Professional Documents
Culture Documents
10 MINUTEN
SPELLETJES
VOOR DE
BOVENBOUW
VERDIEPING 11
Manja van Buul
2
INHOUD
1. INLEIDING 4
2. REKENSPELLETJES
7
1. Sommen - Estafette
7
2. Hoofdbrekers – quiz
7
3. Hoge Ogen 8
4. Getallenreeksen 8
5. Flitsende sommen
9
6. Centurion
9
7. Rekenslang 9
8. Sommen – domino
10
9. Blinde cijfers 10
10. Appeltjesboom 11
11. Duizend bommen en granaten!
12
12. Fizz-Buzz
12
13. Vierentwintigen 13
14. Zeeslag 13
3. TAALSPELLETJES 14
15. Bordscrabble 14
16. Klas op rijm 14
17. Hutsekluts
15
18. Spreekwoordenspel
15
19. De keizer van China
16
20. Wie, wat waar en waarom?
16
21. Wie ben je? 17
22. Woorden rijgen 17
23. Zoeken maar! 18
24. Groeiwoorden 18
25. Jane says
18
3
26. Klinkt ’n Klinkerzin
19
27. Schrijven en vertellen
19
28. Samen zinnen maken
20
29. Spoken 20
4
4. ONT- EN INSPANNENDE BEWEGINGSSPELLETJES 21
30. Brug 21
31. Duo-sport
21
32. Imiteren 22
33. Bezige bijen 22
34. Span en ontspan 23
35. Bevriezen
23
36. Blinde detective 24
37. Op reis 24
38. Voorwerpenkring 24
39. Maak een figuur 24
40. Wissel van plaats 25
41. Decors bouwen 25
42. Paperclipfeest 25
43. Standbeeldoverloop
26
44. Bewegingsgolven 26
45. Cool Down 26
5. KORTE DRAMASPELLETJES 27
46. Zoek je evenbeeld
27
47. Telefoongesprek 27
48. Spiegelbeeld 27
49. Wassenbeeldenmuseum 28
50. Besmettelijke ziekte
28
51. Uitbeelden 28
52. Concentratieoefening
29
53. Warming up 29
54. Vertelpantomime 29
5
65. Toversom
33
66. Toversom 2 34
67. Wat zou je doen? 34
68. Tekenspel
34
69. De poptwist 35
70. Raadsels
35
6
1. INLEIDING
7
het tegennatuurlijk kinderen de hele dag zittend en
geconcentreerd te houden. Redenen te over om me te
verdiepen in leuke en geschikte spelletjes voor de bovenbouw.
Met spelletjes kun je de behoefte aan beweging, ontspanning
en aan lawaai of stilte effectief kanaliseren.
8
Een van de manieren om te kiezen is het onderscheid tussen
spelletjes, die ervoor zorgen dat de leerlingen even kunnen
uitrazen, of dat je juist een spelletje wilt waarbij ze zich wat
meer moeten concentreren om eventueel de rust in de klas
terug te brengen.
Ook kan het zo zijn dat je als leerkracht op zoek bent naar een
spelletje, gericht op het oefenen van taal- of
rekenvaardigheden. Of misschien zoek je juist een spelletje
dat een beroep doet op beweging of op het trainen van
vaardigheden ten behoeve van het vak drama. Om die reden
is deze verdieping ingedeeld in hoofdstukken naar
“vakgebied”waarop het spelletje betrekking heeft.
Tot slot kan het zo zijn, dat het juist niets uitmaakt wat voor
soort spelletje er gespeeld wordt en kan het
verrassingselement al een hoop voorpret opleveren. Om die
reden heb ik alle spelletjes genummerd. Er kunnen dan
simpelweg kaartjes worden gemaakt met de nummers van de
9
spelletjes. De nummers van eventueel te moeilijke of te
makkelijke spelletjes voor de desbetreffende groep kunnen
worden weggelaten. Op het moment dat het tijd is voor een
spelletje, kan een nummertje uit de “spelletjesdoos” getrokken
worden. Het is dan voor iedereen een verrassing welk spelletje
het gaat worden.
10
Bewegingsspelletj Als leerlingen zich
e: even moeten
ontladen. Deze
spelletjes zijn actief en
geven wat meer
drukte.
Concentratiespelle Als het druk en
tje: rumoerig in de klas is,
of de leerlingen
hebben net een hele
actieve les gehad.
Ontspanning: Spelletjes die gericht
zijn op samenwerking
en soms een
groepsgewijs of
individueel
wedstrijdelement
bevatten. Er kan dus
wat rumoer ontstaan!
Rekenspelletje Spelletje op het
gebied van rekenen.
Concentratie of
ontspanning.
Taalspelletje: Spelletje op het
gebied van taal.
Concentratie of
ontspanning.
Drama: Spelletje op het
gebied van drama.
Concentratie of
ontspanning.
Muziek: Spelletjes op het
gebied van muziek en
zang
11
Uiteraard zijn er in elke categorie nog veel meer spelletjes te
zoeken of te verzinnen. Dit “tien minuten
spelletjes”-ideeënboekje voor de bovenbouw
kan in de loop van de tijd worden uitgebreid met nieuwe
spellen.
12
2. REKENSPELLETJES
1. Sommen - Estafette:
2. Hoofdbrekers - quiz
13
14
3. Hoge Ogen
4. Getallenreeksen
15
in 500 – 504 – 502 – 507 etc. De reeks stopt bij een fout
antwoord. Dan wordt een nieuwe reeks ingezet.
16
5. Flitsende sommen
6. Centurion
7. Rekenslang
17
bijvoorbeeld 25+25=50. Zo gaat het door de hele klas verder.
Vrij snel zal er ook gedeeld en afgetrokken moeten worden. De
enige regel is dat er niet direct de contrasom gezegd mag
worden, dus na 5x5 mag niet 25:5 komen.
8. Sommen - Domino
Je start op het bord met het opschrijven van een som aan de
linkerkant van het dominovlakje. Vervolgens teken je een
verticale scheidingsstreep. Rechts van de scheidingsstreep
schrijf je een willekeurig getal. (zie middelste vakje getal 15).
Links schrijf je een willekeurige som. Twee leerlingen kunnen
nu tegelijk ‘aanleggen’ door respectievelijk rechts naast jouw
getal een som te schrijven, aansluitend op het genoemde
getal en links het opschrijven van de uitkomst. De leerling die
rechts aanlegt, schrijft achter de som een verticale streep met
een willekeurig getal. De volgende kan dan weer verder, met
een nieuw dominoblokje. De leerling die links heeft aangelegd,
schrijft voor het door hem ingevulde getal een verticale streep
en zet daarvoor een willekeurige som. De volgende kan dan
weer verder, met een nieuw dominoblokje. Stel de eerste som
is 3x12 en het eerste getal is 15 dan zou de domino er als
volgt kunnen uitzien:
9. Blinde Cijfers
18
deelbaar door 5; is het even? enz.). De vragen mogen alleen
beantwoord worden met ja, nee of niet van toepassing. Wie
het getal weet, verdient drie punten. Voor elke vraag die tot
het juiste antwoord leidde krijgt de eerste speler (die het getal
uitgekozen had) 1 punt. Als iedereen een keer een getal heeft
uitgekozen, worden de punten geteld. Wie de meeste punten
heeft, wint.
19
10. Appeltjesboom
Voorbeeld:
Een boom met 100 appels
Tim: ik pluk een vijfde en ik heb 20 appels
Nicole: ik pluk daarna een vijfde en ik heb (100-20=80.
80:5=16) 16 appels
Klas: er hangen nog 100-20-16= 64 appels
Karim: ik pluk een vijfde en … eh gaat niet op; ik pluk een
vierde en heb
16 appels (64:4=16)
Klas: er hangen nog 100-20-16-16= 48 appels
Dion: ik pluk de helft, 24
Klas: er hangen nog 24, want 48:2=24
Mehek: ik ook de helft, 12
Klas: er hangen nog 12 appels
Bart: ik pluk 1/3, dus 4
Klas: er hangen nog 12-4=8 appels
Lisanne: ik een kwart, dus 8:4=2
Klas: er hangen nog 6 appels
Jesper: ik de helft, dus 3
Klas: er hangen nog 3
Kim: door 5 kan niet meer, door 4 kan niet meer, door 3 wel,
ik pak een derde, dus 1 appel.
Klas: er hangen nog 2 appels
Merel: ik pak de helft, dus 1
Klas: en juf krijgt de laatste!
20
11. Duizend bommen en granaten!
Voorbeeld:
Worp 3 + 4 betekent: de speler vermenigvuldigt 100 met 3, of
hij deelt dit getal door 4. Vervolgens worp 5 + 1 betekent: hij
telt 5 op bij het laatste getal. Worp 5 + 6 betekent: geen
bewerking. Worp 3 + 6 betekent: vermenigvuldigen met 6.
21
de gaten of hij zich aan deze regels houdt. Als hij een
vergissing maakt is hij af, maar schrijft het getal waar hij
gebleven is op, bij wijze van puntentotaal. De beurt is dan aan
de volgende speler. Degene die de meeste punten heeft, wint.
13. Vierentwintigen
14. Zeeslag
22
- een mijnenveger (2 hokjes)
- een onderzeeboot (1 hokje)
23
3. TAALSPELLETJES
15. Bordscrabble
Voorbeeld:
A= Anja, die rekent zo goed,
B= Bertje, met zo'n leuke snoet,
24
C= Carola, is een kei in taal,
Cees, die kan het eigenlijk allemaal, etc.
25
17. Hutsekluts
Voorbeeld:
Ed noornheus
Ed hoenusnor hodut nav leve balkaa
Mara si chot leeh reg kumizaal
Ej tome ej sud raam onoit brevazen
Las ej meh grachtip honor rooth zablen.
Tad tode ijh (twan ijh feeht nege skeu)
Datijl ne igeeuw rood nijz nesu.
Stabla ijh, nad kijlt the nee banzui.
Stielf stalba ijh ni ed tuinierden.
Raad thang nem nad nee dorbej tuiben:
Ed hoenusnor
laz nijz nesu gana stuinen
18. Spreekwoordenspel
26
27
19. De keizer van China
Voorbeeld:
Vraag 1: houdt de keizer van melk? ja
Vraag 2: houdt hij van honden? nee
Vraag 3: houdt hij van bier? ja
Vraag 4: houdt hij van drop? ja
Oplossing: de keizer van China houdt alleen van zaken met
vier letters.
Wie de oplossing heeft gevonden mag vervolgens voor keizer
spelen.
Wie met een foute oplossing komt, mag de volgende keer
geen vraag stellen.
Het aardige van dit spel is dat het er om gaat de spelregels te
vinden. Allerlei criteria zijn te gebruiken. Misschien houdt de
keizer alleen van zaken met een even aantal letters, misschien
houdt hij alleen van gele dingen.
28
kinderen uit elke kolom een zinsdeel kiezen (elke keer een
andere kolom!). Dit wordt de eerste zin van het nieuwe
verhaal. Het verhaal mag helemaal verzonnen zijn. Er wordt op
inhoud en spelling gelet. Een of meerdere van de verhalen kan
eventueel als input dienen voor een korte drama opdracht.
29
21. Wie ben je?
Voorbeeld:
Speler 1: voordeur
Speler 2: deurbel
Speler 3: belsysteem
Speler 4: weet ik niet
Speler 5: systeemkaart
30
Speler 6: kaartspel
Dit spel heeft twee aspecten: het komt niet alleen aan op het
vinden van een nieuw woord (evt. gebruik laten maken van
een woordenboek!) maar ook op het zoeken van
mogelijkheden om een ander te blokkeren
31
23. Zoeken maar!
24. Groeiwoorden
32
door de opdrachten met en zonder Jane says zo snel te geven
dat ze de concentratie erbij moeten houden om mee te
kunnen blijven doen.
Bij dit spel mogen klinkers die niet echt worden uitgesproken,
zoals de twee e's in een worden geschreven als '. Die apostrof
mag ook gebruikt worden bij 't voor 'het', m'n voor 'mijn', 'r
voor 'er' en d'r voor 'haar' en z'n voor 'zijn'.
33
Alle kinderen in de klas krijgen een blanco papiertje. Op het
papiertje schrijft elk kind een zelfstandig naamwoord. De
blaadjes worden opgehaald en in een doos gedaan. Dan
beginnen de kinderen met het schrijven van een verhaal. Om
de 1 of 2 minuten leest de leerkracht 1 blaadje met een
zelfstandig naamwoord voor. De kinderen moeten dat woord in
hun volgende zin die ze schrijven, binnen het verhaal passen.
Vervolgens schrijven zij gewoon weer door tot de 2 minuten
om zijn. Daarna wordt weer een zelfstandig naamwoord
afgeroepen etc. Enkele verhalen kunnen aan het eind worden
voorgelezen.
34
28. Samen zinnen maken
29. Spoken
Voorbeeld:
Speler 1 denkt aan het woord 'jurk' en schrijft de letter 'j' op.
Speler 2 neemt het woord 'jas' in gedachten en schrijft 'ja'.
Speler 3 denkt aan 'jaar' en schrijft 'jaa' op.
Speler 4 mag nu niet het woord jaar of jaap opschrijven,
omdat dit goede woorden zijn. Een andere letter toevoegen is
moeilijk. Speler 4 kan nu gaan bluffen en een willekeurige
letter opschrijven, bv. de 's'. Speler 5 mag hem dan 'tillen'.
Speler 4 zal dan het woord moeten melden dat begint met
35
'jaars'.
Score: Wie niets meer weet, wie getild wordt en betrapt is op
bluffen, of wie ten onrechte de vorige speler tilt is een kwart
spook. Gebeurt dit tweemaal, dan is hij een half spook,
vervolgens een driekwart spook. Is iemand een heel spook,
dan ligt hij er uit en doet niet meer mee.
36
4. ONT- EN INSPANNENDE
BEWEGINGSSPELLETJES
30. Brug
31. Duo-sport
37
zo trekken ze elkaar langzaam omhoog. Op de uitademing
letten. Daarna elkaar weer laten buigen en gaan zitten.
38
32. Imiteren
39
34. Span en Ontspan
35. Bevriezen
40
moeten ze hun hele lichaam gebruiken en hun armen ook
boven hun middel bewegen. Zodra de muziek stopt, bevriezen
ze. Eenmaal bevroren, zeggen ze tegen degene die net in hun
kijkrichting staat én in de buurt welke indruk hij in zijn
bevroren houding maakt, zoals bijvoorbeeld: “je ziet eruit als
of je ergens voor wegloopt”, “je ziet eruit als of je een dansje
wilt maken” etc. Het spel gaat verder als de muziek weer
aangaat.
41
36. Blinde detective
37. Op reis
38. Voorwerpenkring
De spelers zitten in een kring. In het midden liggen evenveel
voorwerpen als er spelers zijn. Iedereen neemt een voorwerp
in gedachten. Zodra het startsein wordt gegeven, gaat
iedereen naar “zijn” voorwerp. Wie helemaal alleen bij een
voorwerp staat, krijgt een punt.
42
Met de klas wordt een bepaalde figuur afgesproken,
bijvoorbeeld een cirkel. Terwijl de muziek speelt loopt iedereen
door elkaar. Als de muziek stopt moet de groep zo snel
mogelijk de afgesproken figuur vormen.
In een kring staat één stoel te weinig. Degene die geen stoel
heeft, staat in het midden van de kring. Hij noemt een
kenmerk dat meerdere kinderen gemeenschappelijk hebben,
bijvoorbeeld “blonde haren”. Al deze kinderen wisselen snel
van plaats. Ook degene in het midden probeert een
vrijgekomen plek te bemachtigen. Degene die geen plaats te
pakken heeft kunnen krijgen, geeft vanuit het midden van de
kring de volgende wissel opdracht.
42. Paperclipfeest
43
De leerkracht legt een grote hoeveelheid paperclips verspreid
op de vloer. Bij voorkeur ook onder tafeltjes en tussen de
stoelen. De groep is verdeeld in tweetallen. De opstelling in
het lokaal blijft ongewijzigd. Paarsgewijs geven de kinderen
elkaar de hand. Op het startsein van de leerkracht,
verzamelen de paren zoveel mogelijk paperclips, zonder elkaar
lost te laten. Wel koppel heeft de meeste paperclips
verzameld?
44
43. Standbeeldoverloop
44. Bewegingsgolven
45
het hoofd en met het lichaam doorbuigen naar links en vice
versa. Paar keer herhalen.
46
5. KORTE DRAMASPELLETJES
47. Telefoongesprek
48. Spiegelbeeld
47
De kinderen staan in paren tegenover elkaar. Op de maat van
rustige muziek maakt een van de twee rustige bewegingen
met de handen. De ander probeert als spiegel zo nauwkeurig
mogelijk te volgen. Het beste kan men eerst de handen tegen
elkaar aanhouden. Afhankelijk van de concentratie kunnen de
bewegingen steeds losser en vrijer worden.
48
49. Wassenbeeldenmuseum
51. Uitbeelden
49
spelen zij hun rollen, zonder te praten. De andere groepen
moeten raden wat er uitgebeeld wordt.
50
52. Concentratie oefening
53. Warming up
54. Vertelpantomime
51
moeten geen tekst hoeven zeggen, want dat zou de
concentratie verstoren en verdere begeleiding onmogelijk
maken De verteller moet spontaan en enthousiast vertellen en
ingaan op wat de kinderen aan het doen zijn, waardoor het
verhaal voortdurend kan veranderen.
52
6. MUZIEK EN GELUIDEN SPELLETJES
55. Hihihi
57. Zangduo
53
doet iedereen zijn briefje open en begint te zingen. En dan
maar zoeken naar de andere helft van het duo!
54
58. Warm en koud
Materiaal: blinddoek.
De kinderen staan verspreid in de ruimte. Een geblinddoekte
moet een bepaald kind proberen te vinden. Men leidt hem
door harder of zachter in de handen te klappen.
60. Klapspel
55
precies zo doorgaan. Het spel moet relatief langzaam worden
gespeeld, totdat iedereen de volgorde van de bewegingen
feilloos beheerst. Hoe sneller het tempo, hoe moeilijker het
spel wordt. Rustig beginnen, langzaam opvoeren.
61. Luistervinken
63. Post!
Alle leerlingen blijven op hun plaats zitten. Zij liggen met hun
hoofd op hun armen op hun tafel. Iedereen start met 3 punten.
Eén leerling heeft van de leerkracht een voorwerp gekregen
en moet dat gaan bezorgen bij een van de leerlingen. Het
voorwerp moet achter de persoon in kwestie op de grond
worden gelegd. Degene die denkt dat het pakketje voor hem is
56
roept: Post! Klopt het niet, dan gaat er één punt af, klopt het
wel, dan komt er een punt bij. Degene die het goed heeft,
neemt de beurt over.
57
7. ROMMELPOT - DIVERSE KORTE
SPELLETJES
64. Topospel
65. Toversom
58
De spelleider geeft de volgende opdrachten:
* Kies een getal en verdubbel het.
* Tel er 8 bij op.
* Vermenigvuldig met 3.
* Deel door 6.
* Trek het oorspronkelijke getal eraf.
Resultaat: iedereen heeft 4.
66. Toversom 2
De leerkracht vertelt dat zij een getal kan voorspellen. Ze laat
eerst een leerling een willekeurig getal onder de tien
opnoemen. Koos: schrijft bijvoorbeeld 3 op het bord. Hierna
volgt een ander kind. Fiep schrijft bijvoorbeeld 7 op het bord
geschreven. De leerkracht schrijft nu op de achterkant van het
bord: 39. Voor op het bord schrijft ze: 2. Hierna zijn andere
kinderen aan de beurt. Telkens als een kind een cijfer heeft
genoemd, mag de spelleidster ook een cijfer opnoemen.
Bijvoorbeeld Jan: 3 Leerkracht : 6; Juul: 9 Leerkracht: 0; Daan:
1 Leerkracht 8.
Hierna vertelt de leidster dat de kinderen de cijfers mogen
optellen: dat is bij elkaar 39, en ze klapt het bord om te
'bewijzen' dat ze het getal goed heeft voorspelt. De oplossing:
vanaf het tweede getal vier keer aanvullen tot negen. Dus: 3 +
4 x 9 = 39. De opdracht is te variëren door bijvoorbeeld tot
een ander getal aan te vullen. Het is belangrijk de leerlingen
de voorspelling te laten ontmaskeren.
59
beurten een papiertje uit elke doos en lezen hardop wat er
staat. Er zal wat afgelachen worden!
68. Tekenspel
De leerlingen worden verdeeld in twee ploegen. Elke ploeg
gaat ergens zitten waar ze niet gehoord en gezien kunnen
worden door de andere ploeg. De spelleider roept van elke
ploeg een speler bij zich en geeft hen een onderwerp op,
bijvoorbeeld kruiwagen of bureaulamp. Dat onderwerp moeten
de spelers in hun eigen ploeg gaan tekenen. De ploeg die als
eerste de spelleider de juiste oplossing geeft, krijgt een punt.
Wie scoort als eerste tien punten?
60
69. De poptwist
Bij sluit draai je een kwartslag naar rechts en dit doe je een
paar keer achter elkaar, op het tempo van de muziek. Wie
opgelet heeft ziet dat je dus steeds met links begint. Bij het
aanleren nog geen muziek gebruiken en alles in kleine stapjes
aanleren. Na ieder aangeleerd stukje kun je dat stukje op
muziek oefenen, tot ze de hele dans achterelkaar kunnen
doen.
70. Raadsels
Een man uit plaats A gaat op reis naar plaats B. Dit doet hij
met de trein die door een tunnel gaat. Als de man eenmaal in
61
plaats B is bezoekt hij een andere man. Als hij hier vandaan
komt is hij heel blij. Dan gaat hij weer met de trein, maar
zodra hij in de tunnel is springt hij van de trein. De vraag is,
waarom springt de man van de trein?
Antwoord: De man was blind en was bij een oogdokter
geweest. Die had hem weer genezen, maar toen hij de tunnel
inreed en het donker werd, dacht hij dat hij weer blind was
geworden. Toen zag hij het leven niet meer zitten en sprong
van de trein.
62
Een man stopt met zijn auto midden in de woestijn en
gaat een café binnen. Hier vraagt hij om een glas water. De
barman trekt echter een pistool en richt dat op de man. Die
zegt "Bedankt!" en gaat weer naar buiten. De vraag is, wat is
er hier nou precies gebeurd?
Antwoord: De man had de hik, en vroeg om een glas water. De
barman liet hem echter schrikken door een pistool op hem te
richten.
63
te onderscheiden. De ene broer liegt altijd, de ander spreekt
altijd de waarheid. Je mag aanbellen en ÉÉN vraag stellen. Je
weet natuurlijk niet welke broer opendoet, degene die altijd
liegt of altijd de waarheid spreekt. Welke vraag kun je stellen
waardoor je toch zeker weet welke weg je moet nemen?
Antwoord: Wat zou je broer zeggen als ik hem zou vragen
welke weg ik nemen moet. (Je moet dan de andere weg
nemen, ga maar na.)
64
Bronnen:
65
66