You are on page 1of 70

Geschiedenis van de Middeleeuwen

Eeuwen des onderscheids (W. Blockmans & P. Hoppenbrouwers)

Inhoudstafel …………………………………………………………………………… p01

Legende bij gebruik…………………………………………………………………………… p05

Hoofdstuk 1: Begrippen & Interpretatiekaders……………………………………………p06


• de begrippen Middeleeuwen, Humanisme, Renaissance & Reformatie………………… p06
• perioden en maatschappijtypen……………………………………………………………… p06
• regionale diversiteit …………………………………………………………………………… p08
• welk Europa? ………………………………………………………………………………….. p08
• van schaarste naar hegemonie……………………………………………………………….p08

Hoofdstuk 2: de Romeinse Erfenis ………………………………………………………… p09


• desintegratie van het Imperium……………………………………………………………… p09
 de bestuursstructuur
 een overheidseconomie
 ruralisering
• het Oost-Romeinse Rijk……………………………………………………………………… p11
 Justinianus
 implosie & consolidatie
 hernieuwde expansie

Hoofdstuk 3 : de volksverhuizingen……………………………………………………….. p13


• Barbaren……………………………………………………………………………………….. p13
 de barbaren van het Noorden
 de barbaren van het Oosten en het Zuiden
 de volkeren van de volksverhuizingen
• Verhuizingen…………………………………………………………………………………… p14
 achtergronden: push- en pullfactoren
 chronologie
 het karakter van de barbaarse vestiging
 elementen van politieke organisatie: chiefdoms, Gefolgschaften, koningschap
• de barbaarse koninkrijken……………………………………………………………………. p16
 segregatie of integratie?
 Proto-natievorming
• de Arabische veroveringen…………………………………………………………………… p18

Hoofdstuk 4: Christendom & Islam: de vestiging van 2 wereldreligies……………... p20


• de christelijke Kerk in de overgang van Oudheid naar Middeleeuwen………………….. p20
 de verhouding tussen keizer en paus
 materiële rijkdom, accumulatie & redistributie
• Kerkelijke organisatie…………………………………………………………………………. p21
 de geestelijkheid en haar taken
 de kerkelijke hiërarchie: episcopaat en diocees
 metropolitanen en aartsbisschoppen, patriarchen en paus
 Kerkelijke deelgemeenten
 Kerkvergaderingen
• Geloofsleer, orthodoxie en heterodoxie…………………………………………………….. p23
 Heiligheid en heiligen
• Monnikendom & kloosterwezen……………………………………………………………… p24
• verbreiding van het geloof……………………………………………………………………. p24
 missie en bekering
 kerstening en syncretisering
• de Islam………………………………………………………………………………………… p27

1
Hoofdstuk 5: samenleving en economie in de vroege middeleeuwen………………. p28
• de vroegmiddeleeuwse samenleving……………………………………………………….. p28
 transformatie: de aristocratie
 degradatie: de vrije weerbare mannen
 promotie: de slaven
 horigheid, grondheerlijkheid en hofstelsel
• handel en gift-exchange……………………………………………………………………… p30
 Friezen en Vikingen

Hoofdstuk 6: de wereld van de Franken……………………………………………………p33


• de Merovingers………………………………………………………………………………… p33
• de oorsprong van de Karolingische dynastie………………………………………………. p33
• de eeuw van de Karolingers………………………………………………………………….. p34
• patrimonium en staat…………………………………………………………………………. p35
 eer en bloed
 beneficia
 vazalliteit
• de bovenbouwstaat……………………………………………………………………………. p36
 de fictie van het keizerschap
 graven en erfelijkheid
• dynamische periferieën………………………………………………………………………. p39
 Brittannië
 Moors Iberië
 de Vikingen

Hoofdstuk 7: versnelde groei……………………………………………………………….. p42


• de groei van de bevolking……………………………………………………………………. p42
• volume en karakter van de agrarische productie…………………………………………...p42
• nieuwe vormen van heerschappij……………………………………………………………. p44
 de ‘banale revolutie’
 regionale verschillen en feodo-vazallistische ‘verpakking’
 veranderingen in de surplus-extractie. Aanpassingen in de domaniale economie
• ridders en boeren in het middeleeuws maatschappijbeeld……………………………….. p46
 ruiters worden ridders
 hoofse cultuur: nieuwe spelregels voor het verkeer in hoge kringen
 tendensen tot rangordening en afsluiting
 boeren

Hoofdstuk 8: religieuze en kerkelijke vernieuwing (1000-1250)………………………. p50


• het hervormingsstreven………………………………………………………………………. p50
 paus tegen keizer: de investituurstrijd
 de pauselijke aanspraken op het hoogste gezag in de wereld
• de pausen als leiders van de Kerk…………………………………………………………... p52
• hervorming en vernieuwing in het kloosterwezen…………………………………………..p53
 Cluny en de Ecclesia cluniacensis
 godsvrede en godsbestand
 de nieuwe orden
 vita apostolica en de nieuwe spiritualiteit
 de bedelorden
• de gelovigen worden zichtbaar………………………………………………………………. p56
 het ontstaan van een persecuting society

2
Hoofdstuk 9: vroegere koninkrijken en territoriale vorstendommen (10e-13e eeuw) p58
• de droom van het Imperium………………………………………………………………….. p58
 Oost- en West-Frankische rijken
 de vestiging van het Duitse koninkrijk
 de Rijkskerk
 herstel van het keizerschap
 Imperium et sacerdotium
 de mediterrane ambities van de Hohenstaufen
 het Duitse Rijk
 Italië
 keizer en paus
• gestichte koninkrijken…………………………………………………………………………. p63
 vazalstaten in Midden-Europa?
 the making of England
 Iberië
 Frankrijk: het concentrische model
 de Balkan
• institutionalisering van de staat……………………………………………………………… p67
 de monarchale dynamiek
 het koningschap wordt een ambt
 dienaren van de staat
 machtsvertoon in Gotische stijl

Hoofdstuk 10: wankelende kernen in het Oosten & het begin v.d. Europese expansie p71
• het Westen wordt agressiever……………………………………………………………….. p71
• het multiculturele Oosten……………………………………………………………………... p71
• de aanzet tot de kruistochten………………………………………………………………… p72
• verschuivende zwaartepunten……………………………………………………………….. p73
• kruistochten, kruisvaardersstaten en westerse kolonies in het Oosten…………………. p74
• de latere kruistochten…………………………………………………………………………. p76
• kolonisatie……………………………………………………………………………………… p76

Hoofdstuk 11: de verstedelijkte samenleving……………………………………………. p79


• het verschijnsel stad………………………………………………………………………….. p79
 de schaal van de steden en van de verstedelijking
 de morfologie van de middeleeuwse stad
• autonomie………………………………………………………………………………………. p81
 stadsrecht
 openbare orde
 openbaar bestuur en algemeen belang
• sociale verhoudingen…………………………………………………………………………. p82
 patriciërsbewind
 de verstedelijkte samenleving
 ambachtsgilden
• stedelijke netwerken……………………………………………………………………………p87

Hoofdstuk 12: de commerciële revolutie…………………………………………………. p90


• take off………………………………………………………………………………………….. p90
• transportrevolutie……………………………………………………………………………… p90
• voortschrijdende organisatie…………………………………………………………………. p91
• de commercialisering van het platteland……………………………………………………. p93
• goederen en geld……………………………………………………………………………… p94

3
Hoofdstuk 13: denken over mens en wereld………………………………………………p96
• een Griekse erfenis: het middeleeuwse wereld- en mensbeeld…………………………..p96
 heelal, aarde, mens, geest
• de zware last van auctoritas…………………………………………………………………. p97
 het laatantieke scholingsprogramma in de vroege Middeleeuwen
• de Karolingische renaissance…………………………………………………………………p98
• de renaissance van de 12de eeuw: een intellectuele revolutie?………………………….. p98
 litterati, verzamelaars en vertalers
 de revival van Aristoteles
 de invloed van de nieuwe logica
 natuurfilosofie en metafysica
 de vorming van universiteiten
• de universitaire wetenschapsbeoefening en de intellectuele crisis van het einde van
de 13de eeuw…………………………………………………………………………………… p102
 de universitaire wetenschapsbeoefening in vol bedrijf
 de universitaire wetenschapsbeoefening in crisis
 Willem van Ockham
 Ockham en het debat over de universalia
 Ockhams theologie
 Aristoteles bekritiseerd
• het humanisme van de late Middeleeuwen………………………………………………… p105
 de studia humanitatis en het nieuwe humanisme in Italië
 het nieuwe humanisme buiten Italië

Hoofdstuk 14: tussen crisis en contractie. Bevolking, economie en samenleving


van de late Middeleeuwen……………………………………………………………………. p108
• bellum, fames et pestis……………………………………………………………………….. p108
 fames: hongersnoden en bestaanscrises
 pestis: de Zwarte Dood en de echo-epidemieën
 bellum: oorlogsleed en oorlogsschade
• Malthus of Marx? Verschillende visies op de economische ontwikkeling in de late
Middeleeuwen………………………………………………………………………………… p110
 Europa anno 1300: een samenleving onder spanning?
 de agrarische crisis van de late Middeleeuwen
 symptomen
 uitwegen
• de economie van de late Middeleeuwen: crisis of contractie?…………………………… p113
• karakteristiek van de laatmiddeleeuwse samenleving……………………………………. p114
 openheid en afsluiting
 de positie van vrouwen
• maatschappelijke tegenstellingen en sociale conflicten………………………………….. p115
 tegenstellingen tussen stad en platteland
 een nieuwe ‘cultuur van opstandigheid’?
• een wereld vol armoede……………………………………………………………………… p118

Hoofdstuk 15: de consolidatie van staten………………………………………………… p120


• drijvende krachten van staatsvorming………………………………………………………. p120
 dynastieën, territoria, instellingen, volkeren
 van vorstendom naar staat
 oorlog
• staatsinstellingen en maatschappelijke ordening………………………………………….. p124
 hiërarchisering van de rechtspraak
 bureaucratisering
 belastingheffing
 onderdanen
 balans der machten
• een contrast: de vorming van het Osmaanse Rijk………………………………………… p133
• epiloog: de Bourgondische eenmaking…………………………………………………….. p135

4
Hoofdstuk 16: crisis in de Kerk en heroriëntatie van de gelovigen (1250-1500)…… p136
• zeggenschap over de christenheid………………………………………………………….. p136
 nieuwe ideeën over de relatie tussen geestelijke en wereldlijke macht
• de pausen te Avignon en de bureaucratisering van de curie…………………………….. p138
• het Westerse Schisma en de conciliaire beweging………………………………………... p138
• het geloofsleven in de late Middeleeuwen…………………………………………………. p140
 observantisme en nieuwe lekenbewegingen
 vroomheid en mystiek
 de geloofsbeleving van gewone gelovigen

Hoofdstuk 17: nieuwe tijden?……………………………………………………………….. p145


• stroomversnelling……………………………………………………………………………… p145
• het nieuwe van de Middeleeuwen…………………………………………………………… p147

Legende bij gebruik:

Volgende passages vallen weg als leerstof:


- kaderteksten

Volgende passages hoeven niet in detail gestudeerd te worden. Het gaat hier echter geenszins om
onbelangrijke aspecten van de middeleeuwse geschiedenis. De krachtlijnen die over deze thema’s
in de les aan bod zijn gekomen, dienen wel degelijk gekend te zijn:
- p. 30-37 (Oost-Romeinse Rijk)  p11-12
- p. 61-65 (De Arabische veroveringen)  p18-19
- p. 92-94 (bekering Slavische volkeren)  laatste punt p25 + begin p26
- p. 97-100 (Islam)  p27
- p. 143-150 (Dynamische periferieën)  p39-41
- p. 152-157 (Volume en karakter van de agrarische productie)  p42-43
- p. 338-355 (Wetenschapsbeoefening einde dertiende eeuw  p102-107
+ Humanisme late Middeleeuwen)
- p. 415-418 (Osmaanse Rijk)  p133-135

De lessen vormen de beste graadmeter om in te schatten wat echt belangrijk is. Wat in de les aan
bod is gekomen, dient dus zeker gekend te zijn, zelfs indien daarvoor bij uitzondering geput is uit
sommige kadertekstjes of passages uit het boek die niet in detail gestudeerd moeten worden. Wat
betreft de vele namen van historische personages en plaatsen die voorkomen in het handboek: op
het examen zal enkel gepolst worden naar kennis van die namen die ook in de les zijn vermeld.

 kaderteksten zijn niet in de samenvatting verwerkt


 de slides en de lessen Middeleeuwen vormen een raamwerk waaraan u verder informatie uit
het boek aan kan ophangen. de slides zijn in deze samenvatting verwerkt (eventueel in
aangepaste vorm). Deze informatie is onderstreept. Om de context van deze informatie te
kennen (hetgeen gezegd is in de lessen a.d.h.v. de slides) leert u dus best de volledige
paragraaf waar het onderstreepte invalt. Paragrafen waar niets in onderstreept is zijn dus
minder belangrijk en bevatten zeker geen gedetailleerde informatie die gekend moet zijn. Dit
wil echter niet zeggen dat wat niet in de lessen werd gezegd totaal niet te kennen is !!! Voor de
hierboven vermelde stukjes hebt u echter wel zeker genoeg aan het onderstreepte en haar
context.

hopelijk helpt deze samenvatting een beetje! Veel succes!

Gerd Van de Kauter

5
Geschiedenis van de Middeleeuwen
Eeuwen des onderscheids (W. Blockmans & P. Hoppenbrouwers)

Hoofdstuk 1: Begrippen & Interpretatiekaders

• het Europa van de middeleeuwen:


- de gekende wereld beperkte zich tot Europa
- de leefwereld was lokaal, regionaal (mensen blijven in hun dorp)
- bestaat uit andere naties en landen dan nu
- de christelijke religie is enorm belangrijk (middeleeuwse eenheidscultuur)
- Europa is minder ontwikkeld dan bv. de Islamwereld of China
 achterstand nog tot in de 18de eeuw, sindsdien eigen groeimodel a.d. wereld opgelegd
• Toch zijn de Middeleeuwen sterk verbonden met de eigen tijd  belangrijke ontwikkelingen en
expansie vinden hun oorsprong in deze tijd en bleven continu doorgaan
 grondslag voor de huidige wereld werd gelegd (godsd., taal, staatsvorming, nationalisme…)
 de dynamiek vindt hier z’n oorsprong  de basis voor het economische systeem en onze
mentaliteit werd gelegd  gesteund op de antieke, joods-christelijke en Germaanse pijlers

begrippen Middeleeuwen, Humanisme, Renaissance & Reformatie

• de Middeleeuwen worden voorgesteld als duister (Dark Ages)


 tegenstelling met perioden ervoor en erna die zogezegd glansrijker waren
 ontstaan van deze visie?:  14e eeuw: Humanisten (Petrarca <Tenebrae)
bewondering voor de Klassieke Oudheid, de Middeleeuwen vormen een stormachtige
oninteressante tussenperiode (medio tempestas/aetas/tempora)
 Medium aevum (< Du Cange 1678) └ Giovanni Andrea di Bussi
 1ste Middeleeuwse geschiedenis: Cellarius  Historia Medii Aevi
 Middeleeuwse encyclopedie: Liber Fioridus
 Humanisme stimuleert dit begrip & wil de oudheid doen herleven (Latijnse Scholen, taal)
• vanaf 17de eeuw weer aandacht voor de middeleeuwen  vooral in Katholieke landen (
protestantse landen leggen de nadruk leggen op het goede van de reformatie)
 religieuze scheiding bestendigt om ideologische redenen de scheidslijn v.d. humanisten
• 19de eeuw: Romantiek: heropleving van de Gotiek  heimwee naar en ophemelen van de
Middeleeuwen na eeuwenlange afbraak  komt tot uiting in kunst en literatuur
 Neothomisme: herleving van de scholastiek van Thomas van Aquino
 ook verwetenschappelijking: aanvaarding van de historische indeling
- Buckhardt: Kultur der Renaissance in Italien
- Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen
• Renaissance = wedergeboorte: heropleving van de Klassieke Oudheid
 moderne term: meerdere heroplevingen en renaissances (Karolingische, 12de eeuwse,…)
 Humanisme = neutraler  vooral gericht op teksten opsporen en reconstrueren
 meer algemene betekenis: op de mens gericht
• Reformatie (1ste helft 16de eeuw):
 ligt in het verlengde v. een lange reeks hervormingsbewegingen sinds de 11e eeuw
 haar afbakenende functie is even betwistbaar als bij renaissance en humanisme, toch staat
het vast dat er een fel contrast bestaat tussen de Middeleeuwen en andere periodes

perioden & maatschappijtypen

Waarom toch de term Middeleeuwen blijven gebruiken?


• Cesuren zijn symbolisch: veranderingen gebeuren in overgangsfasen waarbij oude en nieuwe
elementen nog een tijdje samengaan  klemtoon ligt hierop
 ook gebeuren veranderingen niet overal gelijktijdig, het is noodzakelijk een onderscheid per
geografische plaats te maken (regionale verschillen)

6
• op grond van welke criteria onderscheiden we tijdvakken?
 overgangen = zodanig diepgaande maatschappelijke veranderingen dat alle aspecten v.d.
samenleving erdoor worden beïnvloed (vb.: Industriële revolutie)
 overgang Romeinse Rijk naar Middeleeuwen  staatkundige & religieuze veranderingen +
omvorming van het samenlevingspatroon en de economische orde (ook hier weer regionale
verschillen W.R.R.O.R.R.)
 waar situeren we de omslag tussen 5e en 8ste eeuw?
 urbanisatieproces!: stedengroei, commercialisering v.d. economie, handel, kolonialisme,..
 toch bleven de veranderingen beperkt  2 vragen:
- is de transformatie zodanig ingrijpend dat er een nieuw maatschappijtype ontstaat?
- Zijn de ontwikkelingen in de 15de eeuw opnieuw een transformatie? Of zijn het
voortzettingen van oudere tendensen
• conclusie: we komen tot een onderscheid tussen 2 periodes met omslagfase 10e/11e eeuw
- de agrarische vroege middeleeuwen
- de geürbaniseerde en gecommercialiseerde late middeleeuwen
 evolutie spreidde zich over ‘n aantal eeuwen  geleidelijke verspreiding v. vernieuwingen
 het is belangrijk de regionale ontwikkelingsverschillen in het oog te houden!
 de dynamiek was er het eerst in Z & W (vb.: verstedelijking in N-Italië & Vlaanderen)
• noch chronologie, noch maatschappijtype biedt op zichzelf een toereikend interpretatiekader
voor studie v. grote historische ontwikkelingen  elke dimensie werpt licht op complexe
interacties die tot evolutie van samenlevingen leiden
 ook verschillen in ontwikkelingsniveau leiden tot dynamiek + samenlevingen v.
verschillende ontwikkelingsniveaus bestaan op eenzelfde moment naast elkaar
• deze afbakening heeft ook op niet humanistische gronden zin:
enkele ingrijpende sociale transformaties:
- val van het W.R.R.
- volksverhuizingen en vestiging van nieuwe samenlevingen
- groei van de landbouw  bevolkingsgroei + urbanisatie mogelijk
- nieuwe spiritualiteit  christendom is enorm belangrijk
- opkomst van het schrift (in volkstalen!)
 grote veranderingen: einde slavernij in Europa, grotere vrijheid
 vanaf 16de eeuw geen kwalitatieve maar kwantitatieve veranderingen:
overgang Middeleeuwen en vroegmoderne tijd ≠ fundamentele verschillen in
maatschappijtype of diepgaande breuken in maatschappijontwikkeling
 grote processen ontwikkelen zich continu vanaf de 11e eeuw tot de Fr. Revolutie
de basis van deze processen ligt dus in de middeleeuwen
• uiteindelijke afbakening 5 – 15de eeuw:
 begindata: - 410: Visigoot Alarik plundert Rome
- 476: generaal Odoaker wordt Rex Gentium
- 481: Clovis wordt koning der Franken
 alternatief: Islam & Europa (Pirenne), Karel de Grote, Late Antiquity (400-600)
 einddata: - +/- 1450: uitvinding boekdrukkunst
- 1453: val Oost Romeinse Rijk, Constantinopel
- 1492: Columbus ontdekt Amerika
- 1517: Luther
 alternatief: ontdekkingen & reformatie,…
• let op voor Romaans-Germaanse spraakverwarring!
- Nederlands: vroege, hoge, late middeleeuwen
- Frans: haut, central, bas
- Engels : early, high, late

7
regionale diversiteit

• geografische variatie  door het langdurig in stand houden van onderling sterk verschillende
culturele omgevingsfactoren
 vroeger was de leefsfeer beperkt tot het dorp, e.d.  plaatsgebondenheid zorgt voor
verschillen in economische & culturele ontwikkeling
 nu nog merkbaar in sterke culturele verschillen in Europa
• overkoepelende constructies (K/S) staan veraf v. dagelijks leven  hindert unificatiestreven
• huidige interpretatiekaders mag men niet zomaar hanteren bij analyse v.d. Middeleeuwen
(Frankrijk of Spanje van toen is anders, termen vorst, adel, boeren,…)
 Kerk & Staat hadden misschien minder invloed dan we denken + sociale en staatkundige
eenheden waren zelf voortdurend aan verandering onderhevig

welk Europa?

• de Middeleeuwen hebben alleen betekenis in een Europese context  toch verandert de


reikwijdte van het ruimtelijk kader  expansie (pol. & rel.) zorgt voor een groter ruimtelijk kader
• Zuid-Europa had meer ontwikkelingspotentieel door de uitwisseling met de Islamwereld
 Middenlands-Zeegebied is een economisch en culturele contact & transitozone
• Vanaf de 13de eeuw worden de grenzen van het Europese continent steeds meer overschreden
 landreizen naar Azië (China, Indië), expansie Westwaarts (Columbus)
 ook expansiedrift bij de vikings, maar dit stagneert vanaf de 11de eeuw
 mediterrane expansie rustte op stevigere fundamenten  meer succes
 het Europa van toen is dus slechts gedeeltelijk “het continent” + we moeten de dynamiek in
Z-Europa zien in relatie tot de Byzantijnse en Arabische wereld (die op hun beurt contact
hadden met het Verre Oosten)

van schaarste naar hegemonie

• in 1400 leek niets erop te wijzen dat Europa ooit zou domineren (China leek redelijker)
 Europa zat in vgl. met andere beschavingen eerder in een primitief stadium
 1000-1800: Europa doet een inhaalmanoeuvre
• waarin zit het verschil?  in de expansiekracht naar andere werelddelen
 pas in de 14e eeuw behaalt Europa een technische voorsprong (navigatie, zeevaart, buskruit)
 hoe sprong men om met de vooruitgang?  in Europa was er geen unitaire gezagsstructuur
 felle onderlinge competitie (oorlog) stimuleert expansie  men wil overgewicht vestigen
en de machtsmiddelen vergroten, dus moet men innoveren
 Kerk & Staat geraken steeds meer gescheiden  opkomst steden (3de macht) en ook het
commercieel/industrieel ondernemerschap ontwikkelt zich zonder beperkingen v.
kerkelijke of politieke overheden  kapitalisme ontstaat (marktdenken!)
 ondernemers in Europa kregen kansen door pluralisme op pol., juridisch, economisch
& religieus vlak + men staat open voor innovaties van elders en voor andere culturen
 deze competitiegeest ontbrak bij andere beschavingen (China)  andere prioriteiten:
willen stabiel blijven en zijn antivernieuwing + pluralisme wordt gedwarsboomd

8
Hoofdstuk 2: de Romeinse Erfenis

• de Late Oudheid: breuk of continuïteit?


• 1530: Keizer Karel wordt gekroond  perfecte reïncarnatie v.d. antieke keizer
 komt samen met de typisch middeleeuwse fascinatie voor de antieke cultuur (renaissance)
 de Klassieke Oudheid was het ideaalbeeld voor vele latere machthebbers
 men neemt een voorbeeld aan het Romeinse recht, architectuur, staatsinstellingen, taal,
wetenschap, literatuur,…

desintegratie van het Imperium

de bestuursstructuur:
• een geïntegreerde staatsstructuur als de Romeinse heeft Europa op die schaal nooit meer
gekend  Romeinse Rijk was gebaseerd op solide economische organisatie, indrukwekkende
infrastructuur en hoogontwikkeld rechts- en bestuurssysteem (met verschillende
bestuursniveaus)  komt tot uiting in jarenlange standhouding tegen de barbaren,
het efficiënte verdedigingssysteem (Limes, Duces, Comitates) en groot leger
 sterk wegennet zorgt voor goede communicatie: bestuurlijk & militair doel
 coherentie + interne hiërarchie in het Rijk  rationele staatkundige eenheidvisie
 kan alleen in stand blijven door wijdverbreidheid v. recht- & administratiebegrippen
 het rijk werd verdeeld in civitates (< city), prefecturen, diocesen, provincies
 steden waren georganiseerd in een 4hoekig grondplan in dambordpatroon met een
centraal forum, met basilica, overheidsgebouw, rechtbank, tempels,…
 keizer bezit zijn rijk niet: res publica, eigendom van de staat en het volk
• in later Europa verdween dit, maar grondpatronen van stedelijke kernen bleven vaak behouden
waarom was zo’n duurzame heldere bestuurlijke hiërarchie op grote schaal nu niet mogelijk?
Alle opvolgende steden en staten missen die eenheidsvisie, schaal, regelmaat, rationaliteit,..
 Europa is van onderop, vanuit vele afzonderlijke kleine eenheden gegroeid en niet van
bovenaf geconcipieerd
 het Romeinse Rijk is langzaam aan opgebouwd vanuit Rome, en naarmate het groeide
werden bestuursmethoden verfijnder. ( in Europa groeide een rijk soms plots door erfenis)
 in het Romeinse Rijk behoorden veroveringen toe aan de staat, in Europa aan de heerser.
• toch werd er later nog teruggegrepen naar Romeinse modellen inzake bestuur en recht
 Katholieke Kerk is de belangrijkste erfgename van het Romeinse Rijk
 sinds 311 erkend (Constantijn), sinds 4de eeuw staatsgodsdienst (Theodosius), sinds 325
in concilie v. Nicae verdeeld in 5 patriarchaten (Antiochië, Rome, Alexandrië,
Constantinopel, Jeruzalem) met elk volmachten over een groot gebied
 de patriarch van Rome werd later de paus (6de eeuw)
 verdeeld in bisdommen, met bisschoppen die verantwoordelijk waren voor priesters
 eerste bisschoppen, kerkvaders, heiligen behoorden tot Romeinse aristocratie (senatoren)
 het gezag strekt zich uit over geografische, etnische en culturele grenzen heen
 het was ook centralistisch: elke lokale autoriteit is afhankelijk van het machtscentrum
 de christelijke Kerk vormde een steunpilaar voor de gevestigde orde en de keizer was hoofd
van zowel staat als Kerk. Wanneer het keizerschap in het West Romeinse Rijk verdween
vulden de pausen het vacuüm
 de Kerk was formeel onafhankelijk van het hoogste wereldlijke gezag
 toch nam het heel wat opvattingen over van het Romeinse Rijk: bestuurlijke indeling
 Kerk nam de vorm van ambtenarij over zoals Cicero die beschreef  ook corruptie
 ook de schriftelijkheid (Latijn) wordt verder gezet: universele organisatie door de taal
 zorgde voor grote verspreiding van de waarden, ook bij Europese machthebbers
• het Romeinse Rijk bezat een hoogontwikkeld rechtsstelsel
 440: codificaties v. Theodosius II & 530: Corpus Iuris Civilis v. Justinianus (burgerrecht)
 wetten, procedurerecht en jurisprudentie werd gebundeld en gesystematiseerd
 lag aan de basis van de West-Europese universitaire opleiding tot jurist. Ontwikkelde zich in
de Kerk verder tot het canonieke recht (kerkelijke wetten en voorschriften)

9
• de Kerk droeg zorg voor elementen uit de antieke cultuur want was zelf ook een relict ervan
 om zich te beschermen tegen de barbaren en de terugdringing van de Latijnse geletterde
cultuur bleef de Kerk de superioriteit van haar gezag verdedigen
 rol van vertegenwoordigster van God + door bediening van instrumenten afkomstig uit
een hogere cultuur, onmisbaar voor ieder duurzaam overheidsgezag: (Bijbel, Latijn,
ambtenarensysteem, deskundigheid in bestuur & geschreven recht, stabiele organisatie
met vaste territoriale indeling, gehiërarchiseerd bestuur (territoriale ambten, metropolitanen,
provincies, bisschoppen in diocesen/civitates, parochiepriesters, elitaire rekrutering)
 had een grote culturele erfenis: taal (Latijn), schrift, literatuur, recht
 Kerk vertegenwoordigde enkele vaste, hoger erkende waarden  barbaren nemen ze over

een overheidseconomie:
• late keizerrijk: staat speelt belangrijke rol in het economische leven
 ingrepen op de productieverhoudingen om voldoende belastinggeld bijeen te krijgen
 daarmee betaalde men het leger, de ambtenaren, bevoorrading aan betaalbare prijzen,…
 gebruik van staatsdomein voor de productie, grondgiften voor veteranen, bouw van wegen,
havens, kanalen (vooral voor militaire doeleinden)
• naarmate er meer barbaren lastig deden aan de grenzen ging meer geld naar defensie
 groter leger, betere verdediging  minder schippers/ambachtslieden werken voor overheid
 onveiligheid op het land zorgt voor minder productie + is slecht voor de handel
 steeds stijgende belastingdruk  ontevredenheid  oplossing in ontwaarding v.d. munt
 geld wordt schaars, steeds meer transacties in natura
 bevoorrading komt in het gedrang en het distributiesysteem raakt ontregeld
• economische problemen worden met dwangmaatregelen bestreden:
- 332: boeren en slaven worden erfelijk verbonden aan hun grond (= beperkte vrijheid)
 tegen de schaarste aan arbeidskrachten gericht
- beroepsdwang bij ambachtslieden (zelfde beroep als vader uitoefenen)
- koopkracht in de steden was ingestort want aristocratie trok zich op eigen landgoed terug
 400: staat richt eigen systeem voor productie/distributie op van essentiële goederen
- meisjes van -14 mogen niet in klooster, weduwen moeten binnen de 5j hertrouwen
 tegen de bevolkingsdaling gericht
 het economisch/fiscaal systeem v.h. keizerrijk was van binnenuit ineen aan het storten
 het economisch draagvlak voor het Rijk zakte weg: te zware fiscale last door de defensie
en door de vele ambtenaren nodig voor het eigen productie- en distributiesysteem
 Imperial overstretch: grote rijken die zich uitstrekken over de grenzen van beheersbaarheid
(veroveren ging nog, economisch onderhouden niet langer)
ruralisering:
• voor de 4de/5de e was het Rijk gevestigd op een stedelijke samenleving met goede verbindingen
 distributiesysteem v.d. staat stort in: leger moet zich regionaal bevoorraden, geldcirculatie ↓
 staatsgeleide verre handel viel stil, steden waren minder aantrekkelijk als consumptiecentra
• 4 – 6de eeuw: sterke bevolkingsvermindering  steden en garnizoenen verliezen bevolking
 behoefte aan handelsverkeer neemt af: stedelijke markt verdwijnt door wegvallen van de
staatsdienst, de veiligheid en de rijkdom van de elites (afhankelijk van de staatsinkomsten)
 landbouwproductie liep terug + oppervlakte v.h. bewerkte areaal
 latifundia: grote gronden van senatoren werden bewerkt door afhankelijke boeren en
deze grootgrondbezitters konden deze slechte tijden beter aan dan zelfstandige boeren
 centrale gebouwen werden militair versterkt + gewapende tegenmacht opgericht
 kleine boeren gaan zich bij de grondbezitters voegen (ook door fiscale druk). Boeren
geven vrijheid op in ruil voor bescherming v.d. heer  macht landheren breidt zich uit
 gezag van de landheren overheerste over het staatsgezag
 middeleeuwse economische en sociale verhoudingen ontstaan op het puin v.h. keizerrijk
- overwegend agrarische samenleving met grote eigendomsdomeinen
- fragmentatie v.d. macht in handen v.d. grootgrondbezitters (directe macht)
- vrije boeren staan onder druk van inlijving bij grote domeinen
- steden worden gereduceerd tot kleine dienstencentra, handelsverkeer is beperkt
- marktstelsel is ineengestort en er is nauwelijks geld in omloop  gebruik van werkdwang

10
het Oost-Romeinse Rijk

• 330: Keizer Constantijn de Grote bouwt Byzantium/Constantinopel (Bosporus) op tot residentie


 strategische ligging, demografisch/economisch overgewicht v.h. oostelijk rijk, afstand van de
weinig volgzame Italiaanse senatorenstand (hielden vast a.d. oude Goden  Christendom)
 men wil er het nieuwe Rome van maken: christelijke monumentale gebouwen, publieke
voorzieningen (fora, thermen, theaters, renbanen), keizerlijk paleis, Hagia Sofia, senaat,…
 enorme bevolkingsgroei ( Rome)  allergrootste stad tijdens de middeleeuwen

Justinianus (527-565):
• Justinianus wil het Rijk herstellen & vernieuwen = renovatio imperii  4 pijlers
- herovering van verloren gegane gebieden (N-Afrikaanse oorlogen, Gotische oorlogen)
- zuivering en codificatie van het Romeinse recht (Corpus Iuris Civilis)
- economische politiek gericht op ondersteuning van het militaire apparaat
- godsdienstpolitiek: vestiging van godsdiensteenheid
 aanvankelijk ging dit goed, vanaf 550 ontstond een kloof tussen ideaal en werkelijkheid
• heroveringoorlogen  Justinianus wou 2-frontenoorlog vermijden  bestand met de Perzen
 expeditieleger naar de Vandalen in N-Afrika + de O-Goten
 647: Romeinen weer verdreven door moslims
 later ook Oostkust van Spanje
 535: inval in het rijk v.d. Ostrogoten in Italië  20j uitputtingsoorlogen, Italië in diepe ellende
 Witigis de Ostrogoot overhaalt de Sjah v. Perzië de oorlog te verklaren  2frontenoorlog
 grootste deel territoriale winst weer tenietgedaan door Langobarden
 uiteindelijk schieten bijna alleen Rome & Ravenna in Italië over  ook voor Langobarden
 pijler 1 is dus mislukt!
• pijler 2: duurzamer en succesvoller  i.p.v. senaat wordt de keizer enige bron van wet & recht
 later wordt hier een goddelijk mandaat aan toegevoegd
 Corpus iuris civilis was minder handig want steeds minder mensen spraken/schreven Latijn
 pas in de 9de eeuw volledig Griekse vertaling met extra toevoegingen
• pijler 4: ging terug op het idee van een keizer die tevens religieus leider was  Hagia Sofia
 keizer heeft als taak de Kerk te leiden en te beschermen  ‘heilige’ oorlog tegen Vandalen
 ook strijd tegen ketters in Syrië & Egypte
• deze ambities brachten een hoge belastingdruk met zich mee  builenpestepidemie (541),
invallen van Perzië, barbaarse invasies (Avaren, Bulgaren, Langobarden, Visigoten)
 na Justinianus (2de helft 6de eeuw) gaat de halfgoddelijke keizercultus verschuiven naar een
cultus meer op God zelf gericht (gebruik van iconen, relieken  Keizers gaan zich ook zo
afbeelden + in het zicht uithangen)

implosie & consolidatie:


• wisselend succes in de strijd  627: overwinning op Perzië, 636: nederlaag tegen de Arabieren
waarbij Syrië en Palestina verloren gingen (onder bewind v. Herakleios), later ook Egypte
 grote gevolgen voor Byzantijnse economie, samenleving, bestuurlijke & militaire organisatie
 vergrieksing v.h. Rijk waardoor (ook in godsdienstig opzicht) de kloof met het W groter werd
• Constans II (opvolger Herakleios)  hervormingen in de belastingheffing & militaire organisatie
 platteland: belastingbetalingverantwoordelijkheid voor de boerengemeenschap zelf
 belastingen in goudmunt om monetair stelsel draaiende te houden
 inkrimping van leger (1/2) en bureaucratie (tot 3/4)
 rekrutering voor het leger op vrijwillige basis
 verdeling van het leger in themen + oprichting 6 elitekorpsen beroepssoldaten tagmata
 de tagmata worden steeds machtiger en gaan bepalen wie de keizer wordt
 oprichting nieuw keurkorps = keizerlijke lijfwacht
 themen nemen af in betekenis want tagmata betalen beter
 boerengemeenschappen worden verplicht cavalerie te leveren
 nog voor 1000 hebben de themen hun beste tijd gehad

11
hernieuwde expansie:
• voor 10de eeuw slechts kleinere successen  westelijk deel Pelopponesos kort na 800
 9de eeuw: problemen met de Bulgaren wiens rijk in uitbreiding was
 eind 9de eeuw: het tij keert: grote heroveringen (o.a. laars Italië)
 mogelijk door afzwakking van de erfvijanden (moslims) en politieke stabiliteit
 ging gepaard met versterking van het leger (belang cavalerie neemt toe) + hervormingen
i.v.m. rekrutering en bekostiging (onder Basilios)
• 2 keizers in de 10de eeuw: Constantijn VII & Basilios II  maar regeerden met mede-keizers
 medekeizers: militairen (Lekapenos, Phocas, Tzimisces) die de vinger aan de pols houden
 binnenlandse strubbelingen door onderlinge rivaliteiten van de generaals
 976: 13 jaar lang burgeroorlog tot Basilios II die kon beëindigen
• Basilios II: sloot bondgenootschap met Vladimir van Kiev
 voltooide verovering v. Bulgarije, maakte Georgië protectoraat, versterkte positie in Z-Italië
 slaagde er niet in Sicilië van de moslims terug te halen
 voerde principe v.d. subsidiaire fiscale solidariteit in: grootgrondbezitters moeten de fiscale
plicht van kleine boeren overnemen als die niet kunnen betalen
 grond werd niet langer in beslag genomen maar in tijdpacht uitgegeven
 groepen boeren stonden samen in voor het onderhoud van de cavalerie (1 per x boeren)
 krijgsheren die in het Westen opstaan, deze maatregel perkt dat in
 Basilios sterft in 1025  Byzantium is weer een grootmacht (sinds 8ste eeuw x2)
• nadelen van de expansie:
- geofysische en etnische verscheidenheid  moeilijk te beheersen
 etnisch of religieus separatisme
- moeilijker om centraalgeleide macht vanuit Constantinopel te garanderen
 veel wordt ter plekke geregeld

12
Hoofdstuk 3 : de volksverhuizingen

De term volksverhuizingen is de romantische erfenis die kritiekloos teruggrijpt naar clichés over
de barbaren  probleem: wat verstaat men onder ‘volkeren’? en wat houden ‘verhuizingen’ in?

Barbaren

• Barbaren waren voor de Romeinen allen die buiten de grenzen van hun rijk woonden
 eerst voor wie geen Grieks sprak  gevoelens van angst (ze waren met veel), bewondering
(hun vechtlust, werden vaak gebruikt als lijfwacht, impressionant) en minachting
 barbaren werden vergeleken met beesten en negatieve stereotypen ontstonden
 ideologisch doel: barbaren leken veraf en weinig met de werkelijkheid te maken te hebben
het Romeinse Rijk was een hermetisch gesloten wereld met goede defensies
 defensie niet zozeer om barbaren buiten te houden, want velen waren opgenomen in het
Rijk dat een smeltkroes van culturen vormde met een grote barbaarse component
 dit zal tevens de zwakke plek blijken te zijn
 overgewicht v.h. Rijk berustte op organisatievermogen i.p.v. kracht, productie, technologie
 er is voor de rest veel minder verschil met de barbaren dan je zou denken

de barbaren van het Noorden:


• de Romeinen trachtten orde en structuur te brengen in de soorten barbaren
 onderverdeling in nationes & gentes barbaarse groepen als afstammingsgemeenschappen
 auteurs wisten dit niet uit eigen onderzoek maar van horen zeggen: onbetrouwbaar
• globale driedeling (≠ die van de Romeinen): Kelten, Germanen & Slaven
 gebaseerd op drie taalfamilies  pas op! Men breidt de gemeenschappelijke taalfactor uit
naar een gemeenschappelijke cultuur maar dit is wetenschappelijk onzinnig
 fouten: de Germaanssprekende Friezen en Goten vergelijken, het antieke Germania met
Duitsland vergelijken ( lebensraum, Duits nationalisme, gevaarlijke historische claims)
 gemeenschappelijk fundament = een sedentair-agrarische levenswijze: ze leefden van
landbouw, veeteelt en woonden in permanente nederzettingen ( nomaden)
 vooral veeteelt, ook gerstlandbouw ( zuiden: vooral landbouw en vooral graan)
 toch grote verschillen in agrarisch grondgebruik door de klimaatverschillen in Europa
• nederzettingen bestonden uit 5 tot 10 boerderijen of uit geïsoleerde hoeven
 moeilijk om sociale verschillen hieruit op te maken  aanwezigheid van slaven staat vast
 metaalbewerking: noordelijke barbaren waren superieure brons/ijzer/goud en zilversmeden
( in Rome meer quasi-industriële wapensmederijen i.p.v. ambachtelijke smidsen)

de barbaren van het Oosten en het Zuiden:


• niet-sedentaire nomaden: 2 soorten: steppenomade, woestijnnomaden (& bedoeïenen)
 trokken met grote kudden paarden, schapen, kamelen in kleine groepen rond
 kan alleen staande blijven door contact met agrarische samenlevingen (ruilhandel)
 potentiële bedreiging voor de agrarische samenlevingen:
- de gespecialiseerde pastorale economie van de nomaden is afhankelijker van
landbouwers dan andersom
- ongeregeldheid van hun inkomsten zorgt ervoor dat ze soms gedwongen zijn tot
gewelddadige exploitatie v. sedentaire groepen  afpersen, plundereconomie
 bij accumulatie van rijkdom worden ze soms zelf sedentair (centraliseren)
 slaagden vaak in langdurige exploitatie v. sedentaire groepen door hun grote mobiliteit en
krijgskunst  goede ruiters en boogschutters, gehard en groot uithoudingsvermogen
 grote onderlinge solidariteit maar voortdurende dreiging is bodem voor de geweldcultuur
• Europa was geen ideaal gebied voor dit leven maar bepaalde gebieden (Karpatenbekken,
laagvlakte van rivieren zoals Midden-Donau) boden de mogelijkheid tot het in stand houden
van een langdurige pastorale- & plundereconomie dicht bij de Romeinse grens
 volkeren van niet-Indo-Europese, Altaïsch-Mongoolse origine die het Karpatenbekken
binnendringen: 400: Hunnen, Alanen, 550: Avaren, 680: Bulgaren, 890: Magyaren/Hongaren

13
• woestijnnomaden/bedoeïenen  Arabieren hadden de grootste invloed
 geraakten tot in de Perzische/Romeinse invloedsfeer
 veel contact met sedentaire groepen in oases  liggen langs karavaanroutes en
ontwikkelden zich tot marktplaatsen met stedelijke allure (ambachtslieden, handelaars)

de volkeren van de volksverhuizingen:


• in de literatuur gebruikt men vaak de termen stammen of volkeren (< nationes, gentes, populi,..)
 de huidige betekenis van ‘stam’ slaat echter op een bepaald stadium van politieke
organisatie waarbij het nog gaat om een egalitaire gemeenschap  komt niet overeen
 ‘volk’ heeft 2 betekenissen: etnische groep & natie verschil in graad v. politieke organisatie
 etnische groep = duurzame gemeenschap die zich los van staatkundig verband
onderscheid door een eigen cultuur. ze zijn zich bewust van hun eigen etnische identiteit,
gemeenschappelijke herkomst, verleden & lotsbestemming
 moeilijk te bestuderen + slechts grijpbaar voor zover ze gematerialiseerd zijn:
- bv: haardracht kan evengoed sociaal, politiek of etnisch statement zijn (Sueven)
- vooral schriftelijke informatie afkomstig van Grieken of Romeinen
 we missen een ‘kijk van binnenuit’
- etnogenese: het is moeilijk om volkeren gescheiden te bestuderen
 soms samenwerking en/of versmelting tussen verschillende etnische groepen
 natie is óf een etnische groep die een politieke invulling geeft aan zijn identiteit, óf een
staatkundig verband dat zich bewust voordoet als etnische groep

Verhuizingen

achtergronden: push- en pullfactoren:


• negatieve grondtoon: ‘hogere’ beschaving werd door ‘lagere’ vernietigd
• 3 typen bewegingen + nog een aantal mengvormen:
- invallen v. barbaarse confederaties
- infiltratie van vreedzame barbaarse boeren-kolonisten
- barbaarse huurlingenlegers voor grensverdediging
• in de 3de eeuw al voorlopers van de volksverhuizingen, maar toen begonnen ze nog niet!
 er was nog onwil om barbaarse groepen zich in het Rijk te laten vestigen
 na herstel v.h. keizerlijk gezag werd dit een actief beleid om de aanvallers buiten te krijgen
• pull-factoren:  te maken met ontwikkelingen binnen de Romeinse militaire organisatie
- barbarisering van het Romeinse leger
 eerst barbaarse hulptroepen, daarna versneld door 2 redenen:
a) overgang naar nieuw ‘strategisch hoofdconcept’ i.p.v. consequent zwaarbewapende
grenzen overschakelen op lichtbewapende grenstroepen en mobiele interventielegers
 voordeel = betere benutting van het leger, nadeel = zwakkere grenzen
 men laat barbaren zich aan de grenzen vestigen in ruil voor hun militaire steun
= via verdragen (foedera)  foederati  later wordt dit een huurlingencontract
 deze huurlingen werden ook betaald en probeerden een hoge militaire rang te
behalen (o.a. Childerik, vader v. Clovis)
b) Diocletianus voerde de legioensterkten op  allochtone rekruten nodig
 barbaren klommen op naar de top (barbaarse commandanten Stilicho, Odoaker)
 476: Odoaker zet de keizer af en wordt rex gentium (barbarenkoning) in Italië
 er werd veel oppositie gevoerd tegen deze barbarisering (vooral in het Oosten)
 discussie over de voor- en nadelen van deze verdeel en heers politiek
• push-factoren:  sociaal-economische & politieke omstandigheden bij de barbaren
- aangetrokken door de Romeinse rijkdommen ( noordelijke armoede)
- Romeinse verdeel en heers politiek zorgt voor scherpe sociale tegenstellingen en
onderlinge strijd bij de barbaren  steeds grotere politieke onrust, migratiedruk invallen
- Germaanse confederaties  barbaren verdringen elkaar richting Romeinse Rijk

14
chronologie:
• de volksverhuizingen zijn begonnen met de verschijning van de Hunnen uit Centraal-Azië
 376: de Goten zijn op de vlucht & krijgen toestemming de Donau over te steken
 378: de Goten komen in opstand omdat ze niet menswaardig worden opgevangen en
verslaan een Oost-Romeins leger  worden foederati in Servië  zijn nog ontevreden
 390: onder Alarik vallen ze Thracië binnen  trekt nadien naar Italië en neemt Rome in (410)
 na zijn dood leiden zijn opvolgers de Goten naar Gallië
• intussen in 406 trekt een confederatie Vandalen, Sueben & Alanen de Rijn over, zuidwaarts
 409: ze trekken over de Pyreneeën
 intussen grijpt het Gallisch-Romeinse leger de macht
 Goten worden weer foederati in 418 en krijgen Acquitanië (Toulouse) toegewezen
 worden Visigoten en verspreiden zich over heel Gallië en het Iberisch schiereiland
 eind 5de eeuw: confrontatie met Franken
• intussen verlaten de Romeinen Spanje  vacuüm
 strijd tussen Vandalen, Sueben en Visigoten
 429: Vandalen steken de Middellandse zee over en vestigen zich in N-Afrika (Carthago)
 533: O.R.R. campagne tegen Vandalen
• Bourgondiërs: foederati langs de midden-Rijn
 gezien als bedreiging: andere foederati
(Goten, Hunnen) worden gestuurd
 450: strijd met Hunnen: Nibelungenlied
 worden weer foederati en Aetius laat hen
in het gebied v. Midden-Rhône & het meer
van Genève vestigen  groot gebied
• Franken & Alemannen zijn geleidelijk ver-
schoven naar boerenkolonisatie + foederati
• 476: geen aparte keizer meer in het westen
 het Oosten wil het gezag daar herstellen
 Zeno stuurt de Ostrogoten v. Theoderik
op veroveringstocht naar Italië, waar hij
Odoaker overwint en een langdurig
bewind vestigt (ook in Slovenië,
de Provence & Spanje)
• eind 5de e: Angelen, Saksen (Eng.) Juten &
Friezen (continentkust) gaan foederati tegen
barbaren vormen als Rom. weggaan
• 535: Gotische oorlogen van Justinianus
tegen de Goten  ook foederati ingezet
 568: Langobarden vallen Italië binnen
 had te maken met verschijning v.d.
Avaren in het Karpatenbekken.
Langobarden sloten een verdrag met de
Avaren en vielen eerst de Gepiden aan
+ trokken door naar Italië
 veroverden grote gebieden maar de
Byzantijnen behielden ook steunpunten
• laatste fase: O.R.R. is verwikkeld in oorlog
met de Perzen  verwaarlozen Donaugrens
570: slavische groepen onder heerschappij
v.d. Avaren vallen Balkan + Gr. binnen
 leken zich definitief te willen vestigen
 eerst bekering door Byzantijnen, maar die
schakelen later over op een reeks
onderwerpingsoorlogen  vele slaven worden gedeporteerd naar binnenlanden v. Klein-Azië

15
het karakter van de barbaarse vestiging:
• sterk uiteenlopende karakters van vestiging
 gemeenschappelijk: nieuwkomers waren overal kleine minderheden
- kleine groep niet in staat tot gebiedbeheersing van enige betekenis  zitten in versterkte
centrumplaatsen, en terroriseren autochtone grootgrondbezitters (N-Afrika: Vandalen)
- variant: vestigingspatroon met overname van het Romeinse belastingsstelsel
 krijgen nog altijd belastingsuitkeringen in natura  tijdelijk, later gebiedsoccupatie
 zien we bij de Ostrogoten in Italië
- kolonisatie als primaire drijfveer van de invallen  nog steeds kleine aantallen

elementen van politieke organisatie: chiefdoms, Gefolgschaften, koningschap:


• de N-barbaren waren geen ‘stammen’ maar waren chiefdoms (meer politieke organisatie)
 vorming v. lokale elites die hun machtspositie (als het moet) met geweld kunnen handhaven
 gewapende volgelingen & bondgenoten, aan zich gebonden door materiële gunsten
 materiële gunsten: nood aan geregelde oorlogsbuiten of agrarische overschotten
 worden omgezet door leiders in prestigegoederen voor de krijgers of bondgenoten
= gift-exchange systeem  men vecht en krijgt in ruil een deel van de buit
 vervaardiging v. prestigegoederen vereist economische specialisatie (handwerk, handel)
 maatschappelijke ongelijkheid werd veelal religieus gesanctioneerd
• in Romeinse bronnen spreekt men van comitatus (Gefolgschaft)
 duidt op relatie tussen leider en volgeling met wederzijdse plichten en verwachtingen
 verschilt toch in omvang/functie van de Romeinse clientela
 bij de Romeinen diende dit vooral om politieke positie v.d. leider te versterken
 in de comitatus was de status v. volgeling gegeerd (soort uitverkiezing)
 zijn nog geen vechtmachines, volgelingen pleegden soms verraad of gaven zich vlug over
• barbaren uit het Westelijk deel v.h. Romeinse Rijk vormden koninkrijken (naar Romeins vb.)
 werd dominante staatsvorm in middeleeuws Europa  waarschijnlijk kreeg deze staatsvorm
onder Romeinse invloed langzaam z’n definitieve vorm
 barbaren keken op naar de Romeinen en zagen erkenning als legitimering v. hun macht,
men ging de Romeinen vaak imiteren en trachtte zich te verbinden met de keizerlijke familie
 Romeinen speelden erop in & gaven barbaarse leiders titels om ze te vriend te houden
 religieuze legitimatie: de koningen waren christelijk  ‘herders’ met als taak hun volk leiden
• de barbaarse koningschappen ontwikkelen zich verder in 2 tendensen:  meestal mengvorm
- erfopvolging en dynastievorming (Angelen, Saksen, Langobarden, Franken)
- electie (uitverkiezing) door de belangrijkste aristocratie (Visigoten)
 koninkrijken waren deelbaar: meestal geen territoriale opdeling maar machtsdeling
 bij de Merovingen (Franken) wel opdeling in verschillende rijken

de barbaarse koninkrijken

• Visigoten werden in 507 door Clovis uit Z-Gallië verdreven


 slagen erin hun macht over het Iberisch schiereiland effectief te maken
 betere integratie door overgang van arianisme naar katholicisme
 711: mosliminvasie v. Tarik maakt een einde aan het Gotische Rijk
• 534: Franken veroveren het gebied van de Bourgondiërs
• 533: Romeinse keizer herovert N-Afrika v.d. Vandalen (Tunesië = graanschuur v.d Oudheid)
 zwakheid v.d. Vandalen was dat ze na het vermoorden van grootgrondbezitters er niet in
slaagden de schakel tussen primaire economie + heersende bovenlaag te herstellen
• Ostrogoten in Italië  veel bronnen door Cassiodorus (Viriae), die nog kanselier geweest is
 Theoderik voerde een dictatoriaal bewind met steun van de ambtenarij + aristocratie
 beschermde in ruil de doorgangen naar de laars van Italië
 na dood Theoderik heroverde Justinianus Italië in de Gotische oorlogen
• Langobarden: hun rijk in N-Italië wordt in 774 door de Franken veroverd
 hebben zich toch geïntegreerd tussen de bevolking (i.t.t. wat vijandige bronnen zeggen)
 rechtszekerheid door eigen rechtssysteem, overname van het proto-Italiaans als taal

16
 brachten stedelijke samenleving tot stand + bestuurden vanuit stedelijke kernen (civitates)
 elite bestuurde onder titels als hertog: beheer van domein en inkomsten
 ½ v.d. inkomsten mochten ze houden, het ambt werd erfelijk + ruime zelfstandigheid
• 500: snelle opgang v.h. Frankenrijk
 eerst verschillende krijgsheren
 481: Clovis volgt Childerik op
 breidt het rijk uit
 507: verslaat de Visigoten en
verovert Acquitanië + ZW-Gallië
 schakelt rivaliserende Franken-
rijkjes uit (Ripuarische Fr.)
 na Clovis verovering Bourgondisch,
Bavaars, Alemaans, Thürings gebied
 er worden ook hertogen aangesteld
 soms autonoom maar met tribuut-
betalingen (Langobarden, Saksen)
 soms periodes overheersing,
afgewisseld met autonomie
 o.a. wanneer de hertog zich erg
met het volk identificeert
 relatie met NO-volkeren is 2zijdig:
- enerzijds bedreiging
- anderzijds buffer tussen hen en
de Slaven + leveren rekruten
 de Westfalen & de Saksen
• Groot-Brittannië:
 +/- 500: Angelen & Saksen komen
als foederati binnen, vestigen zich
& vermengen zich met de bevolking
 waren met zoveel dat ze de taal
konden behouden, doch in Cornwall,
Wales, Schotland bleef de Keltische
taal en het eigen karakter behouden
 vele kleine rivaliserende koninkrijkjes ontstaan  uiteindelijk 7 grotere eenheden (Essex,
Sussex, Wessex, Kent, O-Anglia, Mercia, N-Umbria)  Mercia was toen de belangrijkste
 de andere stonden voor bepaalde periode onder de suprematie van Mercia
 bekendste koning v. Mercia = Offa  had contact met Karel de Grote (≠isolatie!)

segregatie of integratie?:
• segregatie: men dacht lang dat barbaren zich van de autochtonen wilden afzonderen door:
- verbod op gemengde huwelijken
- doorvoeren van het beginsel van rechtspersonaliteit  elke etnische groep eigen rechten
- door het arianisme fel aan te hangen
 men begint hier zwaar aan te twijfelen (vb: onderscheid tussen Goti en Romani bij de Goten
doelde op onderscheid burgers en militairen, niets anders)
 rechtssegregatie was geen keuze maar nodig omdat elke etnische groep zich op de eigen
rechtsregels bleef beroepen  maar iedereen werd rechtsbescherming gegarandeerd
 huwelijksverbod alleen in Visigotisch Spanje in de 1ste helft 6de eeuw  bleef beperkt
 ook de godsdiensttegenstelling werd bijna overal getolereerd (alleen in Spanje niet)
 segregatie meestal alleen direct na machtsovername om beloning vr krijgers te garanderen
• integratie: bewijzen zijn talrijker  invallers & autochtone populaties zijn spoedig archeologisch
heel moeilijk uit elkaar te houden + de invallers gaven heel snel & gemakkelijk de eigen taal op
 alleen de invallers in Engeland, Franken, Alemannen, Britten, Magyaren behielden hun taal
 in het Alpengebied ook mengzones van 2 talen die naast elkaar bleven bestaan
 de taalgrenzen gaan hierop terug

17
Proto-natievorming:
• Buiten Italië zorgde deze integratie voor een nieuw besef van samenhorigheid  1 volk
 in deze context (verbonden met het koningschap) heet dit proto-natievorming
 Visigotisch Spanje: koning, volk & land v.d. Spanjaarden (Gothi)  later Hispani
 elders bleef de barbaarse naam behouden: Burgundia, Francia, Anglia
 de namen zijn geldig voor alle inwoners, gelijk van welke afkomst
 ging gepaard met een sterk ‘volk’sgevoel, gezamenlijk verleden, identiteit & lotsbestemming
• ≠ nationalisme! (vandaar proto)
 geen militaire/communicat. mogelijkheden om grote gebieden volledig/continu te beheersen
 verplicht om een grote mate v. lokale & regionale autonomie te tolereren
 ook veel krachten die zich van het centrum willen losscheuren
 succes hing af van geografisch bereik, mate v. onderdrukking + elan v.d. overheersing

de Arabische veroveringen

• 570: Mohammed wordt in Mekka geboren


 622: Mohammed is verplicht uit te wijken naar Medina = begin islamitische jaartelling
 na 7j keert hij terug en neemt Mekka in  vlug een grote invloed op W & Z-Arabië
 onder zijn opvolgers verliep de expansie van de islam in een heel hoog tempo
 eerst N & O v.h. Arabisch schiereiland + de ‘vruchtbare halve maan’
 637: Byzantijnen en Perzen worden verslagen  weg naar Irak & Syrië lag open
 enkele jaren laten worden de Byzantijnen uit Egypte verdreven  Iran + N-Afrika
 na een eeuw zitten ze tot v. in Spanje tot aan de Indus
 centrum is intussen Damascus onder het geslacht der Umayyaden  invloed Syrië/Perzië
• problemen bij de Arabische expansie:
- opvolgingskwesties
- beheersing van het enorme gebied  volledige controle was onmogelijk dus de krijgers
vestigden zich in steden en stadjes
 leken in vele opzichten op de N-barbaarse veroveringen  maar ook verschillen:
a) arabieren stelden zich minder snel open voor socio-culturele integratie
 men wou etnisch zuiver blijven + ook de taal werd opgedrongen
b) hoog ontwikkeld bestuurssysteem (naar voorbeeld Byzantijnen & Perzen)
- de Arabische soldaten kregen soldij v.d. uitkering die de onderworpen bevolking moest
betalen  het te betalen bedrag hing af van de status (militaire eer, etnische groep,…)
 systeem riep spanningen op, o.a. door de ongelijke fiscale behandeling
 begin 8ste eeuw: fiscale gelijkschakeling voor moslims  stimulans voor bekeringen!
 toch bleef de Arabische bovenlaag de macht monopoliseren  749: opstand tegen de
Umayyaden o.l.v. abu-Abbas al-Saffah  kalifaat v. Abbasieden: heerst vanuit Bagdad
• de Abbasieden voeren een centralisatiepolitiek  verdere bureaucratisering
 deze politiek stond of viel met de effectiviteit v. hun machtsmiddelen + militaire steun v. Iran
 overal sluimerde separatisme  9de eeuw: langer periode v. burgeroorlogen/opstanden
 Sawad (gebied v. Bagdad) ging economisch erg achteruit  inkomstenbasis in gevaar
 hervormingsmaatregelen:
- Al-Mutasim experimenteerde met zelfbetaalde legertjes van slaven (= basis voor
toekomstige onvrije elitelegers)  commandanten gaan deel uitmaken v.d. elite
 legers worden professioneler, cavalerie belangrijker (~in Europa)
 mamlukken: klein onvrij korps cavalerie onder een eigen commandant (korpsgeest↑)
- uitgifte van iqta: contracten waarbij een hooggeplaatst persoon het civiele en militaire
bestuur waarnam in ruil voor verlening van de staatsinkomsten voor dat gebied
 lijkt op feodo-vazallitisch systeem in Europa, toch grote verschillen (o.a. manschap)
• 10de eeuw: kalief van Bagdad heeft niet veel macht meer over
 touwtjes zijn in handen v.d. militaire oppercommandant getiteld amir al-umara
 dit ambt gemonopoliseerd door de Buyiden (eigen rijk in Iran) die o.a. de sjiitische traditie
bevorderden (zie H4) en de uitgroei ervan mogelijk maakten
 zorgde voor sterke religieuze tegenstellingen (waarbij kaliefen voor de soennieten kozen)

18
• eigen vorstendom v.d. Buyiden was symptomatisch voor het uiteenvallen v.h. eenheidsrijk
(de eenheid was niet langer een Arabisch Rijk maar eerder de Islam was de gemene deler)
 in 750 was de laatste der Umayaden al ontkomen naar Cordoba en bleef daar aan de macht
 10de eeuw: ≠ vorstendommen scheuren zich los van Bagdad, maar nog min of meer loyaal
 de noordelijke afscheuring zorgde voor militaire verzwakking  kleine vorstendommen
(Armenië, Koerdistan) werden onder de voet gelopen door Turken of Byzantijnen
 toch bood het regionalisme ook kans op nieuwe kernvorming
 Fatimieden grepen met steun van anti-arabische groepen de macht
 trachten te vergroten naar Egypte (969: bouwen Kairo) & Maghreb
 veroveren Palestina en Syrië + versterken zich dan door het Mamlukkensysteem
 bleven nog tot midden 11de eeuw overeind
 tegen eind 10de eeuw 3 kalifaten: Fatimieden, Umayyaden & Buyiden/Abassieden
• de Fatimieden hadden een groot prestige  weinig problemen met opvolging
 lieten familie weinig a.d. macht, om geen concurrentie van hen te hebben ( Abassieden)
 waren erg tolerant op vlak van religie (drongen sjiisme niet op)
 Caïro kende grote culturele bloei en intensieve handel met India, Afrika
& de Middellandse zee  werd het centrum v.d. islamitische wereld i.p.v. Bagdad

19
Hoofdstuk 4: Christendom & Islam: de vestiging van 2 wereldreligies

de christelijke Kerk in de overgang van Oudheid naar Middeleeuwen

• laat antieke religieuze voorkeuren: in de late Oudheid ging men zich afkeren van de klassieke
goden en zocht men aansluiting bij filosofische stromingen die neigden naar het geloof in 1
goddelijke kracht
 neoplatonisme, mystieke sekten  vooral religies met boodschap v. redding & reïncarnatie
 Christendom gaf uiting aan deze boodschappen (Christus overwint de dood)
 toch was het Christendom hierin niet uniek
 onderscheidde zich in het universele appèl en zijn ethiek (onbaatzuchtige naastenliefde)
 men keek op naar deze solidariteit en christenen voelden zich moreel superieur zodat ze
standvastig bleven in tijden van vervolging
 enige andere godsdienst met universele pretenties was het jodendom
 christendom was ontstaan als Joodse sekte en wist belangrijke religieuze teksten te
bemachtigen (O.T.  belangrijke overwinning op het jodendom) + het N.T. kreeg gestalte in
de vorm van evangeliën, brieven  christenen worden het nieuwe uitverkoren volk, een
nieuw verbond tussen God en zijn volk word gesloten, i.p.v. het oude verbond
 de joden waren sinds begin 3de eeuw door de Romeinen gedwarsboomd, en nu het
Christendom in 311 toegelaten werd ontplooide dit zich in discriminerende maatregelen
 joden en christenen mogen niet trouwen, joden mogen geen christelijke slaven hebben
 tijdens middeleeuwen minder, joden waren door de kruisiging van het pad afgeweken en
dienden nu als negatieve spiegel voor de christenen  toch antisemitisme in Visigotisch
Spanje (1ste helft 7de eeuw), maar dan weer bescherming in het Karolinigsche Rijk
• 312: Constantijn bekeert zich tot het Christendom  ging voorzichtig te werk bij het
inburgeren van de nieuwe godsdienst door tegelijk nog te oude te steunen
 liet zich pas dopen op zijn sterfbed
 pas vanaf Theodosius I (379-395) werd het christendom staatsgodsdienst
 300: 10 tot 25% v.d. bevolking was christen, 400: reeds 50%
 schaduwzijde: groeiende intolerantie t.o.v. andere godsdiensten
+ de andere godsdiensten waren wel nog bevredigend ondanks wat men beweert
 hele 4de eeuw massale tegenstand tegen het christendom
 men probeerde de weerstand te breken: zacht & hard (terreur tegen oud-heiligdom)
 er kwamen heidense martelaren (400: Hypitia), Theodosius bevoordeelde de
christenen bij verdeling van ambten en bedreigde heidenen met straffen
 vervolging, op z’n hoogtepunt onder Justinianus (2de helft 6de eeuw)
• versterking v.h. succes v.h. christendom door 3 meer institutionele factoren:
- leidende rol die de keizer en de bisschop van Rome (paus) voor zich opeisen
- snel groeiende rijkdom van de Kerk
- strakke organisatie in bisdommen (geënt op de civitates)
 bepalend voor de richting waarin de Kerk zich daarna zou ontwikkelen

de verhouding tussen keizer en paus:


• theocratisch gezagsidee: de hoogste gezagsdrager moet zich alleen verantwoorden voor God
 leidde tot 3 verschillende opvattingen over de verhouding wereldlijk & geestelijke macht:
- caesaropapistische opvatting: hoogste wereldlijke machthebber is ook Kerkhoofd
 de keizers v.h. Romeinse of Byzantijnse Rijk hebben zich altijd zo beschouwd
het waren aardse verlengstukken van God en gaven leiding + beschermden de Kerk
 ook de barbaarse koningen van het Westen hielden er deze visie op na
- hiërocratische opvatting: hoogste geestelijke autoriteit (paus) heeft universeel gezag
 eind 5de eeuw: paus Gelasius I formuleert schijnbaar compromis: ‘tweezwaardenleer’
 schijnbaar dualisme maar in laatste instantie zou het geestelijk gezag superieur zijn
 radicale pausen (11/12de e) baseren zich hierop voor hun hiërocratische opvatting
- dualisme van gescheiden wereldlijke macht en kerkelijk gezag als 2 autonome sferen

20
• strijd om de hoogste macht was in het Westen veel zwaarder dan in het Oosten
 in het Oosten was de strijd tussen keizer en patriarch van Constantinopel ongelijk
 in het Westen een titanenstrijd tussen (Duitse) keizer en paus
 begin 8ste eeuw: Byzantijnse keizer verliest controle over Rome en dit betekende het
einde van zijn zeggenschap over de paus  3 zaken vergroten de kloof:
- Byzantijnse aantasting v.h. gezag v.d. Kerk v. Rome in Z-Italië & Sicilië
- Koppige voorkeur v.d. keizers voor het iconoclasme (gezien als ketterij door de pausen)
- Bedreiging v.d. Roomse Kerk door de Langobarden, en de keizer die onvoldoende
bescherming kon bieden  pausen zoeken bondgenoot: 750: Rooms-Frankische alliantie
 paus Zacharias erkent Pippijn de Korte als opvolger v.d. Merovingische koningen
 Pippijn komt tussen in Italië in voordeel v.d. paus
 erkenning Res Publica Sancti Petri: ontstaan pauselijke staten (rond Rome &Ravenna)
 aan de eigenlijke schisma’s lagen altijd dogmatische kwesties ten grondslag
 daarna steeds weer toenadering tussen O & W-Kerk  1450 gelukt, tot val v.h. O.R.R.

materiële rijkdom, accumulatie & redistributie:


• enorme rijkdom = 2de factor in het succes v.d. christelijke Kerk  te danken aan de overname
v.d. vermogens v. heidense heiligdommen + schenkingen v. keizers & bemiddelde particulieren
 sleutelpositie in de maatschappelijk herverdeling v. inkomen door welzijnszorg  zorgt voor
politieke macht & moreel gezag in brede lagen v.d. bevolking (diaconieën = welzijnscentra)
• de rijkdom zat niet in een centrale kas  verdeeld over afzonderlijke instellingen (kloosters,..)
 verdere vergroting van de vermogens vanuit 2 richtingen:
- stroom van schenkingen door leden v.d. aristocratie (bouwden zelf kerken, e.d.)
 ‘eigen-kerkensysteem’: heel wijd verbreid in de vroege Middeleeuwen
 Adelskirche: Kerk van en voor de aristocratie: alle hoge ambten waren voor de adel
 motieven: verzekering v. zielenheil, bezit v. kerk/klooster bood prestige + inkomsten,
familiegoed werd uit handen van koningen gehouden en in ongedeelde staat bewaard
- van onderop gevoed door de middengroep van vrije boeren  heffing van tienden
 belasting op agrarische productie als ‘offer’ (vanaf 6de eeuw, algemeen in 9/10de eeuw)
 9/10de eeuw: specifieke bestemming: ¼ voor de bisschop, ¾ onderhoud geestelijken
 zorgde voor verzwaring van de leefomstandigheden + kwam meestal toch niet goed
terecht (corruptie: adellijke bezitters eigenen zich het grootste deel toe)

Kerkelijke organisatie

de geestelijkheid en haar taken:


• ook de voortreffelijke organisatie van de Kerk is van grote betekenis geweest voor het succes
 Kerk had al vroeg een professionele clerus, die het volk op het goede pad moesten leiden
 reeds in de vroege Middeleeuwen een kerkelijke hiërarchie:
 8 graden: 4 lage (exorcist), 4 hoge: diaken, subdiaken, priester, bisschop
 alleen bisschop heeft leergezag, alleen de bisschop/priester mag sacramenten toedienen
 wie geestelijke wou worden werd de kruin geschoren en kreeg een aspirant status
 genoot wel al voordelen: moet voor misdaden enkel voor kerkelijke rechtbank verschijnen
+ heeft geen fiscale of militaire verplichtingen (al in 4de eeuw, maar pas in 12de vastgelegd)
 sacramenten (later tot 7 herleid) waaronder:
- eucharistie: herdenking laatste avondmaal, gunst werd afgesmeekt
- doop: initiatie + schoonwassing v. zonden. vroeger meestal op sterfbed, later na
geboorte toegediend. Peetouders komen voor het eerst ter sprake vanaf de 6de eeuw
- biecht: bekennen, absolutie, penitentie  eerst openbaar, later privaat
 geheel van rituelen en formules bij sacramenten = ‘liturgie’ (dienst)
 tijdens de mis bijbelteksten uitleggen  vereist betere scholing van hoge geestelijken
dan van lage geestelijken, toch blijkt uit bronnen dat dit nog niet veel voorstelde
 van hogere geestelijken werd een hogere moraal geëist  pas echt toegepast in de
Karolingische tijd  priesters gaan samenwonen (=kanunniken vormen een kapittel)
 hielden zich strikt aan de kerkelijke gedragsregels
 geen kloostergeloften, wel individueel bezit, kapittel is niet gesloten (≠monniken)

21
 kerkelijke discussie over de morele kwaliteit v.d. clerus zorgde voor invoering v.h. celibaat
in de late Oudheid  alleen nog maar voor hoge clerus (in het Oosten enkel bisschoppen)
 pas in de 11de eeuw ook celibaat voor priesters, in het Oosten mochten getrouwde
mannen priester worden, maar priesters niet meer trouwen.
 lage geestelijken mochten ook trouwen, maar slechts 1 keer

de kerkelijke hiërarchie: episcopaat en diocees:


• bisschoppen werden de centrale as ambtsdistrict = ‘diocees’ of ‘parochie’ (~grenzen civitas)
 dichtheid v.d. bisdommen in het mediterrane gebied was veel groter dan in W-Europa
 343: concilie v. Sardica : alleen plaatsen met enige importantie krijgen bisschopszetel
 pausen waren terughoudend om het aantal bisdommen uit te breiden
• bisschopspositie was een sleutelfunctie in 2 opzichten:
- ze vertegenwoordigden de christelijke Kerk en haar waarden op regionaal niveau
- ze hadden een belangrijke inbreng in het wereldlijk bestuur (zie H6)
 kwamen vaak uit aristocratische families
• 5 belangrijke taken van de bisschoppen:  bisschoppelijke verantwoordelijkheid!
- waken over de juiste geloofsopvatting + oefenen leergezag uit door preken, concilies,
schrijven v. bijbelcommentaren/verhandelingen over de christelijke leer of moraal
- toezicht op correcte toepassing kerkelijke regels/voorschriften + gaven er zelf nieuwe
- wijden nieuwe geestelijken + directe supervisie over geestelijkheid binnen hun diocees
- spraken recht over geestelijken en over zaken van Kerk, geloof & christelijke moraal
 sedert de late Oudheid namen de aartsdiakens deze rechtspraaktaak over
- beheerden het vermogen v.h. bisdom + moeten genereus aan liefdadigheid doen

metropolitanen en aartsbisschoppen, patriarchen en paus:


• metropolitanen = bisschoppen van de grote steden (hebben hogere status)
 in de 7de/8ste eeuw werd deze positie verdrongen door die van de aartsbisschop (was eerst
een eretitel, gegeven door de paus, meestal met een speciale taak  vb.missionering)
 597: monnik Augustinus wordt 1ste aartsbisschop in Canterbury  Angelsaksen bekeren
 later ook op continent + onder Karel de Grote worden aartsbisdommen groepen diocesen
• nog een hogere hiërarchische laag  patriarchen of ‘aartsvaders’ (sinds concilie v. Nicea)
 eerst 5 patriarchaten in O.R.R.  uiteindelijk strijd om allerhoogste plaats tussen de
patriarchen v. Rome en Constantinopel  die van Rome (de paus) heeft glansrijk gewonnen
 vooral door groot prestige van Rome en zijn bijzondere plaats in de heilsgeschiedenis
 heeft nog lang geduurd vooraleer keizer Justinus I deze overwinning erkende
 men moedigde dit aan door op het zogenaamde graf van Petrus de voorganger v.d. St.-
Pietersbasiliek te bouwen  paus zat nog niet in het vaticaan, maar nog in het Lateraan
(keizerlijk grondgebied in O-Rome)

Kerkelijke deelgemeenten:
• alleen in de grootste steden was de kerkelijke organisatie in de vroege Middeleeuwen onder
het niveau van bisdommen al duidelijk verdeeld in kerkelijke deelgemeenten met eigen kerk en
priesters  parochies
 op het platteland was de vorming hiervan heel geleidelijk + ging samen met bredere
geloofsverbreiding  in Gallië pas in de 6de eeuw begonnen, en pas afgerond in de 9de eeuw

Kerkvergaderingen:
• ook de vergadercultuur van de Kerk heeft bijgedragen tot de interne eenheid
 begon met bisschopvergaderingen (vroege Middeleeuwen) groeide naar synoden,concilies
 vaak regionaal, maar soms ook alle bisschoppen uit het hele rijk = oecumenisch concilie
 325: Nicea, later steeds meer in Constantinopel, 649: in het Lateraan te Rome,
 787: Nicea = laatste waar O & W-bisschoppen bijeenkwamen  nadien zette het Westen
de traditie v.d. oecumenische traditie verder (1123), de Griekse Kerk deed niet meer mee
• vaak regionale synoden in de barbaarse koninkrijken na de volksverhuizingstijd
 koningen schreven zelf de vergaderingen uit en voerden de besluiten uit
 meer gericht op zaken v. kerkelijke discipline & organisatie i.p.v. dogmatische zaken

22
 vooral bij de Karolingers gebruikt om hervormingen van clerus en klooster door te voeren
 leek op permanente reformatie: Concilium Germanium (741) + hervorming van 816-17
onder Lodewijk de Vrome spoorden de kloosters aan de regel v. Benedictus aan te
nemen + seculiere geestelijkheid om zich aan de kerkelijke regels te houden (in kapittel)
 ook voor leken: regels voor huwelijk en echtscheiding
 kerkelijke hervormingsmaatregelen werden zoals wereldlijke in capitularia (edicten) gezet

geloofsleer, orthodoxie en heterodoxie

• hoofdtaak v.d. concilies = vaststellen wat de geloofsleer eigenlijk inhield  hoe moet de Bijbel
worden geïnterpreteerd? (volgens Philo op 3 niveaus: historisch, moreel en allegorisch)
 4 ‘grote kerkvaders’ waren de bisschoppen Ambrosius v. Milaan en Augustinus v. Hippo, de
kerkgeleerde Hiëronymus (400) en paus Gregorius I de Grote (590-604)  Hiëronymus
maakte een Bijbelvertaling (de ‘Vulgaat’) die standaard werd
 hadden leergezag, beslisten de bijbelinterpretatie en legden de basisteksten vast
 verslagen (acta) en besluiten (canones) v.d. oecumenische concilies hadden leergezag
 oorspronkelijk had de paus minder gezag  Honorius I werd veroordeeld op het 6de
oecumenische concilie in Constantinopel  op den duur kreeg de paus wel meer
bevoegdheid, kon bindende regels scheppen op voorwaarde dat de kwestie aan hem werd
voorgelegd  oorspronkelijk waren de concilies dus meer regelgevend
 Aurelius Augustinus heeft het meeste invloed gehad
 schreef de meestgelezen traktaten, brieven & preken (Confessiones, De civitate Dei)
• de betrekkelijke openheid van deze discussiecultuur had ook gevaarlijke kanten:
 interne meningsverschillen bedreigden de eenheid van de Kerk
 ketterij (<heresia= keuze) = term voor gelovigen die het niet met de geloofsleer eens
waren (≠heidens)  veel ketterij, zelfs binnen de Kerk
- vb: aard van Christus: monofysieten zeggen Goddelijk, nestorianen zeggen menselijk
 synthese: monotheletische richting: beide naturen maar slechts 1 wil
 Arianisme: Chr. heeft goddelijke natuur, maar ≠ God want die heeft hem geschapen
 451: concilie v. Chalcedon : 3 goddelijke personen, Christus is de enige met 2 naturen
- donatisme (<Donatus): idee v. zuiverheid staat centraal  trouw a. h. geloof boven alles
- pelagianisme (<Pelagius): Kerk omvat enkel spirituele elite hoog gemotiveerde gelovigen
 volgens Augustinus ontleent de Kerk heiligheid a.d. sacramenten, niet de gelovigen
iedereen moet mogen geloven, pas een veroordeling bij het Laatste Oordeel
 Pelagius zegt dat iedereen zelf mag kiezen tussen goed of kwaad ( Augustinus)
 Augustinus hing de absolute goddelijke predestinatie aan: vrije wil en voorbestemming
gaan hand in hand  529: synode v. Orange: verworpen als fatalistische overtuiging
 voortbestaan sommige heterodoxe opvattingen werd door verschillende factoren geholpen
- gerekt door openlijke sympathisering ervan door heersers
 iconoclasme (aanbidding van iconen) werd lang door de keizers v. Byzantium
aangehangen  na 843 afgezworen
 soms gezien als heiligschennis en uitvoering van beeldenstormen
 later gezien als didactisch voor ongeletterden (Gregorius de Grote)
- geholpen door verbinding met sluimerend regionaal separatisme
 nestorianisme in Iran, donatisme in N-Afrika
 monofysitisme in Armenië, Syrië & Egypte  groeide tot Koptische Kerk

Heiligheid en heiligen:
• de Kerk haalde veel kracht en respect door de langdurige vervolging en haar martelaren
 martelaren werden heiligen & toen christendom staatsgodsdienst werd vergrootte de
verering van heiligen enorm (zoals men vroeger de martelaren had vereerd)
 het graf v. e. heilige gaf een kerk prestige  omdat er ter weinig heiligen waren werden hun
lichamen in relieken verdeeld & over verschillende kerken verspreid + men gebruikt iconen

23
• na de vervolging rees de vraag van hoe iemand nu heilig moest worden verklaard
 Oost.: reputatie v. uitzonderlijke deugdzaamheid volstaat (sociale achtergrond geen rol)
 West.: abten, bisschoppen, vrome aristocraten  plaatselijk toegekend zonder paus/concilie
 nadien ging de betekenis verhevener worden: heiligen worden bemiddelaars tussen God en
de gelovigen  spirituele bijstand en materiële ondersteuning
 men hoopte bij offers op goddelijke interventie  mentaliteit voor wat hoort wat
(~ ruilbetrekkingen bij functioneren van aristocratische netwerken in de Vr. ME zie H5
• echte heiligen konden wonderen verrichten  werd gebruikt als propagandamiddel bij
geloofsverbreiding en in de levensverhalen van heiligen (vitae) verweven
 was nog steeds in het Latijn: vooral voor de clerus zelf bedoeld  vaak als inspiratiebron
voor preken gebruikt (verzameling van bisschop Gregorius v. Tours: Liber vitae patrum)

monnikendom & kloosterwezen

• in de vroege Middeleeuwen waren de monniken de belangrijkste dragers v.h. Christendom


 stammen al uit de 3de e waar gelovigen zich reeds terugtrekken uit de wereld (Syrië, Egypte)
 hoopten zo de redding van zichzelf én hun medechristenen te bereiken:  sommigen deden
het in eenzaamheid, in kleine gemeenschappen (klooster), in een tussenvorm
 kloosterwezen kreeg in het Westen de overhand en is nooit meer verdwenen
 sloten zich deels aan bij het antieke ideaal (via onthechting v. materiële/fysieke behoeften
wijsheid & geestelijke vrijheid te bereiken) maar hadden deels een eigen karakter
 door materie & wereld te verzaken kunnen ze de genadeverlenende werking v.d.
sacramenten handhaven (pelagiaanse inslag)  ≠ gelovigen zondigen onvermijdelijk
 door groeiende betekenis van het kloosterwezen gingen monastieke opvattingen de norm
voor de hele samenleving vormen  de-secularistaie v.d. westerse cultuur door
verstikkende invloed v. monastieke idealen (i.v.m. wereldverzaking, seksuele onthouding,...)
 de Kerk beschouwde de hele clerus als 1 juridische status zodat 1 geestelijke stand werd
gevormd  monniken lieten zich vaak tot clericus wijden
 vrouwen mochten alleen monnik of kanunnik worden, wel met dezelfde voordelen
• vroege Middeleeuwen: nog geen overzichtelijk gestructureerd kloosterwezen
 Kerk had er weinig vat op  orde groeide toen de gemeenschapsvorm geleidelijk ging
overheersen  Kerk ging regels invoeren, reeds bestaande goedkeuren, abten benoemen
 een enorme verscheidenheid aan voorschriften bestond  4 grote tradities overheersen:
- Martinus : experimenten in Gallië (ook Cassianus)
- Honoratus & Cassianus : introduceerden de oosterse ascetische opvattingen in Gallië
- Peregrinatio (typisch Iers): monniken trekken de wereld in om het geloof te verkondigen
en nieuwe kloosters te stichten  gezien als vorm v. martelaarschap (sociale dood)
 ook op het continent: Ierse invloed op Frankische kloosterwezen
- Benedictus: stichter v. 3 kloosters in Italië  regel v Benedictus
= verwerking oudere militaristische regel uit de 6de eeuw  continentaal succes
 geen persoonlijke bezittingen, klooster niet verlaten (op dezelfde plek blijven: =
stabilas loci), kuisheid, gehoorzaamheid a.d. abt (was soms moeilijk, velen waren
aristocraten en gewoon te bevelen), strakke dagordening, ‘ora et labora’/’bid en
werk’ (lezingen, gezangen, studie, schrijfwerk, onderwijzen)
 succes te danken a.d. steun v. paus Gregorius de Grote + Frankische kerkhervormers
 nog geen ‘orde’ of overkoepelende benedictijnse organisatie (pas in de 11de eeuw)
 regels staken echter niet zo nauw  veel aristocraten + overgave aan wereldse genoegens

verbreiding van het geloof

missie en bekering:
• christendom had steeds een grote missioneringsdrang (verankerd in de evangeliën)
 pas na erkenning in 311 echt begonnen  Augustinus wou missioneren maar zonder
geweld, hij wou overtuigen (alleen bij ketters mocht men geweld gebruiken)
 450: St.-Patrick (en later Columbanus) bekeert Ierland  abten waren daar de echte leiders

24
• elders zorgden barbaarse invallen voor een tijdelijke terugtocht v.h. christendom
 vooral in grote steden aan de limes, grensforten (Keulen,…)  bisschoppenreeks langdurig
onderbroken vanaf het begin v.d. 5de eeuw
 toch hebben de barbaren zich verbazend vlug bekeerd (alhoewel vaak tot het arianisme)
• +/-500: Clovis laat zich bekeren (=elitebekering) getuigt van sterk politiek inzicht:
- hij had steun nodig v.d. katholieke Gallo-Romeinse elite voor zijn overheersing in Gallië
- zijn aartsvijanden de Visigoten waren ariaans
- zijn doop gaf hem een goddelijke dimensie bij
 deze bekering werd algemeen voor zijn volk!  bij de bekering v.e. huishouden moest de
hele familia volgen net zoals bij een grootgrondbezitter alle slaven & horigen moesten volgen
 ook al werden de Franken nu als katholiek beschouwd, de feitelijke bekering duurde veel
langer (missionarissen bleven nog werkzaam in het rijk tot minstens 150 jaar later)
 dit schema van barbaarse bekering zou zich nog vaak herhalen, meestal uit politiek
opportunisme door vijandige druk van buitenaf of om voordelige allianties te sluiten
 échte bekering was er niet steeds (vb. Redwald van O-Anglia bleef ook de oude goden
nog vereren = double insurance policy  keuze pas bij de dood (<Beda Venerabilis))
 begraving met bezit kan hiervan getuigen, maar kan ook sociaal prestige reflecteren!
• kerstening v.h. Frankische Rijk op het continent verliep wel stelselmatig gewelddadig! ( Eng.)
 kerstening ging hand in hand met pogingen om de Frankische macht uit te breiden
 Friezen, Saksen, Slaven, Baskenland,…  Amandus in Baskenland en Slavisch gebied
 veel missionarissen kwamen van Engeland
 Friezen: Willibrord werd er aartsbisschop te Utrecht
 veel verzet tegen de Franken totdat Karel Martel hun verzet brak
 Saksen: Winfried (St.-Bonifatius) werd aartsbisschop v. Mainz (745) + sticht klooster v.
Fulda. Hij kreeg echter weinig Frankische steun waardoor de missie traag vorderde
 had meer succes in Beieren, maar werd in 754 in Friesland vermoord door rovers
 Saksen bekeren zich pas echt na militaire onderwerping door Karel de Grote, maar
toch nog een opstand o.l.v. Widukind  neergeslagen en Widukind moest zich dopen
en Karel de Grote was zijn peetvader  gelijkaardig was in 826 de doop van Harald
Klak (DM) met Lodewijk de Vrome als peetvader, & in 865 van Boris (Bulgaarse Khan)
met de Byzantijnse keizer Michael III als peetvader (= symbolische daad)
 toch nog veel opstanden en de elite die zich liet dopen werd gezien als collaborerend
met de Franken  veel tegenstand, Christendom vorderde aldus pas na 10tallen jaren
 door de vele weerstand begint men zich vragen te stellen bij het gebruik v. geweld
 796: kerstening zonder geweld werd officieel Frankisch beleid (bij onderwerping Avaren)
 andere tactiek is autochtonen als missionarissen sturen (Liudger, bisschop v. Münster)
• uiteindelijke bekering v. Scandinavië werd door de Ottonen v.h. Duitse Rijk gedragen
 960: de koning v. Denemarken bekeert zich  christendom hield er vooral stand doordat de
kerstening gepaard ging met enorme militaire en politieke successen (verovering Engeland)
 een adelskirche of eigen-kerkensysteem gaat zich vestigen
 1000: Noorwegen en Zweden bekeren zich  het volk komt echter achter: nog tot 12de
eeuw heidense rituelen in Uppsala  1164: bisschop Sigtuna wordt aartsbisschop in
Uppsala en maakt een einde aan deze rituelen
 christendom is dan in volledig Middeleeuws Europa verspreid: begin 11de eeuw zelfs Ijsland,
en kort na 1125 Groenland
• het Duitse Rijk zat ook achter de bekering v.d. Wenden (Slaven ten oosten v.d. Elbe)
 ging hand in hand met pogingen tot militaire onderwerping (~bij Friezen & Saksen)
 grote tegenslag: 983: grote opstand v.d. Wenden waarbij Hamburg in de as wordt gelegd
 pas na 2 eeuwen aanvaarden de Wenden het christendom definitief  succes door:
- kruistocht  waren meer plundertochten onder paus Eugenius III
- kolonisatie  Duitsers in de dunbevolkte gebieden ten oosten v. Weser, Elbe, Oder
- kloosterstichting  bij de kolonisatie en kruistochten werden vele kloosters gesticht

25
 in centraal Slavisch gebied overheersten Bohemen & Polen  Duitse invloed maar geen
militaire onderwerping  begin 10de eeuw hebben eerste Boheemse vorsten zich bekeerd
 kerstening v. Polen is vanuit Bohemen ondernomen door Voitecht-Adelbrecht (997:
gedood in Pruisen  vlug vereerd als martelaar)
 Z-Slavisch gebied: missionering vanuit 2 richtingen: Salzburg en Aquileia in half 9de eeuw
 concurrentie vanuit het Byzantijnse Rijk! = machtstrijd
 2 hoofdrolspelers: Khan v. Bulgarije en vorst v. Moravië  kregen telkens steun v. 1 kant
 Byzantijnse missionarissen (Kyrillos & Methodios v. Thessaloniki) hadden eerst een
voorsprong door hun beheersing v.h. Slavisch én het opstellen v.e. Slavisch schrift (=
betere communicatieve mogelijkheden: bijbel in volkstaal)  bijbel in Slavisch
grenst volgens de Franken aan ketterij
 compromis: paus keurt Slavisch goed als kerktaal, de Kerk van Bulgarije staat onder
Byzantijns gezag en de Kerk van Moravië en Pannonië onder Rooms gezag
 het Westen heeft er echter niet lang van genoten  M. & P. werden onder de voet
gelopen door de Magyaren (Hongaren)
 bij de kerstening v.d. Magyaren werd het hele spel herhaald 950: anti-Bulgaars verdrag
tussen Magyaren en Constantinopel + de Magyaarse heersers laten zich dopen (Waik,
later Stefan, die na zijn dood in 1038 als heilige werd vereerd)
 hetzelfde gebeurde even later met de vorsten van het Russische Rijk v. Kiev
 het Westen wist de Magyaren echter te overwinnen zodat Hongarije bij de Roomse
Kerk ging horen. Kiev bleef bij de Griekse Kerk
• rond midden 11de eeuw (800j na doop Constantijn) was bijna heel Europa christelijk
 alleen de Balten, Esten en Finnen nog niet  missionarissen hadden het erg lastig
 pas diep in de 14de eeuw slaagde men in de kerstening
 maar intussen in 1171 was de pauselijke bul Non parum animus noster uitgevaardigd die
de strijd tegen de moslims gelijkstelde aan de strijd tegen de heidenen in het noorden (=
een soort vrijgeleide voor jacht op de Balten)  vanaf 1230 verplaatst de militaire activiteit
v.d. Duitsers zich naar daar, maar de Balten lieten zich niet volledig onder de voet lopen
 echte kerstening dus pas wanneer de plaatselijke vorsten & aristocratie bekeerden

kerstening en syncretisering:
• christelijke historici hadden een eeuwenlang monopolie op geschiedschrijving
 verkeerd beeld van de kerstening van Europa ontstaat  nood aan bijstelling:
- kerstening verliep veel langzamer dan vaak wordt gedacht
- het nieuwe geloof drong minder volkomen door dan men dacht
 verschil tussen vertraagde sociale penetratie (bereikte de massa later dan de elite) en
vertraagde mentale penetratie (geloof was lang slechts oppervlakkig en uiterlijk)
 verinnerlijking pas bij intensieve pastorale ondersteuning  was lang v slechte kwaliteit
 1ste pogingen: Karolingische Rijk maar gericht op moraal & niet op religieuze instructie
 ander obstakel = dat de Bijbel enkel in het Latijn bestond  pas in 7de eeuw teksten in de
volkstaal in Engeland, pas na 800 in het Karolingische Rijk  Latijn bleef norm tot 13de e
• bekering verliep aldus niet zo vlot, maar men probeerde het wel
 men vernietigde cultusplaatsen, maar had een ambivalente techniek: men vernietigde wel
de afgodsbeelden, maar bouwde vervolgens de heidense heiligdommen om tot kerken
 gebeurde zelfs in Rome met het Pantheon onder Bonifatius IV
 men toonde zo de superioriteit v.d. Kerk, en had toch nog respect voor de verliezers
• men hecht steeds minder waarde aan de kersteningsgeschiedenis vanuit christelijk perspectief
 mens preekt liever van syncretisering: versmelting van oude & nieuwe geloofsovertuigingen
 komt tot uiting in:
- tijdsaanduiding van maand en dag zijn van voorchristelijke herkomst, alleen de jaartelling
en feestkalender zijn verchristelijkt (behalve midwinter en zomervieringen)
- identificatie van heidense goden en praktijken met christelijke heiligen en riten
- een zekere religieuze ambiguïteit bleef lang geaccepteerd
- christelijke praktijken bleven in de vroege Middeleeuwen doordrenkt van magie
 magische werking van relieken ~ die van amuletten en talismannen  nog tot de grote
kerkhervormingen van de 11de eeuw en ook door priesters!

26
de Islam

• de expansie v.d. Islam (=’onderwerping’) verliep veel sneller dan van het christendom
 ligt niet aan de inhoud want beide hebben fundamentele overeenkomsten + joodse wortels:
 1 God, leven na de dood, & bekering tot ware geloof zorgt voor redding in hiernamaals
 bieden een duidelijke levens- en wereldbeschouwing  Islam en Jodendom gaan er het
verst in door geen onderscheid te maken tussen wereldlijk en geestelijk recht
 de islamitische wet (sharia) en gezag kent geen scheiding wereldlijk/geestelijk gezag
de kalief is zowel staatshoofd als leider van de geloofsgemeenschap
 men zag de wereld ook in 2 kampen verdeeld (‘Huis v.d. Islam’ & ‘Huis v.d.Oorlog’)
waardoor een sterke loyaliteit in de Arabische samenleving werd geschapen (buiten de
clan-band)  deze band ondersteunde de spectaculaire Arabische veroveringen
• basis voor de Islam is de Koran: opgesteld rond 650 en in het Arabisch
 Koran mocht enkel in het Arabisch gelezen, beluisterd, geciteerd, gereproduceerd worden
 zorgde voor een grote verspreiding van de Arabische taal als ‘hogere’ taal
 wel werd de Koran al vlug in het Latijn vertaald  ‘men wou de vijand kennen’
 hadith (corpus uitspraken/daden v.d. profeet) wordt als bron van religieus gezag aanvaard
 zijn van generatie op generatie mondeling overgeleverd  uiteindelijk 10.000 gingen rond
 850: 2 selecties los van elkaar opgesteld die sindsdien als standaardcorpus gelden
 de hadith bevat de sunnat al-Nabi (gewoonten v.d. profeet)  soennieten ontstaan
• Islam kent geen hiërarchische geestelijkheid
 vaststelling v.d. waarheid is afhankelijk van persoonlijke exegese
 tot op heden hebben koranleraren een grote invloed (ook maatschappelijk & politiek)
 verschillende interpreteringen zijn echter gevaarlijk voor heterodoxie en spraakverwarring
 oprichting madhhad: beperkt aantal erkende scholen of exegesrichtingen
 fiqh: houdt zich bezig met de studie v.h. islamitisch recht
• ethische aspecten zijn rigoureuzer uitgewerkt + meer verbonden met godsbesef
 meer orthopraktisch, dan orthodox  religieus-ethische verplichtingen zijn eenvoudiger &
nauwkeuriger omschreven, met de 5 pijlers als basis: openbare belijdenis v.h. geloof, het
geregelde gebed, aalmoezen geven, ramadan, een bezoek aan Mekka
 djihad: ((inspanning’) = heilige oorlog  staat omschreven vin de hadith en slaat op
‘inspanning om de islam te verbreiden’  wapengeweld is slechts 1 optie
 voorschriften met betrekking op het dagelijks leven, maar aangezien die per cultuur
verschillen en doorheen te tijd veranderen maken de islamitische geleerden een
onderscheid tussen onaantastbare dogma’s en aanpasbare regels
• ondanks de nadruk op traditie, universaliteit e.d. bleef de islam niet ongedeeld
 eerste afscheiding na overlijden van de profeet: alleen zijn neef Ali zou de ware erfgenaam
zijn en omdat hij niet meteen kalief werd vormen zijn aanhangers de shi’at ‘Ali (partij v. Ali)
 de sjiieten hebben vooral aanhang in Irak & Iran en hebben een eigen traditie en een
eigen geestelijke leider, de imam, die moet afstammen van Ali
 verder splitsingen binnen het sjiisme al voor 1500:
- ‘Twaalven’-richting erkent slechts het gezag v. 12 imams
 12de imam (mahdi) = onsterfelijk = Mohammed al-Muntazar leeft sinds 875 verborgen
ooit zal hij zich openbaren en zijn gezag over de gezuiverde islam doen gelden
- Ismaili-beweging: genoemd naar de zoon v.d. 6de imam Jafar al-Sadiq
 ontstond bij de bedoeïenen v. Syrië en N-Arabië uit onvrede met Abassidisch bewind
 splitsen zich weer in verschillende takken af: Fatimieden, druzen

27
Hoofdstuk 5: samenleving en economie in de vroege middeleeuwen

Door de volksverhuizingen en pestepidemieën v.d. 6de eeuw was de wereld leger geworden
 bevolkingsdichtheid daalt, bossen breiden zich uit  langzaam en gedurig herstel vanaf het
begin van de 7de eeuw  600-1000 = verdubbeling bevolking van 12 milj. Tot 24 milj.

de vroegmiddeleeuwse samenleving

transformatie: de aristocratie:
• demografisch en economisch herstel maakten de vroege middeleeuwen onaangenaam:
 slechte levensomstandigheden (honger, terreur van een kleine gewelddadige elite)
• er gebeurt transformatie v.d. elite  gefolgschaftswezen en gift-exchange systeem kon alleen
overeind blijven in een quasi-permanente staat v. oorlog
 oorlog blijft nog lang een belangrijk deel uitmaken van de cultuur in de vroege
Middeleeuwen  het leger bestond uit een verzameling Gefolgschaften waarvan de
leiders (magnati/rijksgroten) deel uitmaken v.d. koninklijke Gefolgschaft (o.a. K. de Grote)
 toch zijn de tijden reeds veranderd en Karel de Grote is meer dan alleen een krijgsheer uit
de volksverhuizingstijd: blijkt uit 2 dingen:
- een bovenpersoonlijk rijksbelang gaat ook tellen  deel v.d. buit ging naar de kerkelijke
instellingen en aristocratische gezagsdragers
- Karel kon niet langer iedereen die tot hem in een persoonlijke loyaliteitsrelatie stond
permanent om zich heen hebben  intieme relatie heer - krijger maakt plaats voor de
vazallitische relatie, aangepast aan een grotere staatkundige en geopolitieke schaal
 vormgeving van deze relatie ging voort op 2 laat-romeinse tradities die de basis
vormden v.e. nieuw aristocratisch patronagesysteem  uitgiften van land + uitdelen
van hoge (wereldlijke en kerkelijk) ambten
 toch blijven de transregionale aristocratische netwerken nog lang aanwezig door de
uitgestrektheid van het barbaarse rijk
• kunnen we deze vroegmiddeleeuwse aristocratie nu ‘adel’ noemen?  hangt af van definitie
 term komt voor 12de eeuw nauwelijks in bronnen voor + verwijst slechts naar morele kwaliteit
 bij de elite verwijst men naar vooraanstaandheid, rijkdom, pol. & militaire macht, vrijheid,
onafhankelijkheid  deze kwaliteiten zijn overdraagbaar en dus familieattributen
 toch is er nog geen sprake van een hermetisch gesloten stand met toegang door geboorte,
toch moesten de kwaliteiten waargemaakt worden  kwestie van geboorte én levensstijl

degradatie: de vrije weerbare mannen:


• in de laat-Romeinse/barbaarse wereld was de meerderheid v.d. bevolking juridisch vrij
 blijkt uit de barbaarse ‘volksrechten’  wergeld: schadevergoeding voor familie bij doodslag,
waarbij de vrije man de maat was voor de prijsbepaling
 de vrije weerbare mannen hadden 2 publieke taken:
- legerdienst:
 men betwijfelt de efficiëntie v.d. legerdienst bij de Karolingers toen militaire campagnes
steeds langer duurden en de boeren van de landbouw werden weggehouden
 begin 9de eeuw: Karel de Grote neemt maatregelen om de legerdienst v. vrije mannen
te beperken  wie meer dan een bepaalde hoeveelheid land had moest nog, boeren
met minder grond kregen een beurtrol of rusten gezamenlijk een krijger uit
 het belang van de vrije boeren-krijgers nam ook af toen de cavalerie belangrijker werd
 door de verspreiding van de stijgbeugel door de Avaren in W-Europa na 550, werd
strijden te paard makkelijker, en werden ridderlegers opgericht  ridders zijn duur en
hebben een training nodig + behoren vooral tot de aristocratie
 sociale degradatie v.d. niet-aristocratische vrije man  militaire specialisatie vormt
een wig tussen de aristocratie en gewone vrije mannen
 3 duidelijke standen worden gevormd: adel, clerus en derde stand

28
- rechtspraak:
vrije mannen moesten rechtsgedingen bijwonen en indien gevraagd een vonnis uiten
 door schaalvergroting en ingewikkelder worden v.h. recht werd dit een zware taak
 Karel de Grote ontslaat de gewone vrijen van deze plicht en richt de scabini op (=
kleine colleges aristocratische oordeelvinders)  behandelden zaken uit een
uitgestrekt gebied (graafschap e.d.)
• al deze ontwikkelingen zorgen voor een steeds grotere kloof tussen adel en 3de stand
 de publieke maatschappelijke functies v.d. gewone vrije mannen worden ondergraven, en
grondbezit, politieke & militaire macht raken geconcentreerd in aristocratische handen
 wordt nog versterkt door de vorming v.e. brede klasse v. onvrijen: horigen (meestal boeren)
 gevoed vanuit 2 richtingen:
a) boeren stelden zich vrijwillig onder bescherming van grootgrondbezitters tegen de
dreiging van de barbaren
b) de positie van slaven verbeterde (maar men bleef dus nog altijd onvrij  zie verder)
 ook ver buiten de grenzen v.h. vroeger Romeinse Rijk: Ijsland bijvoorbeeld

promotie: de slaven:
• in tegenstelling tot wat sommigen denken was slavernij alom aanwezig i.d. barbaarse wereld
 reusachtige landbouwbedrijven met massale slavenarbeid waren al verdwenen in Oudheid
 onophoudelijke oorlog zorgde voor constante toevoer van slaven in W-Europa
 slaven waren het enige waardevolle in de handel met de islamitische wereld
 slaven waren vooral Slaven, vandaar de naam ook (vroeger waren ‘britten’ ook slaven)
 slavenmarkten gaan zich oostwaarts verplaatsen (Praag, Mainz)  ofwel waren slaven
het slachtoffer van mensenjacht, ofwel door hun ouders verkocht uit armoede of als straf
• standpunt Kerk: misverstand dat Kerk zich ondubbelzinnig tegen slavernij heeft uitgesproken
 de kerkvaders zagen het als het bewijs van de zondigheid van wie in die situatie kwam
 kerkelijke instellingen en hoogwaardigheidsbekleders bezaten zelf grote aantallen slaven
 toch had de Kerk een soort dubbelmoraal en droeg het christendom bij tot het radicale
verdwijnen van slavernij uit Europa  slaven waren ook christen en dus medemensen, dus
moest men ze zo menselijk mogelijk behandelen + deed men er goed aan ze vrij te laten
• ook sociaal-culturele en economische factoren droegen bij tot een relatieve verbetering in de
behandeling van slaven
- vele slaven waren autochtonen en dit verkleinde de afstand tussen meester & slaaf
- structurele arbeidsschaarste stimuleerde het verdwijnen van antieke vormen van slavernij
 zorgde voor versnelde verspreiding van arbeidsbesparende technologie (watermolen)
die slavenarbeid heeft verlicht en deels overbodig maakte
 toch wou de elite zoveel mogelijke grond in cultuur brengen en houden  door slaven op
een eigen stukje grond met behuizing te zetten zodat het verschil tussen hen en de boeren
neigde te verdwijnen  nieuwe klasse van de horigen ontstaat

horigheid, grondheerlijkheid en hofstelsel of domaniaal stelsel:


• horigheid wordt steeds verbonden met 2 typische vroegmiddeleeuwse verschijnselen:
Grondheerlijkheid en hofstelsel
 grootgrondbezitters kregen steeds meer zeggenschap over de boeren op hun land:
- hadden zeggenschap over hun bewegingsvrijheid
- na de dood kreeg de domeinheer het beste deel v.d. erfenis
- domeinheren spraken recht, behalve bij ernstige delicten (dan de koninklijke rechtbank)
 waarschijnlijk hadden deze rechten geen basis en werden ze als natuurlijke macht van de
landheren beschouwd  men spreekt graag van grondheren en grondheerlijkheden,waar
private belangen en elementen van publieke gezagsuitoefening vervlochten zijn
 de uitbreiding van deze grondheerlijkheden ging gepaard met verandering in de wijze
waarop voedseloverschotten uit de landbouw naar de aristocratie gingen:
 ‘surplus-extractie’: overheveling wordt niet aan vrije marktwerking overgelaten maar
onder niet-economische, met grondheerlijke macht verbonden dwang tot stand gebracht

29
 komt het best tot uiting in de peasant-economie: men gaat zoveel mogelijk gebruiken om
zo weinig mogelijk overschotten over te houden (= nodig om eigen bedrijf in stand te
houden  subsistentie- of overlevingseconomie)
 surplus vloeide vooral weg via arbeidsdiensten, levering deel v. opbrengsten, en
gebeurde uitzonderlijk door geldbetalingen  de ‘prijs’ werd bepaald door traditie en
willekeur zodat de lastendruk sterk regionaal kon wisselen
 grootgrondbezit was in het hofstelsel georganiseerd om de surplus-extractie vlot te laten
verlopen  dit waren landgoederen met een duidelijk beheerscentrum
 regionale verschillen in de manieren van exploitatie:
- klassieke of tweeledige vorm: half directe manier, half indirecte manier
 verdeling van akkers in een herenland (v.d. heer) en een hoevenland (v.d. boer)
 in ruil voor gebruik van het hoevenland, leverden de horigen arbeid op het herenland
 er was een onderscheid tussen ‘vrije hoeven’ en ‘onvrije hoeven’ dat waarschijnlijk
teruggaat op verschillen in juridische positie van de oorspronkelijke boerenbezitters
 vrije hoeven werden minder zwaar belast, de rest is onduidelijk
 kwam vooral voor tussen Rijn en Loire: aaneengesloten karakter grootgrondbezit
maakte vorming van grote domeinen mogelijk
 drong ook door in Langobardisch, en later Frankisch Italië
- kleine domeinen met alleen herenland, of domeinen zonder herenland maar waar horigen
uit de omtrek hun afdrachten in natura bij de heer bracht
 aan de overzijde van de Rijn en in Frankisch Italië
- Z-Italië & Sicilië: indirecte exploitatie door grond in pacht te geven, en boeren zijn
verbonden aan de grond (maar zonder geregelde arbeidsdiensten)
- Francia, Catalonië & ten zuiden v.d. Loire: vele kleine boeren & slaven bij de landheren
 we leren de hofstelsels het beste kennen door de polyptieken (inventarisachtige
beschrijvingen van het goederenbezit v. kloosters) v. Karolingische abdijen
 kerkelijke instellingen bezaten zelf ook verschillende (vroon)hoven
 zorgt voor grootschaligheid + interne specialisatie
 deze bronnen zeggen ons dat het hofstelsel typisch Karolingisch was en het doelbewust
bevorderd is  toch vinden we iets gelijkaardig ook in Angelsaksisch Engeland
 er zijn echter weinig van deze bronnen over  zijn deze wel representatief?
• het domaniale stelsel in zijn klassieke vorm bevat beslist een nieuw element t.o.v. reeds
bestaande vormen van surplus-extractie  binding van boeren in het bezit van ‘eigen’
productiemiddelen aan (grond)heren d.m.v. niet-commerciële arbeidsdiensten
 3 algemene factoren leiden tot deze vorm van arbeidsdwang:
- geringe bevolkingsdichtheid maakt arbeid tot een schaars goed
- gebrekkig functioneren van de markten, waaronder de arbeidsmarkt
- teloorgang van publieke belastingheffing in W-Europa
 belastingen boden dus geen alternatieve inkomstenbron  surplus-extractie moet dus aan
de agrarische basis gebeuren
• negatieve kanten: lage oogstopbrengsten, en hoge transport- en toezichtskosten
• positieve kanten: stimuleerde de demografische en economische expansie
 grote horigengezinnen met gemiddeld 5 tot 6 kinderen
 ontginningen vinden plaats vanuit overbevolkte domeinen
 grote domeincomplexen = risicospreiding + arbeidsdeling & specialisatie is mogelijk  komt
de productiviteit en commercialisering ten goede  sommigen groeien uit tot steden (Luik)

30
handel en gift-exchange

• men beschrijft het economisch leven in de vroege Middeleeuwen vaak in termen van neergang,
verval, stagnatie of inertie  dit komt doordat er minder productie op de markt kwam dan in de
late Oudheid + de bodemproductiviteit laag was (door gebrek aan bevolkings & belastingsdruk)
 toch nam technologisch niveau v.d. landbouw toe  zorgde vr grote arbeidsproductiviteit
 we moeten ons losmaken van de markteconomie en de ‘morele economie’ van toen zien
 economie waarbij onderling delen en wederkerigheid een grote rol spelen, onderlinge
samenwerking en bijstand zijn noodzakelijk om te overleven
 deze handelingen zijn minder primitief dan men wel denkt: nood aan duidelijke, sociaal
en cultureel verankerde normen voor het delen en herverdelen  prescriptief altruïsme
• ander niet-commercieel transactiepatroon:
 Pirenne: de volksverhuizingen zouden het laatantieke economische systeem ongeveer
onaangetast gelaten hebben, buiten enige degeneratie door de vestiging v.d. barbaarse
koninkrijken  pas echt verstoord door de Arabische veroveringen van midden 7de eeuw,
waarbij West en Oost uiteendreven
 Karolingische machthebbers moesten eigen instituties creëren zoals de feodaliteit en de
betekenis van handel liep sterk terug  zwaartepunt nu in het Noordzeebekken
 tegenstrijdige kritieken op de these van Pirenne:
- de handel in het Westen zou in 400-650 al definitief ineengestort zijn, die in het Oosten
pas in het begin v.d. 7de eeuw
- volgens anderen zou het Middellandse-Zeegebied ook ná de Arabische veroveringen een
belangrijke transitozone blijven  in de 8ste eeuw heropleving v.d. internationale handel
 Pirenne-these van uit andere invalshoek  circulatie v. goederen en munten betekent niet
noodzakelijk handel (vb: de paus vervoerde eigen graan voor de bevolking + gratis voor het
behoud van een patronagesysteem)  dit is dus geen commercie
 veel ‘handel’ uit de vroege Middeleeuwen blijkt een ondersteunende functie te hebben en
het ging vaak enkel om aristocratische relaties & verliep niet altijd via stedelijke markten
 ’50: P. Grierson  liet zich inspireren over studies over de betekenis van
geschenkuitwisseling (gift-exchange) in primitieve, niet-westerse samenlevingen
 handel is een middel ter bevoorrading van de elite met prestigegoederen die dienden
als geschenken (wapens, paarden, goud, slaven)
 bij gewone goederen is de relatie koper - verkoper neutraal, bij een geschenk is de
relatie niet neutraal omdat de schenker een tegengift van de verkrijger verwacht
 deze wederkerigheid kan een gelijk of ongelijk karakter hebben:
- gelijke wederkerigheid (bij gelijke status) = reciprociteit  ging ook om huwelijken
en diende om de relaties tussen machthebbers vreedzaam te houden
- ongelijke wederkerigheid (bij ongelijke status) = redistributie  herverdeling v.d.
rijkdom onder leden v. het cliëntèle v.d. heer  onderhoud in ruil voor loyale
militaire steun prestigegoederen, primaire consumptiegoederen, en later ook land

31
 we kunnen het schema verfijnen door een onderscheid te maken tussen:
- nog niet gekerstende, in de periferie gelegen Europese streken zoals Scandinavië
- christelijke barbaarse koninkrijken (door Romeinse tradities beïnvloed)
 hier is de Kerk in het gift-exchange systeem opgenomen en beschikken koningen over
een relatief sterke (enigszins gecentraliseerde) machtspositie
 aanvoer- en redistributiekanalen zijn ruimer en fijnmaziger dan in perifere gebieden
 koningen oefenen dwang uit door gijzeling of onder pleegouders plaatsen van kinderen
van machtige aristocraten, of gingen onvrijen in dienst nemen zodat aristocraten
minder macht naar zich toe konden trekken
 we zien dat er voor de hele primaire sector v.d. economie geen sprake was v. marktwerking
 de aristocratie was aangewezen op lange-afstandshandel via gespecialiseerde
kooplieden voor de aanvoer van prestigegoederen, oorlogsbuit alleen was niet toereikend
 regionale handel op kleine markten nam pas toe in de loop v.d 7de eeuw
 Karolingers verleenden plaatsen marktrechten, en weekmarkten legden later het
verband met de grote commercie door jaarmarkten in belangrijke centra
 vanaf 7de eeuw in het Merovingische Rijk: handel (naast ruilhandel) werd ondersteund
door zilverstukken (~Romeinse goudmunt)  snel geïmiteerd in Engeland, Friesland,..
 zilver want er vloeide steeds meer goud naar h. Oosten (negatieve betalingsbalans)
kleinere transacties waren mogelijk met deze denarius of denarii
+ er was veel zilver aanwezig in het Frankische Rijk
 zorgde voor een zekere beperkte monetarisering v.d. relaties grondheren-horigen

Friezen en Vikingen (zie ook p40)


• reeds in het begin v.d. Middeleeuwen was het Noord- en Oostzeegebied een dynamisch
migratie- en handelsgebied  eerst handelscontacten met het Zwarte-Zeegebied, maar
toen die afgesloten raakten door de Avaren en Slavische groepen verplaatste de
Scandinavische handel zich naar Gallië (door het solide Frankische Rijk dat zich ging richten
op lange-afstandshandel in luxegoederen)
 de Friezen speelden in deze handelscontacten een belangrijke tussenfunctie want zij
hadden controle over de enige vitale verkeersader  hun lange traditie v. zee- en
rivierhandel in vee kreeg nieuwe impulsen in het midden v.d. 7de eeuw
 groot belang van Friese handelaars + vinden de hulk & de kogge uit als scheepstypes
 belangrijkste Friese stad was Dorestad (nabij Utrecht)
• Vikingen deden zowel aan handel als aan plundertochten
 rijkdom is onontbeerlijk voor prestige v. leiders om de Gefolgschaften te onderhouden en
dus ook hun machtspositie, de manier waarop men die verwerft is onbelangrijk
 handel: de kustgebieden waren ongeschikt voor akkerbouw, maar waren waterrijk en de
wouden leverden producten waar in Europa vraag naar bestond (was, honing, hout,..)
 vanuit centra als Haithabu, Kaupang, Birka en Gotland zijn de Vikingen als kooplieden,
plunderaars en ook als boeren-kolonisten uitgezwermd over de hele toenmalige wereld
 Deense en Zweedse Vikingen in het Wolgagebied en later het Dnjepr & Dongebied.
Ze kwamen eerst als huurlingen van Slavische groepen, maar zagen de potentie van
handel met Byzantium & de moslims  namen de macht over het huidige Rusland over
 Russen = roei- of zeelieden, en vele vorsten droegen Scandinavische namen
 eerst een bloeiende handel maar in de 10de eeuw is die plots opgedroogd (hoe=?)
• conclusie: handel in de vroege Middeleeuwen heeft een verrassende dynamiek binnen een
overheersend agrarische economie met geringe commercialisering
 toch blijft het moeilijk een duidelijk beeld te vormen door het ambivalent karakter van
goederencirculatie, muntgebruik, fenomenen als markt en stad
 door het directe en exclusieve belang v.d. aristocratie bij de lange-afstandshandel was die
meer gericht op ‘centrale personen’ dan op ‘centrale plaatsen’
 nog geen echte steden, maar gewoon handelsnederzettingen

32
Hoofdstuk 6: de wereld van de Franken

de Merovingers

• vanaf eind 5de eeuw monopoliseren de Merovingen het


Frankische Koningschap (o.a. Clovis)
 erfgenamen konden steeds aanspraak maken op
gebied, maar toch was er geen extreme territoriale
fragmentatie  gezamenlijk bestuur door
verschillende vorsten (2, 3, 4, in 6de e)
 623: Chlotarius II maakt zijn zoon Dagobert
onderkoning  weer 2 rijken:
- N-Francia tot de Loire (Neustrië) en Bourgondië
- Voormalig Ripuarisch Rijk in Rijnland (= Austrasië of Oost-Frankische Rijk)
 andere gebiedsdelen (o.a. Aquitanië): gezamenlijk bestuurd of verdeeld tussen 2 koningen
• zoals elders speelde de aristocratie in Francia een belangrijke rol  groeide in 2de helft 7de e
 hoogste Merovingische hoffunctionarissen treden steeds nadrukkelijker op de voorgrond
 in Austrasië werd dit ambt gemonopoliseerd door de Arnulfingen/Pippiniden
 kort na 700: verwierven de Pippiniden ook de hofmeierambt in Neustrië
 toch was hun positie nog niet onaantastbaar  oppositie bleef mogelijk (zoals die van
Friese ‘koning’ Radbod rond 1715)  Pippiniden winnen en Karel Martel verschijnt
 onder Martel werden de Merovingen marionetten (721), maar het is opvolger Pippijn de
Korte die zichzelf tot koning uitroept  dit kon door erfgenamen uit te schakelen (ook door
broedermoord) via een combinatie v. coalities tussen adellijke verwantschapsgroepen die
uitmonden in veldslagen tussen regionale krijgsheren en manipulatie
 toch durfde Martel de Merovingische koningen niet helemaal opzijschuiven
 koningschap hield meer in dan overgewicht door fysiek geweld, ze behielden een
sacrale legitimiteit die erfelijk was
 afbakening v. territoria was veranderlijk door erfdeling, strijd en wisselende loyaliteit v.
regionale heersers  betwistingen rond koninklijke macht gaven de kans voor zichzelf de
beste partij te kiezen  macht was patrimoniaal bezit en de grondslag voor elk optreden
 deze nieuwe dynastie heette aanvankelijk de Pippiniden, later de Karolingers (< K. Martel)

de oorsprong van de Karolingische dynastie

• toch kon Martel vanaf 721 nog niet ongestoord zijn macht uitoefenen over het hele Frankenrijk
 nog veel gekonkel v. hoge adel/naburige vorsten + dreigende mosliminvasies in Aquitanië
 moslims trekken op tot Bordeaux en Poitiers, maar Martel kan ze tegenhouden bij Tours
 Slag om Poitiers van 732 bleek bij Tours te zijn geweest rond 733/734
 moslimdreiging bood Martel de kans om zich onbetwist heerser over Aquitanië, Provence
en Bourgondië te maken  militair succes maakt indruk en zorgt voor meer volgelingen
(die in de buit willen delen  Martel kon bezit confisqueren in overwonnen gebied ook)
 741: Martel sterft en zijn 2 zonen krijgen elk een deel  Karloman het Oosten, Pippijn III
de Korte het Westen  Gripho, zoon v.e. 2de vrouw krijgt niets & zijn ongenoegen zorgt
samen met frustraties v. edelen over de door Martel onderworpen gebieden Aquitanië,
Beieren, Saksen en Alemannië  enkele jaren grootschalige geweldpleging
 747: Karloman voelt zich geroepen en gaat in een abdij  Pippijn III krijgt alles
 intussen wordt Gripho gesust met klein gebied & later vermoord door Frankische edelen
• 750: door militaire successen en krachtige heerschappij overhaalt Pippijn de Korte Paus
Zacharias om hem als koning der Franken te erkennen + Koning Childeric III wordt afgezet
 in ruil gaat hij de pauselijk territoria beschermen die bedreigd werden door de Langobarden
aangezien de Byzantijnse keizer daar niet meer toe in staat was (door de theologische kloof
+ moeilijkheden met de moslims en Avaren)
 Bonifatius zalft hofmeier Pippijn III tot koning Pippijn I  officieel einde aan het fictieve
koningschap v.d. Merovingen sinds 719 en officiële erkenning v.h. Karolingisch gezag

33
 grotere legitimiteit door de zalving, en de status v. beschermers van Rome  zo kregen ze
steun van de Kerk zodat ze sterker stonden tegen concurrerende edelen + vergeving voor
het beslag dat Martel tijdens de moslimverdrijving op Kerkelijk goed had gelegd + wiste de
smet door de broedermoord die vroeger was gepleegd
 Kerk & Karolingers hadden een speciale ruilrelatie van bescherming voor legitimatie
de Kerk kon zich solider vestigen + de antieke traditie (Latijn) kreeg meer waardering als
steun voor de uitbouw v.e. meer geïnstitutionaliseerde regeringsvorm

de eeuw van de Karolingers (Karolus Rex)

• 768: na Pippijn de Korte zijn dood wordt het koninkrijk verdeeld tussen zonen Karel & Karloman
 Karloman sterft na 3 jaar  Karel de Grote is nu enige koning  heeft grote invloed gehad
• Karels regering deed aan bijna constante agressieve oorlogsvoering  paus vraagt vaak hulp:
 744: Karel trekt ten strijde tegen de Langobarden (=geallieerd met de hertog v. Beieren)
 770’s annexeert Langobardische koninkrijk + installeert er Frankische/Alemaanse leiders
 erkent in 781 toch de eigenheid als autonoom koninkrijk onder zijn zoon Pippijn
 Karel verovert ook nog Byzantijnse gebieden rond Venetië en Istrië (780’s) + Langobardisch
hertogdom Beneventum (Z-Italië) moet vanaf 787 een jaarlijkse tribuut opbrengen
 conflict met Byzantijnse keizer want diens invloedsfeer werd hierdoor aangetast
 722-804: reeks oorlogen tegen de Saksen en Friezen (tot begin 9de eeuw)
 religieuze dimensie door gelijktijdig bekeringsoffensief  Frankische overwinningen
lokken Saksische opstand uit die weer tot bloedige represailles leidt (782 te Verden)
 nieuwe Saksische opstanden leiden tot massale deportatie v. Saksen
 Frankische & Slavische kolonisten vestigen zich in het gebied
 757: hertog Tassilo v. Beieren had een vazallentrouw gezworen maar brak die en werd
geëxecuteerd (788) + Beieren werd ingelijfd bij het Rijk
 vanuit Beieren stoten de Franken door naar Pannonië (Z-Oostenrijk) bij de Avaren en
richtten daar na een aantal campagnes een versterk grensdistrict op: de Oostmark
 krijgstochten in niet geheel onderworpen perifere gebieden: Bretagne, Septimanië, Aquitanië
 781: Karel moet Aquitanië als koninkrijk erkennen en oudste zoon Lodewijk wordt koning
 oude allianties tussen plaatselijke heren en moslims leiden tot opstand maar in 801
dringen de Franken verder door tot aan de Ebro en vestigen een Spaanse Mark
• hun militaire overgewicht lag niet in grote technologische/organisatorische veranderingen
 volgens sommigen lag het aan zwaardere wapenuitrusting + invoering v.d. stijgbeugel,
volgens anderen lag het aan de massale landconfiscaties zodat krijgers beter beloond
werden en een talrijker leger werd gevormd. Ook de systematische introductie v.h.
leenstelsel en vazalliteit wordt verondersteld  geen afdoende verklaringen
 ook het uiteenvallen v.h. rijk in de 9de/10de eeuw kan hierdoor niet verklaard worden
 de persoonlijke factor van 3 uitzonderlijk krachtige, charismatische leiders (714-814) die veel
aanhang kenden (door goede buitverdeling) lijkt een belangrijkere factor
 door het grote grondgebied dat de Karolingers bezaten konden ze talrijke legers mobiliseren
 zolang er land te verdelen was trok je strijders aan  1000en zwaarbewapende
ruiterlegers  veel metaal door ertslagen in bodem: zwaard, lans, stijgbeugel + voor het
eerst exclusief de maliënkolder (waarvan K. de Grote de export verbood)
 tot de 14de e vormen ruiters de kern v. alle W-Europese legers ( belang v. infanterie
bij antieken + na 1300). Ze zijn echter wel duur om te onderhouden+ de heer v.e.
groot domein moet zich trainen + heeft een gevolg v. lichte ruiterij + voetvolk nodig
 koningen konden hun vrije onderdanen oproepen voor oorlog (tot 100.000 man!)
 legerplicht, maar door slechte communicatie werden troepen vaak regionaal
gerekruteerd + oorlog werd meer een zaak van professionele specialisten
 de Karolingers hadden (vooral tijdens de moslimstrijd) veel land v.d. Kerk ontfutseld
 740: modus vivendi tussen de Frankische Kerk en de Karolingers: de heerser kon de Kerk
verzoeken land ter beschikking te stellen aan strijders, en de Kerk krijgt er renten voor
+ compensatie met 1/10 v. bepaalde koninklijk bezit (decima regalis ≠ de kerkelijke 10de)
 deze invloed over kerkelijk goed verminderde omdat tijdelijk bezit veelal uitgroeide tot
feitelijk behoud & vererving zodat noch Kerk noch koning nog veel gezag kon laten gelden

34
patrimonium en staat

eer en bloed:
• hiërarchie + positiebepaling wordt geordend door bloedverwantschap met factoren als verticale
verwantschapsgraad, leeftijd en geslacht  vroege Middeleeuwen: iemands naam verwees
naar de afstamming, en daarmee kon men aanspraken op erfgoederen doen (ook vrouwen! 
wiens naam zelfs aan de kinderen werd gegeven indien zij van hogere komaf was)
• eer = erkenning door de gemeenschapsleden v. iemands gewaardeerde positie
 hoge rang kan men baseren op afstamming, vermogen of prestaties (in beste geval alle 3)
 men moet land bezitten om zich als krijgsheld te kunnen uitrusten
 prestaties = dapperheid, kracht & militair succes  meer volgelingen (die deel buit willen)
 verwantschap bepaalde via erfrecht beschikking over land + men kon er solidariteit door
verwachten want verworven roem en bezit werden ook via bloedverwantschap doorgegeven
 dit zorgde voor competitie tussen familieleden om de erfenis (+ naam: dynastieën werden
naar een grote naam genoemd: Merovingers, Pippiniden, Karolingers, Capetingers,…)
 bezit & ambt waren deelbaar over alle zonen zodat er voortdurende herverdelingen v.
gebied waren + felle broederstrijd over deze delingen  heeft effect op de onderdanen
• bij veel barbarensamenlevingen waren het families die geconfronteerd werden i.p.v. individuen
 een beledigd individu was een hele familie in de eer gekrenkt
 plicht roept om de belediger evenredige schade terug te brengen
 beste geval = wergeld afhankelijk v.d. schade en de status (staat in gewoonterecht)
 wanneer er ruzie over komt ontstaan vetes die doorgaan tot het niet meer gaat  wergeld
 als de ‘vrede’ dan weer verbroken wordt legde de koning zware straffen op
 wraak was niet verboden, de staat kwam er niet in tussen, het is de families hun eigen zaak
 toch probeert de regering dit in te perken om de orde te bewaren  lukt eeuwenlang niet

beneficia:
• de Kerk had op de duur zoveel grondgebied dat het niet meer autonoom beheerbaar was
 gaan plaatselijke potentaten het goed laten beschermen in ruil voor de opbrengst ervan
 men beriep zich op het plaatselijke gewoonterecht  wie een stuk land bewerkt kon niet
zonder goede reden zomaar verwijderd worden, hij mocht het zo lang gebruiken als het hem
was toegewezen  zorgde voor zekerheid v. bezit, en werd meestal overgeërfd
 heel wat kerkelijk eigendom komt zo langdurig in lekenhanden, maar die waren gebruiker,
geen eigenaar, men mocht grond niet verkopen + moest rente betalen (soms symbolisch)
= beveiliging tegen usurpators & familieleden die erfgoederen naar de Kerk zagen gaan
 pas in 11de eeuw kon de Kerk zich uit de greep v.d. aristocratie losmaken (greg. hervorming)
 soms schonken boeren hun grond aan de Kerk om het dan weer zelf te gaan bewerken,
zodat hun grond beveiligd was voor de rest van hun leven (tegen grootgrondbezitters)
 deze transacties = beneficia (weldaden/gunsten) of precariae (smeekbeden)
 juridisch was dit afstand v. eigendomsrechten in ruil voor geclausuleerde gebruiksrechten:
vorsten deden dit soms ook, en vroegen dan soms tijdelijk de grond terug om een
volgeling te belonen, deze clausulering was tijdelijker dan bij boeren (levenslang)
• ook koningen konden personen die erom vroeger berscherming verlenen
 lieden droegen zich op in handen v.d. koning of werden zijn getrouwen (wergeldwaarde ↑)
 koninklijke beneficia: kroondomein werd onder gezag v. hofambtenaren en graven geplaatst
 de domeinen vormden dus de beloning voor de uitoefening v.h. ambt, maar waren
verbonden met het ambt en dus slechts tijdelijk ter beschikking v.d. ambtenaar
 bij zwak koningschap + slechte communicatie werden perifere gebieden feitelijk erfelijk
bezit v. adellijke familie  toestand werd gewoonte, werd verstrekkende rechtsaanspraak
 dit verzwakte het koningschap t.o.v. edelen met regionaal geconcentreerd landbezit, en
aangezien de agrarische opbrengsten laag waren in W-Europa was dit geen geschikte
bodem voor machtscentralisatie ( wel in zones waar agrarische opbrengt hoger is)

35
vazalliteit:
• term wordt veel gebruikt tussen eind 8ste en 11de eeuw in een duidelijke betekenis
= betrekking op vrije mannen in een dienstrelatie tot een heer (meestal Kerk of koning), en die
als vergoeding een wapenuitrusting en krijgsbuit ontvangen
 komt boven op hetzelfde moment dat de Karolingers systematisch land gaan uitgeven
 801/803: Karel de Grote vaardigt een capitulare uit en noemt 5 gevallen waarin een vazal
zijn trouw mocht opzeggen  relatie is aan voorwaarden verbonden + verbreekbaar
 vaak werd een overwonnene verplicht om als vazal trouw te zweren aan de bedwinger, met
een grote ceremonie voor veel getuigen  rituele handelingen (knielen, handen, kus)
 was zo bij Tassilo v. Beieren  er waren echter nog vormen van vazalvorming
• vazalliteit en beneficium maken deel uit van het beladen begrip feodaliteit = systeem v.
machtsuitoefening d.m.v. bilaterale verhoudingen heer-vazal (vrije mannen in staat tot contract)
 wederzijdse trouw, bescherming + de heer verleent inkomsten, de vazal verleent diensten
 heerschappijsysteem met contract tussen vrije mannen in verschillende machtsposities
 emotionele dimensie: trouw, en men moet op elkaar kunnen rekenen in nood (tijd v. geweld)
 vazallen kregen doorgaans een leen (v. land) en kan samengaan met het in leen geven v. e.
ambt of geldelijke inkomstbronnen (vb.: tol, gewone geldsom = geld- of beursleen)
 gebruikt als bekrachtiging v.d. dienstrelatie + bestendigt de opkomst van de landleen
 er geldt ook het principe v.d. exclusiviteit: trouw aan de keizer + 1 heer tegelijk
• niet elke vorm v. machtsuitoefening verliep via dit feodo-vazallistisch model (met ritueel)
 met eigendom van grond kwamen ook vaak vrijheidbeperkingen  Kerk heft 10den, koning
had bannus (recht te bevelen), familie of dorpsgemeenschap besliste mee
• aanvankelijk gaven de Karolingers vooral kerkelijk goed uit als beloning
 verder gaven ze ook belangrijke bestuursambten in leen, waar rechten/inkomsten
bijhoorden (meestal met burcht & aantal domeinen)  opkomst landleen
• pas in de 11de/12de eeuw zou feodaliteit bij uitstek de politieke verhoudingen structureren
 ook met herbevestiging v. territoriaal gezag: vazallen nemen op hun beurt eigen vazallen
 bepaalde waarden, fundamenteel voor de Europese cultuur krijgen hierbij vorm:
- patronage regelt geweld en conflicten (blijft niet langer binnen de families)
- competitiviteit werd geordend en gericht op verwerving van goederen en aanzien (≠ strijd
zelf als doel + er gelden regels om een oorlog te rechtvaardigen, vb. kerstening)
 een volgeling mocht een oproep voor onrechtmatige oorlog weigeren
 waarden in de eden v. Straatsburg v. 842: competitiviteit gericht op legitiem
omschreven materiële doeleinden, met erkenning v. bep. rechten voor afhankelijken

de bovenbouwstaat

• enige institutionalisering is nodig om de militaire successen te consolideren


 Karel omgaf zich met geestelijken  Alcuïn: werkte de nieuwe keizerlijke ideologie uit naar
Romeins en Oud-Testamentarisch voorbeeld  renovatio imperii romanum:
 een christelijk keizer is Gods uitverkoren beschermer v.h. geloof, wat hem toelaat zich uit
te spreken over kerkelijke zaken + politiek optreden in het teken v. Christus te plaatsen
 800: keizerskroning v. Karel de Grote was verhoogde herhaling v. Pippijns koningzalving
 paus Leo III was gevlucht voor de Romeinse aristocratie en vraagt steun aan Karel
 Karel toont zich superieur in de christelijke wereld en de paus kroont hem keizer
 toch bleef de relatie paus-keizer delicaat:
 Lodewijk de Vrome (zoon KdG) gaf de paus veel speelruimte in ruil voor gezagserkenning
 bleef zo tot de 10de eeuw, wanneer zowel keizer- als pausschap aan belang verloren
 daarna werd de strijd in alle hevigheid hervat voor enkele eeuwen
• de Karolingers zorgden voor eigen propaganda, o.a. door interessante cultuurgoederen
 literaire propaganda: rijksannalen, en biografie Karel de Grote door Einhard (Vita Karoli)
+ rijk verlichte handschriften met het nieuw verzorgd schrifttype, Karolingische minuskel
 studie v.h. Klassieke Latijn (invloed Alcüin)  paleisschool voor studie + kopiëren v. teksten
 architecturale propaganda: paltskapel in Aken (= vanaf 794 de belangrijkste residentie
~‘hoofdstad’)

36
• paleis v.d. koning omvatte de hofhouding + ambtsdragers die voortdurend rondtrokken
 er is nooit een echte hoofdstad gegroeid omdat:
- het hof steeds op krijgstocht was en dus geen vaste verblijfsplaats had
- de koning zich steeds overal in zijn rijk moet laten zien om gerespecteerd te worden
- de koning telkens ergens anders verbleef om er de opbrengsten te gebruiken (= handiger
dan oogstopbrengsten te centraliseren)
 het centrale gebouw op koninklijk domein = palatium (paleis, palts, pfalz)
• een traditioneel machtsmiddel was de eed van trouw
 vanaf 805 steeds exclusiever, men mocht maar aan de keizer + 1 heer trouwzweren
 banden waren direct, persoonlijk & ongeschreven; typisch voor beperkte schriftcultuur
 afgelegd met de hand op heilige voorwerpen, schending lokt een goddelijke sanctie uit
 in een groot Rijk kon de koning die niet meer persoonlijk afnemen  territoriale
ambtsdragers vertegenwoordigen hem  = basis voor de traditie ‘trouw a.d. koning’
• aanzet tot andere staatsinstellingen, los v.d. koninklijke persoon:
 paleisschool
 kanselarij: eerst liet men schrijfwerk voor het grootste deel aan kerkelijke instellingen over
 eigen kanselarij biedt mogelijkheid tot meer schrijfwerkverrichting zonder externe
tussenkomst + men kan zelf een archief vormen  betere controle over eigen activiteiten
 schrijvers waren nog steeds geestelijken, maar in dienst v.d. koning/keizer
 schreven capitularia (koninklijke/keizerlijke decreten), verdeeld in kapittels (paragrafen)
dit waren voorschriften v.bestuurlijke/wetgevende aard of vormden het verslag v.d.
jaarlijkse algemene vergadering v. rijksgroten
 de capitularia waren ook geheugensteunen voor iedereen om de besluiten na te leven
• territoriale indeling & daar bijhorende ambten trachtte men naar Romeins voorbeeld te creëren
 door het uitgestrekte Rijk moest macht gedelegeerd worden:
- 781 oprichting Lombardije en Aquitanië onder Karel’s zonen Pippijn & Lodewijk
- Karel neemt de titel koning v. Italië aan
- oprichting v. marken (= grensgebieden met krachtig militair bestuur)  Spaanse, Deense
oostelijke, Bretonse, Friuli + na rijksopdeling in 843: Antwerpen, Ename, Valenciennes
- 400 graven + hertogen toegepast op aanzienlijke & strategisch gelegen territoria
 graven zijn ambtsdragers die het koninklijk gezag in hun gebied vertegenwoordigen,
namens hem recht spreken, de algemene vergadering leiden, oproepen tot oorlog en
de capitularia doen naleven  waren bijna altijd Franken (bevorderde de loyaliteit)
 rondreizende zendgraven controleerden graven of brachten aanvullende opdrachten
 men trachtte het Romeinse imperium in christelijke vorm te herstellen  studie v.d. oudheid
 materiële omstandigheden lieten niet toe om in de 8ste/9de eeuw hetzelfde te realiseren
capitularia proberen de weerbarstige werkelijkheid te veranderen  beklag over:
dronkenschap, gebrek aan vroomheid, desertie die leidt tot banditisme,
ongehoorzaamheid a.d. keizer… toont aan dat het er in de praktijk niet zo aan toe ging
• de nauwe banden met de Kerk hebben eminent belang onder de eenheidsscheppende factoren
 Kerk =hoogst ontwikkelde W-Eur. organisatie + beschikte als enige over geletterd personeel
 steun van de kerk is voor iedere heerser onmisbaar:
- ideologisch: Kerk gaf de ideële middelen om naar Romeins model te handelen
- technisch: bij de Merovingers ontstonden bisschoppelijke heerlijkheden in civitates, waar
bisschoppen de graven konden aanstellen of er zelf een worden
 bisschoppen geraken zo ook verwikkeld in een machtsstrijd, en hun macht werd door
de Franken als probleem gezien  meeste heerlijkheden opgeruimd door Karolingers
 bisschoppen worden wel nog vaak gebruikt als zendgraven
 geestelijken met wereldlijk gezag was eigen aan de Middeleeuwse Kerk  pauselijke
staat, en vanaf 10de eeuw veel in Duitsland (nog tot 1806!)
• men moet voorzichtig zijn met termen staat, koninkrijk of keizerrijk bij de Karolingers
 machtsverhoudingen waren persoonsgebonden, concreet, direct  term ‘staat’ bestaat niet
 onder Lodewijk de Vrome neemt men de term res publica (openbare zaak) aan
 toch nog verwarring door gebruik v. termen als majesteitschennis (Romeins begrip),…
 de macht bleef toch een private aangelegenheid (weinig succesvolle pogingen om
openbare instellingen te vestigen)  hof beperkte zich tot enkele 100den ambsdragers

37
 duurzame bestuurlijke eenheid was onbegonnen werk door geldarme domeineconomie +
de veelheid aan volkeren met verschillende culturen en ontwikkelingsstadia

de fictie van het keizerschap:


• 806: Karel regelt zijn opvolging en zou zijn Rijk moeten verdelen onder 3 zonen
 2 zonen sterven vroegtijdig zodat Lodewijk de Vrome in 813 in Aken door Karel tot keizer
werd gekroond wordt (= blamage voor de paus)
 Lodewijk begint met de kerkelijke instellingen te beschermen tegen overmachtige leken
 in 817 regelt hij ook zijn eigen opvolging, wat een verdeling tussen 3 zonen werd
 keizerschap werd echter gezien als ondeelbaar  823: de paus kroont en zalft oudste
zoon Lotharius tot keizer, Pippijn wordt koning v. Aquitanië, Lodewijk v. Beieren
 keizer bleef hoofd, mr de 3 koninkrijken hadden zekere autonomie (/regionale identiteit)
 in 829 wou Lodewijks 2de vrouw Judith haar zoon Karel de Kale een eigen erfdeel geven
 familie-intriges escaleren tot opstanden en oorlogen  = einde universele rijksidee
 staatsorganisatie beeft door wisselende coalities en territoriale herindelingen
 aantasting posities v. keizer & koningen  meer vrijheid voor lokale hertogen & graven
• 840: Lodewijk de Vrome sterft  Lotharius eist hereniging en trouw van zijn vazallen
 Karel de Kale en Lodewijk de Duitser overwinnen Lotharius en zweren in 842 een eed
niet afzonderlijk met hem te onderhandelen (Eden v. Straatsburg)
 deze eed was in de volkstaal en het volk dat erbij was moest verklaren zijn koning niet te
volgen in een ongerechtvaardigde oorlog tegen de andere  vanaf midden 9de eeuw
gaan (in openbaar gezworen) persoonlijk banden v. trouw de basis v.d. machtsstructuur
vormen  doordat vazallen niet moesten volgen bij ongerechtvaardigde oorlog werd de
vrede bestendigd (want geen vazallen = geen leger)
 Lotharius legt er zich bij neer  843: Verdrag v. Verdun verdeelt
het Rijk in 3 gelijkwaardige stukken (zie figuur)
 een vazal zou maar in 1 v.d. rijken beneficia mogen houden
 855: Lotharius I sterft: zoon Lotharius krijgt Lotharingen, Italië
naar oudste zoon Lodewijk, Provence naar 3de zoon Karel
 keizerstitel had ondertussen zijn betekenis volledig verloren
• dan volgt een periode van korte regeringsperioden + territoriale
wisselingen door opeenvolgende erfdelingen  keizerskroon =
speelbal geworden en blijft van 881 tot 1806 in ‘Duitse’ handen
 875: Karel de Kale krijgt 2 jaar keizerstitel
 881: Karel de Dikke (koning O-Francië) wordt keizer door onder-
handelingen met paus  titel blijft in zijn gebied tot 1806 bestaan
 de fictie van de Romeinse erfenis rust nu op de heersers van een beperkt, perifeer gebied
 O-Francië (huidige Duitsland) was makkelijk oostwaarts uit te breiden maar bleef een
intern moeilijk te controleren gebied door de grote afstanden
 verandering inhoud keizerlijke titel + (mark)grafelijke/hertogelijke functies bleven in leen
gegeven koninklijke ambten, ondanks grote autonomie en tendens tot vererving

graven en erfelijkheid:
• toen de veroveringen in de 9de eeuw vastliepen + het koninklijk gezag verzwakte verloor men
de controle over uitgifte v. ambten, inkomsten & land in leen (men had de middelen niet langer)
 regionale machtsconstellaties vullen a.d. top ontstane machtsvacuüm: machtsversnippering
 (mark)graven & hertogen gingen de macht die hen in leen was gegeven eigenmachtig
beoefenen en als erfelijk bezit beschouwen  ze erkennen de relatie tot de koning nog
maar gedragen zich steeds meer autonoom: ze verspreiden leenverhoudingen ook onder
zichzelf (burggraven) & doen zelf aan landuitgifte om volgelingen aan zich te verplichten
 deze eigenden zich dan weer openbare macht toe op lokaal niveau
 verwatering exclusiviteitsprincipe (dienen meerdere heren)  leidt tot loyaliteitsconflicten
+ neerwaartse spiraal van machtssferen  uiteindelijk rest op vele plaatsen enkel nog
maar de lokale macht reëel  banale heerlijkheden (zie H7)

38
• omdat een graaf bestuurder was en er grote afstand en trage communicatie was kon hij zijn
eigen (redelijk autonome) positie uitbouwen  hij moet het plaatselijk gewoonterecht echter
respecteren om de loyaliteit van het volk te behouden
 bij het ambt kwam een geheel van rechten & plichten (+ burcht, inkomsten, rechtspraak, tol)
 bij overdracht van ambt moest dus alles worden overgedragen
 probleem: elke graaf trachtte zich zoveel mogelijk in zijn functie te nestelen door o.a.
regionale banden te smeden (regionaal huwelijk)  zorgde soms voor vermenging van
culturen en verminderde loyaliteit jegens de vorst
 vaak opstanden tegen het verdringen van de regionale cultuur door de Franken
 dit probleem van acculturatie gaan ze oplossen door hun aanspraken op het ambt en
het land te versterken, en die te laten evolueren naar erfelijkheid (~gewoon landbezit)
• 877: Karel de Kale ging op reis naar Italië om zich keizer te laten kronen
 vaardigt capitulare uit dat het bezit van de graven die meegingen erfelijk maakte (voor het
geval ze zouden overlijden)  aanmoediging om hem te vergezellen (of preventief zodat
zijn zoon Lodewijk de Stamelaar geen eigen getrouwen voor vrijgekomen ambten benoemt)
 vanaf dan was erfelijkheid officieel bespreekbaar en steeds meer feitelijke vererving van
ambten kwam op gang in de loop v.d. 9de eeuw  de koning kon dit ook niet langer
tegengaan door drastisch militair optreden, en zou anders ook minder populair worden
 de vorst moest er zich dus bij neerleggen en in 1037 erkent Keizer Koenraad II voor Italië
officieel de overerfbaarheid van leengoederen (ook al was de praktijk er al lang)

dynamische periferieën

Brittannië:
• vanaf 787 werd voor het eerst de koning v. Mercia ook gezalfd door een priester
 koning kon ook de vrije mannen oproepen voor de oorlog  slaagde er slechts in de helft te
mobiliseren tegen de Denen + de professionele strijders bleken effectiever
• verschillen tussen het Frankische Rijk en de 7 Angelse en Saksische koninkrijken:
 dooms (Angelsaksische wetten) werden in de volkstaal opgesteld i.p.v. Latijn
 Alfred de Grote (koning Wessex) richt hofschool op voor vertalingen Latijn-volkstaal
 inheemse volkstalige rechtstraditie ontstaat  veel meer weerstand tegen introductie
Romeins recht (vanaf 12de eeuw) dan op het continent
 de koning v. Wessex wist in 878 de Denen tot staan te brengen, kon tijdens 1ste helft 10de
eeuw door verovering de 7 koninkrijken politiek integreren, en liet de onderworpen
Scandinaviërs zoveel vrijheid dat ze geen last werden
 de geleidelijke fusie v.d. kleine Engelse koninkrijken bleek duurzamer dan de veroverings-
drang op het continent die tot imperial overstretch leidt eens de leiders verzwakken
 de voormalige koninkrijksgrenzen bleven bewaard in de afbakening v. graafschapen (shires)
met als onderverdeling hundreds die in de 10de eeuw tot stand kwamen
 op deze niveaus vormde men rechtbanken o.l.v. koninklijke rechters die plaatselijke
vooraanstaanden berechten systeem verspreidde zich vanuit Wessex over heel G.B.
 opvallende voorsprong op het continent inzake bestuurlijk/rechterlijke organisatie + door
krachtige monarchie trad geen usurpatie v. macht op + bleef uitdelen v. lenen beperkt

Moors Iberië:
• na de verovering v. Egypte in 642-643 richten de Arabieren hun blik verder westwaarts
 vanaf 647 hebben ze in ruim een eeuw heel N-Afrika onder hun controle gebracht
 sterke weerstand omdat het Byzantijnse Rijk Carthago weer stevig in bezit had + dat gebied
al helemaal geromaniseerd en gekerstend was (dat al van voor de Vandalen)
 670: Kaïro wordt gesticht op een strategisch knooppunt v. karavaanroutes (voldoende
landinwaarts om veilig te zijn voor de Byzantijnse vloot)  Kairo werd het belangrijkste
bestuurscentrum v.d. Maghreb + 1 v.d. 4 grote islamitische bedevaartplaatsen

39
• 680: de Byzantijnen zijn verdreven maar nu bieden de Berberstammen krachtig weerstand
 705: hele provincie Maghreb wordt als provincie onafhankelijk v. Egypte
 711: leger v. 7000 geïslamiseerde Berbers steekt de Straat v. Gibraltar over en kunnen
oprukken tot Toledo  met versterking v. 18.000 man bereiken ze na 5j Zaragoza al
 720: onderwerping v.h. gebied rond Barcelona en Narbonne
 ze konden hun gezag in Iberië overwegend d.m.v. verdragen vestigen, i.p.v. geweld
 751: ze moeten de Narbonne weer prijsgeven omdat K. de Grote de ‘Spaanse Mark’ opricht
 Frankische markgraafschappen zoals Barcelona (801) en Pamplona (806) ontstaan
 lokaal verzet (tegen moslims én Franken) groeit uit tot chr. koninkrijken Navarra & Aragon
• de moslims hebben in Iberië nooit een gecentraliseerde staat gevestigd
 in de randgebieden pasten ze indirect bestuur toe
 ‘hoge mark’ v. Zaragoza plaatsten ze onder een Visigotische vorst die hun cliënt was
 ‘middelste mark” v. Toledo (vanaf 946 Medinaceli)  hevige strijd met christenen
 gebied tussen Douro & Ebro vormde lang het omstreden grensgebied
 ‘nabije mark’ v. de Extremadura & Centraal-Portugal met hoofdstad Merida
militaire gouverneurs oefenden er de macht uit
 geleidelijke islamisering v.d. Iberische bevolking: 1/8 moslims in 8ste eeuw  1/3 in de 10de
 nooit een meerderheid in aantal, maar wel een cultureel overgewicht
 ook veel onderlinge strijd tussen moslims  kwamen uit verschillende stammen
• de eerste golf veroveraars (begin 8ste eeuw) kwamen uit N-Arabië  installeerden zich in de
steden en genoten meer privileges  opstanden van later gekomen moslims (nieuw-moslims)
 later gekomen Z-Arabieren vestigden zich op het platteland (want waren al landbouwers)
 de Arabieren bevatten ook andere oosterlingen die vlug gearabiseerd waren
 de Berbers vestigden zich vooral in Centraal-Spanje waar ze als oorspronkelijke veehouders
hun levenswijze voortzetten  bleven nog 3 eeuwen in hun oude stamverbanden
 regio Valencia & Murcia  irrigatielandbouw met Romeinse technieken door kustberbers
 na de veroveringsfase immigreerden er weer grote groepen berbers
• de joodse gemeenschappen waren blij met islamitische overheersing na jaren verdrukking door
de christelijke Visigoten  de moslims lieten joden/christenen ook enorme godsdienstvrijheid
 ze mochten hun godsdienst beoefenen, genoten zelfbestuur, eigen rechtspraak & respect
 na verloop van tijd nam men de Arabische cultuur over (niet de godsdienst)  mozaraben
 christenen die zich bekeerden tot de islam (conversos) kregen geen gelijke behandeling als
oorspronkelijke moslims maar konden wel sociaal opklimmen als cliënten
• het Islamitisch kerngebied was ingedeeld in provincies (op basis v. oude diocesen)
 vanaf 716 is Cordoba de zetel v.h. centrale bestuur  benaming Andalusië voor Z-Spanje
 gouverneurs bestuurden onder gezag v.d. stadhouder in Kairo + onder de kalief v. Bagdad
 750: Ummayadendynastie in Bagdad valt
 feitelijke onafhankelijkheid v. rijkjes in Maghreb of Iberië
 756: Ummay. afstammeling Abd ar-Rahman laat zich erkennen als emir in Cordoba
 na onderdrukking v. opstanden verklaart Abd ar-Rahman III in 929 het orthodoxe kalifaat
v. Cordoba  plaatst zijn legitimiteit t.o.v. Abassieden (Bagdad) + later Fatimieden (Kairo)

de Vikingen: (= ‘mannen uit viks die iets doen’)


• monniken schreven in de kronieken heel negatief over deze heidense plunderaars
 negatieve kerkelijke stereotypering doordat vooral de Kerk ten prooi viel aan plunderingen
 waarschijnlijker is echter dat er niet veel verschil tussen Vikingen & andere barbaren waren
 786: 3 schepen leggen aan de kust v. Dorset aan en doden er de koninklijke sheriff
vanaf dan jaar na jaar aanvallen, ook gericht op abdijen waar schatten werden geroofd
 hetzelfde gebeurde in vele plaatsen langs de kust en rivieren  plundering en meevoeren
van inwoners als slaven (die dan tot in Rusland konden terechtkomen)
• 3 bevolkingsgroepen:
- Zweden (Stockholm & Gotland)  Oostzee-kusten, Loiremonding, Schotland & Ierland
- Noren  Normandië, Lissabon, Cadiz, Sevilla (hier worden ze verslagen door de emir)
 nieuwe invasies volgen  Ijsland, en in 984 ook Groenland & New Foundland
- Denen  Normandië, Lissabon, Cadiz, Sevilla (hier worden ze verslagen door de emir)
 nieuwe invasies volgen  O-Engeland, Ned. riviergebied (verwoesting Dorestad)

40
• dit was beslist de meest langdurige invasiegolf tussen 6de en 14de eeuw in het Westen
 9de eeuw: centraal gezag viel weg
 855-862: gebied tussen Loire & Rijn = belangrijkste doelwit, 870-878: O-Engeland & Mercia
 volgens Einhard wou de Deense koning Godefrid heel Germanië onderwerpen omdat de
Frankische acties tegen de Friezen en Saksen zijn invloedssfeer hadden aangetast
• door archeologische bronnen hebben we meer inzicht in de Vikingsamenleving
 het waren boeren in relatief vruchtbare streken gevestigd waar ook veel ijzererts was
 vakmanschap v. hoog niveau voor landbouw- & andere werktuigen, scheepsbouw, wapens
 de expansiezucht wordt toegeschreven aan de rivaliteit tussen leiders en clans
 roemrijke daden verrichten en buit binnenhalen om gezag te kunnen vestigen
 soms zocht men nieuwe vestigingsgebieden door relatieve overbevolking in het Noorden
 waren niet alleen geïnteresseerd in geweld maar ontplooiden ook handelsrelaties (zie p32)
 handel in eigen ruilwaar (pelzen, hout, honing, was,…)
 lange-afstandshandel met Byzantijnen en Arabieren via Rusland (rossman = zeelieden)
 vanaf 840 zochten ze stelselmatig nieuwe vestigingsgebieden: Friesland, Ierland, Ijsland
 ze wisten 2/3 v.h. gebied v. Alfred v. Wessex te bemachtigen + erkenning v. vestiging in
Normandië door erkenning v. Graaf Rollo (911)
 het succes van hun invasies is toe te schrijven aan de snelheid van hun aanvallen
 verrassingsaanvallen met vlugge ranke schepen die vlug weer verdwenen
 zware Frankische ruiterij = niet snel genoeg te mobiliseren & kon de kust niet verdedigen
 pas wanneer de Vikingen begonnen overwinteren in beschermde plaatsen werden ze
kwetsbaar (ook omdat ze met weinig waren)  aangezien de koningen hun volk niet
konden verdedigen organiseerde de lokale heren effectieve weerstand door forten te
bouwen langs de rivieren  invasies moedigen zo de machtsdecentralisatie aan!
• naast vernieling hebben de Vikingen ook hun handelscontacten in deze richting uitgebreid
 het geroofde edelmetaal van de kerkschatten werd als betaalmiddel in omloop gebracht in
de langeafstandshandel
 Angelsaksische koningen voerden een vaste zilvergeldbelasting in om de verdediging te
financieren  Danegeld (nog tot 1162)  enorme hoeveelheden zilver werden verzameld
 =42% totale muntvoorraad + groot deel ervan moet uit Frankische bronnen zijn gekomen
 deze schatten financierden dus de oosterse handel van de Vikingen
 hun optreden stimuleerde de circulatie v. goederen en kapitaal + zorgde voor de
inschakeling v. deze regio in een intercontinentaal handelssysteem
• andere invallers: Magyaren (tot ca. 1000) & Saracenen (vnl. in N-Italië)

41
Hoofdstuk 7: versnelde groei

950-1250 = tijd v. grote veranderingen op economisch, sociaal, politiek, religieus & cultureel vlak

de groei van de bevolking

• 11de–13de eeuw wordt afgeschilderd als periode v. relatief sterke & langdurige bevolkingsgroei
 is dit wel terecht?  in 3 eeuwen verdubbelde de bevolking (= + 0,18 tot 0,28% per jaar)
 dit is dus niet spectaculair, en niet veel sterker dan de voorafgaande periode
 alternatief model: de sinds de 7de eeuw opgebouwde bevolkingstoename bereikt in deze
periode de kritische massa om de processen v. commercialisering, urbanisatie &
staatsvorming in een stroomversnelling te brengen (= bel. voor soc.-ec./pol. ontwikkeling)
 er zijn ook grote regionale verschillen: vooral West & Zuid vs. Noord & Oost:
 West & Zuid: bevolking groeide behoorlijk & was relatief dichtst bewoond rond 1300
 Noord & Oost (Scandinavië, Polen, Balt., Ru.): blijft tot eind de Middeleeuwen achter
 demografische gesproken helde Europa in 1200 al zwaar over naar het Westen
• bron: 1086: Domesday Book v. Willem de Veroveraar: neerschrift van de indeling v.h.
veroverde gebied + beschrijving v.d. bevolking, economie,…

volume en karakter van de agrarische productie

• verdubbeling van de bevolking was alleen mogelijk als ook de voedselproductie fel vergrootte
 kan door intensivering van de bestaande landbouwgronden óf door areaaluitbreiding
 vooral areaaluitbreiding want intensivering deed de voedselproductie niet genoeg stijgen
 groot obstakel was het vergroten v.d. bodemvruchtbaarheid door lage bemestingsgraad
 te weinig mest door geringe integratie akkerbouw en veeteelt  geen vee genoeg en
ook weinig niet-dierlijke mest  wel al peulvruchtenverbouw die N in de bodem bindt
 toch zijn er 3 wegen tot intensiever grondgebruik bekend:
- omzetting van weidegrond in akkerland  graan levert 6 tot 17 x meer calorieën dan vee
 vergetreidung (‘vergraning’)  eerst graanbouwuitbreiding binnen bestaande nederzet.
- Terugdringen van de braak  tijdens braakperiodes liet men vee weiden om mest achter
te laten & onkruid af te vreten, vervolgens ploegde men om voordat men weer inzaaide
 men ging met het drieslagstelsel werken (veel minder braak)  1/3 v.h. land braak, 1/3
met wintergraan (rogge of tarwe), 1/3 met zomergraan (gerst of haver) of peulvruchten
 jaarlijkse rotatie legt steeds een ander stuk braak, na de oogst laat men vee grazen
 nadelen: in streken met open fields (open bouwland waar akkers niet afzonderlijk
omheind waren)  zorgt voor gemeenschappelijks gebruikregime dat boeren ontzegt
om af te wijken v.d. vaste vruchtopvolging (bv. voor teelt v.e. handelsgewas zoals vlas)
 toen deze handelsgewassen belangrijker werden in de 13de eeuw schafte men het
drieslagstelsel (o.a. in Vlaanderen) weer af, t.v.v. flexibel grondgebruik
- technische vindingen voor intensivering én areaaluitbreiding: risterploeg & paardentractie
 de risterploeg verving de haakploeg  constructieve verbeteringen: 3 werkende
onderdelen i.p.v. 1 , 2 ervan zijn uit ijzer, en de ploegboom is niet meer rechtstreeks
aan het juk v.d. trekdieren vastgemaakt maar rust op een voet of voorstel (minder
nood aan trekkracht en d.m.v. handvaten is de ploegdiepte bij te stellen)
 met een voorstel heet de risterploeg een karploeg  zie tapijt v. Bayeux
 de risterploeg werkt geraffineerder  door de combinatie v. verticale en horizontale
snede komen de aardkluiten los  de rister keert ze vervolgens om zodat onkruid
ontwortelt wordt en minerale voedingsstoffen uit de ondergrond bovenkomen en de
aarde zich met eventuele mest mengt kruislings ploegen & haakploeg = overbodig
 mogelijk om zware of instabiele gronden op variabele diepte te bewerken door de
zwaardere constructie en de verstelbare ijzeren onderdelen
 ook ontstaat er een patroon van richels en voren (ridge & furrow)  goede
afwatering wat teelt van wintergewassen bevordert

42
 de arbeidsbesparing verminderde echter doordat deze ploeg door meerdere
personen moest bediend worden + een extra ploeggang met een eg nodig was (om
de losse kluiten voor het zaaien te verkruimelen)
 paardentractie: gebruik v. paarden als trekdier i.p.v. ossen (ook buiten de landbouw)
 voordelen: paarden zijn wendbaarder & sneller + hebben explosiever trekvermogen
 nadelen: ossen zijn minder kritisch met veevoer, minder vatbaar voor veeziekten,
hebben groter uithoudingsvermogen, zijn makkelijker voor een werktuig te spannen
en brengen meer en lekkerder vlees op na de slachting
 voor de belangrijkste problemen vindt men oplossingen tijdens de expansiefase
 sterke uitbreiding van de haverteelt (naast paardenvoer ook voor bier)
 aanspanningsprobleem lost men op door ontwikkeling v. haam (leren
halsband), singel (buikriem), zwanghout (dwarsverbinding voor de bevestiging
v.d. strengen) en lamoen (inspanboom)  effectievere trekkracht door betere
aanspanning & haam dat voorkomt dat de adem v.h. paard wordt afgesneden
 leidde tot inzet van zwaardere ‘koudbloed’ trekpaarden en zwaarder uitgevoerde
ploegen en andere werktuigen (ook karren voorzien van disselboom)
• deze innovaties zijn het product v. lange, schoksgewijze ontwikkeling en aanpassing
 oudste sporen v.d. risterploeg & eg stammen nog uit de volksverhuizingstijd (of vroeger),
maar dit waren slechts prototypen waar de uiteindelijke versie ver van af lag
 er ligt ook nog veel tijd tussen de eerste ontwikkeling en de daadwerkelijke verspreiding
 omgevingsfactoren: technische vindingen moeten zich in een bepaald ‘technologisch
complex’ voegen  Vb: ploeg en eg kunnen pas gebruikt worden bij aanwezigheid van
de schaarse en kostbare producten paarden en ijzer
 zelfs grote landgoederen beschikten i.d. Karol. tijd nauwelijke over ijzeren werktuigen
 psycho-sociale factoren: pre-industriële boeren waren behoudend en vermijden risico’s
+ konden niet altijd zelf beslissen over de inzet v. kostbare werktuigen (deze waren
eigendom van de domeinheren)
 rendabiliteit: zelfs waar technologische innovaties wel zijn ingepast & geaccepteerd kan
gebruik ervan worden teruggedrongen door het feit dat vele boeren te weinig land hadden
om de inzet v.e. ploeg rendabel te maken (slechte prijsverhoudingen arbeid - werktuigen)
 naast de ploeg bleef de spade & de haakploeg (op lichtere grond) nog vaak in gebruik
• weinig is concreet te zeggen over de effecten ervan op de gemiddelde oogstopbrengsten
maar het ging zeker niet over een agrarische revolutie  niet veel beweging voor de 17de eeuw
 bruto oogstcijfers zeggen ook niet veel zolang we niets weten over hoeveelheden ingezette
arbeid, werktuigen en zaaizaad + opbrengsten v. veehouderij en niet-agrarische activiteiten
 door de grote beschikbaarheid v. grond kon men makkelijker de productie in- of extensiveren
 men liet een stuk grond halfwoest liggen om het enkele jaren te gebruiken indien nodig
 in sommige dichtbevolkte gebieden leidde intensivering v.h. bodemgebruik tot verbouw .
voedergewassen voor rundvee (op stal) + intensieve teelt v. handelsgewassen
• extensivering: vanaf 10de e in NW-Europa nam behoefte aan risterploeg & paardentractie
enorm toe omdat in hoog tempo zware & instabiele klei- & veengronden werden ontgonnen
 ontginning v. deze waterrijke gronden ging alleen door ontwatering + bedijking
 akkerbouw ging goed op hoger gelegen gronden, in de lager gelegen gebieden moest
men meer moeite doen voor de waterhuishouding  uitdiepen v. sloten, constructie v.
kaden en sluisjes, bouw van windwatermolens om binnenwater weg te krijgen,…
 Holland: lukte kort na 1400, maar het land daalde verder  moeten veeboer worden
 boeren uit Frisia, Holland en Vlaanderen kenden veel van ontwatering en bedijking en
waren graag gezien op andere plaatsen waar men deze gronden in gebruik wou nemen
 bij de Ostkolonisation v.d. Duitsers, in Engeland (o.a. Wales)
 ontbossing had veel groter aandeel bij de uitbreiding van agrarisch cultuurland (1/4 tot 1/3)
 boerenkolonisten brachten ontbossing pas goed op gang nog veel bos maar weinig echt
ongerepte woudmassieven  geen ecologische bezorgdheid (bos = neg. gevaarlijke plek)
 bosgebieden die eigendom waren van koningen bleven het beste bewaard (voor de jacht)
 moesten uiteindelijk omheind worden om stropers buiten en dieren binnen te houden
 types à la Robin Hood verscholen zich soms in deze wouden (Sherwood/Feckenham)

43
nieuwe vormen van heerschappij

door de toenemende bevolkingsdichtheid gedurende de expansiefase ontstond de encellulement


= mensen werden ingedeeld en opgenomen in allerlei verbanden van lokale organisatie
 zowel ‘v. onderop’ (lokale gemeenten) als ‘v. bovenaf’ door vestiging v. lokale heerschappijen

de ‘banale revolutie’:
• het Rijk v. K. de Grote was uiteengevallen en de koninklijke macht in de deelrijken was ernstig
verzwakt  de Karolingische bestuursambten werden gepatrimonialiseerd (vererfelijkt)
 heel uitgesproken in Fr. bij de Capetingers, sommige graafschappen en hertogdommen
namen een koninklijke allure aan (Vl., Anjou, Champagne, Normandië, Aquitanië, Bourg.)
minder uitgesproken in Duitsland waar het Saksische huis heerste, maar daar toch ook
 rond het jaar 1000 waren de eerste stappen richting vorming v. territoriale vorstendommen
binnen de koninkrijken gezet  toch bleek dit in Frankrijk omkeerbaar, in Duitsland niet
 de graven/hertogen gaan zich de koninkl. bannum (recht te bevelen) toe-eigenen & gaan
deze macht uitoefenen zonder rekenschap aan de hogere bovenbouw te hoeven geven
 fataler was de 2de stap (herhaling v.d. 1ste op lager ambtelijk vlak)  vorming van nieuwe
vazallen onder de gewone vazallen (vice-comites, vicarrii, capitanei)  namen het gezag op
lokaal niveau waar & gingen zich ook koninklijk bannum toe-eigenen  aristocr. opdelingen
 laten hun macht gelden over zo groot mogelijk gebied, en handelen eigenmachtig
• de feodalisering + creatie v. deze lokale banheerlijkheden (seigneuries) heet ‘banale revolutie’
 deze ontwikkeling leidde tot veel efficiëntere exploitatie v. mensen dan in de vroege ME
 persoonlijke heerschappij over mensen (dominium) was een vast attribuut v.d. aristocratie
 aristocratie was echter klein & hun dominium was beperkter dan de bannus v. koningen
 het strekte zich ook alleen uit over hun familia (alle mensen in hun huishouden, ook
horigen)  de gewone vrijen bleven buiten het bereik van dit dominium (bleven wel onder
de koninklijke bannus, maar die was nooit zo oppressief  macht is vreemd voor hen)
 in de 10de eeuw veranderde dit snel  aantal heren vermenigvuldigde zich + heerschappij
kreeg een nieuwe basis waardoor ze op lokaal niveau voelbaar werd voor álle mensen
• de nieuwe, lokale exploitatie van koninklijke bannus bestond uit:
- uitoefening van rechtspraak, ook van ernstige misdrijven
 gaf banheren het excuus voor willekeurige arrestaties en confiscatie v. goederen
= terudringing van het kleine eigendom (alleduin)
- opleggen van algemene belasting (taille of exactiones, was niet mogelijk geweest op
rijksniveau) of algemeen afdwingen van andere heerlijke rechten
- allerlei hand- en spandiensten opleggen (verplichte hulp) en kostbare kapitaalgoederen
(molens, bakovens) als monopolie exploiteren
 deze rechten noemde men consuetudines (gewoonterecht)  malae (slechte) kwam erbij
 handhaving ervan ging vaak gepaard met ongebreidelde en redeloze geweldpleging t.o.v.
lokale boeren  redeloos want er was geen oorlog, geen vete, & hij bezat hen niet als slaaf
 veel kritiek vanuit klerikale kring  hypocriet want vooral wanneer men zich op kerkelijk
goed richtte & ze traden meestal zelf ook zo hardhandig op tegen onderworpenen
 kort na 1200 eiste de Catalonische adel het recht om hun boerenonderzaten ‘slecht te
behandelen’ (male tractare) = legalisering van de malae consuetudines
• vestiging van deze banale heerschappijen was minder gemakkelijk geweest zonder 2 krachtige
middelen tot gezagshandhaving: een kasteel en een bende goed bewapende krijgers
 geen grote burchten maar veel bescheidener  een houten of stenen toren (donjon/keep)
die stond op een kunstmatige hoogte (motte) met verschillende verdiepingen en soms een
omwalde ruimte er rond (voor stallen e.d.)
 lagen meestal geïsoleerd ver van de nederzettingen  behalve in Italië & Z-Fr. Waar veel
nieuwe nederzettingen met daarin een kasteel werden opgericht (castra of castelli)
 ging meestal gepaard met concentratie v. bewoning + eenaangepaste ordening van
het cultuurlandschap = verkasteling of incastellamento

44
 kennen grote verspreiding (1000en) na mid. 10de e (na de laatste grote invallen v. barbaren)
 eerste doel was dus niet de bevolking beschermen (behalve in Reconquista Spanje)
maar om de omgeving te beheersen & rivaliserende heren of ambitieuze vorsten op
afstand te houden + banrecht zo effectief mogelijk onder dreiging v. terreur te exploiteren
 contigenten beroepssoldaten in dienst van de heer vormden de permanente bezetting
 milites castri (ruiters v.h. kasteel), gregarrii (gewone ruiters), cavalcata (ruiterij)
 werden gerekruteerd bij lagere aristocratie uit de omgeving, en soms onder boeren
 waren goed getraind in de strijd te paard, en ingezet bij de verdediging v.h. kasteel en
kleine (maar gewelddadige) operaties in de omgeving

regionale verschillen & feodo-vazallistische ‘verpakking’: regionale verschillen/overeenkomsten


• Banale heerschappij gebaseerd op hard geweld kwam vooral voor in Frankrijk waar het
koninklijk gezag vanaf eind 9de eeuw enorm verzwakt was
 dit zou zich niet hebben kunnen ontplooien in het Duitse Rijk, men mag het contrast echter
niet te sterk aanzetten want in het Duitse Rijk was het hek gewoon later van de dam
 breuklijn = 1703: opstand tegen bewind koning Hendrik IV
 symptomen van lokale seigneuries tekende zich toen ook al af  100en mottekastelen in
Nederland (Z-Limburg, Friesland, Zeeland die pas later in territoriale vorstendommen zijn
ondergebracht en waar lokale heerschappij dus lang ongestoord is blijven bestaan)
 globale verschillen tussen Fr. en het Duitse Rijk:
- Duitse Rijk & Italië: banheerlijkheden ontwikkelden zich vaker uit aristocratisch
grootgrondbezit & daarmee verbonden domaniale grondheerlijkheid  territor. seigneurie
 veel banheerlijkheden hadden ook de voogdij over kerkelijke immuniteiten (de clerus
mocht zich niet aan geweld bevuilen dus er was steeds een wereldlijke voogd)
 vooral de bloedrechtspraak over mensen binnen die immuniteit verschafte deze
voogden het handvat voor de vestiging v.e. seigneurie
- vestiging v. lokale banheerschappijen kon in Duitse Rijk vaker voorkomen worden door
actieve betrokkenheid v.d. territoriale vorsten bij ontginning en kolonisatie (+ oprichting
nieuwe nederzettingen)  vorsten regelden de ‘publieke orde’ meestal in 1 keer via een
geschreven handvest (grootte boerenhoeven, jaarlijkse betaling, lokaal bestuur en
rechtspraak in de nieuwe nederzetting)  relatie heer - onderzaten lijkt zo meer op
coöperatie & overleg i.p.v. repressie en geweld
 Thomas Bisson: verspreiding v. lokale seigneuries niet alleen in het voormalige Karol. Rijk
maar ook in de periferie (N-Sp., Eng.) waar een lange traditie v. koninklijk gezag bestond
 overal hetzelfde fenomeen, soms versterkt door toevallige politieke omstandigheden
 Castilië & Léon moesten de verdediging tegen de kalief v. Cordóba organiseren
 Eng.: periode v. anarchie tussen de dood v. Hendrik I en de kroning v. Hendrik II
 de verzwakking v. koninklijk gezag kan door de gelijktijdige vorming v. proto-territoriale
vorstendommen ((mark)graafschappen, hertogdommen) naast lokale banale
heerschappijen niet als ‘feodale anarchie’ worden beschreven
 anarchie = juist voorkomen door stelselmatig gebruik v. feodo-vazallistische relaties
 op alle niveaus: (mark)graven/hertogen waren vazallen v.d. koning, zij wisten op hun
beurt de banheren in een feodale band te dwingen die dit dan weer deden met milites
 was enorm wijdverspreid rond midden 12de eeuw (vb: 1900 in Champagne alleen al)
 de laatste banale heerschappijen verdwenen pas echt waar centraal, territoriaal & quasi-
soeverein gezag zich herstelde (op niveau v. koninkrijk, (mark)graafschap of hertogdom)
 koningen of territoriale vorsten streven ernaar alle publieke kerntaken (rechtspraak,
geweld, bestuur, wetgeving) te monopoliseren en te centraliseren  ze ruimen de
seigneuries op of dwingen de banheren tot een leenband
 het bezit v. heerlijkheid werd zo gepolitiseerd en ging onderdeel uitmaken v.d.
mechanismen tot distributie v. politieke macht  territoriale vorsten gaven daarom
zelf ook vaak de heerlijkheidsrechten in leen uit = gerechtsheerlijkheid  meestal
weinig echte autonomie en beperkt tot een beetje in rechtspraak en lokaal bestuur
(gerechtsheren zijn qua positie & bevoegdheid dus niet te vergelijken met banheren)
 kwam voor in de late Middeleeuwen en vooral in het Duitse Rijk + het ging
meestal om landelijke nederzettingen

45
veranderingen in de surplus-extractie. Aanpassingen in de domaniale economie:
• de vestiging v. seigneuries leidde tot verschuivingen in de agrarische surplus-extractie: in de
wijze waarop en mate waarin inkomen werd overgeheveld v. boeren naar heren)
 vroeger : overheveling via gedwongen landarbeid + afdracht v. overschotten + enkel bij
horigen in kader v. hofstelsel & grondheerlijkheid  nu: banheren exploiteren alle mensen
binnen een bep. territorium op basis van geüsurpeerde overheidsrechten
 de verschuiving was ook verbonden met de evolutie v.h. hofstelsel zelf dat in verval raakte
 diepere oorzaken:
- geldnood a.d. zijde v.d. aristocratie  door bevolkingsaangroei ook meer aristocratie, en
dat zorgt voor steeds dunnere erfenissen
 nog grotere verarming door schenking van land en 10en aan kerkelijke instellingen
(normaal tijdelijk  toch gingen de Kerk het steeds meer als permanente overdracht zien
door herleving v. canoniek recht v. Rom. eigendomsbegrip & terugdringing lekeninvloed)
 ook kwam veel tiendenbezit weer in handen v.d. Kerk i.p.v. de aristocratie
 dalende inkomsten zorgen ook voor stijgende lasten  door duurder militarisme,
+ heropening handel met Midden-Oosten waardoor luxegoederen beschikbaar werden
en de aristocratische levensstijl verfijnder maar ook veel duurder werd
- omkering v.d. land-labour ratio in de expansiefase (= schaarsteverhouding grond - arbeid)
 bevolkingsgroei zorgt voor schaarsere/duurdere grond + overvloedige/goedkopere
arbeid  werkt omzetting v. horige arbeidsdienst naar betaling in natura/geld i.d. hand
 hofstelsel was eerst bedoeld om schaarse arbeid vast te houden  nu ging men
arbeidsdienst v. horigen afschaffen  2 keuzes:
- exploitatie voortzetten met behulp van betaalde landarbeiders  vooral 11e/12e e
- directe uitbating afschaffen & grond in erf- of termijnpacht geven  uiteindelijk meer
 alleen in Eng. hield men omzetting v. arbeidsdiensten tegen om te profiteren v.
hoge graanprijzen, zodat het domaniale stelsel daar tot i.d. 14de eeuw bleef bestaan
 buiten Eng verdwenen naast de arbeidsdienst ook andere horige lasten die mochten
worden afgekocht (vb: recht v. heer op beste deel nalatenschap v. horigen)
 horigheid verloor elke reële betekenis (juridisch statuut v.d. horige gaat verdwijnen
en zo ook het dienstrecht = regels v. horigen) + de sociale verschillen en
geografische mobiliteit op het platteland neemt toe
 doorbraak in de commercialisering & monetarisering v.d. plattelandseconomie
aangezien boeren nu gedwongen waren arbeid of overschotten te gelde te maken
 omzetting v. arbeidsdiensten (v. erfpacht) in geld waardoor een vast pachtbedrag
werd vastgesteld  heel voordelig voor de boeren door de inflatie v.d. 13de eeuw
 domeinheren gingen dit tegen door grond in termijnpacht te geven of door
deelpacht waarbij de eigenaar een vast deel van de bruto opbrengsten kreeg

ridders en boeren in het middeleeuws maatschappijbeeld

• de installatie v. banale heerlijkheden e.d. kan men zien als het sluitstuk van een langdurig
sociaal-historisch proces  de geleidelijke afzondering v.e. gespecialiseerde krijger-aristocratie
 komt tot uiting in het driestandenschema en ook in de tweedeling tussen edelen/vrijen en
horigen (Carmen ad Rothberthum regem v. Adalbero, bisschop v. Laon voor Fr. koning
Robert de Vrome)
 de samenleving diende volgens de klerikale elite organisch als een lichaam te functioneren
waarbij elke groep een deel vormt  geheel werkt slechts als men eendrachtig samenwerkt

ruiters worden ridders:


• vorming van het ridderschap uit 3 ingrediënten:
- vorming v. bereden militia’s door banheren
- groeiend tactisch belang v. zwaarbewapende ruiterij
 professionalisering v.d. krijg te paard & werd versneld door technische vooruitgang in
wapentuig & uitrusting (maliënkolder/bepantsering, wapens, hoefijzers, kuipzadel,…)
 vooral aristocraten want ruiterij is duur en er is veel tijd nodig voor training

46
 naast rijkdom en geboorte ging ook fysiek, talent & verzekerde loyaliteit een rol spelen
bij de rekrutering (+ natuurlijke specifieke historische omstandigheden)
 vroeger bestond de ruiterij nog niet uit aristocratie:
 banheren en koningen v.h. Duitse Rijk (rond 1100) rekruteerden onvrijen
 reconquista: klasse boeren-ruiters (caballeros villanos) in Castilië/Catalonië
 stadstaten in N & Mid-Italië: legers van feodaal-adelijk-burgerlijk karakter
 Eng.: Normandische campagne (1066): cavalerie =(achter)leenman v. kroonvazallen
 door toenemende nood aan bekwaamheid, de cruciale rol in de campagnes &
de dure prijs v.d. uitrusting steeg het prestige v.d. milites zienderogen
 opmerkelijk: sociale mobiliteit binnen de cavalerie: ruiters van hoge aristocratie
(koning) identificeren zich met die v. lage
deze versmelting v. hoog & laag-aristocratische elementen ging gepaard met de
ontwikkeling v.e. esprit de corps (nieuwe ere- & gedragscode en eigen subcultuur
waarbij traditionele waarden, moed, loyaliteit en kameraadschap belangrijk zijn)
+ toegang werd geformaliseerd (ceremonies & rituelen vanaf 13de eeuw ridderslag)
 vanaf invoering v.d. ridderslag heten de ruiters ‘ridders’  nieuwe ridderorde/stand
- doelbewuste voorstelling v. de aristocratie als strijders in dienst v.d. heilige Kerk
(= klerikale reactie op het voorgaande + heeft diepere historische wortels)
 het concept van de miles Christi/miles Sancti Petri dat in de vroege Middeleeuwen
was toegekend aan clerici en martelaren, was i.d. 5/6de eeuw op monniken overgegaan
als het nieuwe christelijke elitekorps en later ook aan de bisschoppen  paus verbood
hen nog langer gewapend te strijden, mocht alleen spiritueel en in dienst v.d. paus
 concept wordt geregenereerd om de wereldlijke milities i.h. gareel v.d. Kerk te krijgen
door christelijke deugden te propageren  strijd tegen niet-christenen biedt
mogelijkheid om milites met christelijke idealen op pad te sturen  ridderorden
 er vond ook een militarisering + heroïsering v.d. klerikale moraal plaats  Bernard
v. Clairvaux: boek over verheerlijking nieuwe religieuze ridderorden
- Hugo v. Payns richt de ‘broederschap v.d. arme ridders v. Christus’ op
 1128: erkend als de Orde v.d. Tempel (tempeliers)
- Orde v.h. Hospitaal v. St.-Jan te Jeruzalem  hospitaalridders/johannieters
 vanaf 16de eeuw: Maltezer Orde
- Orde v.h. hospitaal v.d. Heilige Maria v.d. Duitsers  Duitse of Teutoonse Orde
- reeks kleine orden in Spanje, Portugal & Baltische gebied
 zowel leken als geestelijken treden toe. Leken moeten een gelofte v. strijd afleggen
maar moeten zich in sommige orden in plaats daarvan niet aan het celibaat houden
 ‘gewone’ ridders konden niet aan deze orden tippen door hun overdreven aandacht
voor verschijning & vertoon, mede door steekspelen voor spektakel (<B.v. Clairveaux)
 kreeg felle kritiek v.d. clerus, de ridderwaarden worden uit het oog verloren
 door doden bij steekspelen worden ze vanaf 1130 verboden maar aangezien dat
niet hielp ontzegde men de gesneuvelde ridders een christelijke begrafenis (1139)
 alleen het inauguratieceremonieel kreeg waardering v.d. Kerk  was doordrongen
v. christelijke waarden + ze zwoeren de Kerk & clerus te beschermen

hoofse cultuur: nieuwe spelregels voor het verkeer in hoge kringen:


• ook nieuwe literaire genres vormden onderdeel v.d. hoofse cultuur (hoofs<courtois<hoven)
 centraal staat de gedragscode ‘hoofsheid’ gericht op:
- reguleren v. spanningen + vermijden openlijke agressie & vetes in relaties tussen
jongemannen wiens opvoeding op geweld gericht was  geweldregulering dus
- verwerven van een belangrijke plaats aan een hof door het vergaren van eer
 uitgewerkt in etiquetteprogramma  geldt nu nog als beschaafd & werd in spreuken gezet
 ook verheven deugden v.d. ideale ridder: trouw, morele zuiverheid, matigheid, eergevoel,
vrijgevigheid & dienstbaarheid + fysieke kracht & lichaamsbeheersing en wereldkennis
 eer is de belangrijkste  verwerft men door sociale status + eervolle daden
 dapperheid is essentieel maar strijdlust moet gericht zijn op een hoger doel: eer telt pas
in dienst v.e. ander (vrouw, vorst of geloof)  hoog aanzien, hoofse liefde + zielenheil

47
 2 belangrijkste kenmerken van de hoofse liefde:
- omkering v.h. traditionele rolpatroon: man is dienstbaar a.d. vrouw i.p.v. vice versa
- morele veredeling waartoe de hoofse liefde leidt (liefde maakt mensen moreel beter)
 heeft pas volle effect als de minnaar eerst ontbering of vernedering heeft ondergaan
+ opofferende daden voor de geliefde heeft verricht
 hoofse liefde was vaak ook een ontdeugend spelletje met echte spelregels, enz…
 stond eigenlijk haaks op de kerkelijke moraal v. huwelijk & liefde maar was eigenlijk een
maatschappelijke utopie (had weinig te maken met de grauwere werkelijkheid)
 bewijst de behandeling v. vrouwen, ze waren inferieur en hadden niets te zeggen (de
meeste aristocratische meisjes verdwenen in kloosters of werden uitgehuwelijkt)
 dient volgens sommigen als uitlaatklep voor jonge achtergestelde edelen of de trouw
aan een vrouw was volgens anderen een metafoor voor de trouw aan de heer
 3 nieuwe genres (vanaf de 12/13de eeuw):
- chansons de geste  epische teksten met daden v. 1 persoon centraal, uit de tijd v. K. de
Grote (weerspiegelt het ridderbeeld + idealen  Raoul de Cambrai
+ ook al sentimentaliteit m.b.t. gesneuvelden  Chanson de Roland)
- hoofse lyriek (troubadourspoëzie)  loopt over v.d. nieuwe sentimentaliteit + in volkstaal
 invloed v. Arabische oorsprong (thema’s, rijmschema’s, muziek)
 invloed christelijk-religieuze Mariahymnen + klassieke liefdespoëzie v. Rom. Ovidius
 de liefde tot de vrouw wordt verheven tot een ideaal voor morele zelfvervulling dat pas
kon bereikt worden door innerlijke conflicten
- ridderromans  synthese v.d. voorgaande  Chrétien v. Troyes  verhaal = queeste
waarbij de ridder door heldendaden uiteindelijk zijn doel weet te bereiken (liefde, God,…)
 sterk geïdealiseerd beeld v.d. werkelijkheid + erotische & mystiek-religieuze symbolen
 Klassieke, Oosterse, Britse ridderroman (Arthurroman)
 Wolfram v. Eschenbach in Duitsland, Tristan < Gottfried v. Straatsburg
 grote invloed op westerse cultuur  introduceerde de romantische liefde

tendensen tot rangordening en afsluiting:


• na 2 eeuwen werd een proces geleidelijk afgesloten  verliep in Europa in verschillend tempo
en langs andere lijnen, maar er zijn 2 tendensen in gang gezet:
- tendens tot interne rangorde  er waren ridders in allerlei soorten en maten
 behoefte om onderlinge statusverschillen te markeren  via 2 wegen:
- titulatuur + volgorde waarop getuigen in oorkonden worden opgesomd gaat men
afstemmen op het onderscheid tussen oud-adellijke en niet-adellijke ridders
- creatie aparte rangen voor zeer aanzienlijke ridders (baanderheer met eigen banier)
- tendens tot afsluiting  1130-1250: ridderstatus is overal erfelijk geworden
 criterium prestatie wordt zo verdrongen door dat van geboorte
 men gaat deze zonen pas echt laten toetreden tot de ordo militaris na ridderslag +
verlening riddertitel  intussen zijn ze aspiranten of (schild)knapen
 men bleef soms heel lang schildknaap want de inauguratieceremonie was duur
+ de ridderlevensstijl was duur  toch blijft men zekere privileges genieten
 ridderschap is toch nergens een volledig dichtgetimmerde geboortestand geworden,
ook boeren bleven doordringen (in beperkte mate) door verheffing door de vorst
• veel regionale verschillen in de mate & tempo waarop ridderschap en adel versmolten
 was het sterkst in Catalonië, Fr., Duitse gebieden onder Fr. invloed (Henegouwen, Holland,
Ned.) en Aragon waar de versmelting feitelijk volledig is
 Duitse Rijk  nooit volledige assimilatie omdat men ridderschap met onvrij bleef associëren
 dienstelement was voor de hoge adel niet aantrekkelijk, toch heetten de Duitse koningen
vanaf Fr. Barbarossa zich ‘ridder’ & konden onvrijen zo een adelpositie behalen
 verschil in status bleef tellen  uiteindelijk rekende men ridders tot de lage adel, en
ridders v. hoog-adellijke afkomst bleven zich nobilis noemen
 afscheiding hoge adel werd versterkt door erkenning i.h. leenrecht v.d. ‘rijksvorsten’
 afsluitingstendens zette zich al in 12de e in  Wet tegen brandstichters in Rijkslandvrede
v. 1168: kinderen v. priesters, diakenen, boeren kunnen geen ridder meer worden

48
 stadstaten v. N & Mid.-Italië  ridderschap was sinds lang een amalgaam v. adellijke &
niet-adellijke elementen  ridderschap omvat hier niet alle milites, er is ook een gewone
ruiterij zonder leden van de adel of het ridderschap (ook de burgerij moest te paard strijden)
 14de eeuw: vervanging v. opkomstplicht door geldstorting waarmee men huurlingen huurt
 Engeland  kort na de Normandische veroveringen vormen de ridders al een grote groep
 ze zijn leenmannen v.d. kroonvazallen die hun heer in de strijd moeten volgen
 toch geen overdreven sociale status en dus geen adel  i.d. 13de eeuw neemt hun
aantal af en de militaire opkomstplicht was al lang afkoopbaar gesteld (geld = scutagium)
 nu gaat men de knightly class (alle families met deze titel) van het knighthood (allen
met ridderlijke levensstijl en opgenomen i.d. ordo militaris) onderscheiden  zowel
hoge adel als leden v.d. knightly class behoorden hiertoe & vanaf de 13de eeuw
noemt men de knightly class de gentry, die een vaste rol krijgt i.h. plaatselijk bestuur

boeren:
• de boeren vormden rond 1000 nog het grootste deel van de hele bevolking
 door het verlies v.d. ‘publiek’ taken (dienstplicht & rechtspraak) verloren ze ook hun aanzien
en vaak ook hun vrijheid
 daar kwam een negatieve stereotypering bij door groei v.d. steden en opkomst ridderschap
 onterecht: hun maatschappelijke functie was vitaal + ze belichamen het armoede-ideaal
 dit komt door een mengeling v. minachting & angst + een onbewuste drang tot
rechtvaardiging v.d. evidente maatschappelijke ongelijkheid
 ‘verbeesting’ staat centraal in het negatieve stereotype  komt tot uiting i.d. literatuur
 men vergelijkt de boeren met beesten, zoals men vroeger deed bij barbaren of slaven
(hoofsheid  boersheid, on-hoofsheid, dom, wild, rustici)  bijzonder neg. beeldvorming!
 vormen boeren hierdoor de underdogs?  nuances: dit is de historische realiteit:
- lastendruk v.d. boeren is gedurende de expansiefase langzaam verminderd, en boeren
zijn niet rechteloos zodat ze financieel profijt haalden uit de overerving v. hoevenland
- het steeds opener karakter v.d. agrarische economie + monetarisering biedt hen kansen
op de markt
- de maatschappelijke onderhandelingspositie en politieke mondigheid v. boeren is
verbeterd door de ontwikkeling v. dorpsgemeenschappen en parochies  goede
samenwerking is nodig om de organisatie van deze samenlevingen goed te laten lopen
 groepsgevoel v. solidariteit en samenwerking ontstaat  eendracht maakt macht
 instituten voor lokale organisatie worden ingericht (buurschappen, marken,…)
 kwamen allemaal bijeen in de ‘dorpsgemeente’: deze krijgen nu ook een feitelijke
rechtspersoonlijkheid (bevoegdheid om namens de lokale gemeenschap in rechte te
handelen) en deden aan lokaal openbaar bestuur, regelgeving en rechtspraak
 college v. gezworenen (jurati)/schepenen (scabini) dat regelmatig werd herverkozen
ofwel dorpsvergadering die bestuurde en rechtsprak, terwijl voor uitvoerende taken
lokale functionarissen werden aangesteld (rechtspraak voor zware overtredingen
vond wel plaats in een hogere rechtbank)
 dorpen konden bij charter verleende privileges krijgen zodat ze ‘vrijheden’ worden
(vooral Mid.-Italië, N-Fr., Hertogdom Brabant)  alle inwoners zijn persoonlijk vrij of
de malae consuetudines worden verzacht, het lokale bestuur mag eigen recht
hanteren + nog wat ruimere bevoegdheden
 alleen in Scandinavië en Engeland gebeurde dit niet:
 Zweden was te dun bevolkt  gemeenschappelijk district voor meerdere dorpen
 Engeland: betekenis v. dorpsgemeenten was gering omdat de manor het
belangrijkste kader v. lokale plattelandse organisatie bleef (met een manor court)
- boeren deinsden ook niet terug voor georganiseerd gewapend verzet tegen
onderdrukkende heren  minder weerloos dan de literatuur zou doen denken
 verschillende ridderlegers werden in de pan gehakt door boerenmilities
 vochten ook regelmatig zaken uit voor hogere rechtbanken tegen adellijke of
geestelijke grootgrondbezitters (over dagelijks bestaan zoals gebruik v. bos en venen)

49
Hoofdstuk 8: religieuze en kerkelijke vernieuwing (1000-1250)

De westerse Kerk i.d. Middeleeuwen was als een huis in aanbouw  verschillende opvattingen:
- ascetische ideologie v.d. monniken met een standaard voor morele waarden die
onbereikbaar was voor gewone gelovigen (kunnen redding door schenkingen verzekeren)
 door indoctrinatie is er een grote aanwas v.d. rijkdom van abdijen
- zaken v. Kerk & clerus waren ook vermengd met wereldlijke belangen  veel kerken en
kloosters waren bezit v. leken, die zich inlieten met de benoeming v. bisschoppen &
abten, die zich op hun beurt dan weer bemoeiden met zaken v. wereldlijk bestuur
 radicale veranderingen in de loop v. 11e en 12e eeuw: morele greep v.d. monniken op de Kerk
verslapt  alternatief spiritueel ideaal: steeds grotere scheiding tussen clerus en leken
 leken-aristocratie bemoeit zich minder met kerkelijke zaken
 de pauselijke macht stijgt tot ongekende hoogten
 gelovigen gaan zich massaal in de Kerk manifesteren als dragers v. zowel christelijke
tradities als nieuwe religieuze tradities

het hervormingsstreven

• katholieke Kerk had altijd al een behoorlijk zelfreinigend vermogen  hervormingsstreven


≠ vernieuwingsdrang, maar was gericht op herstel v. oude waarden en verhoudingen die
verloren waren gegaan of bedreigd werden
 verschil met hervormingen van voorheen: deze waren steeds gericht op morele verbetering
v. individuen (leken & clerici)  nu wil men de Kerk als instituut ingrijpend verbouwen,
waarvoor men eerst alle lekeninvloed in de Kerk terug moest dringen
 hervormingsstreven was naast terugdringing v. lekeninvloed ook op godsvrede en vrije
abtsverkiezingen gericht  de abdijen waren de leveranciers van hervormers
 Societas Christiana als spiegel van Monastieke ideaal:
- vorming priesters en uitbouw parochiesysteem
- strijd tegen simonie (praktijk waarbij kerkelijke ambten verhandeld worden) en nicolaïsme
(priesters die huwen  tegen erfelijkheid)  veel tegenstand, vooral bij lagere clerus

paus tegen keizer: de investituurstrijd:


• achter het bevoegdheidsconflict zat veel meer: andere doestelling van de Kerk = van de wereld
één groot klooster maken en het monastieke ideaal verspreiden
• lekeninvestituur  geestelijke hoogwaardigheidsbekleders werden door de koning met hun staf
en ring bekleed, zodat de koning eigenlijk hun benoeming in handen had  was doorn in oog
 conflict werd nog sterker door 2 ontwikkelingen in het Duitse Rijk:
- koning Otto I ging zich bemoeien met de pausverkiezing
- de Duitse koningen gingen bisschoppen inschakelen bij het landsbestuur  niet nieuw,
maar nu werden bisschoppen bekleed met de waardigheid v. graaf of hertog ( vazal)
 krijgen dus ook een wereldlijk ambtsgebied, dat niet territoriaal samenvalt met hun
geestelijk ambtsgebied (bisdom, diocees  prinsbisdom, sticht)
 na 1066 in Engeland ook  alle grote bisschoppen & abten werden kroonvazallen
 kregen toch nooit bestuursambten, enkel landgoed en daarmee verbonden rechten
 In Frankrijk was het probleem minder urgent  bisschoppen werden ook graaf of
stadsheer, maar de koning was te zwak om bisschoppen i.h. wereldlijk bestuur tot
hoeksteen v. koninklijke politiek te maken (had niet eens overal benoemingsrecht)
 offensief v.d. pausen tegen lekeninvestituur werd in Duitsland door koning Hendrik III in
gang gezet  +/- 1050: hij laat neef Bruno v. Egisheim (bisschop v. Toul) tot paus verkiezen
 onder deze bekwame Duitse pausen versterkte het pauselijk gezag enorm + gesteund
door hervormingsgezinde elementen a.h. pauselijk hof (Humbert, Hildebrand v. Soana)
 1059: eerste succes v.d. hervormers  herziening v.d. procedure voor pausverkiezing
 normaal koos ‘clerus & volk’ de paus, maar eigenlijk was het de Rom. Aristocratie

50
 komt nu in handen v.h. ‘college v. kardinalen’ (= belangrijkste geestelijken uit Rome +/-50)
 maakt echter geen einde aan lekenbemoeienis want velen waren zelf adellijk, en
verkiezing gebeurde nog steeds in het openbaar zodat beïnvloeding mogelijk bleef
 1216: experimentering met het conclaaf (verkiezing in afzondering)  nu nog steeds
 pas regel in 1274 want was niet direct succesvol (slechte isolatieomstandigheden,…)
 een ander probleem was dat niet alle stemmen even zwaar doorwogen (afh. v. status)
 1179: 3de Lateraanse Concilie: alle kardinalen = gelijkwaardig + 2/3 meerderheid nodig
 kardinaal Humbert v. Silva Candida was het brein achter de 1059-regeling, maar toen hij
stierf was het Hildebrand v. Soana die het hervormingsstreven tot hoeksteen v.d. pauselijke
politiek zou maken eens hij paus Gregrorius VII werd
 1075: Dictatus Papae: de paus is de allerhoogste macht, staat boven alle vorsten (& mag
ze afzetten), is heilig, mag door niemand beoordeeld worden, en is als enige zo machtig
 extreme herinterpretatie v.d. tweezwaardenleer waarbij de paus de hoogste macht is
 komt tot uiting i.d. formulae v.d. keizerskroning die Innocentius III wijzigt (vorst
ontvangt het zwaard van de paus i.p.v. God)  paus beschikt over beide zwaarden
 nieuw was het tot officieel pauselijk standpunt maken ervan  nieuwe hiërocratische
wereldorde waarbij koningen zich als hoofd v.d. Kerk in eigen koninkrijk beschouwen
 nooit gerealiseerd, toch heeft pausschap i.d. 12/13de eeuw geweldige impact gehad
• conflict tussen paus en Duitse koning barstte los in 1075  Hendrik IV installeert zijn kapelaan
Tedald als aartsbisschop v. Milaan terwijl paus reeds een andere verkozene had goedgekeurd
 Gregorius deed de keizer in kerkelijke ban + ontzette hem uit zijn ambt (2de nooit eerder!)
 toont macht v.d. paus zelfs zonder machtsmiddelen v.e. koning  beroering i.h. Duitse Rijk
waardoor de positie v. Hendrik ernstig bedreigd werd  1077: gaat de paus openlijk om
vergeving vragen in een boetekleed (in Canosa, Toscane) oorlog vermeden maar Hendrik
had erkend dat de paus over zijn koningschap kon beschikken (= gevaarlijk precedent!)
 1085: einde van de ban
 hierna ging de paus de relatie tussen koningen en pausen uitvoeriger/strakker formuleren
= dwarsboming van de macht van de keizer en de Romeinse aristocratie
 koning moet gehoorzaam aan, nuttig voor en geschikt naar het oordeel v.d. paus zijn
 het exclusieve recht op het keizerschap i.h. W moet de Duitse koning ontnomen worden
 zorgt voor grote strijd tussen de Duitse koningen & de pausen  propaganda en de
ander zwart maken als ‘duivels’  opvolger Hendrik V gaat gewoon door
 1122: Concordaat v. Worms: koning doet afstand v.d. investituur i.h. geestelijke ambt en
moet vrije verkiezingen van bisschoppen garanderen (verkozen door priesters,..), de
koning behoudt wel het recht op investituur v.d. wereldlijke macht (ook macht over de
bisschoppen die een wereldlijke ambt bekleden, maar niet over hun geestelijke ambt)
 toch nog geen einde aan de conflicten!
 in Engeland was er in 1107 (en in Fr. ook vóór 1122) al een vergelijk tussen koning en paus
 duale status werd volledig erkend en er werd voorzien in een gescheiden investituur
 alle gekozenen moesten trouw zweren aan de koning
• toch boden Worms & vergelijkbare regelingen geen echte oplossing voor h. probleem v. leken-
inmenging  vorsten bleven zich met verkiezingen bemoeien (niet langer openlijk & direct)
zolang clerici met wereldlijk gezag werden bekleed en de kerkelijke ambten winstgevend waren
 was echter het meest wezenlijke facet v.d. poging om lekeninvloed terug te dringen
 men trachtte ook het eigen-kerkensysteem terug te dringen  lukte vooral bij oprichting v.
nieuwe kerken, en pas in 2de instantie bij herziening v.d. status v. bestaande kerken
 lokale pastoorsambt bleven vaak in handen v. adellijke heren, maar soms ook v.
plaatselijke gemeenschappen  parochianen kregen zelf zeggenschap over beheer van
hun kerk, daarmee verbonden goederen en de lokale armenkas

de pauselijke aanspraken op het hoogste gezag in de wereld:


• om hun doel te bereiken waren pausen aangewezen op kerkrechtelijke sancties, diplomatieke
bravoure, ideologische propaganda (wegens gebrek aan militaire/politieke strijdmiddelen)
 excommunicatie: uitsluiten v. gelovigen uit de christelijke gemeenschap; interdict:
opschorten v. kerkelijke diensten binnen bepaald gebied, banvloek, tegenkoningen/pausen

51
 beschuldiging v. ketterij en vervolgens militaire hulp inroepen van wereldlijke vorsten
 ketterij is hier niet afwijken v.d. Kerkleer maar ernstig verstoren v.d. door de Kerk
gegarandeerde wereldvrede (vb: 1102: Graaf v. Vlaanderen oproepen tegen Hendrik IV)
 Bravoure (zelfverzekerdheid in optreden die v. bekwaamheid getuigt) was de basis v.
pauselijke aanspraken op territorium  1100: Urbanus II claimt Corsica op grond v.d.
Donatio Constantini, +/- 1150: Calixtus III verleent Ierland aan de Engelse koning Hendrik II
 vervolgens zochten pausen bondgenoten die bereid waren hen als leenheer te erkennen.
lukte echter zelden (behalve die keer met de Normandiërs in Z-Italië, graaf v. Barcelona,
Hertog v. Kroatië & Dalmatië)  meestal ook gebaseerd op Donatio Constantini
 mislukt bij W. de Veroveraar & Frederik Barbarossa, lukt bij Jan zonder Land en Sicilië
 andere soort band is patrocinium (met koningen v. Aragon & Navarra + later Portugal)
 speculator = ‘algemeen toezichthouder’ op het wereldlijk gebeuren  bepaalden of een
wereldlijk heerser geschikt was voor zijn taak  scheidsrechter bij opvolgingsproblemen
 ceremoniële handelingen die pauselijke suprematie over keizer symbolisch tot uiting brengen
 stratoris officium: keizer moet de paus bij een ontmoeting helpen afstijgen v. zijn paard
• tegen dit streven v.d. pausen kwam ook oppositie
 Frederik Barbarossa noemt zijn rijk het Heilig Roomse Rijk (alsof het net zo goed heilig en
van God afkomstig was als de Kerk zelf)  is tegenwicht tegen pauselijke macht
 ook niet alle clerici delen de mening over de extreme tweezwaardenleer  gematigde of
dualistische visie wordt neergelegd i.h. Decretum Gratiani (+/- 1140), de meest
gezaghebbende compilatie v. kerkelijk recht in de Middeleeuwen

de pausen als leiders van de Kerk

• de paus verstevigde ook gestadig zijn eigen greep op de Kerk zelf


 ging gepaard met uitbouw v. centrale bestuursorganen in Rome:
- 12de e: Heilige College (v. kardinalen) groeit uit tot belangrijkste advies- & bestuursorgaan
 samenstelling ging mettertijd wijzigen  meer niet-Romeinse geestelijken zodat grote
wereldrijke vorsten ook aanhangers i.h. College zagen  gezag paus in buitenland
groeit doordat hij de kardinalen als persoonlijke gezanten kan inzetten
- pauselijke curie (hof) omvatte oorspronkelijk ongescheiden alle bestuurlijk/administratieve
taken  12de e: gespecialiseerde afdelingen (o.a. voor rechtspraak & financiën)
 het hoogste oordelend gezag v.d. pausen word geïnstitutionaliseerd in de 12de eeuw
 paus moet actiever optreden om zijn plicht (katholieke geloof verdedigen) te vervullen
 paus gaat meer rechtspraak naar zich toe trekken & zijn oordeel wordt meer gevraagd
 i.p.v. alles zelf te regelen gaat een kanselier tijdens het consistorie (vergadering paus &
Heilig College) de sleutelrol innemen  deed uitspraak over wat gezegd was
 zorgt voor toename juridische expertise (volgens B. v. Clairvaux v.d. verkeerde soort)
 pauselijke rechtspraak wordt op 2 manieren gekanaliseerd:
- vorming v. 2 gespecialiseerde rechtscolleges a.d. curie: poenintentiaria voor berechting v.
gewetenskwesties + audiëntia voor andere aangelegenheden
- afhandeling v. zaken op de plaats waar ze voorgevallen waren  door in het kerkelijk
recht geschoolde autochtone geestelijken voorzien v.e. speciaal mandaat
 inkomsten van de Kerk groeien ook sterk in de 12de eeuw
 beheer door 2 gescheiden fondsen (van elk ongeveer even veel):
- Camera Sacri Collegii voor het deel v.d. kardinalen
- Camera Apostolica voor het pauselijk deel  onder supervisie v.d. pauselijke tresorier
 pauselijke domeinen & subsidies v. wereldlijke heersers  laatste was onzekere
geldstroom  geregelde inkomstbronnen worden belangrijker: Innocentius III
probeerde de geestelijkheid te belasten met een 3jaarlijkse betaling op hun inkomsten
 verdere experimentering, maar tegen de zin v. vorsten (minder klerikale inkomsten)
 grotere inkomsten + verbetering v. financieel beheer droegen dus bij tot de versterking
v.d. pauselijke greep op de ‘pauselijke staat’
 steeds meer landgoed (door o.a. nalatenschap)
 midden 12de eeuw: start van stapsgewijze consolidatie + territorialisering v.h. wereldlijk
gezag v.d. pausen in Mid.-Italië

52
 toppunt pauselijke macht onder Innocentius III (1198-1216)  4de Lateraans concilie
 13de e: ontwikkeling conclaaf, opkomst mythe pausin Johanna, “testikelcontrole” bij paus
• 12/13de eeuw: tijd van nieuwe reeks oecumenische concilies
 ander karakter dan pauselijke synoden uit de vroege Middeleeuwen  weinig sinds de 7de
eeuw want volgens de tradities zit de keizer de oecumenische concilies voor (is er niet!)
 Leo IX riep internationale vergadering v. bisschoppen bijeen & presideerde zonder keizer
 nieuwe reeks gaat van start en meer offensief gericht  i.p.v. als doel de Kerk tegen
lekeninvloed te beschermen, wou men nu de lekenwereld zuiveren van alle elementen die
non-conformistisch a.d. Kerk zijn en zo de eenheid binnen de christelijkheid bedreigen
 de pausen gingen zich steeds meer als monarchen gedragen & gebruiken concilies om
hun gezag te etaleren  conciliegangers moeten gewoon zijn beslissingen goedkeuren
 vond vanaf 1123 plaats in Rome, het Lateraan met zijn basiliek en aangebouwd paleis
 hoogtepunten van deze concilies zijn het 3de (1179 Alexander III) en 4de (1215 Innocentius
III) Lateraanse Concilie  regelgeving op groot aantal terreinen
 3de: pausverkiezing, huwelijk en verwantschap
 4de: 71 decreten over alles en nog wat (frequentie biecht, moraal clerici, ketterzaken,…)
 behalve bisschoppen ook andere geestelijke én wereldlijke hoogwaardigheids-
bekleders uitgenodigd (wijst op overmatig zelfvertrouwen)  konden niet
meebeslissen maar gewoon delibereren en getuige zijn  soms verhitte discussies!
 hoogtepunt v.d. pauselijke macht = pontificaat v. Innocentius III
 vanwege indrukwekkende wetgevende en bestuurlijke activiteiten, krachtige
inspanningen om de pauselijke staat-in-wording te consolideren, successen met
lanceren v. kruistochten en handige manoeuvres in internationale politiek
 belichaming v. het nieuwe pausschap dat gericht was op spiritueel én politiek
leiderschap over de hele christelijkheid  belangrijkste middel = plenitudo
potestatis: term om onbelemmerde & exclusieve rechtsprekende & bestuurlijke
macht v.d. paus binnen de Kerk mee aan te duiden  nu uitgebreid tot
superioriteit over de wereldlijke macht

hervorming en vernieuwing in het kloosterwezen

Cluny en de Ecclesia Cluniacensis:


• vernieuwing v.h. kloosterwezen  basis v.d. renovatie ligt in de abdij v. Cluny
 gesticht in 910 door Willem de Vrome (hertog Aquitanië)  na 2 eeuwen de rijkste kerkelijke
instelling v.h. Westen ora
 al sinds 2de abt, Odo, hervormingen gericht op herstel regel v. Benedictus (vooral bidgebod)
 omslachtige liturgie wordt ontwikkeld + 1ste klooster waar men bidt voor het zielenheil der
doden  introductie Allerzielen op 2 november door 5de abt Odilo  dodencultus
 hun opvattingen kregen steeds meer succes  1150: Cluny is grootste klooster en er
komen dagelijks zoveel armen zodat een agglomeratie werd gevormd (~ grootte stad)
 factoren voor de bijzondere positie en het succes:  uitbouwen van een netwerk!
- succes v.d. overdracht hervormingsstreven op andere kloosters  verbintenis met meer
dan 1000 huizen eind 12de e, abt van Cluny is hoofd van elke prior + nieuwe stichtingen
 nog geen echte kloosterorde maar wel al veel inspectie van bovenuit (vaste greep)
- genoot vanaf eind 10de eeuw een bijzonder vorm van kerkelijke exemptie
 onttrokken v. elke vorm v. bisschoppelijke supervisie of wereldlijk gezag, en in 1024
gaat dit gelden voor alle aangesloten conventen  maakt v. Cluny een machtig
bolwerk in strijd tegen lekeninmenging in de Kerk (bijna koninkrijk ín een koninkrijk)
- bijzondere relatie met de paus, en zelfs met Petrus & Paulus de apostelen
 dit laatste door plechtige overbrenging v. hun relieken vanuit Rome naar Bourgondië
 vormt zo tussenstop voor pelgrims op bedevaart naar Rome/Compostella & Cluny
krijgt veel land geschonken als ‘schenkingen aan Petrus’ (verhoogde status buren)
- Cluny groeide spoedig uit tot centrum v. geleerdheid en intellectuele vorming
 abten genoten grote faam, raad werd gevraagd, waren bij concilies = politieke macht
- bouwkunst = romaans  aangepast aan pelgrims die relieken bezoeken

53
• Cluny was echter geen geïsoleerd fenomeen  Bourgondische en Duitse koninkrijk had eigen
monastieke hervormingscentra (abdij St.-Victor in Marseille, Lotharingse abdij in Gorze)
 Duitse Rijk: restauratiestreven concentreerde zich op de rijkste en meest respectabele
Karolingische abdijen, andere grote benedictijnenabdijen hielden zich afzijdig
 traditionele abdijen blijven aanwezig!  nabloei 12de eeuw (Cluny, Duitsland) + vrouwen!

godsvrede en godsbestand:
• de abten en huizen kregen echter ook scherpe kritiek, vooral v.d. Franse bisschoppen
 spitsten zich naast het exemptieprivilege ook toe op de intensieve bemoeienis v. Cluny met
de godsvredebeweging (die ontstond als reactie op het geweld in de banale heerschappijen
en de dreigende anarchie)
 speciale synoden waarbij regels tot geweldbeperking worden vastgelegd, waarop de
lokale heren en hun milites vervolgens een plechtige eed zworen tot naleving ervan
 regels vooral gericht op het ontzien v. weerloze groepen bij geweld
 25 godsvredes in de 11de eeuw, en vanaf 1020 2de fase (veel radicaler)  op bepaalde
dagen of gedurende hele periodes was geweldpleging verboden (godsbestand)
 geestelijke leiders proberen hier feitelijk in de plaats te treden van wereldlijke
machtshebbers  felle kritiek v. bisschoppen omdat men eigenlijk een taak v.d. koning
overneemt (volgens Adalbero v. Laon moeten monniken in hun klooster blijven)

vita apostolica en de nieuwe spiritualiteit: Eretisme:


• moeilijk te bestuderen aangezien men hier niets over neerschreef in bronnen!
• in de 10/11de eeuw diende zich ook een nieuwe religieuze gevoeligheid aan
 had twee hoofdtrekken naast het ideaal van armoede en prediking:
- idee dat goede christenen moeten leven naar voorbeeld v. Christus & apostelen i.h. N.T.
 meer aandacht voor N.T. i.p.v. het O.T.
 duidt op een streven naar een moreel zuiver en v.h. materiële overdaad ontdane
evangelisch of ‘apostolisch’ leven  staat in verbinding met hoofdtrek 2:
- spiritualiteit: zoeken naar een persoonlijke, binnengeestelijke relatie met god, gevoed
door meditatie & gebed  sterke identificatie met Christus en Maria, die nu een humaner
imago kregen aangemeten (Christus de lijdende mens & Maria de meelijdende moeder)
 radicaalste uitdrukkingsvorm was door groepen die letterlijk zoals Jezus en apostelen wilden
gaan leven  in armoede en gedreven om Gods woord actief te verkondigen
 vanaf 11de eeuw: extreme vita apostolica-beweging in N-Fr. & Rijnland (pauperes christi)
 volgen het voorbeeld van de woestijnvaders
 begon door lekeninitiatieven i.d. snel groeiende steden v. Lombardije, Rhônedal, Z-Ned.
waar geconcentreerde rijkdom een fascinatie met absolute armoede opriep (P. Valdo)
 deze humiliati (verzamelnaam voor kleine gemeenschappen v. vrome leken in de steden)
wilden de ketters bestrijden maar werden uiteindelijk zelf tot ketters verklaard (1184)
 leefden celibatair, sober, hadden een beroep en preekten in hun vrije tijd
 begijnen: ontstonden rond dezelfde periode in bisdom Luik  vrome vrouwen in
gemeenschappen die leefden van hun handenarbeid  ondanks aanklacht v. ketterij
kregen ze pauselijke erkenning als ze een kloosterregel zouden naleven  grote uitbreiding
• Robert d’Arbrissol en de stichting van Fontevraud

de nieuwe orden:
• ook vanuit de kloosterwereld kwam er op de duur kritiek op Cluny
 Cluny richtte zich op overdaad & uiterlijk vertoon  past niet in oorspronkelijke monastieke
idealen v. wereldverzaking, contemplatie en soberheid
 leidde tot de oprichting 2 nieuwe kloosterordes die de regel v. Benedictus nauw volgen
 1084: La Grande Chartreuse & 1098: Cîteaux  moederhuizen v.d. 2 eerste echte
kloosterorden: kartuizers en cisterciënzers  eind 12de eeuw al meer dan 500 cis.-huizen
 alle huizen bleven deel uitmaken v.e. centraal bestuurde organisatie
 piramidale structuur v. met elkaar verbonden moeder- & dochterhuizen (hiërarchisch)
 abten komen elke 3j bijeen en werden door de monniken verkozen = generaal kapittel

54
 de reputatie van de Cisterciënzers (en premonstratenzer) als ontginningspioniers met
progressieve landbouwkundige ideeën is niet helemaal terecht
 afgelegen ligging v. 1ste huizen, afwijzen domein & 10denbezit, herstel v. arbeidsgebod
 buitenbezit werd georganiseerd in compacte exploitatie-eenheden (grangie / uithoven)
o.l.v. een plaatselijke monnik  werk door conversi/lekenbroeders (wel kloostergelofte,
geen tonsuur & klerikale wijding  weinig liturgische verplichtingen: veelal ongeletterd)
 men moest volwassen zijn voor intrede, leefde in soberheid + mystieke traditie
 beginfase v.d. explosieve aanwas v.d. cisterciënzerkloosters vooral te danken aan
Bernard v. Clairvaux (stichter Cîteaux)  was heel militant in de steeds militantere Kerk
= symbool voor het strijdbare karakter v.d. cisterciënzerorde in de 12de eeuw
 werden ingezet als ‘missionary stormtroops’, gingen mee op kruistocht en vestigen
zich aan de grens met de heidense buitenwereld (katharen in Languedoc, …)
 orde der kartuizers is ontsproten aan de kluizenaarstraditie binnen het kloosterwezen
 enorme opleving i.d. 11e/12de eeuw  leven wel in gemeenschap maar leven
grotendeels in strenge afzondering v. elkaar (eigen cel)
 Norbert v. Xanten sticht de orde v.d. premonstratenzers  trok zich terug in de wildernis
als boeteprediker en werd later nog aartsbisschop v. Maagdenburg
 premonstratenzers zijn geen monniken maar kanunniken (hoger gewijde geestelijken)
die volgens de regel v. Augustinus leven  krijgt navolging over heel Europa
 verschil ontstaan tussen reguliere kanunniken die samen in een klooster wonen en
zich aan de kloosterregel houden (geen bezit,..) & seculiere kanunniken die niet bij
elkaar leven en wel persoonlijk bezit mochten hebben
 de premonstratenzers legden zich na verloop van tijd vooral op de zielzorg toe

de bedelorden:  deze bewegingen ontstonden vanuit stedelijke milieus


• de lekenbewegingen balanceerden op de rand v. veroordeling wegens ketterij door hun
kritische houding t.a.v. de Kerk  succes v. beweging v. Franciscus v. Assisi is opvallend
 verschilden weinig v. andere leken, wilden de bijbel ook letterlijk beleven (imitatio christi)
 grote bewondering voor de natuur, was grote voorstander v. bezitloosheid, leven van
rondtrekken & bedelen + verkondiging evangelie, contemplatie & ascetisch isolement
 belangrijk voor haar succes was de goede verstandhouding tussen Franciscus en de
kardinaal-bisschop v. Ostia, later paus Gregorius IX  verzekerde steun v.d. curie
 erkenning van de franciscanen (minderbroeders)
 erkenning van de 2de orde of clarissen (de vrouwelijke tak onder Clara v. Assisi)
 erkenning v.d. 3de orde (tertiarissen): gewone leken die hun leven in de geest v.h.
evangelie stellen maar wel getrouwd waren en een gewoon beroep hadden
 14de e: leggen steeds vaker kloostergeloften af & leven in gesloten gemeenschap
 enorm groot succes en verspreiding  1400 huizen rond midden 14de eeuw
 huizen zijn echter tegenstrijdig met bezitloosheid : ideaal v. eenzaamheid is moeilijk te
combineren met succes v. groot aantal volgelingen  grote verdeeldheid  2 richtingen:
- realisten/conventualen  goederen en inkomsten zijn nodig voor uitoefening taak
- principiëlen of spirituelen willen blijven vasthouden aan Franciscus’ idealen
 lieten zich leiden door cisterciënzer Joachim v. Fiore die voorspelt dat een era van
spirituele zuiverheid vooraf zou gaan a.d. terugkomst van Jezus  grote rol voor hen
 bleef aanslepen tot 1318 als ordegeneraal Michael v. Cesena de kwestie aan paus
Johannes XXII voorlegt  1323: bil Cum inter nonnullos: opvatting dat Christus & de
apostelen geen bezit hadden werd nu ketterij  voorkomt dat dogma v. apostolische
armoede de funderingen van de Kerk zou schaden in haar materiële structuur
• dominicanen (predikheren) < Dominicus Guzman
 wilden de Katharen bestrijden via het woord vanuit evangelisch armoedeideaal  inquisitie!
 1216: pauselijke erkenning  nieuwe hoofdtaak: preken voor gewone gelovigen in volkstaal
 ze moesten hiervoor dus goed opgeleid zijn en zo zette de orde een eigen onderwijs-
systeem op die naar een kwalitatieve universitaire studie theologie zou leiden  richten
hogere scholen op i.d. steden  vlug overgenomen door franciscanen & andere ordes
 goede strakke organisatie:
 hoofdzetel in Bologna waar het generaal kapittel (alg. vergadering) dikwijls bijeenkwam

55
 basis = huizen en priorijen (650 rond 1350), vooral in grote steden gevestigd, staan o.l.v.
een prior of diens socius/assesor (≠abt)
 daarboven staan de provincies, bestuurd door provinciale kapittels, die
vertegenwoordigers zonden naar het generaal kapittel  democratische indruk!
 Jacobus de Voragine en zijn Legende aurea
• 4 bedelorden (ook nog karmelieten en augustijner heremieten) = van enorme betekenis!
 voor enorme uitbreiding v. religieuze & morele indoctrinatie v.d. gewone gelovigen (vooral
door de preek in de volkstaal)  keerzijde = onverdraagzaamheid t.o.v. onorthodoxen
 leden van de bedelorden geraakten tot ver buiten de grenzen v.d. Latijnse christenheid
(Johannes v. Piano Carpi, Willem v. Rubroek, Johannes v. Monte Corvino  Azië)

de gelovigen worden zichtbaar

• vanaf vroege 11de eeuw: volk op voorgrond: parochies, architectuur, pelgrimages, reliekverering
• 1033: grote bijeenkomsten om de 1000ste verjaardag v.d. dood v. Christus te herdenken
 sloeg zo aan dat er een grote verspreiding in Fr. & Bourgondië plaatsvond
 preken, relieken werden getoond, godsvredes gesloten, genezingen vonden plaats
• deze vermelding v. gelovigen in bronnen toont dat het volk in de 11de eeuw een actieve rol
inneemt  bewijst dat internalisering v.h. geloof grote vooruitgang had geboekt, ondersteund
door uitbreiding zielzorg en het verder verdichtend netwerk v. parochies
 ook bouwwerken getuigen v.d. actieve betrokkenheid v. groeiende massa’s gelovigen
 monumentale stenen kerken voor de toestroom v. 100(0)en gelovigen, waarvan de
grootste aan de steeds drukker wordende pelgrimroutes lagen
 het lijkt dat de Kerk het religieuze enthousiasme in hoge mate regisseerde (& misbruikte)
 door aanpassingen in liturgie rond de eucharistie speelt men in op h. verlangen v.d.
gewone gelovigen om direct betrokken te zijn bij 1 v.d. grote geloofsmysteries
 uitbuiting v. militair potentieel v.d. gelovigen  kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders
verzamelen volksmilities om in kader v.d. godsvredes de macht v.d. banheren af te breken
 ook steeds meer lynchpartijen tegen ketters en joden
 authentiek volksgeloof!  zie traditionele elementen in geloofsbeleving (reliekenverering)
 reliek zou zowel fysieke aanwezigheid als wonderdadige kracht v.d. heilige bevatten
 hoe dichter hoe beter  men gaat ze op het lichaam dragen (al sinds 11e eeuw)
 aangezien dit vaak te duur is moest men maar op bedevaart naar relieken gaan
 groot geloof in heiligen: werden veel gebeden aan gericht, mirakelverhalen gingen rond
 door slechte stand v. medische kennis ging men vooral genezing zoeken bij de heiligen
 leidde vaak tot specialisaties (St.-Dympna zou tegen geestesziekten helpen,…)
 nu nog sporen: oprichting ‘dolhuizen’ in Geel (voorloper psychiatrische instelling)
 miraculeuze genezingen werden toen al nauwkeurig onderzocht, en indien er echt een
mirakel gebeurd was moest de genezen persoon een wederdienst aan de heilige leveren
 schenking v. kleine representatie v.h. genezen lichaamsdeel in goud/zilver, het object
dat het kwaad had aangericht (riek,…), hulpmiddelen die nu niet meer nodig waren
(krukken), dankschenkingen in geld of natura (kaarsen,..)
 meest verregaande was deditio: opdracht v. hele persoon die dienaar werd v.d. heilige

het ontstaan van een persecuting society:


• 2 soorten ketterij: populaire (voor de massa) en sociale (v. intellectuelen)
• op vlak v. ketterij kreeg de gelovige een dubbelrol: tegelijk vervolgde én vervolgers, volgzame
aanhang én geducht wapen  ≠ ketterij op de manier van afwijkende opinies (kon leiden tot
doceerverbod, publieke geschriftenverbranding, opsluiting in gevangenis of klooster)
 gaat hier over ketterij in de betekenis v. oprichting v.e. geloofsgemeenschap buiten de Kerk
 rezen i.d. 11e eeuw als paddestoelen uit de grond  weinig samenhang, gemeenschappelijk
punt = scherpe kritiek op corruptie & verwereldlijking i.d. Kerk ( apostelisch leven v. clerus)
 in dat opzicht gaan deze ketterse sekten samen met de nieuwe kloosterorden, en de
grens tussen heiligverklaring en brandstapel was lang flinterdun

56
 niet álle ketterij kwam dus uit het Oosten  er is wel de suggestie aangezien de ketters
werden uitgemaakt voor bulgarelli/kathari (refereert naar dualistische sekten in Byzantium)
 directe verbinding kwam echter pas later, ook al putten ze uit dezelfde traditie
• vanaf 11de eeuw: extreme vita apostolica-beweging in N-Fr. & Rijnland (pauperes christi)
• Katharen (vooral in Z-Frankrijk) geloofden dat de materiële wereld door satan was geschapen
en die was ook de heer v. Genesis, de echte God kwam pas in het N.T.  om tot God te
komen zweren ze al het stoffelijke af (geregeld vasten, geen vlees, geen seks  om zich te
reinigen v.d. materie)  dualisme!
 was nogal zwaar dus er ontstaan 2 gradaties: credenten (gelovigen) & perfecti (volmaakten)
 verspreidt zich in de 12de eeuw over Languedoc, Provence, Lombardije, Toscane
 pas vanaf eind 12de eeuw systematische vervolging door Kerk & staat  persecuting society
 van occasionele vervolging (vanaf 11de eeuw) naar Inquisitie (vanaf 1ste helft 13de eeuw)
 Kerk & staat gaan de eigen doelen & ideologieën zo nauwkeurig definiëren dat het vrij
duidelijk wordt welke groepen of belangen daarmee in strijd waren  in de Kerk door
ontwikkeling dogmatiek, systematisering canonieke recht, groeiende regelgeving
 wie nu nog afwijkt kon het vergeten  vanaf mid. 12de eeuw gaat de Kerk inquisitoire
procedures ontwikkelen waarin de paus centraal staat
 zendt gezanten, mobiliseert religieuze orden, schakelt wereldlijke militaire hulp in,
anti-ketterse decreten & conciliebesluiten uit, mobiel pauselijk tribunaal (Inquisitie)
 Z-Fr. Katharen (maar ook joden, leprozen, homoseksuelen)  1208: kruisleger komt ze
uitroeien maar men wil intussen ook land inpikken (voordelig voor Fr. Koning)
 jodenvervolging: joden werden verantwoordelijk gesteld voor Christus’ dood + elke
verontreiniging van zijn nalatenschap diende verdelgd te worden  vervolgingen
tijdens kruistochten i.h. Heilige Land en Spanje (Reconquista)
 ook groeiende wrok tegen de dominantie positie v. joden in wissel- en kredietbedrijf
(want die werden niet gehinderd door het kerkelijk verbod op vragen van interest)
 11de/12de eeuw: joden werden verdreven v. hun grond en in stadswijken bij elkaar
gedropt (getto!) op beschuldigingen van kindermoord, kannibalisme, samenzwering
Voor het eerst ook antisemitische reinigingsrituelen en stenigingen + verplichting
op herkenbare kledij (~ster!) + speciaal juridisch statuut voor makkelijke exploitatie
 negatieve tolerantie was aan het omslaan in openlijke discriminatie, stigmatisering en
actieve vervolging  = sombere schaduwzijde aan de expansiefase
• vanaf laat 12de eeuw: Waldenzen:
- Pierre Valdes, Lyon
- Volkstaal, rol van vrouwen

57
Hoofdstuk 9: vroegere koninkrijken en territoriale vorstendommen (10e-13e eeuw)

Vanaf de 10de eeuw vormen zich nieuwe politieke eenheden  dynastieke staten
 de vorstelijke dynastie is de kern: zij maakte de territoria, bracht ze samen of verdeelde ze
 om de dynastie circuleerde een mobiele hofhouding v. vazallen & hoge geestelijken
 evenwichtsoefening: deze controleerden ‘n aanzienlijk deel v.d. machtsmiddelen i.h. gebied
 vorsten waren constant op verplaatsing om hun gezicht te laten zien
 instituties bleven bescheiden: op centraal niveau vaak niet permanent in tijd en plaats
 kerkelijke instellingen waren dit wel en hadden ook in wereldlijke zaken wezenlijk belang
 consolidatie v.d. territoriale machten was mogelijk door meer stabiele verhoudingen op lokaal
niveau (heerlijkheden), door economische groei en uitblijven v. grote migraties v. buitenaf

de droom van het Imperium

Oost- en West-Frankische rijken:


• nu nog bestaat Europa uit een veelheid aan staten met sterk verschillende territoriale omvang
& interne structuur
 dwergstaatjes: zijn overblijfselen v. Middeleeuwse heerlijkheden of stadstaten (Andorra,…)
 tot 1917 nog 3 keizerrijken (Habsb., Ru., Osm.): overblijfselen van middeleeuwse imperia
 hadden zich uitgebreid tot elkaars grenzen (Rusland zou het O.R.R. verderzetten,
Osmanen zitten in Byzantium en breiden uit tot grens Habsburg (1526: slag v. Mohács)
 grote gebieden v. Duitse Rijk zijn sindsdien verzelfstandigd (Ned., Zwitserland) of bij Fr.
• de ontwikkeling v.d. staatsmacht in het Duitse Rijk had relatief vroeg plaats, besloeg een
reusachtig territorium en had zo een diepe invloed op aangrenzende gebieden & Europa
 het Rijk vertoonde ook een unieke, complexe structuur waarin de staatsmacht zich zowel op
Rijksniveau als op niveau v.d. territoriale vorstendommen ontwikkelde  onafhank. steden
groeiden tijdens de late ME ook nog uit tot eigen staatsrechtelijke eenheden binnen het Rijk
 bepaalde gevolgen v. deze institutionalisering zijn nu nog duidelijk aanwijsbaar
 gebieden ten O v.d. Rijn en ten N v.d. Donau hadden i.d. 10de eeuw een aanzienlijke
ontwikkelingsachterstand t.o.v. Z & W-Europa  hadden minder effect v.d. Rom. kolonisatie
 geringe dichtheid v. bewoning, steden, bisschopszetels en gebaande wegen
 zwaartepunt v. h. Karolingische Rijk lag dus ook meer Westelijk (tussen Loire & Rijn)
 ook de beschikbaarheid v. krachtige leiders speelde een doorslaggevende rol i.d. uitbouw
 Koning Hendrik I brak met de traditie v. erfdeling: alleen het familiepatrimonium wordt
nog opgedeeld, niet het koningschap  onderscheid tussen het koninkrijk der Teutonen
en de eigendommen v.d. heersersdynastie
 werd opgevolgd door 3 krachtige koningsgeslachten: Ottonen, Saliërs & Hohenstaufen
 Duitse koningen slaagden er eerder dan de W-Franken in om de middelpuntvliedende
krachten na de Karolingische expansie een halt toe te roepen + de W-Frankische hadden
geen stevige machtsbasis t.o.v. de feodale heren en territoriale vorsten
 in laat-Karolingische Rijk was de feodale machtsverbrokkeling pas echt totaal  zelfs
nadat Adalbero v. Reims, Hugo Capet op de troon helpt in 987 verandert er weinig en de
vorsten bleven afhankelijk v.d. medewerking v. leenmannen (eigenlijk autonome
territoriale vorsten)  zelfs de hertogen v. Normandië beheersten een groter gebied
 Kerk was nog enige supranationale factor
 vanaf de 12de eeuw toch weer langzame wederopbouw v. enige centrale macht en de
Franse heerschappij breidt zich steeds verder uit zodat deze op den duur de effectieve
beheersing v.e. groot territorium mogelijk maakte  toch bleek op termijn de opgelegde
eenheidsstructuur minder diep in de samenleving door te dringen
 Complex historisch: - vroegste ontwikkeling staatsmacht
- groot territorium
- rijksidee vs. territoriale vorstendommen
- late Middeleeuwen: opkomst stedenbonden

58
de vestiging van het Duitse koninkrijk:
• Franken: traditioneel (door het volk) verkozen koningschap + tendens tot erfelijk koningschap
• begin 10de eeuw: O-Frankische Rijk bestaat uit 4 stamhertogdommen met een gedeeltelijke
etnische basis: Saksen,Franken,Zwaben & Beieren (tot 908 ookThüringen) eigen Hausmacht)
 territoriale verdediging tegen Magyaren en Slaven werkte de vorming hiervan i.d. hand
 919: Hendrik de Vogelaar, hertog v. Saksen volgt op wanneer de Karolingische dynastie
uitsterft (door verdiensten tegen Noormannen, Slaven, Magyaren)  Beierse hertog werd
echter ook verkozen en pas na 2j ziet hij af van die aanspraken in ruil voor grote autonomie
 naast de eenheid ontstond zo ook een beperking in het tegengewicht v.d. hertogdommen
 onder Otto I werden tot 2 maal toe coalities tegen de vorst gevormd (hertogen +
aartbisschop Mainz), maar Otto versloeg ze en verbande of verving hen
 men trachtte de continuïteit v.d. dynastie te verzekeren door nog tijdens het leven een
zoon tot opvolger te laten kronen  Otoonse dynastie (919-1204)
 gebeurt van Hendrik op Otto I op Otto II, en omdat Otto II vroeg stierf speelden
Willigis v. Mainz, en de weduwen v.d. vorige keizers regent i.p.v. de 3jaar oude Otto III
 dit holde de traditie v.d. verkiezing uit tot een ritueel doordrenkt v. onderhandelingen,
toch bleef het ‘principe’ overeind  herinstallatie erfelijkheid i.p.v. verkiezingen
 op lange termijn echter versterkten de territoriale vorsten hun positie t.o.v. de koning
doordat ze de erfelijkheid van hun ambten hadden verworven
 de mededingers kregen enkel een kans als er geen erfopvolger voor handen was
 Otto III stierf kinderloos  3 kandidaten (1 vermoord)  Beierse winnaar Hendrik II
 Hendrik II sterft ook kinderloos en zijn geslacht stierf uit  geheel open koningskeuze
 onder invloed v. aartsbisschop v. Mainz wordt Koenraad II vorst en deze rimpelloze
overgang naar de Salische dynastie wijst op stevige basis v.h. Duitse koningschap
 familiebanden vormden essentieel instrument in de consolidatie v.d. koninklijke macht
 Otto I huwelijkt dochters uit & deelt posten uit aan familie  afgunst tussen familieleden
 verhinderde echter niet dat deze dachten in termen van uitbreiding v.d. eigen
machtspositie i.p.v. trouw aan de koning
• 944: Otto I weet de restanten v. Lotharingen ten nadele v.d. W-Frankische koning in te palmen
 steeds meer gebiedsuitbreiding in het westen  in 1032 komt Bourgondië erbij
• het Oost-Frankische Rijk had een rijkgeschakeerde bevolking: Germaanstalige, Romaanstalige,
Latijnse, W-Slavische,…  N-Italiaanse streken konden identiteit bewaren, Trier & omgeving
assimileerde naar het Duits, de band met de overige Romaanse gebieden bleef los (Ned.)
 ook in het Duitse taalgebied waren er even grote communicatieproblemen tussen N & Z
 ondanks de aanzienlijke culturele verschillen was de confrontatie met de anderstalige
Magyaren en Slaven scherper  grensgordel v.d. Oostzee tot de Mid. Zee & langs de
Donau + versterkte ‘Marken’ (kolonisatiegebied verdeeld in Burgwardeien) om de
Slaven/Magyaren & buitenposten v. Byzantium terug te dringen
 dit sloot echter geen culturale integratie tussen de W-Slaven & de Duitse bevolking uit
 Duitse koningschap handhaafde zich in de 10de eeuw door voortdurende strijd tegen rivalen
en weerstand biedende of opdringende volkeren, de militaire stootkracht v.d.
zwaarbewapende ruiterij gaf meestal het overwicht (toch wel wisselende kansen in de strijd)

de Rijkskerk:
• de essentiële factor voor het overwicht v.h. Duitse Rijk is echter het feit dat de koningen hun
macht grondvestten op de kerkelijke organisatiestructuur (nauw verbonden met hun Rijk)
 bisschoppen/abten kregen overheidsfuncties (& ermee verbonden bezit/inkomsten+militaire)
 982: 2/3 tot ¾ manschappen i.h. rijksleger komen uit gebieden v.d. prelaten
 veel territoriale vorstendommen gingen naar bisschoppen (was veiliger dan hertogen)
 zowel wereldlijk/geestelijk gezag  Stichtbisdom komen niet overeen en overlappen
 koning omgaf zich a.h. hof met hooggeschoolde geestelijken die centrale functies kregen
 doordat ze hoge geestelijken waren konden ze hun diensten a.h. Rijk vervullen ten laste
v.h. kerkelijk patrimonium + bijdragen tot bovenregionale integratie
 Hendrik II  meer dan ½ v.d. Duitse bisschoppen komt uit de koninklijke hofkapel
 de domkapittels gingen functioneren als locaties voor een uitgebreid netwerk v.
geschoolde getrouwen & familieleden v.d. koning (die zelf ook kanunnik was)

59
 soms werden geestelijken eerder gekozen omwille v. hun politieke trouw i.p.v. hun religieuze
kwalificaties  andere persoonlijkheden (Bernward v. Hildesheim, Bruno v. Keulen) gaven
een belangrijke intellectuele & artistieke stimulans aan de Ottoonse Renaissance
 geestelijken kon men ook meer onder controle houden! Ze hadden geen kinderen en dus
geen dynastieën  als politieke pionen benoemd en uitgestuurd
 priestercelibaat gaf wel problemen  geen mogelijkheid tot opbouw dynastiek patrimonium
 toch ontstonden ruilrelaties tussen leken en geestelijken (schenkingen & bescherming in
ruil voor voorspraak in gebeden en zorg voor familiale sacramenten of culturele diensten)
 aanspraken van belangrijke families op materiële & persoonlijke weldaden v.d. Kerk
ontstaan + veel prelaten gedragen zich even machtswellustig als lekenvorsten
 de Rijkskerk kon zich ook dienstbaar opstellen t.o.v. de Duitse vorsten (= hoogste
beschermheren christenheid + ondersteunden kerstening  goddelijk vertegenwoordiger)
aartsbisschoppelijke katheders als vooruitgeschoven missiepost tegen Slavische heidenen
 planmatige aanpak v.d. missionering v. Slavische/Magyaarse volkeren leidde tot zeer
reële confrontatie die versterkt werd door de Kerk-staat samenwerking én samen-
horigheid v. d. volkeren in het Rijk  955: Otto I levert de Magyaren definitieve nederlaag
en bereikte dit door de gezamenlijke inzet van Saksen, Franken, Alemannen, Zwaben, …
 uitstraling v.d. Rijkskerk door de bouw v. grandioze kathedralen  Kerk v. Maagdenburg
(Otto I), kathedraal v. Bamberg (Hendrik II), Dom te Spiers (Koenraad II)
 karakteristiek voor de Ottoonse bouwkunst = symmetrie  2 torens (~Notre Dame)
+ troonzaal voor de koning boven westportaal om zo verheven de mis te kunnen volgen

herstel van het keizerschap:


• cruciale wending in verhouding Rijk - Kerk door inmenging v. Otto I in conflicten in Italië
 Otto: getrouwd met dochter v. pretendent v. Italiaans koningschap + beriep zich op de
Karolingische tradities
 door plaatselijke rivaliteiten + ambities van zoon Liudolf en broer Berengarius trok hij in 951
met een leger de Alpen over  laat zich na belegering v Pavia kronen tot koning der
Franken & Langobarden (~K. de Grote)
 paus Johannes XII vraagt bescherming aan Otto want werd bedreigd door de twist tussen
Romeinse adelgeslachten Crescenti & Tusculani  krijgt keizerskroning in de plaats (962)
 paus sloot hierna een verbond met al Otto’s vijanden  Otto keert terug en verdrijft de paus
uit Rome  op een synode wordt Leo VIII verkozen + beslist dat er geen paus meer
verkozen mag worden zonder goedkeuring v. de keizer
 dieptepunt voor pausdom: stelde theologisch niets voor + was politiek afhankelijk v.e.
keizer met eigen universeel-christelijke ambities (hier getuigen Otto’s verdere
campagnes in Italië van  ging tot in de eeuwenoude Byzantijnse invloedssfeer)
 972: huwelijk Otto II en Byzantijnse prinses Theophanu
• opnieuw aanknopen bij de Karolingische keizerlijke traditie = voor Duitse koningschap de
onderbouwing v.d. hegemoniale positie in Europa met een prestigieuze heerschappij-ideologie
 Otto III zal Gerbert v. Aurillac tot paus Silvester II verkiezen  de greep van de keizers op
de Rijkskerk werd bevestigd door de nauwe banden tussen pausen en keizers
 op lange termijn toch competentieconflicten + aanzienlijke militaire inspanningen waren
nodig om Italië onder controle te houden zodat dit samen met de oostwaartse expansie de
krachten v.h. Rijk overbelastten zonder veel duurzame resultaten
 fascinatie v.d. Duitse koningen voor de keizerskroon heeft hen hun rol in het H.R.R. doen
verwaarlozen (Otto I tot Frederik II)  Otto II kreeg moeilijkheden in Duitsland en de
middelpuntvliedende krachten in Duitsland en Italië hadden alle ruimte

Imperium et sacerdotium: (aanval op keizerschap en rijkskerk)


• alle Duitse koningen v. Otto I tot Frederik II zijn in Rome tot keizer gekroond
 imperium omvatte ook Lombardije, en sinds 1032 Bourgondië
 keizer = opperste leenheer (suzerein) over de koninkrijken Polen & Hongarije, hertogdom
Bohemen en de Z-Italiaanse vorstendommen Capua, Salerno, Beneventum & Appulië
 aanknoping bij Karolingische/Rom. keizerlijke traditie = enorme bekrachtiging v. legitimiteit

60
• de Duitse koning had echter geen duurzame controle, zodat lokale machten steeds weer de
overhand namen als de keizer er niet was + weerstand (steden die hun poort toehouden)
 in Rome nooit echt voet a.d. grond  onpopulair, alleen goed als er hulp nodig is
 de eerste Duitse paus (door Otto III in 996 aangesteld) werd verdreven door een
tegenpaus zodat de keizer in 997 Rome moest heroveren + tegenpaus straffen  1002:
Otto III & zijn paus Silvester II verjaagd en stierven kort daarna  Graven v. Tusculum
beheersen nu de kerkelijke territoria in Mid.-Italië & stellen hun familieleden aan als paus
 pas met paus Leo IX (Bruno v. Toul) kreeg de pauselijke waardigheid een nieuwe wending
 behoorde tot hervormingsbeweging die zich afzette tegen wereldlijke invloed op de Kerk
 steunpilaren Humbert & Hildebrand
 verwezenlijkingen: pauskeuze door college v. kardinalen, openbare pausverkiezingen
(echter met ongelijke stemmen v.d. kardinalen)
 dwarsboming macht keizer & Romeinse aristocratie
 relatie paus-keizer zou altijd beladen blijven, mede door afgrenzing tussen Kerk-wereld
 Hendrik III was de laatste keizer die eigenmachtig vertrouwelingen kon aanstellen die
door de hele christenheid werden aanvaard  koos bewust 2 hervormers
 onverzoenbare contradicties tussen het Rijkskerk-stelsel en de zuiveringsbeweging
kwamen er pas op termijn  Rijkskerk betekende zodanig grootscheepse inschakeling
v.d. Kerk in het staatsapparaat en zo grote verwevenheid dat ontrafelen niet meer
mogelijk was zonder het fundament van het hele Rijk aan te tasten
 benoemingen v. bisschoppen en pausen: aanval op fundamenten v.d. rijkskerk

de mediterrane ambities van de Hohenstaufen:


• 1152: Frederik Barbarossa wordt Rooms-koning
 eeuw van 2 indrukwekkende Hohenstaufenkeizers: Frederik I & II: iconen in gesch. v. DE
 kruistochten + wilden Lombardije, Toscane, heel Z-Italië, Sicilië & Sardinië beheersen
 conflicten met de pausen + gespannen betrekkingen met de Byzantische keizers &
koningen v. Castilië, Fr. & Eng.  universele schaal v. hun ambities + consolidatie v.
westerse koninkrijk leiden tot een periode van heuse Europese diplomatie
 Frederik I: herontdekking Romeins recht + conflicten met N-Italiaanse steden (Milaan)

het Duitse Rijk:


• = regnum Teutonicorum: rijk van de Duitsers + Oostenrijk, Bohemen & het latere Zwitserland
 onder H.R.R. ook nog Bourgondië, Italië en het wereldlijk heerschap over Rome
• in Duitsland moesten de koningen/keizers voortdurend schipperen door de territoriale vorsten
die elke gelegenheid aangrepen om de eigen positie te verstevigen
 om zijn verkiezing te verzekeren en positie te stabiliseren moest Barbarossa al voor zijn
aantreden verregaande concessies doen  Hendrik de Leeuw v.d. Welfen krijgt naast
Saksen ook Beieren in handen (heel NO v.h. Rijk), maar Beieren wordt afgescheiden v.
Oostenrijk dat een hertogdom onder de Babenbergersdynastie werd
 zocht zelf machtsuitbreiding over vrijgraafschap Bourgondië zodat zijn invloedsgebied het
hele ZW v.h. Rijk omvat
 ook Frederik II deed toegevingen: zag af van keizerlijke munt- & tolplaatsen
• geestelijke vorsten traden op als gesloten groep t.o.v. keizer (vroegere dienstbare Rijkskerk)
 1231: wet waarmee de geestelijke & wereldlijke landheren beoogden om alle bewegingen &
verbonden v.d. burgergemeenten de kop in te drukken
 Duitse vorsten moesten streven naar stabilisatie/pacificatie v.d. tegenstrijdige krachten in
het Rijk, want hun aandacht was voornamelijk op Italië gericht (en zaten daar meestal ook)
• door minderjarigheid v. Frederik II was partijstrijd tussen Hohenstaufen & Welfen heropgelaaid
 Staufen willen Filips v. Zwaben tot Rooms-Koning kronen, en de Welfen willen Otto IV
(gesteund door Richard Leeuwenhart)  Filips sterft en Otto IV wordt opvolger
 Otto IV wil gezag over Italië verstevigen en wordt geëxcommuniceerd door Innocentius III +
de bevolking werd ontslagen van de eed van trouw  had echter geen invloed op Duitse
bisschoppen & vorsten (investituurstrijd) die de inmiddels meerderjarige Frederik II wilden

61
• koning Jan zonder Land v. Eng. was intussen in hevige strijd met Filips II Augustus v. Fr. over
Engelse aanspraken op Franse Territoria + Innocentius had hem ook i.d. ban geslagen omdat
hij eigenmachtig de aartsbisschop v. Canterbury had aangesteld  1213: Jan onderwerpt zich
a.d. paus en draagt zijn koninkrijk op als leengoed
 Jan stort zich samen met Otto IV & enkele bondgenoten in een oorlog tegen Filips Augustus
 1214: ze verliezen de oorlog = politiek einde voor Otto, en bijna ook voor Jan die een Magna
Carta kreeg afgedwongen van zijn baronnen in opstand
• als Frederik II weg was namen regenten (vaak aartsbisschoppen) zijn ambt waar
 waren zelf belust op uitbouw van eigen territorium
 ook bestuur van zijn oudste zoon (Rooms-Koning) Hendrik VII werd geen succes
 1235: Frederik II veroordeelt hem wegens verraad tot levenslang  zelfmoord
 keizer zelf was een vreemde in eigen rijk (veel immigranten in zijn gevolg)  probeerde
gerecht & bestuur te moderniseren (Siciliaans model)  faalde door ontbrekende middelen

Italië:
• de keizers werden in Lombardije geconfronteerd met snel groeiende & verregaand autonome
steden  Milaan was de grootste en nam de leiding v.e. Lombardische Stedenbond
 1158: Frederik I kan ze onderwerpen en vaardigt op een Rijksdag (te Roncaglia) een
programmaverklaring uit voor centralistisch bestuur + legt de kroonrechten (regalia) vast
(inzake bevoegdheden en inkomsten)  plaatst zich door doordachte wetgeving in de
traditie v.d. Rom. keizers & had hulp ingeroepen v. It. rechtsgeleerden (universiteit Bologna)
 toen men de aanspraken in praktijk wilden brengen verzetten Milaan, Brescia, Piacenza en
de paus zich: pauselijke partij  de keizerlijke partij (Cremona & Pavia)
 1162: Barbarossa verwoest Milaan, dat met hulp v.d. Byzantijnen werd heropgebouwd
 nieuwe alliantie met Venetië, Verona, Padua, Vicenza  1183: Barbarossa moet
aanzienlijke juridische zelfstandigheid en bevoegdheden toekennen
• 1184: verloving Rooms-Koning Hendrik VI met Constanza (dochter koning Roger II v. Sicilië)
 neef koning Willem II v. Sicilië overleed in 1189  Hendrik VI wordt koning Sicilië
• 1192: Richard Leeuwenhart wordt gevangen genomen en komt pas na 2 jaar vrij met hoge
losprijs + Engeland is nu Duits leengoed tegen een jaarcijns
• 1197: Hendrik VI overlijdt  zoon Frederik II is slechts 3 & Innocentius III oefent als leenheer v.
Sicilië de voogdij uit  veelzijdige opleiding  toegang tot recente wetenschappelijke inzichten

keizer en paus:
• opnieuw verscherping v. conflict als Frederik II de Milanezen v. ketterij beschuldigt
 1238: Frederik trekt ten strijd tegen Milaan (gesteund door de paus)  wint maar geen
definitief resultaat: Frederik II werd 2x geëxcommuniceerd + beiden gebruiken propaganda
 excommunicatie bleef zonder resultaat: koningen v. Eng. & Fr. bleven neutraal,
tegenkoningen (o.a. Willem II v. Holland) werden aangesteld maar hadden slechts
beperkt gezag
 Innocentius IV draagt de clerus op om de kruistocht tegen de keizer te prediken
 1250: keizer sterft + opvolgers ook snel  einde controverse  beiden waren verliezers
 pausen zien hun geestelijke/wereldlijke wapens zonder grote uitwerking, omdat Staten
een hechtere organisatie hadden + de keizers zagen dat de pausen en kerkvorsten
evengoed wereldlijke politiek bedreven
 ambitie v.d. gregoriaanse hervorming om de geestelijkheid boven de leken te verheffen
faalde vanwege haar hernieuwde verwereldlijking
• vanaf 1190: Duits koningschap geraakt in verwarring  steeds sterkere fixatie v.d.
Hohenstaufen op Italië + vervreemde cultuur door invloeden Sicilië  vervreemd v.d. Duitsers
 verlies Duitse greep: rijksministerialen verkiezen feodaliteit boven ontwikkeling ambtenarij
 na dood v. Willem II v. Holland in 1256 werd het koningschap in theorie uitgeoefend door
Richard v. Cornwall (broer Hendrik III v. Eng.) terwijl een andere groep Alfons v. Castilië had
verkozen  = Interregnum
 pas afgesloten in 1273 met verkiezing v. Rudolf v. Habsburg tot Rooms-Koning
 toch hadden de rijkssteden en territoriale vorsten nog vrij spel tot 1871, terwijl de
Habsburgers van 1438-1918 de keizers leverden

62
gestichte koninkrijken

vazalstaten in Midden-Europa?:
• het Duitse Rijk & het pausdom wou
christelijke koninkrijken stichten in O-
Europa  kwam reactie op sinds
960 o.l.v. vorst Mieszko
 verplicht hegemonie v.h. Duitse
Rijk te erkennen + tribuutbetaling
 966: Mieszko liet zich dopen
 Duitsers kunnen kerstening niet
als overheersingsexcuus gebruiken
 Poolse monarchie wordt geduld, en
deze zoekt bescherming v. Rome
 opvolger Boleslaw kan zich zo goed
handhaven dat hij wordt gekroond
zonder de Duitse keizer (1025)
 1030: Mieszko II brengt Koenraad II
leenhulde mr daarna verbrokkelde
de Poolse heerschappij  12de e:
keizers dringen leenverhoudingen
op aan de Poolse hertogen
• Bohemen: meer interne cohesie  10de eeuw: geslacht der Premysliden
 1085: Hendrik IV verleent hen de koninklijke waardigheid over Bohemen (rijksvazalliteit)
• Hongarije: 1100: Otto III & paus Silvester II kronen Steven tot koning en vestigen de centrale
bisschopszetel te Estergom  1046: dynastie v.d. Arpaden grijpt de macht
 schudden afhankelijkheid af, bestreed heidense weerstand, en bedwong de Magyaren
 1100: Kroatië ingelijfd, 1120-1150: Bosnië onder Hongaarse bescherming  zorgt voor
uitweg naar de Adriatische zee!
• de uitbouw v. deze christelijke koninkrijken (in grensgebied tussen Slaven/Duitsers, heidendom/
christendom) is van enorme programmatische betekenis geweest voor de toekomst
 hun naam & rang zijn tot op heden oriëntatiepunten v. d. politieke actie v. staten gebleven

the making of England: (~socio-economische parallellen met Karolingische Rijk)


• 10de eeuw: duurzame integratie v. 7 koninkrijken vanuit Wessex (via shires & hundreds)
• Koning Knut v. Eng., Denemarken & Noorwegen, steunde zijn gezagspositie op erkenning door
lokale Angelsaksische aristocraten (thegns)  door zoon opgevolgd
 na enkele jaren komt met Edward de Belijder de dynastie v. Alfred de Grote weer op te troon
 door zijn moeder kregen veel Normandiërs invloed in Eng.  earls groeperen zich
hiertegen en helpen Harold, earl v. Wessex op de troon na de dood van Edward
 kreeg tegenstand van zijn broer die steun zocht bij erfgenamen Knut  Harald steekt
over vanuit Noorwegen maar zijn leger verliest  machtsstrijd
 intussen steekt Willem de Veroveraar (hertog Normandië) het kanaal over  1066: wint slag
bij Hastings waarbij Harold sneuvelt  Romaanstalige elite vestigt zich en tot Hendrik VIII
maken Engelse koningen aanspraak op delen v. Fr. en later zelfs de Franse kroon
 personele unie Normandië-Eng.: socio-culturele import
 romaans sprekende elite, kathedralen & burchten, feodaliteit, bisschoppen & abten
worden troonvazallen (Becket, koninklijke rechtbanken blijven wel bewaard)
 Willem elimineert de inheemse adel met wiens bezit hij zijn medestanders beloonde
 liet burchten en kathedralen bouwen + feodaliteit wordt geïntroduceerd (dit geeft
uitheemse heersers een materiële basis in Eng.) + kroonvazallen & achterleenmannen
moeten een directe vazallistische band met de koning aangaan (ligische trouw)
 gebied in leen, hadden er geen rechtsmacht over vrijen ( koninklijke rechtbanken)

63
 de Normandiërs moesten een stevig bestuurssysteem opbouwen  steunden op Angel-
saksische traditie (shires o.l.v. gerechtsofficieren, sherrifs met fiscale, militaire, gerechtelijke
taken, onderverdeeld in hundreds)  ambtsdragers kregen echter niet langer land in leen
 gemots & hundreds vormden een hiërarchische opgebouwd systeem v. gemeenschappen
die vergaderingen hielden  makkelijker om tegelijk een centrale koninklijke ambtenarij
en een effectief vertegenwoordigingsstelsel te creëren  vroege volkstalige rechtspraak
 hieruit komt het eeuwenoude systeem v. onbetaalde openbare diensten, onvermijdelijk
vervuld door de vermogenden  verregaand zelfstandige vorstendommen op het
continent  niet in Eng. dankzij combinatie v. krachtige lokale & regionale instellingen
uit de Angelsaksische tijd met directe binding a.d. koning v. ambtsdragers/vazallen
 zie Domesdaybook (1086) en Common Law
• onder invloed v. de Normandische dynastie ontworstelde Eng. zich aan de Scandinavische
invasies en werd een nieuwe band met het continent gevormd
 1154: Hendrik II Plantagenet op de Engelse troon, die tevens hertog v. Normandië, graaf v.
Anjou, Maine en Toraine is  heel W-Fr. komt erbij door huwelijk met Eleonora v. Aquitanië
 50j later: koning Filips Augustus kan Normandië & Anjou veroveren, Aquitanië bleef Engels
in leen v.d. Fr. koning  hier ligt basis personele unie Eng. & Aquitanië + Eng. aanspraken
op Fr. kroon die zou zorgen voor de 100jarige oorlog (vnl. op Franse grond uitgevochten)
 13de eeuw: nog grotere Engelse expansiedrang  1171-1172: met pauselijke steun poging
verovering v. Ierland  1514: Hendrik VIII wordt koning Ierland + begint annexatiepolitiek
 1282: verovering & inlijving Wales onder Edward I  behield toch tradities  1400: opstand
 minder succes bij verovering Schotl.  1314 Slag v. Bannockburn: onafhankelijkheid erkend

bisschop vervulde vaak tegelijk het hoogste wereldlijke ambt (= kanselier)


 1162: omgekeerd: Hendrik II benoemt kanselier Thomas Becket aartsbisschop Canterbury
•  beoogt zo via zijn dienaar het feitelijke hoogste gezag over de Engelse Kerk te beoefenen
 Hendrik II hoopt zo dus greep op de Kerk de krijgen maar Thomas streed voor de vrijheid
v.d. Kerk  maar kreeg naast conflict met de koning ook conflict met de Engelse Kerk
 Hendrik laat Thomas zweren de wetten & gewoonten v.h. koninkrijk te zullen naleven en legt
dit vast i.d. Constitutions of Clarendon  Thomas weigert de extreme weergave te tekenen
 Thomas zoekt steun bij de paus, maar dit gaat te traag  6j in ballingschap in Fr. Kloosters
 met steun van de paus komt er verzoening in 1170
 Thomas doet weer moeilijk en wordt uiteindelijk vermoord in zijn kathedraal  martelaar en
Canterbury wordt een bedevaartsoord  heilig verklaard in 1172
 Hendrik neemt verantwoording, schaft antiklerikale wetten af en doet boete bij het graf

Iberië:
• in 10de eeuw waren kalifaten v. Cordoba (opgericht in 10de eeuw door Ummayaden) &
Byzantium de hoogst ontwikkelde regio’s v. Europa
 verdere economische/culturele ontwikkeling in Cordoba dan in katholiek Europa
 in Andalusië & oostkust intensieve land- & tuinbouw met gevarieerde productie  export
 verstedelijking: hoofdstad v. ½ milj. Inwoners, 3000 moskeeën, 300 badhuizen
(~Constantinopel/Bagdad)
 alleen mogelijk door intensieve landbouw (gevarieerde productie) & uitgebreide handel
 handel met Byzantium, Mid.-Zeegebied, Portugal, Perzië  enorm vrije markt
 productie luxegoederen en veel ambachtslieden met gevarieerde productie
 voorzag de Arabische markten van Oosterse producten  basis farmacologie waarbij
Arabische geneesheren voortbouwen op kennis Griekse voorgangers
 ook constante aanvoer van slaven uit Afrika (+ ook Europa)
 banktechnieken, kapitaalinvestering die Europa slechts eeuwen later zou overnemen
 grote etnische/religieuze verscheidenheid met nauw onderling contact (toch aparte wijken)
 hof te Cordoba werd een voornaam cultuurcentrum: cultuurvoorsprong  Hakam II had bib
met 400.000 boeken ( Europese bibs) + breidde grote moskee uit & voegde mozaïeken toe
 mid. 10de eeuw: geweldige vertaalactiviteit v. Griekse & Arabische geleerde werken
 benedictijnenabdij v. Ripoll: teksten over geometrie, astronomie & instrumentenbouw

64
 paus Silvester II had er kennis opgedaan + geeft de Arabische cijfers door aan het W
 op deze manier toegang tot wetenschap uit de Oudheid met Arabische aanvulling
• 8ste eeuw: Arabische taal en islam werden dominant in de veroverde gebieden
 diversiteit v. volkeren & politieke regimes werd zo aan elkaar gesmeed zonder echter
tegenstellingen uit te schakelen  10/11e eeuw: homogenisering v.d. Arabische cultuur
 uiteindelijk toch uitwijking v. mozaraben (gearabiseerde christenen) naar het Noorden
 agressieve opstelling  krijgstochten & de 2 culturen groeien uit elkaar (homogenisering
& eenmaking dreven aan beide zijden v.d. grenszone de polarisatie op)
 toch buitengewoon hoogstaande & veelzijdige culturele activiteit: heel verfijnd, emotioneel,
profaan & zelfs libertijns inzake vrouwenpositie ( puritanisme bij Almohaden/Almoravieden)
• begin 11e eeuw: opvolgingscrises en kalifaat Cordoba vervalt in anarchie  opheffing kalifaat
 groeiende kloof met Noordelijke christelijke koninkrijkjes
 1031: formeel opgeheven nadat hoofdstad was ingenomen door Berberleger
 verbrokkeling in 10tallen koninkrijkjes volgens etnische oorsprong (taifas)
 onderlinge rivaliteit tussen regionale islamitische vorsten speelde de christenen in de kaart
 Alfons VI v. Léon & Castilië dringt diep door naar het zuiden  1085: Toledo valt
 vorsten v. Sevilla, Badajoz & Malaga zoeken steun bij Yusuf ben Tasfin (hoofd puriteinse
berberstam, Almoravieden)
 uitbouw Satiago de Compostella-bedevaart o.l.v. Cluny
• Almovarieden hadden Marokko onder zich verenigd, Marakesh gesticht, Tlemsen, Oran, Algiers
& Cauta veroverd  1086-1114: schakelen taifa-vorsten uit & rukken N-waarts op tot Zaragoza
& Barcelona  al-Andalus moslims zijn weer onder 1 gezag verenigd (kern = W-Maghreb)
 1098: Yusuf laat zich door kalief v. Bagdad erkennen als emir  behoefte aan religieuze
legitimatie & die kreeg hij alleen omdat hij garanties leek te bieden voor verdediging v. islam
 Almoraviedenbewind stond door zijn puritanisme (verstrenging islamitisme) al op gespannen
voet met de hispano-Arabische traditie en de relatie met de christenen verscherpte nog meer
 agressiever optreden: 1125/6: chr. leger o.l.v. Alfons v. Aragon I drong door tot Malaga
 intussen toch culturele aanpassing en uitwisseling op grote schaal (zie bouwstijl N-Afr.)
• 1147: einde Almoraviedenbewind in Marokko
 regionale vorsten in al-Andalus trekken weer
macht naar zich toe + intussen vorming v.d.
Almohaden (= groepering Berberstammen die
djihad tegen Almoravieden willen uitroepen)
 leider Almohaden = Abd al-Mu’min  kalief
 1147: brutale operatie in Andalusië leverde
hem toch erkenning op v. deel bevolking
 1172: Abu Ya’qub Yusuf voegt heel al-
Andalus bij het Almohadenrijk
 1212: christelijke coalitie onder Innocentius III
brengt het regime de genadeslag toe bij Las
Navas de Tolosa  keerpunt voor moslims:
kunnen zich nu slechts i.h. Z handhaven
 zeer dicht bevolkt in Granada
 bleef overeind tot 1492 want christenen
waren zelf erg verdeeld, toch moest
Granada al tribuut betalen aan Castilië
 toch ng grote welvaart door gunstig milieu
& levendige handel met N-Afrika & Italië
• ondanks de territoriale verliezen bleef het
moslimgebied de bakermat v. cultuuroverdracht
waaraan Europa schatplichtig is  Europeanen dachten echter dat verovering = vooruitgang
 zuidwaartse expansie (door sinds 1063 door de paus afgekondigde kruistochten) verliep
langs 3 parallelle assen v. N naar Z  integratie v.h. christelijk Iberisch schiereiland
gebeurde dus N-Z maar liet de koninkrijken Portugal, Castlilië-Leon, en Aragon naast
elkaar oprukken (soms tegen elkaar)  zie taalgrenzen: Portugees, Castiliaans, Catalaans

65
 Portugal: 1137: na militaire expansie riep de graaf v. Portugal zich uit tot koning  1147:
Lissabon valt in christelijke handen  verdere veroveringen in etappes & terugslagen,
soms met versterking NW-Europa & Provence  1249: Faro wordt bereikt
 personele unie v. koninkrijken Castilië & Léon: ook opmars in fasen
 1085: verovering Toledo, 1036: Cordoba, 1247: Sevilla  hierna weer 2 e. stagnatie
 eeuwenlange strijd had aanleiding gegeven tot vereniging Barcelona, Aragon,
Majorca, Valencia, Murcia + overzeese vestigingen v. Barcelonese handelaars
 problemen van de zuidwaartse expansie
 door dunne bevolkingsdichtheid schaarste aan boeren om veroverde land te bewerken
 men bejegende de moslims (vaak meerderheid) tolerant om de landbouw enigszins op
gang te houden  ze mochten bezittingen, zelfbestuur en godsdienstpraktijk behouden
 christelijke gemeenschappen kregen wel aanlokkelijke vrijheden  zorgt op termijn voor
inperking van de macht van de koningen op het platteland

Frankrijk: het concentrische model:


• Franse monarchie heeft zich pas laat ( Duitsl., Eng., …) vanaf eind 12de e krachtig ontwikkeld
 zelfs onder Lodewijk VI & VII slechts gezag over heel beperkt grondgebied (ile-de-France,
bekken v. Parijs), ingesloten tussen territoriale vorstendommen (leengebieden, feitelijk
autonome monarchale staatjes)
 Normandië sinds 911 door Noormannen gekoloniseerd & de hertogen waren vorst v. Eng.
 Champagne profiteerde v.d. baten v.d. jaarmarkten
 Steden in graafschap Vlaanderen maakten fenomenale groei door  sterke grafelijke
macht onder Diederik van de Elzas + Filips van de Elzas
 Fr. vorsten moesten zich ook verdedigen tegen de feodale heren die hun kasteelgebieden
wilden verdedigen  werden in vazallendienst gedwongen en deze leenverhoudingen
dienden als ruggengraat v.h. staatsbestel
 ook emotionele zaken kunnen structurele gevolgen hebben
 1152: Lodewijk VII’s huwelijk met Eleonora v. Aquitanië wordt op een concilie
geannuleerd omdat het zoonloos bleef (maar zogezegd om te nauwe verwantschap)
 trouwt met een vrouw v. Champagne en krijgt naast een zoon ook het graafschap (1285)
 O-W scheiding ontstond ( N-Z scheiding die was opgelost door huwelijk met Eleonora)
 Eleonora trouwt uit wraak met ergste
rivaal graaf Hendrik Plantagenet v.
Anjou die in 1154 de Engelse kroon
kreeg (vandaar dat Aquitanië nu aan
de Engelse kroon behoorde)
• pas i.d. volgende generatie ontpopt zich de
Capetingische monarchie  972: Hugo
Capet, later vooral Filips Augustus  onder
Filips August geleidelijke concentrische
uitbouw koninklijke macht
 1180: verwierf Vlaamse steden Atrecht &
St.-Omaars als bruidschat
 1185: slaagt erin om het zuidelijk deel v.
graafschap Vlaanderen te veroveren
(=Artesië)
 Filips Augustus gebruikt de inbreuken op
het feodale recht v. Eng. Koning Jan
zonder Land om hem tot zijn leenman
(voor Aquitaniê) te veroordelen
 1204: verovering Normandië & gebieden
langs de Loire  Jan z. Land poogt om
in coalitie met Vlaanderen & Otto IV de
Franse macht te breken  mislukt in
veldslag bij Bouvines

66
 Franse koning had ook geprofiteerd van de kruistochten tegen de Katharen en Albigenzen
 Graaf Raymond v. Toulouse werd geëxcommuniceerd wegens sympathie vr. de katharen
en in 1213 werd hij verslagen ondanks steun v. Aragon  1229: zoon v. Raymond moet
zijn oostelijke gebieden aan de Fr. kroon afstaan  hiermee was de rol v. Aragon ten N
v.d. Pyreneeën uitgespeeld + Fr. probeerde Languedoc te incorporeren
 1230 was de opp. v. Fr. x4 in N, W & Z  na 1463 (na Honderdjarige oorlog) zou het
territorium nog tot i.d. 18de eeuw worden uitgebreid door stelselmatige annexatie v.
autonome territoriale vorstendommen  groei geleidelijk, met versnellingsfasen 1180-1230
& 1463-1532
 beperkte investituurstrijd
 koninklijke ambtenarij: baljuws/sénéchaux

de Balkan:
• sterke & zwakke momenten in Byzantijnse bezetting v.d. Balkan  eind 12de eeuw: redelijk
vrijgevochten Bulgaren + door eigen tsaar geregeerd  1242: einde door invasie mongolen
 1204: verzwakking v. Byzantium door veroveringen v. westerse kruislegers
 rivaliteit tussen W & O-Kerk speelde lokale machthebber in de kaart
 1204: paus erkent het koningschap over Servië v.d. Bulgaarse tsaar en in 1208 dat v.
Serviër Steven
 13de eeuw: door machtsvacuüm konden de Serviërs hun gebied uitbreiden naar Macedonië,
Bosnië, Slavonië (o.l.v. rooms-katholieke koning Milutin)

institutionalisering van de staat

de monarchale dynamiek:
• 10-13de eeuw: fundamenten gelegd van een hele reeks monarchieën die nu nog bestaan
 eerste koninkrijken bepaalden in hoge mate het verder lot v. Europa omdat ze belangrijke
eenheden werden die krachten bundelden en conflicten uitvochten
 worden aanvaard als een gevestigd kader en zelfs in geval v.e. unie (vb.: Castilië-Leon &
Aragon of Engeland & Schotland, Ierland, Wales) kwamen in recenter tijd toch de oudere
eenheden weer opdagen als kaders waarin de bevolkingen zich wensen te herkennen
 algemene kenmerken in de omstandigheden van de vestiging:
- 1. belangrijke inbreng v.d. Kerk en christendom (ook aan Grieks-orthodoxe zijde)
 alleen Scandinavische & Normandische expansie lijkt hier niet aan gekoppeld
 erkenning door de Kerk ging gepaard met missioneringsopdracht  3 verklaringen:
 kersteningproces was omstreeks 1000 nog niet diep doorgedrongen zodat nog
steeds grote heidense gebieden openlagen voor kerstening (ook in W-Europa) 
deden vooral beroep op kordate krijgsheren voor de verspreiding v.h. ware geloof
 tijdens vroege en centrale ME was de Kerk de enige instelling die op continentale
schaal de culturele standaard v.h. Romeinse Rijk overeind hield + duurzaam boven
de partijen, rechtsstelsels, waarden en talen kon staan
 ambitieuze krijgsheren tooiden zich graag met de sacrale waardigheid die de Kerk
hun voor bewezen diensten verleende (= versterkte machtspositie want het maakt
hun machtspositie onaantastbaar voor niet-geestelijken)
- 2.  2 categorieën: primaire en secundaire: autonoom  afgeleide ontwikkeling
 vestiging koningschap kan door ontwikkeling vanuit de samenleving zelf (Frankische
expansie, en zo ook W & O-Frankische Rijk en Duitsland en Frankrijk) of kan van
buitenaf zijn opgelegd of uitgelokt
 Engelse expansie was secundair t.o.v. de Denen & Normandiërs, maar primair
t.o.v. W-Frankrijk, Wales, Schotland & Ierland
 ondanks pauselijke aanwakkering was de Z-waartse expansiebeweging v.d.
Reconquista toch afkomstig uit de N-Iberische christelijke samenlevingen, en de
Servische expansie v.d. 13de eeuw is ook autonoom
 afgeleide ontstaansvorm = creatie, omvorming of verdwijning v.e. koninkrijk onder druk
v. 1 of meer andere  Polen & Bohemen door Duitse Rijk & pausdom gecreërd
 uit Magyaarse en Bulgaarse khanaat werden christelijke koningschappen gevormd

67
 ook in Eng. onder de Denen & Normandiërs, in Noorwegen, Zweden & ZO-Sicilië
 dit onderscheid wijst op verschil in dynamiek: autonoom gevormde monarchieën
beschikken over meer menselijke/materiële middelen  kunnen zo zelf ook elders
ontwikkelingen op gang brengen
- 3. = alleen voor de autonome vormingsprocessen (vooral Duitse Rijk, Fr., Eng.)
 omvang, geconcentreerde ligging, productiecapaciteit v. kroondomeinen zijn
onmisbare troeven in de groei monarchale macht  Karolingen, Ottonen, Capetingers
 andere tactiek v. Willem de Veroveraar was de domeinen v. zijn grootste vazallen
verspreiden tot in de uithoeken van het pas veroverde land zodat hij controle behield
- 4. de vroege monarchieën betreffen essentieel territoriale ontwikkelingen
 koningen die over vruchtbaar land beschikten konden nog meer land veroveren
 overzeese verbindingen kwamen tot stand volgens een andere logica  10/11de eeuw
was een periode waarin plundering v. buitenstaanders de belangrijkste vorm v.
verrijking is  ontwikkelt zich ook tot duurzaam landbezit voor sedentair gebruik
(Denen en Normandiërs volgen voorbeeld Vikingen)
 toen de grenzen voorlopig en globaal getrokken waren bleven er toch randgebieden over
 kleine, maar soms al bijzonder intensief gestructureerde gebieden, gelegen aan kusten &
raakvlakken grote invloedssferen  Italië, kust Catalonië, Ned., kust Z-Balten, Balkan
 logica op 2 manieren: bedreiging, maar tevens relatieve autonomie die de grensligging
bood + de andersoortige structuur  vorsten brachten veel, maar niet alles in beweging
 minder makkelijk controle vestigen over kuststreken die hun kracht uit maritieme
betrekkingen putten dan over vrij homogene landmassa’s
• naarmate ze meer bezittingen hadden moesten vorsten meer personeel in dienst nemen om
hun inkomsten te verzekeren  schaal en diversiteit zorgt voor nood aan verambtelijking
 feodale grondbezitters richtten alle aandacht op behoud & mogelijke uitbreiding patrimonium
 ook zachte middelen tot bezits/machtsuitbreiding door huwelijks- en overervingsstrategieën
 kwam toch ook geweld aan te pas in geval van betwisting
 opkomende territoriale vorsten waren feitelijk winnaars in de strijd om de schaarse
landbouwoverschotten en als ze een positie verwierven bleven ze grotendeels aangewezen
op het goede beheer van hun domeinen

het koningschap wordt een ambt:


• ook al lag de grondslag v.d. monarchale macht in de domeineconomie, toch moesten ze hun
positie verstevigen door zich te verzekeren v. steun v.d. geestelijken (sacralisering v. positie)
 ook beroep doen op geestelijken voor hun geletterdheid was onmisbaar
 geestelijken legden ook een grote nadruk op verspreiding v.h. geloof zodat ze er vanaf laat
10de e geleidelijk in slaagden om christelijke beginselen aan de vorsten & heren op te leggen
 belangrijk is de sacrale wijding v.d. keizer  koninklijke/keizerlijk insignia + heilige lans
 steun v.d. Kerk werd verleend in hoop op wederzijdse steun en bescherming + de vorsten
zagen het als middel om de gezagondermijning v.d. feodale heren aan banden te leggen
 gebeurde ook via de godsvrede/koningsvrede/gravenvrede/landvrede/rijksvrede
 territoriale vorsten gebruikten landvredes om heren onder zich in bedwang te houden
 heerser kon ook in diskrediet komen door onthouding of ontzegging van deze zegening
 2de helft 11de e: pausen proberen die positie te beknotten (waar zij ingreep op Kerkzaken)
• verambtelijking v.h. koningschap werd niet alleen door geestelijken teweeggebracht, want deze
evolutie was vanuit organisatorisch oogpunt onvermijdelijk
 door gebiedsuitbreiding was men gedwongen een bestuursstructuur te creëren
 eerste stap = pacificatie: onderdrukking interne weerstand  toont aan dat ze zelf het
algemeen belang dienden in de wetenschap dat de Kerk hen zo zou steunen

dienaren van de staat:


• bestuur over Duitse Rijk berustte tot late Middeleeuwen op persoonlijk relaties, vanaf 12de eeuw
steeds meer geformaliseerd in leenverbanden
 was eigenlijk een ‘aristocratie met monarchale top’ en de landadel bleef dominante klasse
t.o.v. de koningen die weinig te zeggen hebben  expansiebewegingen naar O
absorbeerden de groeicapaciteit die elders tot nieuwe sociale/politieke verhoudingen leidde

68
 ministrialen/dienstmannen vormden een stand v. onvrijen die wel lenen konden bezitten
maar niet erfelijk overdragen  vanaf mid. 12de eeuw kregen ze v.d. Duitse koningen
specifieke functies & ambten in ruil voor bestaansmiddelen i.d. vorm v. domein
 voogdijschap over burchten, ambten in koninklijke dienst, aan het hof, in het rijksleger,
gerechtsambten in rijkssteden
 ook vorstendommen en kerken gingen over tot aanstelling v. ministerialen
 echte ambtenarenstand groeide uit  grote steun bij vb. afvalligheid v. vazallen
 ontwikkeling ervan liep echter vast door discontinuïteit v.h. koningschap + geleidelijke
verzwakking  ministerialen richtten zich zelf ook op sociale stijging  Frederik II zal in
Z-Italië hooggeschoolde betrouwbaardere Sicilianen aanstellen i.p.v. Duitsers
• contrast met Engeland is zeer groot  was al hecht georganiseerd vóór Normandische
verovering in 1066, maar de nieuwe heersers versterkten bestuurssysteem nog om als
uitheemse minderheid de controle te versterken  nationale eenheidsstaat + centrale regering
 12de eeuw: gemeenschappelijk recht voor de vrije mannen (1/3 bevolking)  Common Law
toegepast door centrale koninklijke rechtbank, Bench of Common Pleas
 onvrijen werden berecht door de domeinheer, maar de koning deed zware misdrijven
 Common Law was het oudste nationale eenheidsrecht v. Europa ( regionale diversiteit
v. gewoonterechten in Duitsland & Fr. gedurende het hele A.R. van toepassing)
 uit de koninklijke hofraad in Eng. ontstonden centrale instellingen door taakuitbreiding,
specialisatie en vervolgens afsplitsing tot zelfstandige organen  eerst voor rechtspraak &
financiën: al in Angelsaksische tijd een centrale rekenkamer waarvoor koninklijke
ontvangers rekenschap moeten afleggen (exchequer)
 het leenstel was een belangrijk nieuw beheersingsmiddel dat de Normandiërs in Eng.
introduceerden  vormde de basis voor de militaire organisatie  vazallen leverden ridders
 alleen enige autonomie voor vazallen aan grens met Schotland & Wales (tactische
reden), terwijl de anderen strak onder controle bleven ( Duitsland, It., Fr.)
 reeds vóór 1066 was de sheriff de lokale gerechtsofficier in koninklijke dienst (in shires)
 onder Normandiërs naar model v.d. bailli: 1ste moderne ambtenaren: ze werden in geld
vergoed, vervullen een onherroepbaar (niet erfelijk) mandaat, waarvoor rekenschap
afgelegd diende te worden  controle over hun activiteiten was veel effectiever, maar dit
was alleen mogelijk daar waar de economie voldoende gemonetariseerd was
 Filips v. Elzas stelt in Vlaanderen rond 1170 baljuws aan tegelijk met rationalisering v.h.
strafrecht  handhaven de grafelijke prerogatieven, richten de rechtspraak in (volgens
principes v.h. objectieve feitenonderzoek) en innen de inkomsten voor de graaf
 Fr.: 12/13de eeuw: koninklijke domeininkomsten worden nog geïnd door prévoits die hun
ambt pachten (biedt ruime mogelijkheden tot corruptie)
 1190: Filips Augustus benoemt 1ste baljuws  waren maar rondreizende inspecteurs
 Lodewijk IX installeert baljuws (sénécheaux) in vast afgebakende ambtsgebieden
(baillage/sénéchaussée) koningsgebonden door ambtseed, afzetbaar & gesalarieerd
 stonden in voor openbare orde (m.b.v. sergeanten), zaten rechtszittingen voor,
lieten schepenen rechtspreken, legden vonnissen ten uitvoer, inden de
gerechtsinkomsten, en riepen op bevel de vazallen op voor legerdienst
 het Rijk gaat verstarren in zijn traditionele structuren, die het tot 1806 zal behouden
(~Duitsland met de ministerialen,  Engeland)

machtsvertoon in Gotische stijl:


• 12/13de eeuw: echte innovatie  in enkele Franse steden bouwt men kathedralen met totaal
nieuw architectonisch concept, dat vervolgens ook werd toegepast i.d. burgerlijke bouwkunde
 toen het doordrong i.d. mediterrane wereld noemde men het naar de barbaren: Gotisch
• 1144: nieuw koor (gang rond hoofdaltaar) wordt ingewijd om zoveel mogelijk plaats te
scheppen voor gelovigen die de relieken willen bezoeken  veel macht voor Fr. monarchie
• nieuw concept: veel grotere ramen om meer licht binnen te laten en steunberen om de steeds
hogere gebouwen recht te houden. Luchtbogen versterken de buitenwanden. Het dakgewicht
wordt door een spitse gewelfconstructie geometrisch verdeeld over vele steunpunten
 enorme bouwwoede, overal schieten gotische kerken uit de grond
 kenmerk = opwaartse stuwing, om dichter bij God te komen  men gaat steeds verhogen

69
• intussen verspreiding naar het buitenland: varianten vormen zich
 Engelse gotiek: vlakker en lager gewelf, maar met meer lijnen
 kusten lage landen + Oostzeegebied: aanpassing aan gebruik baksteen
 na verloop van tijd ook steeds overvloediger versieringselementen = flamboyante gotiek
 tot diep i.d. 16de eeuw overheersende bouwstijl (ook gebruik voor meubels, siervoorwerpen)
• hoe kwam dit nieuwe concept tot stand en kon het zich zo snel & algemeen verspreiden?
 onderwijs in kathedraalscholen v. gotische steden sloot vanaf 11de eeuw steeds meer aan bij
de Arabische kennis v. wiskunde & geometrie  grotere architecturale mogelijkheden
 verspreiding hangt samen met prestige dat de expansiegerichte vorsten v. Fr. aan de
kathedralenbouw konden verbinden + was onmogelijk geweest zonder krachtige financiële
steun v.d. burgers in snel groeiende steden
 wedijver om beste project tussen de steden ontstond (competitie op vlak v. torenhoogte)
 technische stijl v.d. bouwmeesters verspreidde zich door mobiliteit v.d. bouwmeesters,
die georganiseerd in loges van werf tot werf trokken  ook onderlinge competitie en
leerlingen ontwikkelden de ontwerpen v. hun meesters op andere plaatsen
• oorspronkelijke functie was de goddelijke eredienst zo glorierijk mogelijk in te richten
 later ook andere functies: prestige v.d. monarch en de burgers
 men ging het ook toepassen op paleizen en burgerlijke gebouwen (raadhuis, woning,..)
 komt terug in de neogotiek v.d. 19de eeuw

70

You might also like