You are on page 1of 10

Hoorcollege 3

Bij statica wordt gekeken naar de rustsituatie en niet naar de beweging, dan kijken naar de krachten
binnen het dier.

Hierbij heb je te maken met de wetten van Newton;

1e: voorwerp in rust heeft er geen kracht op OF beweegt met eenparige snelheid

3e: in rust wanneer er een kracht wordt uitgeoefend (zwaartekracht) wordt er een even grote kracht
in tegenovergestelde richting uitgevoerd

Bodemreactiekracht; kracht die wordt uitgevoerd op bodem bv zwaartekracht, de bodem stuurt dan
een tegengestelde kracht = bodemreactiekracht. (Fbrk) tegenover (Fz) (zwaartekracht)

Er wordt een moment (Fxa) opgewekt wanneer punt kan worden bewogen rondom arm na een
bepaalde kracht. Kortste afstand tov draaipunt = loodrechte afstand, hierdoor kan beweging gemaakt
worden.

Arm die dichter bij draaipunt staat; kleinere arm; kleiner moment. Hoe groter het moment, hoe
groter het effect! Andersom; als je iets wilt bewegen met zo min mogelijk kracht, zo dicht mogelijk bij
draaipunt. Aan olecranon hecht triceps aan; minder kracht nodig om arm te strekken want grotere
arm.

Bodemreactiekracht werkt op eenzelfde manier; deze kun je verschuiven langs lijn en loopt langs
voorzijde elleboog langs. De kracht heeft hier een buigend moment bij beweging van elleboog (hoek
verkleining). Zelfde geldt voor schouder, carpus, tenen et cetera. Bodemreactiekracht heeft dus te
maken van afstand en positie arm tov gewricht.

Rust; som van alle momenten gelijk. Met de klok mee betekent dit een negatief moment, tegen klok
in positief moment. Deze tel je dan bij elkaar op. Som van alle krachten moet ook nul zijn
(verticaal/horizontale richting). Hebben in draaipunt/gewricht aangrijpingspunt, geen moment tov
gewricht dus tellen niet mee in momentenstelling maar telt wel mee in krachten die op het dier
heersen.

Momenten kunnen worden berekend tov elk willekeurig punt maar je neemt eigenlijk altijd gewricht
want momentenstelling kun je nu op nul stellen.

Het is belangrijk dat je krachten loswerkt van de omgeving; veel hebben geen invloed op
bijvoorbeeld positie onderarm, deze ondervindt geen bodemreactiekracht (itt bijvoorbeeld een
voorpoot).

Je maakt om te rekenen een “vrij lichaam”; je maakt van je onderarm een stok met hieraan krachten.

Zwaartekracht vanuit zwaartepunt dier naar beneden, bodemreactiekracht omhoog; evenwicht.

Beweging; iedere stap kun je statisch (vrij lichaam) maken. Bij verschillende onderdelen stap
verschillende bodemreactiekrachten (hoger wanneer je hard neerkomt op de grond). Been; eerst
optillen, dan uitzwaaien (geen bodemreactiekracht, wel zwaartekracht) dan grond neerzetten (met
naar voren gerichte kracht op de grond, bodemreactiekracht geeft dan een schuin naar achter
lopende kracht, dit loopt vóór de gewrichten langs. Hierdoor wordt de elleboog de neiging om te
buiten) Uiteindelijk meer naar voren gericht richting afzet. Achterbeen; Fbrk loopt achter been langs;
onderbeen omhoog, hierdoor buigt knie. Bij hak langs voorkant; hak buigt. Bij metatarsaal gewricht
loopt kracht voorlangs; naar rugzijde bewegen gewricht = overstrekken, dit gebeurt zeker bij
doorveren na sprong, soms komt kogel zelfs op grond terecht. Zie plaatje met lichtblauwe pijlen.

De eerste spieren bij beweging zijn de retractiespieren (been naar achter, lichaam naar voren)
(protractiespieren dus niet (voorkant; beginnen met optillen been, dan alsnog naar voren zwellen om
alsnog pas te maken)). Hond loopt natuurlijk met voorbeen ook, hier mbv m. latissimus dorsi
(schouder), trekt voorbeen naar schuinachterdorsaal. Per poot kun je dit bekijken: Fz, Fretractie
(spieren die naar achteren trekken), Fpootopgrond (=som van Fz+Fretractie=achterwaartse kracht
zodat dier afzet). Reactiekracht van bodem; Fw (wrijvingskracht), Fn (normaalkracht) BRK (=schuin
naar voren Fpootopgrond, even groot en tegengesteld). Fbrk arm tov elleboog en schouder (voor
elleboog langs, achter schouder langs; gewrichten buigen). Grotere spierkracht  grotere
wrijvingskracht  Fbrk schuiner naar voren. Nu wordt de elleboog nog schuiner gebogen, maar
STREKT de schouder ipv buigen (want loopt nu craniaal ipv caudaal van schouder). Spier die caudaal
verloopt (buigt schouder) heeft grondcontact  oorspronkelijke functie (buigers) m. latissimus dorsi
kan worden omgezet in tegengestelde richting, deze wordt nu een afzetspier/strekker. Exact hetzelfde
geldt voor de hamstrings (knie)! Grote afhankelijke is hier dus grondcontact!! Zonder grondcontact;
buigen, met grondcontact; strekken.

Invloed intrinsieke musculatuur (pro-en retractiespieren) Schouder strekt: elleboog buigt nu enorm
want arm wordt alleen maar groter. Dit betekent dat triceps (elleboogstrekkers) goed ontwikkeld
moeten zijn om gestrekt te blijven en dit dus op te vangen/stabiliseren.

Gewrichten bewegen rondom assen (scharnier) als ‘rotatie’. Bv elleboog flexie-extensie beweging
rondom medio-laterale as (1 as dus). Iedere verbinging tussen twee botdelen noemen we een
gewricht, of ze wel of niet kunnen bewegen. Synoviale gewrichten = ‘eigenlijke’ gewrichten met
kapsel, gevuld met gewrichtsvloeistof en afh van gewricht hulpstukken zoals kraakbeen, schijfjes of
banden. Gewricht stabiliseren kan passief mbv banden of botstukken in overige richtingen (zodat
gewricht bepaalde kant niet op kan, openscharen elleboog kan niet) of actief in buig-en strekrichting
mbv spieren bv op je hoofd gaan staan. Honden en katten staan met gebogen gewrichten altijd; nu
gebruiken ze veel spieren, alles om te zorgen dat ze niet door hun gewrichten heen klappen.

Krachten kun je alleen loodrecht op contactopp worden overgebracht, afschuifkrachten worden


omgezet in loodrechte krachten, behalve bij te heftige beweging; banden scheuren nu want kunnen
krachten niet weerstaan.

Scharniergewricht heeft 1 as (alleen buigen/strekken, as loodrecht medio-lateraal, bovenste deel


elleboog bv), eigewricht heeft 2 assen (buigen/strekken en abductie/adductie = voor/achter (bv
carpus/pols)), zadelgewricht idem maar 2 holle oppervlaktes op elkaar ipv 2 bolle, kogelgewricht
(kom/kop; 3 assen buigen/strekken, voor/achter, dorsoventraal = loodrecht in ledemaat, draaiende
endo/exorotatiebeweging bv schouder)
Hoorcollege 4

In heup- elleboog en kniegewricht komen meeste erfelijke aandoeningen voor.

Heupdysplasie; losse aansluiting tussen kop en kom, hier loopt normaal bandje (ligamentum teres),
gewrichtskapsel eromheen. Onduidelijk waarom bandje loszit. Niet alle honden met los bandje
hebben dysplasie en vice versa. Fokkerij wil dat we op jonge leeftijd voorspellen of oudere hond HD
gaat krijgen maar erfelijkheidsgraad niet heel groot. Echter wanneer erf factoren niet aanwezig zijn
bij bepaalde rassen bv greyhounds, dan zullen deze honden ook absoluut geen HD krijgen.
Rontgenfoto: heupgewricht bestaat nog geheel uit kraakbeen bij jonge honden, dit zie je nog niet op
rontgen. Tijdens ontwikkeling heup onstaat er remodellering; hoek die ontstaat tussen as femur en
andere past zich aan en krijgt de tendens om uit de kom te gaan (hoek te ver naar voren of naar
boven toe gericht). Ouder worden; hond krijgt ander postuur; skelet past zich hieraan aan. Hier is
celactiviteit voor nodig; osteoclasten (bot ‘opeten’) en osteoblasten werken samen tijdens
remodellering. 2e rontgen; je kijkt door femur heen naarbinnen toe, nu kun je hoek bepalen, dezse is
afwijkend bij hond met HD. 3e rontgen; geen contact kop/kom, kom is flauwe holte. 4 e rontgen;
gewricht heup heeft veel assen, dit kan mbv kogelvorm. Als hond op poten staat; gewicht is
hetzelfde, oppervlakte is minder dus druk is vele malen groter, dit kan het kraakbeen van het
gewricht niet hebben, dit verbuigt of breekt af, dit zie je aan de randen van het gewricht. Kop gaat
afslijten tot op subchondrale bot (bot onder kraakbeen). Dit is pijnlijk want gaat gepaard met artrose
(chronische gewrichtsverandering).

Ligt kop mooi in kom? Norberg waarde bepalen; middelpunt kop bepalen, verbinden met middelpunt
andere kop. Vanuit middelpunt gaat raaklijn naar voorkant ostadion = norberg HOEK. Afh van land
hoek lijn c/loodrecht op lijn b (15 graden, andere landen trekken daar 90 graden bijop dus 105
graden). Hond heeft dan norberg Waarde van 30 graden wanneer symmetrisch is, hoeft niet per se
symmetrisch te zijn natuurlijk. Normaal gesproken twee foramina even groot!! Wanneer dit niet zo is
(foramen kleiner  acetanon kleiner) dus foto niet goed, hond ligt scheef!

Distractie methode; hond in rugligging, knieen naar plafond, knieen naar elkaar toe bewogen,
koppen gaan nu naar buiten toe, afstand kop naar buiten tov normaalstand wordt nu gemeten.
“losheid’/ lexity vastgesteld in millimeters, dit is afhankelijk van grootte hond dus afstand wordt
gedeeld door straal van de kop om te compenseren voor grootte hond = distractie index.

Niet iedere hond met losse heupen heeft HD: distractie index = 0; zeker HD, hoger = meer
voorspellende waarde, afhankelijk van ras.

Klinische methode; knie bwegen in richting mediaanlijn, kop proberen eraf te drukken, femur
abduceren, kop schiet naar binnen toe (astanum?? in). Deze handeling doet geen pijn!! Het overkomt
ze de hele dag. Hoek die femur maakt met loodlijn= hoe ver je ‘m weg moet drukken voor ie eruit
plopt; deze zegt iets over de ernst HD.

DAR: hond op buik+poten naar voren; bekken gekanteld; os ileum wijst naar plafond. Röntgenfoto
maken; in diepte zie je femur kop liggen die bedekt wordt door kom (witte lijn), wanneer deze lijn
horizontaal is = goed heupgewricht, grote hoek; kop glijdt makkelijk naar buiten toe; heup roetsjt uit
acetanum??.
Voeding speelt grote rol bij ontwikkeling skelet; groeit bij grote honden heel snel en kan snel
verkeerd gaan. Ouder dier; mn kwantiteit eten ipv kwaliteit belangrijk of gewrichten goed blijven
functioneren. Veel kalk in voer; veel hormoonwerking die deels geremd of gestimuleerd worden;
nieuwe balans; verminderde osteoclast-activiteit. Remodelleren gaat nu verkeerd/ blijft achter. Ook
abnormale ontwikkeling kraakbeen (ribkraakbeen = groeischijf die bijdraagt aan lengtegroei rib, deze
kan heel onregelmatig zijn bij veel calcium in voer, dit kan natuurlijk ook bv in gewrichten mn in
heupgewricht). Overgewicht  ernstiger HD en ze krijgen het sneller! Lichaamsgewicht moet
gedragen worden door gewricht, bespieren houdt kop in kom, bespieren blijft achter bij zwaarder
worden van hond; zwaartekracht trekt kop uit kom nu.

Artrose is gewrichtsslijtage dat op kan treden door diverse oorzaken, bijvoorbeeld


trauma/fractuur/bloedingen in gewricht (bij stollingsstoornis of herhaald trauma) en HD. Mn bij
honden en paarden artrose grote invloed. Schade leidt tot ontsteking membrana synovialis (synovia
= vloeistof die lijkt op ei, eiwit), dit heeft smerende funcite gewricht en voedingsbron kraakbeen.
Ontstekingsmediatoren  verval kraakbeen en subchondrale bot, vervallen van cellen zorgt voor
vrijkomen arachidonzuur (=bouwstof prostaglandinen), PG is weefselhormoon dat zorgt voor lage
pijndrempel, vasodilatatie, verwijden bloedvaten (warmer), overvulling synovia (transudaat van
plasma steeds meer door verwijden) slechtere voeding/smering gewricht   vicieuze cirkel!!

Jaren later röntgen; subluxatie (bijna uit de kom) vroeger (6-18 mnd) en nu chronische HD: bot op
gewrichtsranden, kapsel is sterk verdikt door chronische ontsteking, deze beiden houdt kop beter in
kom. Kraakbeen afgesloten, subchondrale bot schemert er al doorheen. Nu minder pijn maar ook
veel minder mobiel, kan bv niet meer springen.

Elleboogdysplasiën; hier zijn 4 vormen van; radius/ulna 2 assen; gewricht tussen radus en ulna om te
draaien. Hier zit een los stukje bot = los processus coronoideus wanneer deze losbreekt. Dit komt
veel voor, 15 procent grote

----REST GEMIST -----

Hoorcollege 5

Lichaamscalcium op peil houden, gaat via drie calciotrope hormonen; pth, calcitonine en door een
stof die gemaakt wordt uit vitamine D. Bij een overmaat calcium/fosfaat of tekorten, blijft het
gemiddelde Ca rond de 3 mmol/liter.

Darm, nier en bot (>99% van het lichaamscalcium, is dus reservoir, als zout samen met fosfaat) zijn
de drie plekken waar calcium zit in lichaam. Endogeen-fecale fractie calcium; deel van calcium dat
geabsorbeerd is maar weer is uitgescheiden. Ook nog een deel calcium die überhaupt niet wordt
opgenomen. Nier; uitscheiding en terugresorptie mn want calcium is schaars (99%, afh van diersoort;
meer bij honden dan bij paarden). Actief proces depositie/terugresporptie calcium in botten. Jonge
dieren; meer mineralisatie, bij postnatale moeder meer resorptie bijvoorbeeld. Lagere calciumintake
 lagere plasmaconcentratie -> bijschildklier parathormoon (pth) ; enerzijds botresorptie (calcium
en fosfaat vrij), anderzijds hogere mate terugresorptie in nier. Tubulaire maximum van fosfaat daalt
echter oiv PTH!! (zie later) PTH zorgt vnml voor osteoblasten krimpen, osteoclasten kunnen nu bij bot
komen; werking.
Tweede hydroxielatie tot actieve metaboliet vitamine D (1,25); deze heeft alle drie
aangrijpingspunten. Darm; absorptie calcium en fosfaat uit voedsel (actief), actieve resporptie ca en
P uit bot, verhoogde renale reabsorptie uit pre-urine van ca en P. Vitamine D doet dit om zoveel
mogelijk ca en p beschikbaar te hebben voor het mineraliseren van nieuw gevormd kraakbeen en
bot, bijvoorbeeld in groeischijven bij jonge dieren en bot bij beiden jonge en oude dieren.

PTH: bloedcalcium constant

VIT D: calcium voor botten en kraakbeen; mineralisatie bot en kraakbeen = hoofdtaak = typisch voor
vit. D

Vergelijkig vleesdieet (laag ca) met commercieel voer (normaal ca); vleesdieet heel hoog pth 
absorptiepercentage heel hoog. PTH werkt niet op darm maar wel op omzetting vit d en deze werkt
wel op darm. Geen contrast bot en weke delen vleesdieet, holte verbreedt en cortex dun.
Osteoclasten eten aan deze kanten bot op om ca vrij te maken om hond in leven te houden.
Alimentair (voedselveroorzaakt ) secundaire hyperparathyodie (pth omhoog) = ziekte. Cortex dunner,
meer doorbloedt, pathologische fractuur (vouwfractuur/groenhout fractuur) = knik in bot
bijvoorbeeld in femur (foto). Abnormale vorming van wervelkolom, femur, tibia, kan bijvoorbeeld nu
niet meer ontlasting kwijt door vorm.

Calciumbehoefte dog veel hoger dan poedel, als je hierbij de helft geeft in plaats van fractie (ivm
eerder onderzoek); dit geeft al dezelfde verschijnselen. Compressiefractuur op spongieus bot (waar
geen cortex zit, bijvoorbeeld bij wervels). Dit is uitleg voor snelle breuk oudere mensen bij val, alles is
‘op elkaar gedrukt’. Massieve ontkalking skelet door hogere osteoclast-werking.

TEVEEL CA

In hondenvoer zit 1.1 % calcium; dwergpoedels krijgen dus dagelijks een overmaat aan calcium
binnen. Overmaat toevoegen voor grote honden zoals lang geadverteerd is helemaal niet ‘goed’! Te
hoge calciumopname  plasma ca stijgt  pth daalt  minder osteoclast activiteit, minder vit D,
minder terugresorptie dus ook meer in urine maar dit is maar een klein deel! Lichaam gaat vooral
proberen ca in bot opslaan. Minder absorptie in darm, minder terugresorptie, minder
osteoclastactiviteit = alle drie door vit. D. Zalm en paling hebben zeer biologisch actief calcitonine
(bloedcalcium dalen wanneer dit stijgt), dit is in evolutie zo gekomen en juist zoogdieren hebben dit
veel slechter omdat wij zijn gebouwd op zoveel mogelijk ca bewaren.

Calcitonine remt osteoclasten onafhankelijk van pth/vit d, pseudopodiën worden omhoog getrokken
zodat osteoclast aanwezig blijft maar kunnen niet bij bot komen voor resorptie. Calcium kun je nu
niet vrijmaken uit bot. Verzadigingscentrum wordt ook getriggered; minder trek. Calcitonine uit c-
cellen uit schildklier.

3 keer teveel calcium in voer; panosteitis = groeipijn, dit wordt gekenmerkt door pijnlijkheid bij
palpatie + migrerende kreupelheid (ene dag ene poot, andere dag andere poot). Bloedvaten in
periost en endost communiceren met elkaar en kunnen elkaar overnemen in functie. Echter bij groei
groeien ook bloedvaten, kanaaltjes worden niet groter want worden opgegeten door osteoclasten 
stuwing periost  oedeem/stuwing in medullair holte. OP rontgen zie je heel duidelijk witte
eilandjes als gevolg van gemineraliseerde stuwing. Pijn komt van periost dat los ligt.
Gevolgen zijn oa wobbler syndroom (jonge honden grote rassen, vernauwing in wervelkanaal,
ruggenmerg kan niet ongeschonden passeren, omdat osteoclasten niet actief zijn, vnml in nekgebied
 degeneratie ruggenmerg  prikkels gaan niet meer van voren naar achter  atactische gang),
osteochondrosis (meer bot, onregelmatige groeischijf, is bij hc 4 uitgelegd, dit is erg bij bv kraakbeen
gewrichten/groeischijf, als het loslaat heet het dissicans, kan in knie schouder hak en elleboog,
groeischijf die het hardst groeit is distale ulna, als deze ermee ophoudt gaat radus ermee ophouden
 voeten draaien opzij  los processus anconeu)

Veel vet en eiwit in medulla van botten; fijnmalen botten om dit te verkrijgen, dit wordt dan vaak in
het voer verwerkt. 40% van calcium wordt via passief absorptieproces tussen darmcellen door naar
binnen gesijpeld. Onder 40% absorptie kan ie niet komen, daarboven is dus al deze abnormaliteiten!

Calcium(plasma)

PTH

BOT NIER VIT D (250H D  omzetting 1,25 (OH)2 D

Ca stijgt Ca stijgt CA stijgt in bot + nier

P stijgt P daalt, dit domineert P stijgt in bot en nier

Ca en P stijgt in darm (beetje laag)

Geen vitamine D  geen absorptie calcium uit darm, mn bij groeiend dier, maar nu ook geen
behoefte meer want veel minder opbouw osteoid en kraakbeen, dus hij kan hiermee leven

Fosfaat heeft neiging calcium te binden  mineralisering van weke delen want veel ca uit bloed want
caf slaat neer in basisch milieu. Dit wordt echter tegengehouden door verlaging van P door PTH.

Hypercalcitoninisme even bestuderen als ziekte; osteoclasten niet meer actief

Hoorcollege 9

Open wonden; beschermen tegen omgeving en patient zelf

Weke delen en fracturen stabiliseren en fractuurbehandeling

Wondspray; semipermeabele membraam voor wel ademen huid maar geen contaminatie

Padding; watten vnml kunststof (polypropyleen)

Elastisch verband; dynamisch, tegendruk

Ondervoetdrukverband; verwondingen aan voet; glas, teenamputaties

Tenen tegen elkaar geduwd; bot tegen bot met dun laagje huid ertussen, dit doet pijn dus er
moet iets tussen; watten (voldoende lang) of kunststof gaas bij kleinere dieren. Vlechten tussen de
zoolkussen! Vergeet ook niet de duim! Tenen staan uit elkaar  nu voldoende gewatteerd.
Katoenwatten rond poten draaien, tenen moeten geheel ingepakt zijn maar nagels hoeven niet. Met
hydrofiel bindsel verband (elastisch is makkelijker maar dit leren we zodat je het perfect doet).
Steeds spanning op verbandmateriaal. Linkerbeen; rechtsom wikkelen en vice versa!! Dit verband mn
bij EHBO situaties. Richting veranderen aan onderkant om voet in te pakken en tegendruk te geven;
flap maken, nu draai je verband verder dan de tenen en kun je deze opvouwen, maar dit genereert
geen onderdruk dus alleen beschermend verband. Drukverband methode is beter; eindigen distaal
van carpus, je draait verband 90 graden terug, grote slagen maken van voor naar achter, hierna
circuleer je weer. Ook dit is een EHBO verband. Vatbaar voor viezigheid dus beschermende schoen
eromheen. Derde techniek (??); goed gepolsterd  je voelt de beenderen niet meer (5-7 lagen).

Achterpootverband; orthopedie, kruisbandproblemen knie, vnml bij honden

Haren  verband zakt eerder af dan kaalgeschoren. Been moet in stand worden gehouden
waarop hond ook staat in bepaalde hoek. Afwikkelen met halve omwenteling, nu snel teveel
drukopbouw rondom achillespees (hier vormt snel oedeem) maar het zit hier dus wel heel los.
Doorrollen tot in knieholte, zo hoog mogelijk totaan lies maar met losse slag want anders te hoog en
trekt ie zichzelf weer naar beneden. Terugwikkelen met overlap van 1/3 van het verband. Dijbeen
driehoekige vorm, nu heb je het er rond omheen gemaakt en blijft het goed zitten. Druk beneden
moet hoogst zijn dan boven anders krijg je veneuze stuwing. Modificatie; padding/polsteren totin de
knieholte, invulling verband is verder hetzelfde. Dit is prettiger voor patient ivm gevoeligheid
achillespees.

Staartverband

Verband moet niet worden vastgeplakt op huid; opperhuid is heel dun, krijg je heel snel
dermatitis. Vastplakken op haren geeft veel minder probleem en zo hou je staartverband op plaats.
Na staartverwonding of amputatie. Tape start je boven wond, wind je losjes heen om staart, plakrand
gevouwen dus deels aan haren, deels aan buitenkant. Polstermateriaal dunner dan andere
verbanden, en moet heel dik zijn bij uiteinde zodat als ie ergens tegenaan slaat, dat ie zich niet
beschadigt. Vastzetten met elastisch materiaal distaal en proximaal. Evt in combinatie met kraag
wanneer ze het eraf halen, meeste honden en katten laten ‘m wel zitten.

Schoudersteunverband

Verwondingen schouderblad, humerus, proximale deel poot incl elleboog. Soms gebruikt
voor definitieve behandeling (elleboogluxatie, been gestrekt blijven) maar in principe tijdelijk of als
ondersteuning in directe fase. Humerusfractuur, hier loopt een zenuw langs en hierom moet je dus
goed beschermen; nervus radialis, komt hier snel tussen. Deze loopt naar de extensoren, de hond
kan dus niet meer poot naar voren brengen en voet staat dan naar achter/been staat er bovenop.
Luxatie  reponeren  steunverband. Dit verband moet met verdoving, doet heel veel pijn! Been
moet worden gestrekt naar voren, anders struikelt ie erover (langer dan andere) als je ‘m naar
onderen strekt. Dit verband blijft vaak langer zitten dus watten tussen tenen. Verband uitbereiden
door breed verband in lengterichting poot, dan eerste slag rond thorax, tweede slag rond hals heen
(kruising), derde slag door axilla heen (onder oksel door), nu zit je weer bij beginsituatie (achtvormige
slagen rond thorax en hals uiteindelijk). Geeft veel stevigheid! Fractuur  spalk erbij is nodig, liefst
thermoplastisch materiaal (wordt kneedbaar bij warmte), in lengterichting been en eindigt bovenop
schouderblad. Tape overheen want dit verband blijft best lang zitten (2wk) tegen viezigheid. Snel te
strak op rugzijde, twee vingers moeten ertussen kunnen, anders knip je het een stukje in.
Deze techniek incl spalk kan natuurlijk op andere plekken op precies dezelfde wijze boven de
knie/elleboog!

Rigide spalkverband van gips  fractuurbehandelingen. Klein indicatiegebied

Hydrofiel bindsel geïmpregneerd, nat; helemaal vloeibaar, dit vorm je dus geheel naar
contouren van poot. Bot spalken  spalkmateriaal zo dicht mogelijk bij bot dus indicaties worden
beperkt; letsel moet zich bevinden onder elleboog/knie, daarboven zitten er veel spieren en ontstaat
er teveel beweeglijkheid dus fractuur kan bewegen. Ook moet het gesloten fractuur zijn en na
reponatie moet hij stabiel zijn, de enige stabiele is een dwarse want deze blijft op zijn plek zitten.
Schuine/spiraalfracturen en meervoudige fracturen zijn allen niet te behandelen met gipsspalk!!
Blijven niet op hun plaats zitten. Uitzondering hiervoor zijn intacte fibula (is heel buigzaam, tibia veel
minder buigzaam dus breekt eerder) met (schuine) fractuur tibia, radius/ulna, metacarpaal/tarsaal
botten. Geen circulaire spalk maar gipsspinten want je kunt geen circulatieproblematiek op tijd
diagnostiseren itt humaan! Voorbeen leg je aan de achterkant gips, achterbeen leg je aan de
voorkant. Aan der andere kant polstermateriaal zodat zwelling wordt verminderd en verband
comfortabel blijft. Aan achterkant lagen dubbel vouwen van gaas zodat je gips goed kunt leggen. Je
doet het eerst voor de vorm, dan afhalen, polstermateriaal aanleggen en vastzetten gips met
elastisch verband eromheen. Na aanleggen maak je foto’s, minimaal 75% contact is nodig (in twee
richtingen bij elkaar opgeteld anders kun je in 1 richting toevallig zien dat ie überhaupt niet tegen
elkaar aan staat) Bijten aan poot  teken van pijn, gips moet er nu af. Meest voorkomende
complicatie; beweging tov gips zorgt voor drukplekken (en dus niet gips te strak). Kleine dieren; lastig
goed gips aanleggen ivm grootte materiaal en handen.

Werkcollege 1; locomotiepatronen

Protractie; beweging van gehele been naar voren, onafhankelijk van gewricht

Retractie; beweging van gehele been naar achteren (vnml afzet), onafhankelijk van gewricht

Flexie; Buigen; kleiner maken gewrichtshoek

Extensie; Strekken; groter maken van gewrichtshoek

Abductie; Van mediaanlijn af (hond tegen paaltje aan plassen)

Addubtie; Naar mediaanlijn toe

Rotatie; endo(binnen) of exo(buiten) draaibeweging om lengteas

Supinatie; ledemaat naar voren gedraaid (radius en ulna komen dan naast elkaar) (kop soep dragen,
oude tekeningen michealangelo mens; handpalmen naar voren) paard kan dit niet omdat radius en
ulna vergroeid zijn!

Pronatie; ledemaat naar achteren

Vraag 2: Steunfase van de pas betekent met de poot op de grond, de twee fasen hierin zijn tussen
landen en steunen en de tweede is tussen steunen en afzetten. Bij de steunfase staat de poot
loodrecht naar beneden. Ook wel genoemd remmende en stuwende fase. In het eerste gedeelde van
de steunfase werken de Fz (zwaartekracht) naar beneden, Fn (normaal) omhoog, Fvoorwaartse
(snelheid), Fwrijving (zodat voet stil staat op aarde), Fbrk (bestaande uit Fn en Fw). Tijdens landing is
spierkracht nodig anders zou poot inveren en dier op zijn borst terechtkomen. In het midden van de
steunfase is er geen wrijvingskracht want geen beweging. In het tweede gedeelte van de steunfase is
er een afzetkracht Fa, precies even groot aan de Fw (want nog geen beweging). De Fbrk wordt nu dus
gespiegeld aan de Fbrk van de eerste fase. Gewrichten zijn gebogen tijdens het begin van de
zwaaifase om pas te kunnen maken.

Vraag 3: Bij stap zijn er minimaal twee benen aan de grond, er zijn maximaal 3 benen aan de grond.
Bij draf zijn er minimaal nul benen aan de grond, er zijn maximaal twee benen aan de grond (om en
om zweefmoment – twee aan de grond – zweefmoment – andere twee aan de grond). Kamelen zijn
bekend om telgang; beide links naar voren, dan beiden rechts naar voren met ook telkens een
zweefmoment ertussen. In galop zijn er minimaal 0 benen aan de grond, maximaal 3. Galop is een
asymmetrische gang itt draf, paard heeft een dominant voorbeen welke het verst naar voren komt
tijdens galop (linksom  linkergalop en vice versa).

Vraag 4: been kan een remmende alsmede een stuwende functie hebben. Dit moet tegelijkertijd
gaan per werking met alle benen zodat er geen benen elkaar tegenwerken. Bij moment drie
bijvoorbeeld werkt linksachter nog tegen terwijl rechtsachter alweer afzet.

Snelle/efficiente locomotie door: Vier benen, verlenging van been (lopen op hoeven = 1 nagel)
langere paslengte  hogere snelheid (metacarpus/metatarsus gefuseerd tot 1 bot = 1 pijpbeen),
spieren onderaan verdwenen  minder gewicht , schouder opgehangen in spieren zodat deze als
soort pendel heen en weer kan bewegen.

Vraag 5: Sleutelbeenderen (claviculae) vergroeid  wishbone  schoudergewrichten gestabiliseerd


ten opzichte van elkaar tijdens vliegen anders gaat ie wiebelen in de lucht. Relatief lange hals;
zwaartepunt veranderen voor sturen. Holle beenderen voor reductie gewicht. Spieren bij vliegen; m.
pectoralis superficialis (grote kipfilet) voor het naar beneden trekken van de vleugels 
omhoogduwen in de lucht. Naar boven trekken vleugels voor nieuwe slag; m.
supracoracoideus(kleinere van kipfilet waar het stukje pees aan zit, heeft een patrolfunctie).
Sommige vogels maken aanloop voordat ze de lucht in gaan; vnml langzame spiertypes nodig want
putten minder snel uit (type 1, aeroob, langere volhouding maar kan maximaal lagere inspanning) itt
sprintspierweefsel.

Vraag 6: Draaipunt scapula zit zo hoog mogelijk aan de bovenrand in het midden van de scapula
(synsarcosus ongeveer, waar voorpoot met romp wordt verbonden). Protactiespier van gehele poot
(moet dus aan poot en aan romp zijn verbonden); m. brachiocephalicus, retractiespier: m. latissimus
dorsi. Optimale richtingen hiervan zijn recht vooruit en recht achteruit maar dit is niet realistisch, ze
lopen schuiner omhoog. Hoe schuiner, hoe minder efficiënt dus latissimus dorsi dus meest efficiënt.
Het is ook logisch dat retractie efficiënter is; deze moeten de hond in zijn geheel naar voren duwen
terwijl de protractiespier alleen het voorpootje hoeft te bewegen. Gewicht in 1 rechte lijn door je
botten; balanceren is nu nodig, dit kost spierkracht dus het kan niet honderd procent actief. Paard
kan wel passief staan (spieren verdwenen voor mini peesjes). Wanneer de broekspier samentrekt
(hamstring), buigt de knie. Je kunt ook naar voren toe bewegen wanneer de poot aan de grond is en
de knie wordt dan gestrekt. Kracht loopt voor het draaipunt langs omdat wrijvingskracht hier een rol
speelt, zo wordt strekking tot stand gebracht. (poot opgetild; kracht zit achter draaipunt want Fw
werkt niet mee).

Wanneer je stilstaat en je wilt beginnen met lopen moet je je retractiespieren gaan aanspannen want
dan zet je eerst je been naar voren. Wanneer je zou beginnen met je protractiespieren; dan val je
naar voren toe en dan loop je niet echt.

You might also like