innocentius III oefent als leenheer v.
Sicilië de voogdij uit veelzijdige opleiding toegang tot recente wetenschappelijke inzichten
keizer en paus:
• opnieuw verscherping v. conflict als Frederik II de Milanezen v. ketterij beschuldigt
1238: Frederik trekt ten strijd tegen Milaan (gesteund door de paus) wint maar geen
definitief resultaat: Frederik II werd 2x geëxcommuniceerd + beiden gebruiken propaganda
excommunicatie bleef zonder resultaat: koningen v. Eng. & Fr. bleven neutraal,
tegenkoningen (o.a. Willem II v. Holland) werden aangesteld maar hadden slechts
beperkt gezag
Innocentius IV draagt de clerus op om de kruistocht tegen de keizer te prediken
1250: keizer sterft + opvolgers ook snel einde controverse beiden waren verliezers
pausen zien hun geestelijke/wereldlijke wapens zonder grote uitwerking, omdat Staten
een hechtere organisatie hadden + de keizers zagen dat de pausen en kerkvorsten
evengoed wereldlijke politiek bedreven
ambitie v.d. gregoriaanse hervorming om de geestelijkheid boven de leken te verheffen
faalde vanwege haar hernieuwde verwereldlijking
• vanaf 1190: Duits koningschap geraakt in verwarring steeds sterkere fixatie v.d.
Hohenstaufen op Italië + vervreemde cultuur door invloeden Sicilië vervreemd v.d. Duitsers
verlies Duitse greep: rijksministerialen verkiezen feodaliteit boven ontwikkeling ambtenarij
na dood v. Willem II v. Holland in 1256 werd het koningschap in theorie uitgeoefend door
Richard v. Cornwall (broer Hendrik III v. Eng.) terwijl een andere groep Alfons v. Castilië had
verkozen = Interregnum
pas afgesloten in 1273 met verkiezing v. Rudolf v. Habsburg tot Rooms-Koning
toch hadden de rijkssteden en territoriale vorsten nog vrij spel tot 1871, terwijl de
Habsburgers van 1438-1918 de keizers leverden
62
gestichte koninkrijken
vazalstaten in Midden-Europa?:
• het Duitse Rijk & het pausdom wou
christelijke koninkrijken stichten in O-
Europa kwam reactie op sinds
960 o.l.v. vorst Mieszko
verplicht hegemonie v.h. Duitse
Rijk te erkennen + tribuutbetaling
966: Mieszko liet zich dopen
Duitsers kunnen kerstening niet
als overheersingsexcuus gebruiken
Poolse monarchie wordt geduld, en
deze zoekt bescherming v. Rome
opvolger Boleslaw kan zich zo goed
handhaven dat hij wordt gekroond
zonder de Duitse keizer (1025)
1030: Mieszko II brengt Koenraad II
leenhulde mr daarna verbrokkelde
de Poolse heerschappij 12de e:
keizers dringen leenverhoudingen
op aan de Poolse hertogen
• Bohemen: meer interne cohesie 10de eeuw: geslacht der Premysliden
1085: Hendrik IV verleent hen de koninklijke waardigheid over Bohemen (rijksvazalliteit)
• Hongarije: 1100: Otto III & paus Silvester II kronen Steven tot koning en vestigen de centrale
bisschopszetel te Estergom 1046: dynastie v.d. Arpaden grijpt de macht
schudden afhankelijkheid af, bestreed heidense weerstand, en bedwong de Magyaren
1100: Kroatië ingelijfd, 1120-1150: Bosnië onder Hongaarse bescherming zorgt voor
uitweg naar de Adriatische zee!
• de uitbouw v. deze christelijke koninkrijken (in grensgebied tussen Slaven/Duitsers, heidendom/
christendom) is van enorme programmatische betekenis geweest voor de toekomst
hun naam & rang zijn tot op heden oriëntatiepunten v. d. politieke actie v. staten gebleven
63
de Normandiërs moesten een stevig bestuurssysteem opbouwen steunden op Angel-
saksische traditie (shires o.l.v. gerechtsofficieren, sherrifs met fiscale, militaire, gerechtelijke
taken, onderverdeeld in hundreds) ambtsdragers kregen echter niet langer land in leen
gemots & hundreds vormden een hiërarchische opgebouwd systeem v. gemeenschappen
die vergaderingen hielden makkelijker om tegelijk een centrale koninklijke ambtenarij
en een effectief vertegenwoordigingsstelsel te creëren vroege volkstalige rechtspraak
hieruit komt het eeuwenoude systeem v. onbetaalde openbare diensten, onvermijdelijk
vervuld door de vermogenden verregaand zelfstandige vorstendommen op het
continent niet in Eng. dankzij combinatie v. krachtige lokale & regionale instellingen
uit de Angelsaksische tijd met directe binding a.d. koning v. ambtsdragers/vazallen
zie Domesdaybook (1086) en Common Law
• onder invloed v. de Normandische dynastie ontworstelde Eng. zich aan de Scandinavische
invasies en werd een nieuwe band met het continent gevormd
1154: Hendrik II Plantagenet op de Engelse troon, die tevens hertog v. Normandië, graaf v.
Anjou, Maine en Toraine is heel W-Fr. komt erbij door huwelijk met Eleonora v. Aquitanië
50j later: koning Filips Augustus kan Normandië & Anjou veroveren, Aquitanië bleef Engels
in leen v.d. Fr. koning hier ligt basis personele unie Eng. & Aquitanië + Eng. aanspraken
op Fr. kroon die zou zorgen voor de 100jarige oorlog (vnl. op Franse grond uitgevochten)
13de eeuw: nog grotere Engelse expansiedrang 1171-1172: met pauselijke steun poging
verovering v. Ierland 1514: Hendrik VIII wordt koning Ierland + begint annexatiepolitiek
1282: verovering & inlijving Wales onder Edward I behield toch tradities 1400: opstand
minder succes bij verovering Schotl. 1314 Slag v. Bannockburn: onafhankelijkheid erkend
Iberië:
• in 10de eeuw waren kalifaten v. Cordoba (opgericht in 10de eeuw door Ummayaden) &
Byzantium de hoogst ontwikkelde regio’s v. Europa
verdere economische/culturele ontwikkeling in Cordoba dan in katholiek Europa
in Andalusië & oostkust intensieve land- & tuinbouw met gevarieerde productie export
verstedelijking: hoofdstad v. ½ milj. Inwoners, 3000 moskeeën, 300 badhuizen
(~Constantinopel/Bagdad)
alleen mogelijk door intensieve landbouw (gevarieerde productie) & uitgebreide handel
handel met Byzantium, Mid.-Zeegebied, Portugal, Perzië enorm vrije markt
productie luxegoederen en veel ambachtslieden met gevarieerde productie
voorzag de Arabische markten van Oosterse producten basis farmacologie waarbij
Arabische geneesheren voortbouwen op kennis Griekse voorgangers
ook constante aanvoer van slaven uit Afrika (+ ook Europa)
banktechnieken, kapitaalinvestering die Europa slechts eeuwen later zou overnemen
grote etnische/religieuze verscheidenheid met nauw onderling contact (toch aparte wijken)
hof te Cordoba werd een voornaam cultuurcentrum: cultuurvoorsprong Hakam II had bib
met 400.000 boeken ( Europese bibs) + breidde grote moskee uit & voegde mozaïeken toe
mid. 10de eeuw: geweldige vertaalactiviteit v. Griekse & Arabische geleerde werken
benedictijnenabdij v. Ripoll: teksten over geometrie, astronomie & instrumentenbouw
64
paus Silvester II had er kennis opgedaan + geeft de Arabische cijfers door aan het W
op deze manier toegang tot wetenschap uit de Oudheid met Arabische aanvulling
• 8ste eeuw: Arabische taal en islam werden dominant in de veroverde gebieden
diversiteit v. volkeren & politieke regimes werd zo aan elkaar gesmeed zonder echter
tegenstellingen uit te schakelen 10/11e eeuw: homogenisering v.d. Arabische cultuur
uiteindelijk toch uitwijking v. mozaraben (gearabiseerde christenen) naar het Noorden
agressieve opstelling krijgstochten & de 2 culturen groeien uit elkaar (homogenisering
& eenmaking dreven aan beide zijden v.d. grenszone de polarisatie op)
toch buitengewoon hoogstaande & veelzijdige culturele activiteit: heel verfijnd, emotioneel,
profaan & zelfs libertijns inzake vrouwenpositie ( puritanisme bij Almohaden/Almoravieden)
• begin 11e eeuw: opvolgingscrises en kalifaat Cordoba vervalt in anarchie opheffing kalifaat
groeiende kloof met Noordelijke christelijke koninkrijkjes
1031: formeel opgeheven nadat hoofdstad was ingenomen door Berberleger
verbrokkeling in 10tallen koninkrijkjes volgens etnische oorsprong (taifas)
onderlinge rivaliteit tussen regionale islamitische vorsten speelde de christenen in de kaart
Alfons VI v. Léon & Castilië dringt diep door naar het zuiden 1085: Toledo valt
vorsten v. Sevilla, Badajoz & Malaga zoeken steun bij Yusuf ben Tasfin (hoofd puriteinse
berberstam, Almoravieden)
uitbouw Satiago de Compostella-bedevaart o.l.v. Cluny
• Almovarieden hadden Marokko onder zich verenigd, Marakesh gesticht, Tlemsen, Oran, Algiers
& Cauta veroverd 1086-1114: schakelen taifa-vorsten uit & rukken N-waarts op tot Zaragoza
& Barcelona al-Andalus moslims zijn weer onder 1 gezag verenigd (kern = W-Maghreb)
1098: Yusuf laat zich door kalief v. Bagdad erkennen als emir behoefte aan religieuze
legitimatie & die kreeg hij alleen omdat hij garanties leek te bieden voor verdediging v. islam
Almoraviedenbewind stond door zijn puritanisme (verstrenging islamitisme) al op gespannen
voet met de hispano-Arabische traditie en de relatie met de christenen verscherpte nog meer
agressiever optreden: 1125/6: chr. leger o.l.v. Alfons v. Aragon I drong door tot Malaga
intussen toch culturele aanpassing en uitwisseling op grote schaal (zie bouwstijl N-Afr.)
• 1147: einde Almoraviedenbewind in Marokko
regionale vorsten in al-Andalus trekken weer
macht naar zich toe + intussen vorming v.d.
Almohaden (= groepering Berberstammen die
djihad tegen Almoravieden willen uitroepen)
leider Almohaden = Abd al-Mu’min kalief
1147: brutale operatie in Andalusië leverde
hem toch erkenning op v. deel bevolking
1172: Abu Ya’qub Yusuf voegt heel al-
Andalus bij het Almohadenrijk
1212: christelijke coalitie onder Innocentius III
brengt het regime de genadeslag toe bij Las
Navas de Tolosa keerpunt voor moslims:
kunnen zich nu slechts i.h. Z handhaven
zeer dicht bevolkt in Granada
bleef overeind tot 1492 want christenen
waren zelf erg verdeeld, toch moest
Granada al tribuut betalen aan Castilië
toch ng grote welvaart door gunstig milieu
& levendige handel met N-Afrika & Italië
• ondanks de territoriale verliezen bleef het
moslimgebied de bakermat v. cultuuroverdracht
waaraan Europa schatplichtig is Europeanen dachten echter dat verovering = vooruitgang
zuidwaartse expansie (door sinds 1063 door de paus afgekondigde kruistochten) verliep
langs 3 parallelle assen v. N naar Z integratie v.h. christelijk Iberisch schiereiland
gebeurde dus N-Z maar liet de koninkrijken Portugal, Castlilië-Leon, en Aragon naast
elkaar oprukken (soms tegen elkaar) zie taalgrenzen: Portugees, Castiliaans, Catalaans
65
Portugal: 1137: na militaire expansie riep de graaf v. Portugal zich uit tot koning 1147:
Lissabon valt in christelijke handen verdere veroveringen in etappes & terugslagen,
soms met versterking NW-Europa & Provence 1249: Faro wordt bereikt
personele unie v. koninkrijken Castilië & Léon: ook opmars in fasen
1085: verovering Toledo, 1036: Cordoba, 1247: Sevilla hierna weer 2 e. stagnatie
eeuwenlange strijd had aanleiding gegeven tot vereniging Barcelona, Aragon,
Majorca, Valencia, Murcia + overzeese vestigingen v. Barcelonese handelaars
problemen van de zuidwaartse expansie
door dunne bevolkingsdichtheid schaarste aan boeren om veroverde land te bewerken
men bejegende de moslims (vaak meerderheid) tolerant om de landbouw enigszins op
gang te houden ze mochten bezittingen, zelfbestuur en godsdienstpraktijk behouden
christelijke gemeenschappen kregen wel aanlokkelijke vrijheden zorgt op termijn voor
inperking van de macht van de koningen op het platteland
66
Franse koning had ook geprofiteerd van de kruistochten tegen de Katharen en Albigenzen
Graaf Raymond v. Toulouse werd geëxcommuniceerd wegens sympathie vr. de katharen
en in 1213 werd hij verslagen ondanks steun v. Aragon 1229: zoon v. Raymond moet
zijn oostelijke gebieden aan de Fr. kroon afstaan hiermee was de rol v. Aragon ten N
v.d. Pyreneeën uitgespeeld + Fr. probeerde Languedoc te incorporeren
1230 was de opp. v. Fr. x4 in N, W & Z na 1463 (na Honderdjarige oorlog) zou het
territorium nog tot i.d. 18de eeuw worden uitgebreid door stelselmatige annexatie v.
autonome territoriale vorstendommen groei geleidelijk, met versnellingsfasen 1180-1230
& 1463-1532
beperkte investituurstrijd
koninklijke ambtenarij: baljuws/sénéchaux
de Balkan:
• sterke & zwakke momenten in Byzantijnse bezetting v.d. Balkan eind 12de eeuw: redelijk
vrijgevochten Bulgaren + door eigen tsaar geregeerd 1242: einde door invasie mongolen
1204: verzwakking v. Byzantium door veroveringen v. westerse kruislegers
rivaliteit tussen W & O-Kerk speelde lokale machthebber in de kaart
1204: paus erkent het koningschap over Servië v.d. Bulgaarse tsaar en in 1208 dat v.
Serviër Steven
13de eeuw: door machtsvacuüm konden de Serviërs hun gebied uitbreiden naar Macedonië,
Bosnië, Slavonië (o.l.v. rooms-katholieke koning Milutin)
de monarchale dynamiek:
• 10-13de eeuw: fundamenten gelegd van een hele reeks monarchieën die nu nog bestaan
eerste koninkrijken bepaalden in hoge mate het verder lot v. Europa omdat ze belangrijke
eenheden werden die krachten bundelden en conflicten uitvochten
worden aanvaard als een gevestigd kader en zelfs in geval v.e. unie (vb.: Castilië-Leon &
Aragon of Engeland & Schotland, Ierland, Wales) kwamen in recenter tijd toch de oudere
eenheden weer opdagen als kaders waarin de bevolkingen zich wensen te herkennen
algemene kenmerken in de omstandigheden van de vestiging:
- 1. belangrijke inbreng v.d. Kerk en christendom (ook aan Grieks-orthodoxe zijde)
alleen Scandinavische & Normandische expansie lijkt hier niet aan gekoppeld
erkenning door de Kerk ging gepaard met missioneringsopdracht 3 verklaringen:
kersteningproces was omstreeks 1000 nog niet diep doorgedrongen zodat nog
steeds grote heidense gebieden openlagen voor kerstening (ook in W-Europa)
deden vooral beroep op kordate krijgsheren voor de verspreiding v.h. ware geloof
tijdens vroege en centrale ME was de Kerk de enige instelling die op continentale
schaal de culturele standaard v.h. Romeinse Rijk overeind hield + duurzaam boven
de partijen, rechtsstelsels, waarden en talen kon staan
ambitieuze krijgsheren tooiden zich graag met de sacrale waardigheid die de Kerk
hun voor bewezen diensten verleende (= versterkte machtspositie want het maakt
hun machtspositie onaantastbaar voor niet-geestelijken)
- 2. 2 categorieën: primaire en secundaire: autonoom afgeleide ontwikkeling
vestiging koningschap kan door ontwikkeling vanuit de samenleving zelf (Frankische
expansie, en zo ook W & O-Frankische Rijk en Duitsland en Frankrijk) of kan van
buitenaf zijn opgelegd of uitgelokt
Engelse expansie was secundair t.o.v. de Denen & Normandiërs, maar primair
t.o.v. W-Frankrijk, Wales, Schotland & Ierland
ondanks pauselijke aanwakkering was de Z-waartse expansiebeweging v.d.
Reconquista toch afkomstig uit de N-Iberische christelijke samenlevingen, en de
Servische expansie v.d. 13de eeuw is ook autonoom
afgeleide ontstaansvorm = creatie, omvorming of verdwijning v.e. koninkrijk onder druk
v. 1 of meer andere Polen & Bohemen door Duitse Rijk & pausdom gecreërd
uit Magyaarse en Bulgaarse khanaat werden christelijke koningschappen gevormd
67
ook in Eng. onder de Denen & Normandiërs, in Noorwegen, Zweden & ZO-Sicilië
dit onderscheid wijst op verschil in dynamiek: autonoom gevormde monarchieën
beschikken over meer menselijke/materiële middelen kunnen zo zelf ook elders
ontwikkelingen op gang brengen
- 3. = alleen voor de autonome vormingsprocessen (vooral Duitse Rijk, Fr., Eng.)
omvang, geconcentreerde ligging, productiecapaciteit v. kroondomeinen zijn
onmisbare troeven in de groei monarchale macht Karolingen, Ottonen, Capetingers
andere tactiek v. Willem de Veroveraar was de domeinen v. zijn grootste vazallen
verspreiden tot in de uithoeken van het pas veroverde land zodat hij controle behield
- 4. de vroege monarchieën betreffen essentieel territoriale ontwikkelingen
koningen die over vruchtbaar land beschikten konden nog meer land veroveren
overzeese verbindingen kwamen tot stand volgens een andere logica 10/11de eeuw
was een periode waarin plundering v. buitenstaanders de belangrijkste vorm v.
verrijking is ontwikkelt zich ook tot duurzaam landbezit voor sedentair gebruik
(Denen en Normandiërs volgen voorbeeld Vikingen)
toen de grenzen voorlopig en globaal getrokken waren bleven er toch randgebieden over
kleine, maar soms al bijzonder intensief gestructureerde gebieden, gelegen aan kusten &
raakvlakken grote invloedssferen Italië, kust Catalonië, Ned., kust Z-Balten, Balkan
logica op 2 manieren: bedreiging, maar tevens relatieve autonomie die de grensligging
bood + de andersoortige structuur vorsten brachten veel, maar niet alles in beweging
minder makkelijk controle vestigen over kuststreken die hun kracht uit maritieme
betrekkingen putten dan over vrij homogene landmassa’s
• naarmate ze meer bezittingen hadden moesten vorsten meer personeel in dienst nemen om
hun inkomsten te verzekeren schaal en diversiteit zorgt voor nood aan verambtelijking
feodale grondbezitters richtten alle aandacht op behoud & mogelijke uitbreiding patrimonium
ook zachte middelen tot bezits/machtsuitbreiding door huwelijks- en overervingsstrategieën
kwam toch ook geweld aan te pas in geval van betwisting
opkomende territoriale vorsten waren feitelijk winnaars in de strijd om de schaarse
landbouwoverschotten en als ze een positie verwierven bleven ze grotendeels aangewezen
op het goede beheer van hun domeinen
68
ministrialen/dienstmannen vormden een stand v. onvrijen die wel lenen konden bezitten
maar niet erfelijk overdragen vanaf mid. 12de eeuw kregen ze v.d. Duitse koningen
specifieke functies & ambten in ruil voor bestaansmiddelen i.d. vorm v. domein
voogdijschap over burchten, ambten in koninklijke dienst, aan het hof, in het rijksleger,
gerechtsambten in rijkssteden
ook vorstendommen en kerken gingen over tot aanstelling v. ministerialen
echte ambtenarenstand groeide uit grote steun bij vb. afvalligheid v. vazallen
ontwikkeling ervan liep echter vast door discontinuïteit v.h. koningschap + geleidelijke
verzwakking ministerialen richtten zich zelf ook op sociale stijging Frederik II zal in
Z-Italië hooggeschoolde betrouwbaardere Sicilianen aanstellen i.p.v. Duitsers
• contrast met Engeland is zeer groot was al hecht georganiseerd vóór Normandische
verovering in 1066, maar de nieuwe heersers versterkten bestuurssysteem nog om als
uitheemse minderheid de controle te versterken nationale eenheidsstaat + centrale regering
12de eeuw: gemeenschappelijk recht voor de vrije mannen (1/3 bevolking) Common Law
toegepast door centrale koninklijke rechtbank, Bench of Common Pleas
onvrijen werden berecht door de domeinheer, maar de koning deed zware misdrijven
Common Law was het oudste nationale eenheidsrecht v. Europa ( regionale diversiteit
v. gewoonterechten in Duitsland & Fr. gedurende het hele A.R. van toepassing)
uit de koninklijke hofraad in Eng. ontstonden centrale instellingen door taakuitbreiding,
specialisatie en vervolgens afsplitsing tot zelfstandige organen eerst voor rechtspraak &
financiën: al in Angelsaksische tijd een centrale rekenkamer waarvoor koninklijke
ontvangers rekenschap moeten afleggen (exchequer)
het leenstel was een belangrijk nieuw beheersingsmiddel dat de Normandiërs in Eng.
introduceerden vormde de basis voor de militaire organisatie vazallen leverden ridders
alleen enige autonomie voor vazallen aan grens met Schotland & Wales (tactische
reden), terwijl de anderen strak onder controle bleven ( Duitsland, It., Fr.)
reeds vóór 1066 was de sheriff de lokale gerechtsofficier in koninklijke dienst (in shires)
onder Normandiërs naar model v.d. bailli: 1ste moderne ambtenaren: ze werden in geld
vergoed, vervullen een onherroepbaar (niet erfelijk) mandaat, waarvoor rekenschap
afgelegd diende te worden controle over hun activiteiten was veel effectiever, maar dit
was alleen mogelijk daar waar de economie voldoende gemonetariseerd was
Filips v. Elzas stelt in Vlaanderen rond 1170 baljuws aan tegelijk met rationalisering v.h.
strafrecht handhaven de grafelijke prerogatieven, richten de rechtspraak in (volgens
principes v.h. objectieve feitenonderzoek) en innen de inkomsten voor de graaf
Fr.: 12/13de eeuw: koninklijke domeininkomsten worden nog geïnd door prévoits die hun
ambt pachten (biedt ruime mogelijkheden tot corruptie)
1190: Filips Augustus benoemt 1ste baljuws waren maar rondreizende inspecteurs
Lodewijk IX installeert baljuws (sénécheaux) in vast afgebakende ambtsgebieden
(baillage/sénéchaussée) koningsgebonden door ambtseed, afzetbaar & gesalarieerd
stonden in voor openbare orde (m.b.v. sergeanten), zaten rechtszittingen voor,
lieten schepenen rechtspreken, legden vonnissen ten uitvoer, inden de
gerechtsinkomsten, en riepen op bevel de vazallen op voor legerdienst
het Rijk gaat verstarren in zijn traditionele structuren, die het tot 1806 zal behouden
(~Duitsland met de ministerialen, Engeland)
69
• intussen verspreiding naar het buitenland: varianten vormen zich
Engelse gotiek: vlakker en lager gewelf, maar met meer lijnen
kusten lage landen + Oostzeegebied: aanpassing aan gebruik baksteen
na verloop van tijd ook steeds overvloediger versieringselementen = flamboyante gotiek
tot diep i.d. 16de eeuw overheersende bouwstijl (ook gebruik voor meubels, siervoorwerpen)
• hoe kwam dit nieuwe concept tot stand en kon het zich zo snel & algemeen verspreiden?
onderwijs in kathedraalscholen v. gotische steden sloot vanaf 11de eeuw steeds meer aan bij
de Arabische kennis v. wiskunde & geometrie grotere architecturale mogelijkheden
verspreiding hangt samen met prestige dat de expansiegerichte vorsten v. Fr. aan de
kathedralenbouw konden verbinden + was onmogelijk geweest zonder krachtige financiële
steun v.d. burgers in snel groeiende steden
wedijver om beste project tussen de steden ontstond (competitie op vlak v. torenhoogte)
technische stijl v.d. bouwmeesters verspreidde zich door mobiliteit v.d. bouwmeesters,
die georganiseerd in loges van werf tot werf trokken ook onderlinge competitie en
leerlingen ontwikkelden de ontwerpen v. hun meesters op andere plaatsen
• oorspronkelijke functie was de goddelijke eredienst zo glorierijk mogelijk in te richten
later ook andere functies: prestige v.d. monarch en de burgers
men ging het ook toepassen op paleizen en burgerlijke gebouwen (raadhuis, woning,..)
komt terug in de neogotiek v.d. 19de eeuw
70