Professional Documents
Culture Documents
Door:
1
2
Deel I: De andere kant van het glas.
Ik schrijf deze pagina's voor jou, omdat je zou weten waarom ik je mama
heb leren kennen; omdat je op een dag met allerlei vragen op me af gaat
komen waarop ik het antwoord al lang niet meer zal weten. Ik schrijf deze
woorden op omdat ik wil vastleggen wat ik je later allemaal zal willen
vertellen.
Je bent nog niet geboren, ik weet zelfs nog niet of je mijn zoon of mijn
dochter zal zijn. Maar ik weet dat jij er bent, dat je één van de weinige mooie
momenten van deze oorlog bent.
Jij was er al die tijd al; je was onvermijdelijk want temidden van de
verwoesting en de wanhoop in je moederland kwam ik je mama tegen, op
een middag in April.
Ik weet niet goed waar ik moet beginnen, want dit is geen sprookje over een
prins en een prinses in een ver land, dit is een nachtmerrie in een land dat op
slechts twee uur vliegen ligt van Antwerpen, van waar mijn deel van het
verhaal begint.
Ik ben geboren toen er van een oorlog bij ons geen sprake meer was,
ondanks alle verhitte kinderdiscussies over een apocalyptische atoomaanval
die ergens in het midden van de jaren tachtig had moeten beginnen. In onze
straat werd geen oorlogje gespeeld want we kregen geen klapperpistooltjes
van onze ouders-pedagogen. Voor ons was oorlog iets wat zich aan de andere
3
kant van het glas afspeelde. Ik ben opgegroeid met de oorlog in Libanon op
de achtergrond; het begin van de golfoorlog wou niemand missen, en met
een zak chips en de nodige biertjes in de koelkast zat ik klaar op die nacht
van de 16e januari.
En al die oorlogen tussenin, niet alleen ver af in landen die deden dromen,
maar ook weer aan de andere kant van het glas, aan de onbereikbare zijde
ons venster op de wereld.
Ook die eerste maanden van de oorlog in Bosnië speelden zich voor mij
uitsluitend af op het Tv-scherm, op CNN en de BBC. Plaatsen als Sarajevo
of Mostar werden stilaan gemeenplaatsen, dat er in Bosnië moslims,
katholieken en orthodoxen woonden werd ons duidelijk gemaakt door
reporters met kogelvrije vesten, die ergens ongrijpbaar aan de andere kant
van het scherm vertelden hoe mensen die er niet anders dan ik uitzagen
moeste rennen en duiken, hoe zeventien mensen in een klap niet meer
bestonden omdat ze in de rij moesten staan bij de broodbedeling toen een
Servische granaat insloeg. Mensen die in plassen bloed lagen, onbereikbaar
en hulpeloos aan de andere kant van het venster.
Ik zou met de trein op reportage naar Peking gaan, via Moskou, dwars door
Siberië. Een idee dat was beginnen rijpen in de school voor
communicatiewetenschappen, waar ik mijn eerste jaar aan het uitzweten
was, omdat de broer van een meisje van mijn klas iets met garnalen deed in
China. Maar die trip viel in het water, en van op mijn uitkijkpost, mijn bed,
begon ik met het idee te spelen om zelf eens een kijkje te gaan nemen aan de
andere kant van het venster. De gedachte werd onmiddellijk weer
verworpen, maar de tintelingen bleven, en letterlijk een uurtje later was ik al
plannen aan het maken voor een onderneming die ik waarschijnlijk toch
nooit zou ondernemen.
4
Via vrienden kon ik een lift krijgen naar Ljubljana, de hoofdstad van
Slovenië en vandaar uit was het maar een paar uurtjes met de trein naar
Zagreb. De beslissing was snel genomen, en stiekem kocht ik een
scherfwerende vest. Ik had geen er flauw idee van of dat ding ergens goed
voor was, maar ik 'trok de oorlog in...'. Mijn beste vriend, Mitchell, had net
zijn legerdienst achter de rug en kwam aanzetten met een hoop goede raad
en een helm. Ook hij vond dat ik gek was, maar beloofde zijn mond te
houden tegen de rest van de wereld die nergens iets van wist.
Van een Antwerpse krant had ik een soort van belofte gekregen dat zij mijn
foto's en artikels zouden kopen; ze zouden zelfs iets meer betalen dan de
gewoonte was en met een goed gevulde fototas en enkele tientallen rolletjes
film stapte ik op een maandagochtend in de auto van Koen. De avond voor
het vertrek had ik ook nog even gebeld met de BRTN-radioredactie.
Toenmalig hoofdredacteur Roger Adams kon me niets beloven, maar had 'in
principe' wel interesse voor een aantal bijdragen. Ik had er geen moment aan
getwijfeld dat ik vanuit de belegerde Bosnische hoofdstad wel ergens een
telefooncel zou zijn van waaruit ik kon telefoneren om radiostukjes door te
spelen.
Koen zou bij zijn vriendin in Ljubljana intrekken, en zijn oude wagentje was
afgeladen vol. Mijn rugzak werd ergens in de koffer gepropt, we dronken
nog een laatste kop koffie bij mij thuis en dan gingen we op pad.
Zeventien uur later dropte Koen me af aan het station van Ljubljana, hij gaf
me nog snel zijn telefoonnummer en leerde me dat 'Hvala' dank u betekent
in het Servo-Kroatisch. Gelukkig sprak de beambte aan het loket zowel
Engels als Duits, en voor 720 Tolar, kreeg ik mijn ticketje naar Zagreb. De
trein zou binnen het half uur wel komen. Gesterkt door mijn eerste indruk
dat 'iedereen' Engels of Duits sprak, zette ik me neer op een bankje,
5
uitkijkend voor een mogelijke gesprekspartner, maar ik kwam bedrogen uit.
Perron 2 was verlaten. In de stationsrestauratie was ook al niemand te
bespeuren, op een paar dronken mannen na, die telkens hun leeggoed
kwamen inwisselen voor een nieuwe fles wijn of bier.
Het half uur was verstreken, en de trein was nog steeds niet in zicht. Twee
uur later was er nog steeds geen trein het station binnengerold, maar ik kreeg
gezelschap. "Ja sam iz Tuzla, ja sam iz Tuzla, " zei de bedronken man met
het ongeschoren gezicht. Ik knikte hem bemoedigend toe, glimlachte even
en tuurde weer naar mijn rugzak, zachtjes vloekend op de trein die maar niet
wou komen. "Ja sam iz Tuzla, iz Tuzla." zei de man weer. Of hij Engels
sprak, of Duits misschien? "Iz Tuzla, Ja sam iz Tuzla." Ik begreep geen
woord van wat hij wou zeggen, en vreemde talen waren, hoe traag en hoe
eenvoudig mogelijk ze ook uitgesproken waren, aan de man in het versleten
zwartgeruite kostuum niet besteed. Hij haalde een pen uit zijn binnenzak en
tekende op de achterkant van zijn kaartje drie stippen, "Sarajevo, Zenica,
Tuzla, Tuzla". "Ja sam iz België," probeerde ik voorzichtig. De man was uit
Tuzla, maar ik had geen idee waar die stad ook mocht wezen.
Ik had hoe dan ook geen idee van waar ik naar toe ging, Ex-Joegoslavië was
voor mij een abstract begrip, en al die nieuwe republieken waren Terra
Incognito. Ik had zelfs geen reisgids geraadpleegd alvorens te vertrekken. Ik
had een vaag idee over Joegoslavië, hoofdzakelijk gevormd door
tweedehands-verhalen. Het was het land waar dikke Duitsers en
Nederlanders naakt aan de kust lagen, een land waar alles spotgoedkoop was
en waar de kelners aan de lopende band vrouwen versierden.
Oversimplificatie was mij niet vreemd.
Ondertussen ging de man uit Tuzla maar door met praten, duidelijk niet
bewust dat ik geen woord begreep van wat hij zei. Eindelijk was de trein
6
aangekomen, en we stapten beide op. De man was duidelijk blij dat hij een
luisterend oor gevonden had, en zette zich neer tegenover me. Moegetergerd
door het steeds weerkerende "Ja sam iz Tuzla" ging ik op de gang staan,
uitkijkend in de nacht over het voorbijglijdende landschap. Ik zag niks, alles
was pikdonker, alleen in de verte waren de lichtjes van enkele dorpen te zien.
Aan de grens tussen Slovenië en Kroatië stond de trein stil voor een half uur.
Spoorwegmannen klopten met grote hamers op de wielen, lampen werden
heen en weer gezwaaid en de grenspolitie kwam onze papieren controleren.
Mijn paspoort werd zorgvuldig nagekeken, de rugzak moest opengemaakt
worden. Toen de kogelvrije vest bovenkwam, glimlachte de douanebeambte
even en vroeg of ik een journalist was. Zelf nog onwennig over het idee, wees
ik op mijn fototas en zei dat ik naar Bosnië ging. Hij wenste me geluk, en
ging zijn collega bijstaan die in een verhitte discussie gewikkeld was met de
man uit Tuzla. Zijn papieren waren niet in orde, hij mocht de grens niet
over.
Uitkijkend in de nacht reed ik het station van Zagreb binnen. Vol goede
moed en hoge verwachtingen liet ik me neer op het perron, uitkijkend naar
de eerste VN-blauwhelmen die mijn fantasieën over de Kroatische hoofdstad
bevolkten. Via de ondergrondse tunnel liep ik het station uit en belande op
een bushalte. Zagreb leek me maar niks; enkele flatgebouwen en de drie
busperrons. Later zou ik merken dat ik de verkeerde kant op was gegaan, het
stadscentrum, met zijn hotels, restaurants en pleinen lag aan de andere kant
van het stationsgebouw. Maar, daar was hij dan, mijn eerste blauwhelm. Een
Fransman, met zijn lichtblauwe baret onder de epauletten weggemoffeld. Ik
schraapte mijn moed bij elkaar, hijste mijn rugzak op mijn schouders en
vroeg hem of "er soms ergens een blauwhelmen-kamp was waar ik de nacht
zou kunnen doorbrengen, ik was tenslotte toch een buitenlandse journalist".
7
Misschien dat ik op de luchthaven, waar het doorgangskamp van de VN
gelegerd was, een plekje zou kunnen krijgen. Hij zou het zijn kapitein
vragen. Na een halfuurtje bussen, door een nachtelijk Nieuw-Zagreb, een
jungle van hoge woontorens waar na negen uur 's avonds niemand meer op
straat te bespeuren is, kwamen we aan onze halte. We waren ergens
temidden van de velden afgestapt, en mijn Franse compagnon zei dat we nu
nog een drietal kilometer te voet moesten, tot aan het kamp. Rugzak op de
schouders, gesterkt door de gedachte dat ik weldra bij de blauwhelmen een
legerstede zou krijgen probeerde ik de Legionair bij te houden. Met
achtendertig kilo op de rug beslist geen makkelijke opgave, maar ik was op
avontuur. Alleen al deze trip tot Zagreb en de ontmoeting met die mythische
vredessoldaten maakten er een onvergetelijke dag van. Tot we aan de zwaar
bewaakte poort kwamen. De Franse soldaat praatte met de wachtpost, die op
zijn beurt een superieur ging halen, die me uiteindelijk meedeelde dat het
onmogelijk was om burgers te herbergen. Er zat niets anders op dan naar
Zagreb terug te keren en in een hotel in te checken. De drie kilometer lange
voettocht, het half uur met de bus en het vooruitzicht om in een onbekende
stad een hotel te moeten zoeken spraken me niet echt aan. Teleurgesteld
keerde ik op mijn schreden terug, tot aan de civiele terminal van de
luchthaven. Neergeploft op een bankje, keek ik uit op een plantsoen; net wat
ik nodig had om zonder al te veel op te vallen te kunnen overnachten. De
slaapzak, ook een overblijfsel van Mitchell's legerdienst, zat natuurlijk
onderin mijn rugzak, maar na alles uit- en daarna weer ingepakt te hebben,
kon ik me neervlijen op een uiterst comfortabele bank in het parkje. Geld en
fototas aan mijn voeten, in de slaapzak, een laatste blik die de wolkeloze
hemel op mogelijke tekens van regen scande, en dan val ik, vol van nieuwe
indrukken in slaap. 's Ochtends snel even tanden gaan poetsen in de
8
toiletten, een koffie drinken en dan op zoek naar het hoofdkwartier van de
Verenigde Naties, dat zich blijkbaar niet op de luchthaven bevindt. Met de
luchthavenbus gaat de reis weer naar Zagreb-centrum. Op het busstation
wordt me uitgelegd dat in Selska Cesta moet wezen. Met tram 11 of 12 kan
ik daar wel komen. Ik was al snel vergeten de haltes te tellen en de
trambestuurder was niet al te behulpzaam. Hij begon, in een mengelmoes
van Duits en Engels te vloeken over de Verenigde Naties die zijn land
bezetten. Enkele omstanders gromden instemmend, maar een vriendelijke
dame zou me wel op tijd waarschuwen waar ik moest afstappen. Ze legde me
uit dat de Vredesmacht, die zich ook in Kroatië tussen de separatistische
Serviërs en de Kroaten hadden opgesteld, vaak als een bezettingsmacht
werden beschouwd, die de Kroaten belet om de rebellerende gebieden weer
onder het gezag van Zagreb te brengen. Ondertussen kwamen we aan de
halte waar ik moest uitstappen, en de vriendelijke dame wees me een soort
van kazerne aan. Daar moest ik wezen. Ze zei me voorzichtig te zijn, zeker
als ik naar Bosnië ging, daar was het helemaal een gekkenhuis. Mijn
schouders ophalend, stapte ik uit, en liep op het 'HQ', het hoofdkwartier
van de VN toe.
9
Croatia Airlines boven, diezelfde avond kon ik nog vertrekken zei ze. Voor
mijn perskaart had ik een brief nodig van mijn 'agency', die had ik niet,
maar een telefoontje naar de krant maakte alles goed, zij zouden de brief in
de loop van de namiddag faxen. Patricia kleefde ook mijn foto op een VN-
perskaart, tijpte mijn naam verkeerd en begon opnieuw. Dan ging het
kaartje door de plastificiëringsmachine en ik was een 'UN accredited
journalist'. "Iedereen wordt vriendelijk gevraagd om deze persoon alle
medewerking te verlenen in het uitvoeren van zijn taak" stond op de
achterkant. Niets kon meer fout gaan.
Met de hulp van de Zweedse wacht aan de ingangspoort kon ik een lift
krijgen naar de luchthaven, waar ik, aangezien ik heel wat tijd te doden had
voor mijn vlucht naar Split, met de verzamelde horde journalisten naar de
aankomst van een of andere VN-generaal ging. De foto van de man hangt
nog steeds boven mijn bureau in Antwerpen, maar de krant was niet
geïnteresseerd.
10
terras. Ik wou zo snel mogelijk weer op de luchthaven zijn, om die eerste en
enige vlucht naar Sarajevo niet te missen. "Een taxi bellen was niet de
moeite," vond de pensioneigenaar, "die moest uit Split komen, en dat zou
me een fortuin kosten." Hij zou me wel even brengen, met de
complimenten van het huis.
11
raampjes staan, gespte zich in zoals een van zijn voorvaderen dat
ongetwijfeld ooit in een kraaienest deed, en keek naar Bosnië, ergens diep
onder ons. Hij moest er op letten dat 'Ces fous d'en dessous, die gekken van
daar benenden, z'n vliegtuig niet op de korrel zouden nemen. Instinctief
voelde ik ook aan dat het tijd werd om dat kogelvrije vest maar eens boven
te halen en die helm op mijn hoofd te zetten. Z'n koptelefoon naar achteren
schuivend, gaf de Breton z'n bevelen, en iedereen trok dus maar dat vest aan.
Enkele minuten later werd het duidelijk dat ik werkelijk in Sarajevo zou
aankomen. Het vliegtuig maakte een steile landing, eigenlijk liet de piloot
het toestel meer uit de lucht vallen dan wat anders, en door het kleine, ronde
boordraampje kon ik, net voor de 'touchdown' de eerste vernielde huizen
zien. We taxieden in de richting van de kapotte luchthavengebouwen, het
toestel draaide en we stonden nog niet stil of de laadklep aan de achterkant
van het vliegtuig werd geopend. De motoren bleven draaien, en enkele
Fransen, allen met een kogelvrije vest aan en een lichtblauwe helm op de
kop, kwamen aanrijden in enorme heftrucks. Alle voertuigen die her en der
naast de landingsbaan stonden waren wit, met in het groot 'UN', United
Nations opgeschilderd. De voedselpaketten, de belangrijkste vracht van de
luchtbrug, werden razendsnel afgeladen, en wij werden gesommeerd onze
spullen te pakken en zo snel mogelijk naar de gebouwen te lopen. Er schoten
namelijk soms Servische sluipschutters op de mensen die uit de vliegtuigen
stapten. Rugzak op de schouders gehesen, een laatste blik op de laadruimte
van de Hercules, en dan, met een grote zucht naar de buitenwereld
toelopend, weet ik niet wat me te wachten staat. De Franse blauwhelmen
helpen ons van de laadbrug aan de achterkant te springen en roepen dat we
moeten opschieten. John Pomfret volgend, loop ik op de gebouwen toe, op
een sukkeldrafje, niet echt geholpen door het scherfvest en de rugzak.
12
Dat veel tijd om om me heen te kijken had ik niet, want plots deed iedereen
heel druk en doken de soldaten achter hun met zandzakjes versterkte
containers, de Franse Gendarmes riepen ons toe dat we in dekking moesten,
de Sniper was weer eens actief geworden. Het eerste schot had ik niet eens
gehoord, de motoren van de ijlings opstijgende Hercules overstemden alle
geluid. Van achter mijn container, hijgend van de honderd meter sprint-
met-rugzak, hoorde ik voor het eerst het bekende filmgeluid; een kogel
kwam 'overfluiten', zoals dat heet; een cliché-uitdrukking misschien, maar er
is geen betere beschrijving voor voorbijvliegende projectielen. Wat me het
meest verbaasde was niet dat er geschoten werd, dat is toch normaal in een
oorlog, maar dat er op blauwhelmen en journalisten werd gemikt. En dat die
soldaten met al hun vervaarlijk uitziend materiaal niets anders deden dan
zich verschansen achter hun zandzakjes. Ze schoten zelfs niet terug. Toen ik
er tegen John een opmerking over maakte, glimlachte die eens, en draaide
zich om.
13
In het Frans heet zoiets een VAB, de Engelsen noemen het een Armoured
Personel Carrier.
De rit naar het stadscentrum bood een interessante aanblik, het was alleen
een beetje jammer dat we door een soort van kajuitraampjes met een
doormeter van zo'n 10 cm moesten turen. Alles was kapotgeschoten.
Dobrinja leek een mooie wijk voor de oorlog, misschien wel een beetje te
dicht bij de luchthaven, maar de huisjes, allen met een verdieping en een
tuintje, leken modern, en heel erg aan flarden geschoten. Langs de weg lag
een uitgebrande tank, we vlamden voorbij een checkpoint, "de Serviërs' riep
Pomfret. Ik probeerde alles goed in me op te nemen, zeker die Serviërs, die
de 'slechteriken' waren. Ze zagen er nochtans niet al te gevaarlijk uit, daar in
hun houten hutje. Uit één van de muren stak een rokende kachelpijp; één
van de politiemannen, een dikke met een zwarte snor, niet veel verschillend
van alle andere balkanmannen die ik al op mijn reis tegenkwam, zwaaide
naar de voorbijrazende APC. Sporadisch hoorde je een schot, alsof het een
beetje rommelde in de verte.
Sarajevo lag in de 'Franse Sector', dus bijna alle contact dat we met
blauwhelmen hadden, verliep via hen. Alleen in het oude centrum, in een
14
oude kazerne van het JNA1, het Joegoslavische Volksleger zaten nog enkele
honderden Egyptenaren, maar die werden helemaal door niemand au sérieux
genomen. Hun Engels was zo slecht dat ze op alle vragen 'yes' antwoorden,
en als ze hun kazerne bewaakten vergaten ze steevast wat het wachtwoord
was. Toen twee van hun APC's langs de Miljacka-rivier, die Sarajevo in twee
verdeeld, reden, sukkelde één van de voertuigen in het water; de andere
volgde blindelings.
Naast me stond Paul Martin een beetje te fluisteren met z'n buurman, maar
zodra hij even het hoofd afwendde schoot ik hem aan. Of hij wist of er een
goedkoop hotel was in Sarajevo. Het Holiday Inn hotel was niet al te duur,
voor de rest was er geen enkel hotel dat nog gasten herbergde. Ze zaten ofwel
vol vluchtelingen, ofwel waren ze kapotgeschoten. Een kamer in het hotel
kostte toen zo'n 89 dollar per nacht, ontbijt incluis. Voor reizigers met mijn
1
Jugoslovenska Narodna Armija = Joegoslavische Volksleger, dat tijdens het regime van Maarschalk Tito
uitgroeide tot het vijfde belangrijkste leger in Europa.
15
budget een beetje te hoog gegrepen. Paul Martin had een kamertje in het
televisie gebouw, een kwartiertje lopen van het PTT-gebouw. Hij betaalde
40 dollar per nacht, als ik de helft betaalde kon ik het kamertje wel met hem
delen. Het leek me geen slecht voorstel, vooral omdat Paul al een tijdje in
Sarajevo rondliep, en me dus wel het een en het ander zou kunnen vertellen.
Na de persconferentie gaf hij me een lift naar het Tv-gebouw, zodat ik mijn
spullen in zijn kamertje kon opbergen. Pauls stek had gelukkig nog alle
vensters, de kantoortjes links en rechts van ons kamertje waren minder
bedeeld. Waar enkele maanden geleden nog dagelijks journalisten,
cameramensen, secretaressen en regieassistenste werkten, sliepen nu
buitenlandse correspondenten op veldbedjes, op matrassen op de grond, in
kamers zonder ramen. Het televisiegebouw van Sarajevo was gebouwd als
een bunker. De hoofdmoot was slechts twee verdiepen hoog, met daarboven
de zeven etages van de regie- en uitzendtoren. De kantoorruimtes waren
rondom binnenpleintjes gerangschikt, de muren waren van gewapend beton
van een meter dik. In de kelder waren atoombunkers voor een duizendtal
mensen. De vader van Pauls tolk, Renata, was de architekt van het gebouw
en zij wist me te vertellen dat het gebouw dienst had moeten doen als
hoofdkwartier van de Joegoslavische regering als het land ooit van buitenaf
zou worden aangevallen; Sarajevo ligt namelijk in het midden van wat eens
Joegoslavië was. Nu verbleven er een hoop buitenlanders om de oorlog die
van binnenuit woedde te verslaan.
16
17
Deel II: De spiraal die naar de oorlog leidde.
De vroegste geschiedenis
2
Prins Lazar
18
op hun kleine, taaie Mongoolse pony's, en, wendbaar omdat ze niet
gehinderd waren door loodzwaar wapentuig, begonnen ze het Servische leger
in mootjes te hakken.
In een laatste verwoede poging om het tij te doen keren, liep Milos Obilic,
een edelman over naar de Turken. Toen hij voor hun leider, Sultan Murat,
werd gebracht, haalde hij een degen boven en doodde de Turkse
commandant. Maar dat bracht ook geen zoden aan de dijk, want Murat's
erfgenaam, Bajezit, nam onmiddellijk het bevel over en massacreerde de
Serviërs en executeerde Prins Lazar.
De Serviërs echter gedenken Lazar als een held die, volgens de (Servische)
legende, vrijwillig de dood koos, omdat hij een aards koninkrijk verzaakte
voor het hemelse. Die keuze werd hem voorgehouden door een grijze valk,
die St. Elia bleek te zijn en die werd gezonden door de Moeder Gods.
19
Onder de knoet van de Ottomaanse Turken, met hun fysische wreedheden,
economische uitbuiting en onder de afwezigheid van een Servische
intellectuele élite, groeide de mythe van het nobele offer van Prins Lazar uit
tot een obsessie die eeuwenlang de Servische harten vulde met passie, wraak
en haat, niet erg verschillend van de woede-uitbarstingen die we kennen van
de Iraanse fundamentalisten.
21
Toen Servië in 1878 eindelijk de Turken verdreven had, kwam het land
steeds meer onder de economische invloed van het Oostenrijks-Hongaarse
rijk, maar de drang om een uitweg naar de Middellandse zee te hebben
leidde tot Servische claims op Bosnië en Macedonië. Tijdens de eerste
Balkanoorlog (1912) vormden de Serviërs een bondgenootschap met de
Bulgaren en zij ontworstelden Macedonië aan Turkije; de tweede
Balkonoorlog (1913) gaf de Serviërs alleenheerschappij over Macedonië.
3
Nezavisna Drzava Hrvatska
22
Ustaschas en namen deel aan de wreedheden en terroristische acties tegen de
Bosnische Serviërs.
In Servië kregen de Chetniks, een Servische nationalistische groep die uit was
op Servische dominantie in het verwachtte naoorlogse Joegoslavië, op
verschillende plaatsen de bovenhand door een soort guerrilla-oorlog te
voeren tegen de Duitsers. Maar ook de Kroaten en de Moslims moesten er
aan geloven. Zo werd in 1942 alle Moslims van de Bosnische stad Foca
letterlijk over de kling gejaagd. De Drina-rivier zag rood van het bloed, een
scenario dat zich vijftig jaar later zou herhalen. Maar de Chetniks verloren
een groot deel van hun energie aan wraakacties tegen hun mede-Joegoslaven
zoals Kroaten en Moslims in de etnisch gemengde gebieden
Aan het eind van WO. II bleek dat meer dan tien percent van de
Joegoslavische bevolking was omgebracht, het merendeel daarvan door inter-
ethnische oorlogvoering.
4
Bratstva i Jedinstva
23
Hoewel Tito's macht ongenaakbaar bleef, waren de Kroaten wrang dat het
merendeel van de functies in de centrale regering, het leger en alle andere
aspecten van het (openbare) leven, in de handen van de Serviërs waren. De
Serviërs van hun kant dachten dat Tito, die half Sloveen, half Kroaat was, de
macht van Servië wilde breken door belangrijke industrieën naar Kroatië en
Slovenië over te brengen.
Het was onder Tito dat de Moslims de status van 'Narod', een
constitutioneel volk van Joegoslavië, kregen. Na de oprichting van het
tweede Joegoslavië, waren de moslims slechts een culturele en religieuze
groep, die de status van nationale minderheid had. Op de geboorteakte
werd, naargelang het humeur van de ambtenaar van de burgerlijke stand
Serviër of Kroaat ingevuld. Maar omdat hele industrietakken in Bosnië
werden ingeplant, zodat de ongeletterde Moslim-handarbeiders werden
omgeschoold tot een geletterde arbeidersklasse die zijn kinderen naar scholen
en universiteiten kon sturen. Daardoor groeide ook het nationale bewustzijn
van de Moslims, en eind jaren zestig werd duidelijk dat de Moslims aan de
nodige voorwaarden voldeden om als volk beschouwd te worden. Die status
verkregen ze in 1974, toen de laatste grote constitutionele veranderingen
onder Tito werden doorgevoerd. Sindsdien wordt Moslim met een grote 'M'
geschreven, om hen te onderscheiden van hun geloofsgroep. Ze zijn
trouwens de enige bevolkingsgroep in Europa die naar hun religie, en niet
naar hun culturele of linguïstiek eigenheid zijn genoemd.
Na Tito's dood in mei 1980, was er geen directe opvolger aangewezen, dus
zou het land door een roterend presidentschap worden aangewezen. De
presidenten van de zes republieken5en de twee autonome provincies6zouden
om beurten de regering voorzitten. Nationalistische stromingen, die tijdens
Tito's tijd onderhuids waren gebleven, kwamen meer en meer aan de
oppervlakte. Er was weer interesse in nationale literatuur, poëzie en liedjes
over eigen volk of streek. Het nationalisme was het sterkst in Kroatië, Servië
en Slovenië, maar in Kroatië en Slovenië ging het om een hang naar
onafhankelijkheid, in Servië was het nationalisme meer de wil voor een door
Servië gedomineerd Joegoslavië, een Groot-Servië hoewel toen, eind jaren
tachtig, niemand die term in de mond durfde te nemen. Onder deze
omstandigheden grepen nationalistische leiders in elk van deze republieken
naar de macht, en aangespoord door hun leiders, rakelde het volk de oude
geesten weer op die in het verleden al zoveel bloed hadden doen vergieten.
5
Bosnië-Hercegovina, Kroatië, Macedonië, Montenegro, Servië en Slovenië
6
Kosovo en Vojvodina. Deze autonome republieken waren in de praktijk net zo machtig als de republieken,
alleen op papier hadden ze die status niet. Ze hadden een eigen president, parlement. communistische
partij, tot president Milosovic van Servië, op wiens grondgebied de Autonome provincies liggen, eind jaren
tachtig al die privileges afschaftte om Serviës macht en zijn persoonlijke macht in Joegoslavië te
consolideren.
25
werd 'opgemerkt'. Eén van zijn grote beschermheren was Ivan Stambolic, de
president van Servië. Stambolic werd Milosevic' beste vriend en hielp hem
op te klimmen in de partij. De hoofdredacteur van TV-Belgrado was de
andere vriend die Milosevic uiteindelijk zou brengen waar hij nu zit, in de
presidentiële zetel van Servië. Stambolic werd door Milosevic gewoon de
laan uitgestuurd en als een stuk vuil in de goot van de geschiedenis
achtergelaten; Milosevic heeft er nooit voor teruggedeinsd om over lijken te
gaan.
"De heldendaden van Kosovo laten niet toe dat we vergeten, dat we een dapper
en eervol volk zijn, slechts één van de weinigen die nooit verslagen zijn."
26
"Zes eeuwen later zijn we weer in twisten en veldslagen verwikkeld. Het zijn nog
geen gewapende veldslagen, maar dat soort dingen kunnen we nog niet
uitsluiten.”
1991 was een beslissend jaar. Er werd openlijk gesproken over het einde van
Joegoslavië, er werd gescholden en het land daalde af in een spiraal van
verwarring, scheldpartijen en verdachtmakingen. De standpunten tussen
Servië en de andere republieken lagen te ver uit mekaar om een de brokken
nog te lijmen.
27
Serviërs, openlijk en verholen, afschilderde als primitieve vechtersbazen die
er alleen maar op uit waren de Republika Hrvatska te beletten een ware
Europese staat te maken. De politie werd van Serviërs gezuiverd, de vlag met
het schaakbord werd weer ingevoerd, het cyrillisch schrift werd afgeschaft en
president Tudjman had al aangekondigd dat de Dinar zou vervangen
worden door de Kuna, het betaalmiddel uit de tweede wereldoorlog. Voor
de Serviërs van Kroatië was het NDH, het fascistische Kroatië uit WO. II,
weer daar. Dus verenigden zij zich, en onder leiding van de politiechef van
Knin, werden zowat één derde van Kroatië uitgeroepen tot de 'Republiek
Servische Krajina'. Het land werd verdeeld door frontlijnen, dorpen werden
in tweeën gesneden en mensen sloegen massaal op de vlucht. De Kroaten
hadden alleen maar een politiemacht om zich te verdedigen; de opstandige
Serviërs konden rekenen op de massale steun van het JNA, dat zich officieel
tussen beide strijdende partijen had geplaatst om hen uit mekaar te houden.
In werkelijkheid was het scenario steevast hetzelfde: de Serviërs trokken een
dorp binnen dat volgens hen Servisch was, '...al heel de geschiedenis lang
meneer...', het leger terroriseerde de bevolking met artillerie.
De Europese gemeenschap zat met het geval verveeld. Er was geen echte
'policy' voor Joegoslavië. Moesten de nieuwe republieken nu erkend worden
of moest er nog wat gewacht worden? In het zog van de val van de Berlijnse
muur werd de ommekeer in Oost-Europa met open armen ontvangen, maar
dat het nu precies in Joegoslavië mis ging gaan, had niemand verwacht. Het
werd afwachten. Wel werden er Monitors gestuurd, de ECMM'ers7 die
ongewapend, volledig in het wit gekleed, moesten rondrijden en de situatie
7
ECMM: European Commision Monitoring Mission.
28
in ogenschouw nemen zonder in te grijpen. Hun opdracht was Brussel te
informeren zodat er een beleidslijn kon worden opgesteld.
8
UNPA: United Nations Protected Area, de door de VN beschermde gebieden die als een soort van
bufferzone ligt tussen de delen die door de Serviërs worden bezet en de gebieden onder regeringscontrole.
29
buurlanden, en de Verenigde Staten volgden, aarzelend welliswaar, maar
zichzelf ervan overtuigend dat erkenning vrede zou betekenen.
9
Op tweeëntwintig mei 1992 werd Bosnië-Hercegovina aangenomen als lidstaat van de Verenigde Naties
10
Srpska Demokratska Stranka, de Servische Demokratische Partij.
30
omgevormd tot een Servisch leger. Alle officieren van Bosnisch Servische
afkomst werden overgeplaatst naar Bosnië.
11
UNPROFOR: United Nations Protection Force, de VN-Vredesmacht in het Voormalig Joegoslavië
31
32
Deel III: Leven in de kelders.
De oorlog in Kroatië leek ons veraf; we kregen wel elke dag beelden te zien over
de belegering van Vukovar, we zagen de colonnes vluchtelingen, maar dat
gebeurde alleen maar op de televisie. Sommige mensen verstuurden humanitaire
pakketten naar bekenden in Kroatië, maar toch..
Bij ons in Sarajevo leefden we gewoon verder, zonder dat we goed wisten wie nu
wat was. We hadden er gewoon nooit over nagedacht. Als ik nu een klasfoto van
vroeger bekijk, kleef ik automatisch etiketten op mensen, ik deel ze in onder
Serviërs, Kroaten of 'de onzen', de Moslims. Of ik vraag me af waar al deze
mensen nu gebleven zijn. Sommigen zijn dood, anderen wonen nog steeds bij me
in de buurt, nog weer anderen zijn de bergen rondom de stad ingetrokken en
bekijken ons door het vizier van een geweer.
De eerste week van maart 1992 stond Sarajevo op stelten. Sommige straten
waren afgezet met grote vuilcontainers en ander spul; gemaskerde en gewapende
mannen trokken de wacht op. Dat waren de eerste barricaden in Sarajevo.
Eigenlijk vonden we het wel spannend; die dagen kon ik niet gaan werken, net
als de meesten van mijn vrienden. We telefoneerden mekaar om nieuwtjes over
de toestand uit te wisselen. Tegen de avond was het weer rustig en waren alle
barricades opgebroken. De politie was tussenbeide gekomen. Geruchten deden de
ronde dat het allemaal Serviërs waren die de barricades opgericht hadden. Net
zoals ze, meer dan een jaar eerder in Kroatië hadden gedaan. Enkele weken later
33
was er een schietpartij in de oude stad. Na een bruiloft reden, zoals de gewoonte
was, alle familieleden van het paar luid toeterend Sarajevo rond, alleen dit keer
werd er met Chetnik-vlaggen gezwaaid. En dat op Bascarsija, de oude Turkse
markt... 'Celo' Delalic pikte deze provocatie niet, en schoot op de feestvierders.
Hij doodde de vader van de bruid en verwonde de orthodoxe priester.
Voor de Serviërs was dit de directe aanleiding om April 1992 te beginnen met
een nieuwe ronde van barricaderen en gewapende milities. Maar dit keer was
het ernst, de politie was net zo verdeeld als de rest van de stad. Zij kwamen niet
meer tussenbeide en via de radio werd de bevolking aangemaand binnen te
blijven tot de toestand genormaliseerd was. Weer telefoneerden we vrienden
maar heel wat onder hen waren niet thuis. Naar een zieke oma in Belgrado, op
familiebezoek in Sabac (Servië). Ook op school of op het werk kwamen er
verschillende niet opdagen; ziekenverlof of familiale redenen, haastig opgenomen
verlofdagen. Onze directe buren kwamen die dag vragen of we op hun huis
konden passen, ze gingen voor enkele dagen naar hun weekendhuisje in Pale. Of
ze de televisie en de stereoinstalatie bij ons konden achterlaten? Hun auto was
afgeladen vol, 's avonds kwamen ze nog een autolading spulletjes opladen. We
begrepen er niets van. Het was slechts enkele dagen later dat we begrepen dat het
allemaal Serviërs waren die wegtrokken; zij wisten wat er gebeuren ging.
Later pas hoorden we dat in Oost-Bosnië een exodus Moslims op gang was
gekomen omdat Servische paramilitaire formaties, in steden zoals Zvornik reeds
alle moslims óf over de kling óf op de vlucht hadden gejaagd. Maar op dat
weekend van de vierde April wist alleen President Izetbegovic over de 'opstand',
en hij moest beslissend optreden, want de toestand liep uit de hand. Onder druk
van de Kroaten in de regering en van Ejup Ganic, die zichzelf manoeuvreerde in
34
de positie van vice-president, besloot Izetbegovic tot een algemene mobilisatie van
de Bosnische Territoriale Verdediging.12Eerder al, op drie april, had Izetbegovic
het JNA13 al tussenbeide laten komen in Oost-Bosnië, maar al snel bleek dat dit
niet langer het leger van alle Joegoslaven was; alleen de Serviërs werden
beschermd. Toen de paramilitairen van Arkan door Zvornik en Bjeljina
trokken, verleende het JNA artilleriesteun om de bevolking te terroriseren.
Nikolaj Koljevic en Biljana Plavsic, twee Servische leden van het collectieve
presidentiële raad14 van Bosnië stapten op, uit onvrede over de beslissing van
Izetbegovic over de mobilisatie van de Territoriale Verdediging. Zij verklaarden
de rest van de raad ongrondwettelijk, en trokken zich terug in het Holiday Inn
12
Teritorijalna Odbrana (TO): Lokale verdedigingsmacht die georganiseerd werd op het niveau van de
individuele republieken die samen Joegoslavië vormden. In de TO waren alleen de hoogste officieren
professionele militairen, de rest waren reservisten en burgers. TO-uitrusting was over heel Joegoslavië
opgeslagen, bv. de werknemers van een grote fabriek konden samen een TO-eenheid vormen. Het TO-
principe kadert in de Socialistische doctrine "ONO i DSZ" Opstenarodna odbrana i drustvena samozastita,
Algemene verdediging van het volk en gemeenschappelijke zelfbescherming. De beslissing om de TO in te
zetten en te bewapenen lag bij de lokale burgerinstanties.
13
Jugoslovenska Narodna Armija, het Joegoslavische Volksleger. In tegenstelling was dit een federaal leger ,
dat uit beroepsmilitairen en dienstplichtigen bestond.
14
De presidentiële raad van Bosnië was gebaseerd op de egaliteit van de drie volkeren (Moslims, Kroaten en
Serviërs), die elk een aantal afgevaardigden hadden in de raad, in verhouding met het bevolkingsaantal van
hun groep.
35
hotel, waar ook Radovan Karadzic, de voorzitter van het SDS15 zich verschanst
had.
De mobilisatie-oproep schudde Sarajevo uit z'n lethargie. Plots leek alles veer
ernstiger dan we gedacht hadden, de dreigementen van Karadzic waren niet
langer de gevaarloze bezweringen van een papak, die pas in de jaren zestig naar
Sarajevo was gekomen uit zijn Montenegrijns bergdorp.
Een groepje jongeren marcheerde op het centrum, maar gaandeweg sloten steeds
meer mensen zich bij de spontane demonstratie aan om te protesteren tegen de
absurditeit van etnische verdeling en tegen een conflict in een stad waar al
eeuwenlang tolerantie en respect voor anderen heerste. We deden allemaal mee,
Moslims, Kroaten en Serviërs droegen de Joegoslavische vlag en hielden portretten
van Tito in de lucht. We liepen op de Vrbanja-brug toe, neer een van de
barricaden. We wilden de brug oversteken naar Grbavica, om te laten zien dat
de stad nog steeds aan het volk toebehoorde, aan alle volkeren.
15
Srpska Demokratska Stranka, de Servische Democratische Partij.
36
en iemand werd in de voet geschoten, maar de menigte trok verder. Enkele
honderden meters verderop de heuvel liepen de Servische paramilitairen van huis
tot huis. Meer schoten weerklonken; iemand wierp een handgranaat. De
menigte, nu in paniek geraakt, verspreidde zich en zocht dekking. In het tumult
had bijna niemand gemerkt dat Sarajevo haar eerste oorlogsslachtoffer had.
Suada Dilberovic, een éénentwintig jarige studente medicijnen van Dubrovnik.
Zij werd in de borst geschoten en was al overleden toen ze in het ziekenhuis
aankwam. Samir Koric een jonge boekhouder die later voor het Persagentschap
Reuter zou gaan werken, herinnert zich die dag en Suada maar al te goed. Zijn
getuigenis geeft weer hoe slecht de burgers van Sarajevo voorbereid waren op wat
komen zou, en ook de mythe over eeuwenoude etnische haat wordt erdoor
ontkracht.
Als studente geneeskunde die in mei dit jaar moest afstuderen, had
Suada makkelijk kunnen wegblijven van de demonstratie. Ze was niet
van Sarajevo, ze was zelfs niet eens Bosnisch. Maar mijn vriendin was
woedend over de verdeling van een stad waarvan ze tijdens haar
studietijd had leren houden. En haar familie betaalde reeds de prijs
voor het soort etnische haat die aan de andere kant van de barricades
lag.
37
Het was geen boze massa. Ik herinner me hoe Suada daar stond, die
ochtend, met haar blonde haren en fonkelende ogen, lachend. De
mensen om ons heen, het merendeel van hen jongeren, was goed
gehumeurd, en wilde op een vredevolle manier hun standpunt
duidelijk maken.
Ik was op een vijftigtal meter van de brug toen een aantal schoten - vijf
of zes misschien - weerklonken. Iedereen begon te rennen.
Aan het parlementsgebouw bleven de sprekers mekaar opvolgen. Eén voor één
riepen ze op om de barricaden op te heffen, het leiderschap van de drie etnische
partijen17 af te zetten en nieuwe verkiezingen te eisen.
16
Reuter, 4 April 1994.
17
SDA: Stranka Demokratske Akcije, de Partij van de Democratische Actie van President Izetbegovic; HDZ:
Hrvatska Demokratska Zajednica, de Kroatische Eenheidspartij; SDS: Srpska Demokratska Stranka, de partij
van Karadzic.
38
gewaarschuwd dat een onafhankelijk Bosnië zijn eerste dag niet zou overleven,
hield zijn woord. Hij riep de 'Servische Republiek van Bosnië-Herzegovina' uit,
later zou hij de naam veranderen in 'Republika Srpska'.
Boris was 12 jaar ouder dan ik. We werkten in hetzelfde kantoor, totdat ik weer
naar school wilde. Mijn ouders konden Boris niet uitstaan, omdat hij veel ouder
39
was dan ik, omdat hij mijn baas was en omdat hij ooit getrouwd was. Maar we
waren onafscheidelijk. Elk weekend gingen we samen naar zee, we gingen uit
eten en maakten plannen voor de toekomst. Boris was Serviër.
Maar de frontlijn was in die eerste weken nog steeds geen rigide lijn, Tijdens de
nacht heersten de Serviërs, overdag waren er nog mensen op straat, kon men nog
naar de stad toe. Ik spoedde me altijd, om zo weinig mogelijk op te vallen.
Gemaskerde mannen slopen langs de huizen, sporadisch vielen er schoten. Zowat
elke dag zag je families uit Grbavica vertrekken. Sommigen uit vrije wil, maar
de meesten onder hen werden weggepest of simpelweg uit hun huizen gezet.
Omdat ze geen Serviër waren.
Op twee mei was de omsingeling van Sarajevo volledig. De laatste trein vertrok
naar Belgrado, van toen af aan zaten we als ratten in de val.
40
In de weken die aan de tweede mei voorafgingen waren keel wat mensen
vertrokken. Het merendeel onder hen Bosnische Serviërs die liever bij hun eigen
volksgroep het einde van de oorlog gingen afwachten. Lang zou het toch niet
duren dacht iedereen, een tiental dagen en dan zouden we wel allemaal ons
verstand terugkrijgen en zou de waanzin wel ophouden. We waren naïef, dat
weten we nu wel, zelfs het voorbeeld van Kroatië kon ons er niet van overtuigen
dat we vertrokken waren voor een drama dat wel eens jarenlange zou kunnen
duren.
Vanuit ons raam konden we de vuurgevechten live meemaken; mijn vader had
bijna al onze kleren, juwelen, en ander spul in enkele koffers gepakt en bij zijn
broer in de stad ondergebracht. Alleen de hoogst nodige documenten bleven bij
ons in huis, klaar in een tasje dat we iedere keer met ons mee de schuilkelder
innamen.
Mijn ouders hadden een uitgebreide wijnkelder, die we niet bij mijn oom in
veiligheid konden brengen. Elke avond bij het eten werd een fles 'goede' wijn
geopend, die zouden dan tenminste niet in de handen van de Serviërs vallen als
ze door de frontlijn braken.
42
43
Deel IV: De Verenigde Naties Blunderen.
De luchthaven stond onder controle van het JNA. Naïef misschien, maar
President Izetbegovic beschouwde het Joegoslavische Volksleger nog steeds
44
als een neutrale macht die probeerde de separatistische Serviërs te beletten
hun plannen ten uitvoering te brengen. Die illusie zou snel in rook opgaan.
VN-generaal MacKenzie had een APC, een Armoured Personel Carrier naar
de luchthaven gestuurd om de presidentiële delegatie weer naar het
stadscentrum te begeleiden. De Zweedse commandant wachtte anderhalf
uur op het vliegtuig en keerde dan, om onbekende redenen, terug naar het
UNPROFOR-hoofdkwartier in de stad. Niemand scheen te weten waar de
president was, en of hij wel zou komen.
Toen Izetbegovic op het tarmac stapte, zag hij alleen maar de groene
voertuigen van het JNA, van Verenigde Naties was geen spoor te bekennen.
Hij voelde zich ongemakkelijk, en had een voorgevoel dat hij en z'n
delegatie in gevaar waren.
Karadzic' troepen waren bezig met een groot offensief, dat Sarajevo in twee
moest verdelen. Hij had nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij een
deel van de stad voor de Serviërs wilde. Het zou de hoofdstad van de
Servische Republiek Bosnië-Herzegovina worden. Hij had visioenen van een
Sarajevo dat was opgedeeld in Moslim, Kroatische en Servische wijken. Hij
toonde iedereen die maar wilde luisteren zijn plannen voor een soort
Berlijnse muur die hij ging optrekken. De Turkse oude stad en de
Habsburgse wijken met de brede lanen waren voor de Moslims en de
Kroaten; de rest, met de residentiële buurten, de nieuwbouwwijken,
shoppingcentra en industrie, waren uitsluitend voor de Bosnische Serviërs
bestemd. Het land waarop deze wijken was gebouwd was namelijk, zo
45
verzekerde de psychiater met de wilde haartooi, ooit eigendom geweest van
de Serviërs die het land bewerkten voor er een stad verrees. Dat de Moslims,
die veruit de overgrote meerderheid van de bevolking uitmaakten, in een
belachelijk klein gebiedje bij mekaar zouden gepropt worden, vond
Karadzic' rechterhand Biljana Plavsic helemaal niet raar. Zij is biologe en
had haar antwoord klaar: "Moslims houden ervan om bovenop mekaar te
leven. Het is hun cultuur. Wij Serviërs hebben ruimte nodig."
46
Een deel van de opdeling van Sarajevo was een feit, Karadzic glunderde in
zijn bolwerk in Pale, een skidorpje zo'n 25 ten zuidoosten van Sarajevo. Het
was niet alleen de bravoure van de Moslims of het geklungel van de Serviërs
die een volledige verdeling van de stad in de weg stonden. De oude garde
van de JNA-top stonden niet onverdeeld achter de nationalistische ideeën
van Radovan Karadzic en de zijnen. Toen Pale generaal Kukanjac, de
hoogste JNA-officier in Bosnië vroeg om zijn troepen onder Servisch bevel te
plaatsen, weigerde de oude ijzervreter. Hij was, omdat hij weigerde het
spelletje mee te spelen zoals vele anderen dat voor hem wel deden, met zo'n
400 manschappen achtergebleven in Bistrik, één van de oudste wijken van
Sarajevo. Sefer Halilovic, de opperbevelhebber van de Bosnische Territoriale
Verdediging had de omsingeling van de kazerne bevolen en wou Kukanjac
en zijn soldaten alleen laten gaan als ze hun wapens achterlieten. Dat was
tegen de principes van de generaal die deze voorwaarde als een bevel tot
overgave beschouwde.
Temidden van die chaos waarde ook de Verenigde Naties rond, maar
generaal Lewis MacKenzie had niet al te veel gemerkt van de gevechten die
zich rondom zijn hoofdkwartier afspeelden. Hij vond het alleen maar
jammer dat het tumult hem belette een vriend te bezoeken om TV te kijken.
"Het was een kalme dag," schreef hij in zijn logboek, "slechts een paar
honderd machinegeweerkogels werden op de oude stad afgeschoten".
MacKenzie had zijn chauffeur er op uit gestuurd om een pakje uit Canada
47
op te halen in het postgebouw. De man had goed en slecht nieuws: hij had
het postgebouw gevonden, het slechte nieuws was dat het opgeblazen was.
Geen sprake van vond de generaal, en telefoneren kon ook niet, alle
verbindingen met de stad waren immers verbroken.
De minuten die daarop volgden kon zelfs de beste scenarist niet bedenken.
Het was toeval, geluk en waarschijnlijk ook de redding van Izetbegovic. De
telefoon op het bureau rinkelde. De vrouw aan de andere kant probeerde te
weten te komen of de reservatie van haar dochter voor de volgende dag
bevestigd kon worden. Toevallig had ze het nummer van de directeur
gedraaid. Izetbegovic nam de telefoon op. Volgens Lagumdzija ontspon zich
de volgende dialoog:
De President nam de telefoon op, hij zei 'Goede avond Mevrouw, dit is
Alija Izetbegovic, de President van Bosnië aan de telefoon'. Het was even
48
stil aan de andere kant, ze was in de war. Hij zei 'Ja, ja, Dat is juist, Alija
Izetbegovic, de President van Bosnië. Zou u zo vriendelijk willen zijn, ik
ben op de luchthaven, in het kantoor van de directeur, en het Leger wil ons
niet laten gaan. We worden hier vastgehouden. Zou u het presidentsgebouw
kunnen bellen en hen zeggen dat u met mij sprak, dat ik op de luchthaven
ben, en als u het presidentsgebouw niet kan bereiken, bel dan de Radio en
Televisie en informeer hen. Ze dringen er op aan dat ik Generaal
Kukanjac ontmoet in Lukavica, Ja, Generaal Kukanjac, ja'. De vrouw kon
haar oren niet geloven. De president zei 'Bedankt, vreselijk bedankt, ja, ja,
vreselijk bedankt Mevrouw'.
Het televisienieuws was bijna ten einde toen de producer meldde dat
'president Izetbegovic aan de lijn was'. De nieuwslezer van dienst wist niet
goed wat er aan de hand was, maar begon een paar algemene vragen te
stellen over de onderhandelingen in Lissabon, over de situatie, dan stelde hij
de cruciale vraag, "Meneer de President, waar bent u?". "Ik ben in Lukavica.'
Het was weer dat toeval dat het gesprek mogelijk maakte. De
telefooncentrale die het televisie-gebouw bediende was nog werkende, en
vanuit de regiekamer liep een directe lijn, die niet via het postgebouw liep,
naar het presidentieel gebouw. De enige manier waarop de president met
zijn regering kon praten was over de televisie. Live.
Senad Hadzifezovic, de ankerman was verrast, net als iedereen in de stad wist
hij dat Lukavica een Servisch bolwerk was.
49
'Hoe wordt U behandeld in Lukavica?'
In zeven haasten werd Ejup Ganic gebeld. De man was met stomheid
geslagen, hij was in paniek, en begon met zijn President te praten.
Izetbegovic benoemde hem onmiddellijk tot dienstdoende President
gedurende zijn afwezigheid.
Die nacht, in zijn kamertje in Lukavica, sliep Izetbegovic niet veel, Ganic
trouwens ook niet. De volgende ochtend diende hij zich aan in het
hoofdkwartier, bij generaal MacKenzie.
Iedereen stapte weer in z'n voertuigen, dit keer mocht ook de President en
zijn delegatie mee, en het konvooi ging op weg naar de Bistrik-kazerne. In
50
Sarajevo had echter niemand weet van de nieuwe overeenkomst die
Izetbegovic had gesloten met Kukanjac. Ganic dacht dat het een ruil was
tussen de twee mannen, dat was wat de President de vorige avond had
gezegd.
Maar MacKenzie's staff had net het bericht van Ganic ontvangen waarin te
lezen stond dat de deal niet doorging; Izetbegovic zou alleen geruild worden
voor de generaal, over de rest, manschappen en materiaal, zou apart
onderhandeld moeten worden. MacKenzie vroeg uitleg aan Izetbegovic die
zijn woord gaf dat alles bleef zoals hij het afgesproken, hij had immers zijn
woord gegeven. Het konvooi vertrok.
Izetbegovic was woedend toen hij Ganic ontmoette, later die dag. Hij
weigerde hem de hand te schudden, en vroeg zich af of het nodig was zijn
leven in gevaar te brengen voor een handvol wapens.
52
53
Deel V: De Verenigde Naties zien het niet meer
zitten.
54
Al snel werd hij door iedereen gehaat, hij kreeg bedreigingen, en zijn troepen
werden langs alle kanten onder vuur genomen. "Als ze je in de straat de
middenvinger tonen, denk ik dat je kan zeggen dat de relaties op z'n zachtst
gezegd verzuurd zijn," placht hij te zeggen. Hij haalde dan zijn schouders op
en zei: "Niemand zei ooit dankjewel.”
Op zevenentwintig mei 1992 viel een granaat op een groepje mensen die in
de rij op brood stonden te wachten. Meer dan twintig doden en tientallen
gewonden was het resultaat. Het bloedbad werd bekend als het 'Breadline
Massacre'; de Serviërs beschuldigden de Moslims ervan de granaat zelf te
hebben afgeschoten om de internationale publieke opinie te beïnvloeden,
om een militaire interventie van het Westen uit te lokken. De publieke
opinie was inderdaad geschokt door de televisiebeelden die toonden van
oude mensen die in plassen bloed kruipen, op zoek naar ledematen.
55
Eens vertrokken uit Sarajevo bleef MacKenzie het voetlicht niet schuwen; hij
begon lezingen te geven over de oorlog die hij nooit echt begrepen had.
Maar zijn opinie had wel gewicht, want hij was er geweest. In de senaat
maakte hij de volgende mank lopende vergelijking die echter lang bleef
nazinderen en die deels verantwoordelijk is geweest voor de internationale
inactie in Bosnië. "De situatie in Bosnië is te vergelijken met twee
seriemoordenaars. De ene heeft tien moorden op zijn kerfstok, de andere
vijf. Gaan we dan diegene helpen die er slechts vijf heeft vermoord?"
Dit soort uitspraken versterkte allen maar het idee dat de Balkanezen een
oorlogszuchtig volkje zouden zijn dat zijn eigen mensen vermoord om de
oorlog te kunnen rekken.
Vier dagen later kondigde hij officieel de staat van oorlog af in heel het land.
56
57
Deel VI: Zes maanden op een zolder in Banja
Luka.
Long were the days of pain I have spent within its walls,
and long were the nights of aloneness; and who can depart
from his pain and aloneness without regret?
Met die woorden alarmeerde de leider van de Moslims van Banja Luka
journalist Roy Gutman. Gutman was de eerste journalist, de eerste
18
uit 'The Prophet' van Kahlil Gibran. 1994 edition by Bracken Books, London, England
Hoofdtuk I, p1.
58
westerling die aan het licht bracht dat er voor het eerst sinds de tweede
wereldoorlog weer concentratiekampen bestonden in Europa. Kampen die
als enige doel hadden een bevolkingsgroep te laten verdwijnen: de Moslims.
59
Serviërs) vermoorden iedereen die ze kunnen vinden." Het scenario was
bijna overal hetzelfde. Eerst begonnen de bombardementen die iedereen de
huizen injoegen. Dan stormden ze de straten in, staken de huizen in brand.
En ze schoten de hele tijd, ze bleven maar schieten. Sommige huizen werden
's nachts opgeblazen, andere werden eerst gebarricadeerd zodat de bewoners
levend mee verbrandden.
De wereld heeft er zelfs een nieuwe term voor bedacht, ethnic cleansing,
etnische zuiveringen. In juli en augustus 1992 stonde de kranten er bol van.
Het waren Gutman en zijn fotograaf van New York Newsday en Penny
Marchall van de Engelse televisie-zender die de ogen van de wereld
opentrokken. "De doodskampen van Bosnië" blokletterde New York
Newsday op twee augustus. De verhalen over gevangeniskampen waren al
langer bekend, maar nu werden de Serviërs er voor het eerst ook van
beschuldigd genocide te begaan, en dat op een geïnstitutionaliseerde manier:
Gutman had de kampen al enige dagen tevoren mogen bezoeken, samen met
een fotograaf. Het was het Manjaca-kamp, waar honderden mannen in
donkere schuren bij mekaar hokten. Plaats om te liggen was er niet, het was
hen trouwens verboden. Ze zagen er ellendig uit. Hoofden geschoren,
uitgemergeld. Gutman mocht niet met de gevangenen praten, maar uit
60
latere gesprekken met een aantal Moslimmannen die waren vrijgelaten in
een gevangenenruil, kreeg hij een beeld van wat er in de kampen gebeurde. 's
Nachts werden willekeurige mannen uit de stallen gehaald om afgetuigd te
worden. Velen onder hen kwamen niet terug, hun lijken moesten de andere
gevangenen dan begraven. De kampbewakers waren sadistische beesten zei
een van de geïnterviewden; we moesten sexuele handelingen verrichten met
elkaar, een man moest de penis van zijn broer afbijten en dan opeten. De
bewakers stonden hem toe te juichen, sloegen met geweerkolven en schoten
dan de bewusteloze broer neer.
61
komen. Categorieën A en B waren te vernietigen. Er waren nog ontelbare
andere, veel kleinere en meer tijdelijke kampen verspreid over het hele
grondgebied, maar het was de georganiseerdheid en de schaal die de vier
concentratiekampen in het oog deed springen.
In een gebied dat etnisch brandschoon is, zijn pottekijkers echt ongewenst,
en worden vreemdelingen gemeden als de pest. En gehaat. "Daar woont de
duivel," zei een VN fotograaf, voor ik, begin 1993 de eerste keer naar Banja
Luka vertrok, "daar ademt alles en iedereen angst uit."
Dat wordt al snel duidelijk als je op zoek gaat naar de één van de veertien
moskeeën die Banja Luka vroeger rijk was. “De eerste Turkse minaretten! -
Niet als gotische kerktorens stijgen ze op van massief muurvierkant, maar zich
aldoor verslankend verijlend, de opsnellende hoeklijnen telkens in spitsjes
eindigend ...” dat schreef de Nederlander Marcellus Emants19 in 1906, toen
hij door de Balkan reisde. Een vrouw op de markt zegt dat er geen moskeeën
19
uit ‘Frisse Lucht’ van Marcellus Emants. Uitgeverij Cadans Amsterdam
62
meer zijn, dat er nu asfalt ligt. "Jullie hebben daar niets te zoeken, jullie
journalisten willen alleen maar moslimpropaganda schrijven...", roept een
voorbijganger, en een oudere man zegt: "Daar ligt geen asfalt, het is nog
braak terrein, maar er gaat gras geplant worden, en bomen, een park is toch
veel mooier, veel nuttiger dan een moskee, want dat was een hol van
Mudjahedini".
Teruggekomen zijn ze niet, maar voor Almir had het leven geen zin meer.
Half het dorp was uitgemoord, verkracht of weggevoerd naar één van de
kampen. Ook Almir eindigde in Omarska, een Servisch koncentratiekamp,
maar toen in de zomer van '92 een Engelse televisieploeg als eerste het
bestaan van kampen aan het licht bracht, en daarna het Internationale
Comité van het Rode Kruis, het ICRC, zich met de zaak ging bemoeien, is
Almir naar Zagreb kunnen gaan. Daar wacht hij in een vluchtelingenkamp
op een betere toekomst...
Die 'verplaatsing' van personen is nu gestopt, ten eerste omdat het ICRC en
andere humanitaire organisaties niet willen meewerken aan het etnisch
zuiveren van een gebied, en ten tweede omdat de situatie wat verbeterd
schijnt te zijn.
64
En ook omdat de Bosnische Serviërs de pesterijen dan nog gaan opdrijven,
zodat nog meer mensen wegwillen, nu er toch de mogelijkheid is om ter
vertrekken. Als ze hieraan toegeven, spelen ze de Bosnische Serviërs in de
kaart. In sommige dorpen worden deze discriminaties vaak tot in het
absurde doorgetrokken. In Celinac, een dorpje vlak bij Prijedor, vaardigden
de (Servische) autoriteiten onder andere volgende besluiten uit: Het is voor
Moslims verboden om zich op straat begeven tussen 4 pm en 6 am,
samenkomen of rondhangen op straat, in cafés, restaurants of andere
openbare plaatsen. Om zich baden of vissen in de rivier of om met de auto
reizen of rijden.
Samenscholen met meer dan drie man mag ook al niet en familie die niet in
Celinac woont contacteren is helemaal uit den boze. Zelfs telefoneren mocht
niet meer. Je kan het zo gek niet bedenken of het was verboden voor
Moslims, alleen maar omdat ze Moslims zijn.
Fahrudin is een van de laatsten die vertrok uit Banja Luka. In Februari 95
werd hij over de grens met Kroatië gezet. Hij en z’n vrouw moesten elk 4000
frank betalen alvorens ze met de bus mochten vertrekken. Aan de grens
eisten enkele soldaten nog dat alle vrouwen hun goud afgaven. ‘Tol”, lachten
ze.
Zes maanden woonde hij op zolder, weggestopt en huiverend elke keer als er
iemand aan huis kwam. De Bosnische Serviërs verplichten iedereen voor hen
65
te werken, en Fahrudin had zijn aandeel al geleverd. Na een ongeluk, hij was
onder een van de bomen die hij moest vellen terechtgekomen, was, na uit
het ziekenhuis ontslagen te zijn, arbeidsongeschikt verklaard. Maar nu waren
ze weer naar hem op zoek. Niet alleen naar hem, maar naar alle mannen die
nog min of meer op hun benen konden staan. Vroeger lag de leeftijdsgrens
op 50 jaar, nu moet iedereen werken, ook ouderlingen en zieken. “Ik ken die
ontslaglijsten niet”, zei een politieman tegen Fahrudins buurman, “ik moet
mijn quota halen.”
Daar wacht de familie van Fahrudin op een visum voor Nederland, naar z’n
zoon en z’n twee jaar oude kleinzoon.
Voor de Bosnische Serviërs is het leven ook heel wat veranderd, terrasjes zijn
opvallend leeg, want van de verwachtte stroom van bloedbroeders uit de
door Moslims gecontroleerde delen van Bosnië is nooit echt op gang
gekomen. Een oudere Serviër, die 25 jaar in Duitsland werkte, vraagt zich,
misschien wel als enige in de heel Banja Luka, af of het allemaal wel nodig
was, "Vroeger was het hier veel kleurrijker, veel pittoresker." zucht hij, en
schudt nietbegrijpend het hoofd.
Maar in die eerste maanden van 1992 leek het wel of de internationale
gemeenschap verveeld zat met het hele geval, alsof ze liever de andere kant
opkeek. Nochtans waren de rapporten en de waarschuwingen van
mensenrechtenorganisaties legio. De Bosnische ambassadeur bij de
Verenigde Naties, Mohamed Sacerbey had een brief geschreven naar Butros
66
Butros-Gali over het bestaan van de kampen, maar de secretaris-generaal en
zijn medewerkers geloofde hem niet.
Ook het UNHCR20 meldde al in juli dat er kampen waren waar executies en
martelingen schering en inslag waren. Het rapport belandde bij de Europese
Gemeenschap, het Rode Kruis en bij UNPROFOR.
Het was pas nadat ook de media over de kampen begonnen, dat de politici
en de beleidsmakers vonden dat er iets gedaan moest worden, dat de maat
vol was. Het waren vooral de afschuwelijke televisiebeelden die het verschil
maakten.
Eind April waren er zo'n 280.000 vluchtelingen uit Bosnië, het merendeel
van hen werd opgevangen in Kroatië. Begin juni was dat aantal al
opgeklommen tot 750.000, in juli waren dat 1.1 miljoen vluchtelingen. Aan
het eind van 1992 hadden meer dan twee miljoen Bosniërs, bijna de helft
van de totale bevolking, huis en haard verloren.
20
UNHCR: United Nations High Commissioner for the Refugees, de vluchtelingenorganisatie van de
Verenigde Naties.
67
68
Deel VII: De onderhandelingen.
69
President Izetbegovic deed een eerste oproep om militair tussenbeide te
komen in april 1992, 'als de agressie bleef voortduren'. Maar achter de
schermen lieten Europese diplomaten verstaan dat een VN-vredesmacht
voor hen niet kon; wel besloten de Europese lidstaten en de leden van de
VN-Veiligheidsraad in mei tot sancties tegen Klein-Joegoslavië (Servië en
Montenegro). In diezelfde maand werden ook 1.100 blauwhelmen
klaargestoomd om de controle over de luchthaven van Sarajevo uit handen
van het JNA te nemen, een wapenfeit dat op negenentwintig juni resulteerde
in een heropende luchthaven onder VN-vlag, waar de eerste hulpvlucht
landde van wat de langst durende luchtbrug in de geschiedenis zou worden.
Alija Izetbegovic deed begin juli nog maar eens een oproep, in Helsinki
ditmaal, en zei dat alleen een internationale troepenmacht op de grens tussen
Bosnië en Servië de aankomende slachtpartijen zou kunnen vermijden. Bush
ging helemaal accoord met de woorden van Izetbegovic, maar daden beleven
70
uit. Het zou een constante worden in de Internationale Diplomatie ten
aanzien van Bosnië.
Karadzic was vol van zichzelf, hij verklaarde dat zijn troepen zeventig
procent van het Bosnische grondgebied controleerden, maar dat hij
genoegen nam met 'slechts' vierenzestig procent. En hij zou alle zware
wapens wegtrekken van rondom de belegerde steden Sarajevo, Bihac
Gorazde en Jajce. Het was eigenlijk maar peanuts, maar de internationale
gemeenschap was opgetogen. Alle strijdende partijen tekenden een
gezamenlijke verklaring waarin te lezen stond dat iedereen de bestaande
grenzen van Bosnië in hun totaliteit erkende, en dat ze slechts veranderd
konden worden als alle partijen daar mee instemden. Major glunderde en
was vol vertrouwen dat alle partijen hadden aanvaard dat het
onaanvaardbaar is dat gebieden met geweld aan een staat worden
onttrokken. En dat Karadzic zijn woord zou houden. De belangrijkste
uitkomst van de hele Conferentie was echter dat Servië als beschermheer en
belangrijkste aanstoker in het conflict werd bestempeld, en als dusdanig ook
door de Internationale Gemeenschap moest worden gestraft. De sancties
tegen Joegoslavië zouden worden verscherpt. Alle handelsbetrekkingen met
Servië en Montenegro werden opgeschort, transitoverkeer werd verboden, de
vliegtuigen van de Joegoslavische maatschappij JAT waren niet langer
welkom in het buitenland. Servië zou totaal geïsoleerd worden.
De gevolgen voor Milosevic waren aanzienlijk. Voor het eerst sinds het
uiteenvallen van Joegoslavië kreeg hij te maken met serieuze problemen in
eigen land.
72
Lord Carrington zou niet langer als onderhandelaar voor de Europese Unie
optreden, hij werd vervangen door Lord David Owen die de hulp kreeg van
Cyrus Vance van de Verenigde Naties.
Karadzic was niet erg opgezet met het idee dat de internationale
gemeenschap een vliegverbod boven Bosnië zou afkondigen. Zo'n 'No Fly
Zone' zou hem beletten zijn bomraids voort te zetten op de steden die hij op
de knieën wilde krijgen. Dat verbod kwam er dan toch op negen october
1992, maar de Serviërs voerden nog snel een gecombineerde artillerie en
luchtaanval uit op Slavonski Brod. De stad viel, duizenden burgers sloegen
weer op de vlucht, honderden kwamen om, maar onderhandelaars Vance en
Owen toonden begrip voor de Servische expansiedrang. Zij vonden het
blijkbaar niet meer dan logisch dat Karadzic' troepen alle eerder gesloten
accoorden aan hun laars lapten om een corridor te verbreden die het
noordwesten van de Republika Srpska met de rest van de zelfuitgeroepen
parastaat verbond.
73
Ondertussen begon het UNHCR zich zorgen te maken over de nakende
winter. Slechts één derde van de beloofde fondsen werden vrijgemaakt,
regeringen kwamen maar niet over de brug met de beloofde logistieke steun
zoals voertuigen of communicatiemateriaal, en de weinige humanitaire
konvooien die uitreden werden door de Serviërs geplunderd.
74
75
Deel VIII: Honger lijden
Alleen de centrale bakkerij in Sarajevo draaide nog. Mijn moeder kreeg op het
werk een brood voor ons vieren, als ze het huis al kon verlaten. In de 'mjesta
zajednica' het buurthuis, wordt de humanitaire hulp verdeeld, maar daar kan je
niet van leven, alleen overleven. Per twee weken hadden we recht op een kwart
liter olie, een halve kilo bonen of rijst per persoon en een kilo macaroni. Soms
76
was er ook wel eens een blikje makreel of sardines in tomatensaus te versieren,
dan was het feest. Meer was er gewoon niet.
Gelukkig hadden mijn ouders kunnen sparen tijdens hun leven. Mijn vader was
directeur van één van de vestingen van Energoinvest, een staatsconglomeraat, en
mijn moeder werkte als economist op een grote bank. We hadden nog net op tijd
al onze spaarcenten van de bank kunnen halen voordat alle rekeningen bevroren
werden. De mensen die dat niet gedaan hebben zijn waarschijnlijk alles kwijt.
Met dat geld konden we af en toe wel iets op de zwarte markt kopen, maar daar
was het eigenlijk ook niet veel soeps. Vooral diezelfde humanitaire hulp die men
probeerde te verzilveren, sommige handelaars waren professionele
blackmarketeers, die hele ladingen hulpgoederen ergens achterover drukten om
zichzelf te verrijken. Eten was er niet veel te vinden op die geïmproviseerde
markten, maar je kan er wel alle mogelijke andere spulletjes krijgen. Iedereen
probeerde dingen te verkopen die ze niet meer nodig dachten te hebben. De eerste
maanden waren dat voorla dure dingen zoals stereo's, televisietoestellen en
video's. Er was toch geen electriciteit . Maar gaandeweg begonnen steeds meer
mensen de meest uiteenlopende goederen aan te bieden; een paar balschoenen dat
maar één keertje was gedragen, een haksnijmolen, aanstekers. Er waren
ongelooflijk veel aansteker-verkopers. Maar ja dat soort dingen verlies je nu
eenmaal snel, en de batterijen van de zaklampen waren op, dus was een
aansteker onontbeerlijk om je weg in de schuilkelders te vinden zonder over het
kind van de buren te struikelen. En hier in Bosnië rookt iedereen . Als ze nog
sigaretten kunnen vinden, of betalen. We hadden hier alle merken in Sarajevo,
marlborro, camel en natuurlijk onze eigen 'Drina'. De tabaksfabriek had
enorme stocks, maar de regering had het merendeel van de sigaretten opgeëist om
de lonen mee te betalen. Want geld trokken de meesten van ons al een tijdje niet
meer. De soldaten aan de frontlijn kregen drie DM per maand, aangevuld met
77
een half pakje sigaretten per dag. De directeur van een grote firma kreeg ongeveer
het dubbele.
Een liter olie kostte ongeveer duizend frank op de markt, een kilo suiker was nog
duurder.
Van tijd tot tijd, als we echt geluk hadden konden we de hand leggen op een
'MRE', een Meal Ready to Eat. Dat zijn de militaire gevechtsrantsoenen van de
Blauwhelmen. Dat zijn feestmaaltijden. In een doos zit het voedselpakket van
één soldaat voor een hele dag. Je hoeft die blikjes gewoon op te warmen. Soms zit
er kip met groenten en currysaus in, andere pakketten hebben een hamburger of
stoofvlees. Er zit ook altijd een nagerecht in dat dan, net als de rest van het eten,
meticuleus door vier wordt verdeeld. De Serviërs hebben ons zo ver gekregen dat
mijn zus en ik regelmatig ruzie hadden over het laatste kruimeltje, dat we onze
ouders het eten uit de mond staarden.
Op een dag kwam mijn moeder thuis met de grootste schat die ze ons had
kunnen meebrengen. Al enkele dagen hadden we alleen maar enkele dunne
sneetjes droog brood met een filmpje vet er op gegeten, we hadden honger. En
daar kwam ze dan de keuken binnen met een stuk kaas. Kaas, dat hadden we in
maanden niet meer gezien. Die had ze van een collega op het werk gekregen. Ik
begrijp nog steeds niet waarom die vrouw dat stuk gewoon aan mijn moeder gaf.
Mensen zijn soms ongelooflijk voor mekaar, in deze bange dagen. In plaats van
de dunne sneetjes brood wilde ik een dikke, met veel vet en een plakje kaas. Mijn
zuinige zus wilde er meerdere, maar dunne. Toen ze zag dat ik een dikker stuk
afsneed dan zij, werd ze pisnijdig, ze vloog me letterlijk in de haren. Zo ver
hadden da Serviërs met hun kanonnen en hun belegering ons naar beneden
gehaald. Mama weende.
Alles was schaars, zelfs bezoekjes van vrienden. Niemand kon z'n gezelschap iets
aanbieden. Maar ook hier brachten de MRE's de uitkomst. In elke doos zat één
78
piepklein zakje oploskoffie. Koffie was er in heel de stad niet te krijgen; beter
gezegd onbetaalbaar geworden, net als zoveel andere dingen die we vroeger
doodnormaal vonden en die nu super de luxe geworden waren. Als we dan zo'n
zakje te pakken kregen was het feest. Dan bracht je de hele ochtend door met
piekeren wie je zou uitnodigen, van wie je enkele sigaretten zou kunnen bietsen.
En dat begon het telefoneren naar die enkele speciale vrienden met wie je zo'n
moment wilde delen. Het werd een heel ritueel. De kamer opruimen, kapsel in
orde brengen mooie kleren aantrekken, kortom groot toilet maken om op de
koffie te gaan. Als iedereen dan in de woonkamer zit, wordt de kachel
aangemaakt met papier uit de archieven van de bank waar mijn moeder werkt,
de koffie wordt klaargemaakt en dan verdeeld over de piepkleine kopjes waarin
in betere tijden de sterke 'Turkse koffie' werd geserveerd. Koffiedrinken is altijd
al een van de belangrijkste gebruiken geweest bij ons. Urenlang konden we zitten
kletsen, de kleine kopjes steeds opnieuw weer tot aan de rand vullend. Dat waren
andere tijden die nu een ver verleden lijken. En daar zitten we dan, slurpend en
zo traag mogelijk drinkend om dat moment vast te houden. Een sigaret doet de
ronde, iedereen trekt een keer of twee, en geeft de peuk dan door aan de
buurman. Net als in andere steden een gezelschap een jointje door zou geven.
Maar dit is Bosnië, hier heb je geen hallucinerende middelen nodig. Hier is de
situatie op zich al surrealistisch.
Het tekort aan nutsvoorzieningen was het ergst. Al wekenlang hebben we geen
stromend water meer. Stilstaand trouwens ook al niet. Iedereen in de stad
probeert zoveel mogelijk plastiek kannetjes, emmers en vaten te verzamelen. Om
water te gaan halen. Wij moesten een stuk de heuvel achter ons
appartementsgebouw op, tot aan het waterreservoir dat door een riviertje wordt
bediend. De lege spullen de berg opdraven is al een corvee. De volle vaten en
kannetjes anderhalve kilometer var naar huis slepen en dan nog drie
79
verdiepingen hoog brengen is slavenarbeid. Dat wens je je ergste vijand niet toe.
Nu ja, de Serviërs misschien wel. Erg veel kan je natuurlijk niet aanslepen, je
hebt eigenlijk nooit genoeg. Je moet urenlang in de rij staan voor je bij een van
de vulkraantjes komt. En je kan maar zoveel dragen als je sterk bent.
Waterhalen is vrouwenwerk, de mannen verdedigen de stad. Het lijkt bijna
middeleeuws, maar een stad belegeren en de bevolking uithongeren is dat ook.
Mijn moeder is een klein, tenger vrouwtje, maar toch sjouwt ze zo'n dertig liter
water per keer. Dat wordt dan in het bad gekieperd, dan doe je weer een toer.
Een echt bad nam niemand in Sarajevo, we leerden ons wassen met enkele
glazen water, voor de kachel, net zoals vroeger.
Ik heb de kachel al enkele keren vermeld. De kachel is het centrale stuk in elk
Bosnisch huis of appartement. Voor de oorlog had bijna niemand zo'n ding. We
hadden allemaal centrale verwarming. Die was door de Serviërs kapotgeschoten.
Dus moest er geimproviseerd worden, om te verwarmen, om te koken, om water
voor de was op te warmen. Want geen gas of electriciteit betekend ook geen
fornuis, geen warm water, geen licht. Het waren geen mooie kachels, je kan ze
waarschijnlijk alleen maar in Bosnië vinden. Ze werden zelf vervaardigd, uit
grote conserveblikken, uit een ijzeren kastje, van enkele stukken staalplaat die
een buurman aan elkaar laste. De gelukkigen onder ons hadden beslag kunnen
leggen op de kachels die het Internationale Rode kruis verdeelde, maar die waren
alleen voor de zwakken in de samenleving, en voor de allersterksten...
Ik was net weer beginnen te studeren. Zes jaar lang had ik in een kantoor
gewerkt, maar vlak voor het begin van de oorlog had ik me ingeschreven aan de
80
pedagogische faculteit. De lessen als dusdanig werden afgeschaft, een keer om de
veertien dagen of om de maand moesten we komen informeren wat we moesten
leren. Ook op school waren er verwarming noch ramen, en groot aantal
professoren was naar de andere kant gevlucht, naar hun Servische volksgenoten.
Ach, heel de stad was een grote chaos; een derde van de bevolking was gevlucht,
de mannen zaten bijna allemaal aan de frontlijnen, en de vrouwen speurden de
markten en humanitaire organisaties af naar iets eetbaars. Niets functioneerde.
Ik vraag me nog steeds af hoe we dit alles hebben overleefd, die sluipschutters, de
granaten, de vliegtuigbommen, hoe we leefden zonder water, electriciteit of gas,
in onverwarmde huizen zonder ramen, zonder contact met vrienden, met de
buitenwereld, zonder hoop op beterschap.
Die eerste oorlogswinter was het ergst. Er was niets te eten in de hele stad. De
humanitaire hulp werd steevast door de Serviërs tegengehouden, de konvooien
werden door bendes geplunderd. De luchtbrug stond meer aan de grond in
Ancona in Italië of in Split aan de Adriatische kust. De ene dag bombardeerden
de Bosnische Serviërs de luchthaven, de andere dag was er teveel mist om te
kunnen landen, of het sneeuwde. Het was ijskoud die winter, en we hadden niets
om de kachel aan te maken. Overal in de stad werden bomen gekapt, zelfs de
wortels werden uitgegraven. We hebben een tijdlang op boeken gestookt, tot ook
die voorraad uitgeput raakte. Dan moesten oude kleren en zelfs schoenen er aan
geloven. Bijna elke dag ging mijn vader op zoek naar brandhout. De ene keer
werd een trap uit een kapotgeschoten huis uitgebroken, soms kon hij enkele
stukken boomtak bemachtigen. De houtschaarste was zo erg dat er op een gegeven
moment zelfs geen hout meer was om doodskisten van te timmeren. Terwijl daar
nu net zo'n grote nood aan was...
Er was werkelijk niets te eten in die dagen; ik dacht dat ik honger had leren
kennen in de weken voordien, maar nu begon de ontbering pas echt te knagen.
81
Zelfs rijst of macaroni was luxe geworden. We aten vaak broodkorsten geweekt
in lauw water. Een keer per dag.
Het was in die eerste oorlogswinter dat mensen begonnen te sterven van de
honger.
82
83
Deel IX: De eerste oorlogswinter
Het was een milde winter, naar Sarajevo-normen, die eerste oorlogswinter.
Het vroor 15 graden. Dat was althans wat de meteorologische diensten ons
probeerden wijs te maken, maar het was zo bitter koud dat mensen in hun
bedden stierven van de kou. De ergste winternacht kwam een paar dagen na
Nieuwjaar 1993. In drie dagen stierven een tiental oudjes in het gesticht dat
op de frontlijn lag. Ze zijn gewoon niet meer wakker geworden. Slechts
gewikkeld in hun smerige, dunne dekens, lagen ze daar, broze dode mensjes,
achtergelaten om te sterven. Ze lagen daar maar, want het personeel had de
home al lang geleden verlaten, weggelopen van de granaten en de
scherpschutter die op alles schoot wat bewoog vanuit z'n schuttersnest achter
het "Centrum voor de Bescherming van Oude Mensen". Ironie.
21
United Nations Office High Commisioner for Refugees, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor
de Vluchtelingen. De organisatie hield zich oorspronkelijk alleen maar bezig met de opvang van
vluchtelingen aan de rand van conflicten, in de niet-getroffen zones, maar sinds de oorlog in het voormalig
Joegoslavië, zijn zij ook naar de brandhaarden zelf getrokken en hebben in heel het gebied zgn. 'field-
offices' opgericht, waar niet alleen aan de opvang van Displaced Persons, maar waar ook humanitaire hulp
wordt verdeeld.
84
er af en toe plastiekfolie leveren om de kapotgeschoten ramen met te
vervangen.
Lange tijd bleef het verhaal over de stervende oudjes voor de buitenwereld
verborgen, tot op die winterochtend in die eerste week van januari een
dappere ziel kwam aanwaaien in het Holiday Inn Hotel. De tocht van
Nedzarici naar het hotel was lang en gevaarlijk, de lobby kon alleen maar
bereikt worden via de vroegere dienstingang. Langs de hoofdingang
binnenwandelen grensde aan waanzin, de glazen schuifdeuren lagen recht in
het schootsveld van de Servische snipers die in de flats aan de ander kant van
de hoofdweg zaten. Maar deze mensen kwamen naar het hotel waar de
journalisten zaten, zij waren niet bang om hun verhaal kwijt te geraken.
Misschien dat wij zouden luisteren. De VN, noch de regering, zelfs de
families van de oudjes hadden er geen oren naar...
Ik kwam net het hotel binnengewandeld toen een groepje collega's de trap
afkwam, de liften deden het al maanden niet meer, de hele stad zat zonder
stroom. Of ik geen zin had om mee te gaan naar één of ander home, waar
oudjes aan hun lot waren overgelaten.
De 78 jarige man die hier gisteren nog hout stond te hakken waarschijnlijk
ook niet, maar toch werd hij tussen de ogen geschoten. Hij was aan het
klieven om de enkele kachels die het kapotgeschoten, tochtige gebouw een
beetje te verwarmen. Het hele gebouw was niet meer dan een skelet; ooit een
modern, afzichtelijk gebouw vlak naast de zo mogelijk nog meer beschadigde
Oslobodjenja-building, waar elke dag nog steeds de krant werd gedrukt, hoe
erg de granatenregen ook is, ongeacht de risico's die de staff elke keer weer
nemen. Maar Oslobodjenja is een uitdaging aan de Serviërs, laten zien dat de
wurggreep de mensen in Sarajevo er niet van kan weerhouden om een krant
uit te brengen die het multiculturele, pluralistische Bosnië van welleer nog
steeds hoog in het vaandel draagt. Een slag in het gezicht van Karadzic en
zijn vazallen die etnische zuiverheid prediken.
De oudjes zijn slechts naamloze slachtoffers. Eéntje was ooit een bekende
opera-zangeres, een ander was amper zevenenvijftig.
Het ouderlingentehuis had een roze gevel, de zijkanten zijn gifgroen en geel,
de oude man die in de hal rondstruint tussen de glasscherven heft zijn hand
even op, maar toen een schot viel vertrok hij geen spier. De apathie was al
lang geleden ingetreden. Afgedankt, vernield meubilair, dekens, glas stoelen
86
en bedden lagen op een hoop, links van de ingang was een noodkeukentje.
Op een houtstoof stond één of ander brouwsel te pruttelen.
Er waren drie kamers. Zeven vrouwen en drie mannen, allen al enkel uren
dood, gewikkeld in vuile dekens en stijf van rigor mortis en van de kou. Ze
stonken naar stront en naar dode oude mensjes. Ze leken zo klein, naast
elkaar gelegd op de smerige grond. Ze droegen allen wollen sokken. Hun
monden stonden open en ze leken op wassen beelden. Ze waren niemand
meer, niet langer vader, moeder, kind of man en vrouw, ze waren slechts
hoopjes vel over been, naamloos en dood.
87
De Verenigde Naties, in een zo kenmerkende vlaag van absurditeit had de
week voordien acht verwarmingstoestellen, zonder brandstof, zeep (er was
geen water) en kaas gebracht.
Lidija veegde haar ogen droog met haar schort, die eens wit moet geweest
zijn, en liep tussen de bedden waarin enkele oudjes lagen te rillen, hier en
daar een dekentje gladtrekkend, onmachtig iets aan de situatie te verhelpen.
Uit een van de bedden stak een arm, niet dikker dan die van een kind; de
oude dame, ach, je kan zo'n skelet eigenlijk geen dame meer noemen, lag
wezenloos naar het plafond te kijken. Ze voelde dat er iemand in de buurt,
en ze kon alleen maar 'zima, zima' fluisteren. "Koud, koud', meer kwam er
niet uit, haar hele lijfje trilde van de inspanning, ze kon de moed en de
kracht niet meer opbrengen om haar hoofd te draaien.
Allen waren in de vroege ochtend gestorven, als de nacht het koudst was.
Mevrouw Getlig had voor het slapengaan de lakens over haar gezicht
getrokken en bedankte Lidija voor allles wat ze gedaan had. Toen Lidija
88
enkele uren later haar ronde maakte was Katica Getlig dood. "Wat kon ik
doen, ze stierf tenminste snel..."
Met z'n zessen slapen ze op een kamer, licht is er niet meer als om vier uur
de duisternis valt. Geen electriciteit. 's Ochtends en 's avonds een snee brood
met thee, 's middags rijst, bonen of een paar gestoofde koolbladeren, meer
was er niet. Kaarsen waren er in heel de stad niet te vinden, laat staan in het
oude-mannetjes-huis. Om zich toch een beetje bij te lichten maakten ze
olielampjes met olijfolie, een glas, een kurk en een schoenveter. Of ze zaten
zomaar wat in het donker.
Eén van de Servische soldaten kwam de kamer binnen en begon tegen Lidija
te schreeuwen, de loop van zijn geweer nonchalant op haar gericht. "Jullie
moeten gaan," zei ze, en de soldaad deed teken met de loop. Terug het
snipers-pad over, in de gepantserde Land Rover, weg van dat verdomde
tehuis met de gedoemde oudjes.
Het werd te onzer aandacht gebracht dat de situatie van de bewoners van het
ouderlingentehuis in Sarajevo's Nedzarici-wijk in de schijnwerpers staat...
Het feit dat een ouderlingentehuis, in tijden van conflict, zo dicht bestaat bij de
frontlijn, is op zich te betreuren ... Het tehuis stond op de lijst van behoeftige
instellingen: Kachels en brandstof waren al een tijdje geleden besteld, maar zijn
slechts nu aangekomen..
90
Group, jammer genoeg is die overeenkomst nooit geïmplementeerd door de
weigerachtigheid van één van de strijdende partijen22.
22
De Serviërs, die de ouderlingen en het personeel als gijzelaars en als menselijk schild wilden gebruiken
tegen een mogelijk offensief van de Bosnische regeringstroepen.
91
92
Deel X: Oorlog Tussen Bondgenoten.
De Kroaten haatten de brug, voor hen herinnerde het ding aan de Turkse
overheersing in wat voor hen het katholieke hartland is.
93
Bosnische Kroaten uit Herzegovina had hun bloedbroeders bijgestaan toen
Kroatië door het JNA en de Serviërs werd aangevallen, en waren nu, vervult
van een Kroatische eigenheid vervuld, teruggekeerd naar hun eigen dorpen
en steden om de Servische vijand in Bosnië af te slaan. In Herzegovina
waren de Kroaten de absolute meerderheid, maar het grootste deel van de
Bosnische Kroaten leefde in Centraal-Bosnië, in etnisch gemengde steden.
Zij waren in het algemeen minder nationalistisch dan die in Herzegovina.
23
Hrvatska Vijeca Odbrane, de Kroatische Verdedigingsraad, de Kroatische militie in Bosnië.
94
Boban's voetsporen volgend, riep Dario Kordic, een journalist-soldaat, en
Kroaat, vanuit zijn hoofdkwartier in Novi-Travnik, Travnik, Vitez, Jablanica
en Konjic uit tot delen van Herceg-Bosna. Dat bijna al deze steden een
Moslimmeerderheid hadden maakte voor Kordic geen verschil uit; Moslims
waren geen volk, het waren Kroaten die de Islam beleden. Dezelfde retoriek
was ook aan de Servische kant te horen.
95
drie dagen waren ze onder weg naar Travnik, onder de constante beschieting
en bombardementen van de Serviërs die schoten op alles wat maar op een
militair voertuig of uniform leek.
Mladic kon het niet laten te glunderen: "Ik zal toekijken hoe ze mekaar
vernietigen, daarna drijf ik ze in de Adriatische zee."
Het Bosnische leger begon terug te vechten. Het Derde Korps vormde twee
nieuwe brigades die hoofdzakelijk bestonden uit mannen die eerder
verdreven waren door de Serviërs of de Kroaten, die de concentratiekampen
hadden overleefd. In Zenica werd de Zevende Moslim Brigade opgericht,
een onderdeel dat extreem anti-Westers was, anti Serviër en anti-Kroaat. Zij
96
droegen Arabische insignes, waren extreem religieus en nationalistisch, bijna
a xenofoob. Voor hen bestond een multi-etnisch Bosnië niet meer, het
moest een moslimstaat worden. Al dat multi-etnisme had Bosnië en zijn
Moslims naar de slachtbank geleid.
L'histoire se répète
97
98
Deel XI: Het Bolwerk Pale: Bergdorp van het
Kwaad.
In die eerste maanden had ik heel veel mensen leren kennen, heel veel
nieuwe vrienden gemaakt. Ik had eigenlijk geen geld om lang te blijven,
eigenlijk had ik na die twee eerste weken geen slaapplaats meer, want het
samenhokken met Paul Martin draaide uit op een debacle rond verloren
sleutels en dubbel gebruik van materiaal en niet-betaalde rekeningen. Je leert
snel als je niet veel geld hebt. Maar één van de jongens uit het International
Relations departement van de Televisie nodigde me uit bij hem thuis in te
trekken. Damir sprak uitstekend Engels en was één van de raarste vogels die
ik tot nu toe al ontmoet had. Hij was een jaartje ouder dan ik, en het 'klikte'
tussen ons. Hij wou schrijver worden, eigenlijk had hij het grootste deel van
zijn eerste roman al op papier staan, uitgetijpt. Het was een bizar verhaal, dat
herinner ik me nog wel, maar waar het nu precies over ging ben ik al lang
vergeten. Damir was steevast op de vlucht voor het leger. Hij was
gemobiliseerd zoals bijna alle jongens van onze leeftijd, maar op de ene of
andere maier wist hij te ontsnappen aan de dienstplicht. Om de twee, drie
99
dagen liep hij even de kazerne, een oude bandenfabriek, binnen, en kwam
na een kwartiertje weer buiten en ging werken in het Televisiegebouw. Als je
daar werkte en je sprak Engels, Duits of Frans had je geluk. Er waren altijd
wel journalist die een tolk of chauffeur nodig hadden, en dat soort baantjes
betaalde goed. En, dat was misschien nog belangrijker, je was niet aan het
front. Damir had elke week wel een of ander klusje op te knappen voor een
journalist, en maakte het zijn familie daarom al wat makkelijker om de
moeilijke maanden door te komen.
Bij Damir kreeg ik een bank toegewezen waar ik kon slapen, 's avonds kon
ik een stuk brood meeëeten. Meer was er niet in huis, en eerlijk gezegd
schaamde ik me om van deze mensen die zelf bijna niets hadden voedsel aan
te nemen. Douchen was helemaal uit den boze. Een paar keer was ik met de
familie meegegaan naar de waterpomp, drie straten verder, on de jerry-cans
en emmers te vullen. Iedereen liep beladen als een pakezel af en aan, en ik,
de weldoorvoede jongen die slechts enkele weken voordien uit West Europa
was aangekomen had moeite twee emmers water naar het apartement te
slepen. En zweten dat je deed, ondanks de bijtende winterkoude. Voor ik
naar de dagelijkse persconferentie ging poetste ik snel even mijn tanden, en
waste me op de belangrijkste plekken met enkele handenvol water. De zeep
wegwassen was het grootste probleem. Het was een bijna spartaanse
levensstijl. Opstaan in een ijzig vertrek, waarin al het dubbel glas was
vervangen door plastiekfolie van het UNHCR, dan wassen met koud water,
een sneetje brood achter de kiezen en dan te voet de drie kilometer wandelen
naar het PTT-gebouw waar de VN-persconferenties werden gehouden.
100
ons die dag moesten concentreren. Dan snel naar het Televisiegebouw waar
de enige betaalbare internationale telefoonlijnen in heel de stad te vinden
waren. De European Broadcasting Union, kortweg de EBU, had daar een
feed-point opgezet zodat de televisieploegen uit heel de wereld hun beelden
de aarde konden rondsturen. En er waren satelliet-telefoons, die wij, radio-
en krantejongens, ook mochten gebruiken. Mits we een soort van code
hadden zodat ze op het hoofdkwartier van de EBU in Genève wist aan wie
men de rekening moest sturen. Ook in het Holiday Inn hotel waren er
satelliettelefoons te vinden, maar daar betaalde je, ter plekke, veertig dollar,
cash. Maar dit terzijde. Rond elf uur belde ik dus van bij de EBU naar de
verschillende redacties om het aanbod van de dag te bespreken. Je had wel
altijd iets te melden, de gebeurtenissen in Sarajevo waren altijd wel 'nieuws'.
Zeker voor ons, we hadden een beetje de kijk op de rest van de wereld
verloren. Alles wat er gebeurde leek van wereldbelang, ieder detail, zo vond
ik, moest aan de hele wereld meegedeeld worden. Dat tegelijkertijd ook
Israel een nieuwsitem was, of dat er ook in andere delen van de wereld werd
gevochten, het ging allemaal aan me voorbij. Wat in Bosnië gebeurde was
het enige dat telde.
De zaken gingen goed, bijna elke dag had de BRTN wel interesse in een
bijdrage 'van onze man in Sarajevo'. Ik was fier, ik was gelukkig. Na dertien
stielen en twaalf ongelukken leek ik mijn draai te hebben gevonden.
Eindelijk had ik gevonden wat ik wilde. Ik was onafhankelijk, ik kon een
stuk van de wereld zien, ik verdiende het zout op mijn pattatten niet. Als
free-lancer was het niet gemakkelijk te overleven. Ja had niet de grote
structuur van een CNN of BBC achter je, je kon bijna geen onkosten
declareren, Sarajevo was een dure stad. Alle banken in Bosnië lagen plat,
geldverkeer gebeurde van hand tot hand, een internationale overschrijving
101
was ondenkbaar. Banken hadden geen satelliettelefoons, geen
computernetwerken, geen klanten, geen vertrouwen. De Duitse mark was
koning, de lokale munt vodjes monopoliegeld. Alle prijzen waren in D-
mark, veel D-marken.
Mijn geld begon op te geraken, net als mijn geduld. Ik wilde terug naar huis.
Maar niet voor ik Pale gezien had. Het kleine skidorp op zo'n twintig
kilometer van Sarajevo gold als het bolwerk van het kwaad. Vanuit Pale
werden de orders gegeven Sarajevo genadeloos te bombarderen, om koste
wat koste de belegering van de stad vol te houden om de bevolking te
terroriseren, uit te hongeren, te laten verdwijnen. Het was het hoofdkwartier
van Radovan Karadzic, de gestoorde psychiater uit Montenegro die in de
jaren zestig naar Sarajevo was gekomen om dan dertig jaar later de bevolking
die hem had laten studeren, die bij hem haar ziel uitstortte, de totale
uitroeïng in te jagen.
102
de vriendschap van de Serviërs en de Belgen. Want in België zijn er ook heel
wat Moslims, dus wij Belgen moeten de Serviërs toch wel begrijpen. Het is
de 'groene transversale', de lijn tussen Teheran, Turkije, via Sarajevo naar
Europa. We zullen bij ons ook snel een oorlog krijgen weten de mannen in
de loopgraven. Zeker in België, met z'n Moslims en z'n drie volkeren. Je zal
het zien, Brussel wordt het volgende Sarajevo. Maar Belgen zijn goede
mensen, zij schrijven alleen maar goeie dingen over de Serviërs. Het is mijn
eerste keer aan de Servische kant van de frontlijn, en ik heb nog niet veel
goeds te vertellen gehad over de Chetniks.
"Ja ja, wij zijn echte Chetniks, wij haten Moslims en Kroaten, vooral de
Kroaten," pocht de commandant van de bende. Hij strijkt even oer zijn
wilde baard. Het is hoe dan ook geen mooi onderhoden knevel, maar een
soort van struikgewas dat de laatste jaren niet meer gesnoeid werd. Echte
chetniks zijn het; het zijn bijgod allemaal oude mannen op pantoffels die dit
stukje frontlijn moeten bewaken. De jongste is minstens vijftig. Maar de
helling onder hen is veel te stijl om een tegenoffencief van de
regeringstroepen te verwachten. Het is gemakkelijk om Sarajevo aan puin te
schieten als je hoog op een berg zit, verschanst achter dikke boomstronken,
bewapend met tanks, mortieren en kanonnen.
In de stad zouden die boomstronken tot brandhout worden gehakt, zouden
er doodskiste van worden gemaakt, hier dienen ze alleen om een handvol
oude mannen te beschermen die zuipen en schieten.
Als we afscheid nemen zijn we vrienden voor het leven, als ik nog eens
voorbij kom moeten we koffie drinken. "Turkse koffie?", "ach natuurlijk,
wij zijn toch geen extremisten." En ik moet dan maar eens een granaat
afschieten op de stad. Ik steek nog even m'n hand op, maar draai me niet
meer om. Mijn eerste ontmoeting met de Serviërs had alle
103
verwachtingspatronen ingelost. Het waren een bende gekken die in de
heuvels ronddwaalden, zonder doel, zonder ideologie, die alleen maar
luisterden naar de rethoriek van hun leiders. Het waren die leiders en hun
adelaarsnest waar we naartoe gingen.
Pale is een skidorp met houten huisjes en lage flatgebouwen. Het orthodoxe
ligt er wat verlaten bij, cafe's hebben de terasjes buitengezet. Radovan
Karadic heeft zijn intrek genomen in 'Hotel Panorama' een pensionnetje die
naam waardig. In ed vroegere eetzaal wordt nu vergaderd, de slaapkamers
zijn het Bosnisch Servisch machtscentrum. Maar voor we nog maar in de
buurt van het 'Panorama' mogen komen, moeten we eerst naar Hotel
Bistrik, boven op de Jahorina-berg, om een accreditatie te gaan halen.
Jahorina ligt 12 kilometer van Pale, voor hotel Bistrik stopten de skiliften.
De accreditatie aanvragen had veel weg van een kruisverhoor. Wie we waren,
waarom en hoelang we al in Bosnië waren, of we wel eens slechte dingen
over de Serviërs schreven. Onmiddellijk kreeg je het verwijt dat alle
journalisten pro-moslim waren, dat de Serviërs door heel de wereld als
zwarte schapen werden bestempeld. Het waren toch net de Serviërs die te
lijden haden. In de eerste wereldoorlog, de tweede wereldoorlog, in Tito's
Joegoslavië... eigenlijk zijn ze al onderdrukt geweest sinds de Slag bij Kosovo
die ze verloren, in 1389. Waarom was de hele wereld toch tegen heen?
Sonja Karadzic, de dochter van, was het hoofd van het 'Internationaal
Perscentrum'. De dikke matronne, die altijd vergezeld is van haar keffertje,
nam de eindbeslissing. Haar voorkomen was de ultieme SM-nachtmerrie.
Dik, in nauwe lederen of latex-pakjes gestoken, met roze en zwarte
oogschaduw, zwarte nagellak en borsten die uit hun veel te enge verpakking
wilden ontsnappen. Iedereen haatte haar, voor haar willekeur, haar
voorkomen en haar karakter. We krergen een accreditatie, die zeven dagen
104
geldig was, maar interviews waren onmogelijk. Iedereen in de regering was
druk bezig met andere dingen, Generaal Mladic, de opperbevelhebber van
de Bosnisch-Servische troepen, was ergens ten velde.
Zo zou het vast iedere keer gaan als ik naar Pale kwam. Iedereen in het
perscentrum was beleefd, vriendelijk, maar wimpelde de vragen van
journalisten af. Alleen de hele grote media zoals CNN of de BBC kregen
interviews, de kleiner vissen moesten het doen met de occasionele uitspraak
op de trap van een of ander gebouw waar vergaderd werd over het lot van
Bosnië en haar inwoners.
Ik ging dan maar ergens iets eten, en daalde dan de bergweg maar weer af,
richting Sarajevo. Het vreemde was dat alles in Pale zo normaal leek, dat
iedereen er vriendelijk was, dat niemand er echt uitzag alsof hij dagenlang
aan de frontlijn had gezeten. Er ewaren geen wapens te zien in het hele dorp,
weinig uniformen en iedereen leek alsof de oorlog in een ander land
gebeurde.
Ik wilde terug naar huis. Ik was er bij Damir tussenuit getrokken, omdat zijn
moeder na de eerste week eiste dat ik tweehonderdvijftig maark per week
betaalde voor mijn bank in de tochtige woonkamer. Ik had er het geld niet
voor, en die prijs was schromelijk overdreven. Via Renata, de tolk van Paul
Martin die nu, gratis, ook wel eens voor mij tolkte, had ik een nieuw
onderkomen gevonden. In de kazerne van het HOS, de kroatische militie in
Sarajevo. Tijdens de tweede wereldoorlog was het HOS de fascistische
militie die aan de kant van de Duitsers meestreed, maar in deze oorlog was
daar weinig van te merken. Geen Nazi-groet, een exremistische uitspraken,
gewoon tegen de 'historische' vijand strijden, zij aan zij met de Moslims. Het
merendeel van de soldaten waren trouwens moslims. Ik kreeg een eigen
kamertje toegewezen, met tijpmachine, en kon elke dag drie maalijden
105
krijgen. Eten gebeurde samen met Mato, de commandant, zijn vrouw
Jadranka en hun twee kinderen Maja en Nikola.
De kazerne zou voor lange tijd mijn thuis worden in Sarajevo. Een gratis
onderkomen vanwaar ik kon blijven doen wat ik graag deed: verslag
uitbrengen over de Bosnische oorlog...
106
107
Deel XI: Terug thuis.
Mijn geld was bijna op, mijn uithoudingsvermogen evenzeer. Drie maanden
lang was ik van huis weg, drie maanden lang had ik zowat elke dag kond
gedaan van de verschrikkingen van de oorlog, drie maanden waren te lang.
Vanuit de EBU belde ik naar mijn toenmalige vriendin met maar een wens:
een vliegtuigticket naar België. Marleen liet het enkeltje klaarlegen aan de
balie van Air Croatia in Split. Ik boekte een vlucht bij 'Maybe Airlines' bij
de Verenigde Naties.
108
In Zagreb moest ik blijven overnachten, in Hotel Jadran kreeg ik korting
omdat ik een kamer deelde met iemand van de humanitaire organisatie
Caritas, zij kregen vijftien procent vermindering. Ik sliep als een blok. De
volgende ochtend terug naar de luchthaven, richting Frankfurt, vandaar naar
Zaventem. Rond vijf uur kwam ik aan, mijn ouders stonden op me te
wachten.
Ik weet niet meer of ik veel heb gepraat op de weg naar huis, waarschijnlijk
niet. Ik was in de war. Heel de avond heb ik op mijn bed gelegennaar
muziek luisterend. Datzelfde liedje keer op keer: 'Twisting My Sobriety" van
Tanita Tikaram. Waarom weet ik niet...
Het ergst waren de mensen die voor de oorlog wel eens in Joegoslavië op
vakantie waren geweest. Zij wisten alles over het land, zij hadden alles
gezien, kenden de oude stad en zijn bazaar, niemand wist iets, iedereen was
blind, mensen bleven vragen wie nu tegen wie vocht, vooroordelen tegen
Moslims overheersten rechtvaardigheid. Waar twee vecheten hebben twee
schuld. Arm Vlaanderen. Waarom deed ik het allemaal, waarom luisterde
niemand naar wat ik al die tijd over de radio schreeuwde. Iedereen vond 'dat
ik het goed deed' mijn ouders glunderden, mijn fanclub groeide, maar
niemand luisterden naar de inhoud van mijn radiostukjes.
109
Na een week begon het weer te kriebelen. Ik was ondertussen al bij de radio
op bezoek geweest, had een paar tips en een leuke ontvangst gekregen. Roger
Adams, de toenmalige hoofdredacteur wilde dat ik terug ging. Maar mijn
onkosten kon hij niet terugbetalen. Zelfs het vliegtuigticket kon er niet af.
Met de trein ben ik terug gegaan naar Zagreb. Twee-en-twintig uur sporen,
dan weer naar Split en op de VN-vlucht naar Sarajevo. Ik was gelukkig, ik
was weer terug in Sarajevo, ik zou nog harder gaan werken...
Het was April, het was mooi weer, Sarajevo, here we ome. Ik had al het geld
dat ik verdiend had van mijn rekening gehaald, om in Sarajevo te kunnen
werken, om af en toe ook eens zoals die andere journaliste in een restaurant
te kunnen eten, om rond te kunnen reizen.
110
111
Deel XIII: De val van Srebrenica - 1E bedrijf.
Ik was nog maar net terug in Sarajevo, toen de stad gonsde van de
geruchten. Srebrenica zou gaan vallen. Argentinum, zoals de Romeinen het
stadje in de Drina-vallei noemden, was een van de drie oostelijke enclaves.
112
één Serviër in Sarajevo zou worden opgepakt en geëxecuteerd. Lagumdzija
had een tegenvoorstel: Heel Sarajevo zou alle humanitaire hulp weigeren
totdat er weer konvooien naar de oostelijke enclaves zouden worden
doorgelaten. Sarajevo ging in hongerstaking in solidariteit met de bevolking
van Srebrenica, Gorazde en Zepa.
Morillon nam een beslissing die hem voorgoed in discrediet zou brengen bij
zijn bazen in New York: hij zou zelf naar Srebrenica gaan. Op elf maart, drie
voertuigen vertrokken, over de duistere bosweggeltjes die naar de enclave
leidden. Morillon noteerde die dag het volgende in zijn dagboek:
Op dertien maart kon hij eindelijk vertrekken, richting Belgrado, waar hij
van de Serviërs gedaan kreeg dat een hulpkonvooi naar Srebrenica kon
uitrijden.
114
veroordelen elke vorm van etnische zuivering, maar als jet tegenover
duizenden vrouwen en kinderen staat die allen willen geëvacueerd worden,
kan je alleen maar helpen."
De commandant van Srebrenica besloot zich over te geven, maar vroeg aan
een van de weinge UNHCR-officials in de stad om een laatste bericht naar
Belgrado te sturen. Alle verdedigngslijnen waren verzwakt, de stad kon de
Serviërs niet meer op afstand houden.
116
Later werd het aantal SA's zoals ze in het jargo werden genoemd, uitgebreid
met Sarajevo, Tuzla, Bihac en de twee andere oostelijke enclaves Zepa en
Gorazde.
117
118
Deel XIV: Onderhandelen en nog meer
onderhandelen.
Iedereen was weer maar eens naar Genève gesommeerd om te praten over de
opdeling van Bosnie colgens etnische lijnen. De Bosnische regering, nog
steeds trouw aan het multi-etnische Bosnië van weleer, stond steevant
weigerachtig tegenover dit soort van oplossingen, maar ze stond met haar
rug tegen de muur. De Serviërs conroleerden meer dan twee derden van het
land, de Kroaten hadden hun greep op Herceg-Bosna gedurende de zomer
nog verder verstevigd. De regeringstroepen hadden hier en daar een stukje
Bosnië onder hun gezag, maar het land was een lappendeken geworden van
ministaatjes die waren uigeroepen ten koste van de Moslims.
119
De Amerikanen zetten de Bosnische regering onder druk om hun 'Joint-
Action-Plan' te tekenen. Het verschilde in essentie niet van het VO-plan,
Bosnië zou een losse unie worden van drie staten, de opdeling van Bosnië
was een feit. Ethnische zuiveringen werden beloond. Izetbegovic zwichtte
onder de druk van Washington en tekende het plan, Boban en de Bosnische
Serviërs volgden. De Kroaten en de Serviërs waren triomfantelijke. Zij
hadden hun doel bereikt, de wereld had hun een stuk van Bosnie gegeven:
53% voor de Serviërs, 17% voor de Kroaten. De Moslims hadden geen
uitweg naar de zee, maar speciale wegen zouden worden aangelegd, een
nieuwe haven moest worden gebouwd. Het plan was een doodgeboren kind,
Sarajevo zou voor twee jaar onder VN-mandaat staan, Mostar zou door de
EU worden geregeerd. Karadzic opperde zelfs om een tuunel te maken voor
de inwoners van Sarajevo zodat ze naar andere delen van het land zouden
kunne reizen.
120
121
Deel XV: NATO vliegtuigen boven Sarajevo.
In februari 1994 was ik voor toen dagen gaan skiën in Frankrijk, met een
aantal vrienden. Het was mijn eerste vakantie sinds ik in Bosnië was
aangekomen. Het was al een hele tijd rustig in de streek, dat wil zeggen dat
de oorlog zijn gewone gangetje ging. Sarajevo was nog steeds belegerd, de
Serviërs en de Kroaten hielden de Moslims in hun greep. De internationale
gemeenschap bleef maar onderhandelen, vredesplannen en speciale
afgezanten kwamen en gingen, maar mij kon het allemaal even gestolen
worden. De sneeuw was goed, het hotel ook, Bosnië liep niet weg. Toch
luisterde ik elke avond naar het nieuws, je wist maar nooit. De redactie had
mijn telefoonnummer.
122
de Markala-markt kon je altijd wel vanalles vinden. Het was druk.
Honderden mensen drumden tussen de kraampjes met hun golfplaten
afdakjes. Totdat de bom viel, een 120mm-granaat, die eerst op een van de
kraampjes viel, dan op een tafel, en toen ontplofte. Miljoenen stukjes
gloeiend metaal vlogen door het luchtruim. Bloedbad, Massacre, pijn,
doden, veel doden, afgerukte ledematen, hoofden. Bloed, veel bloed.
Achtenzestig doden en meer dan tweehonderd gewonden. De reactie van
Izetbegovic was spontaan. Slechts enkele uren na wat bekend zou worden als
de "Marketplace Massacre" riep hij de pers bij zich en deed, duidelijk
geschokt, een oproep aan de wereld om eindelijn iets te doen om de dood
van zijn landgenoten te wreken. 'Het is een zware, verschrikkelijke dag. Wij
Bosniërs voelen ons als ter doood veroordeeld. Elke regering die het
wapenembargo tegen dit land ophoud is mede verantwoordelijk voor dit
soort wreedheden."
Radovan kradzic was even snel bereid om zijn visie te spuien. Hij noemde
het hele bloedbad een toneelstuk van de Moslims. Het waen geen echte
lijken, het waren etalagepoppen en lijken uit het lijkenhuisje die de Moslims
daar hadden neergelegd en bespoten met varkensbloed om de Internationale
gemeenschap tot actie te dwingen. Hij beval zijn troepen om alle
humanitaire konvooien te blokeren totdat de UNPROFOR zijn leger
publiekelijk witwaste van alle schuld. Later nog zij hij dat de Moslims zelf de
std beschoten hadden om de wereld aan hun kant te krijgen.
123
afschoten, maar gedurende de twee-en-twintig maanden oorlog hadden de
Serviërs al meer dan een miljoen granaten en mortieren op Sarajevo
afgevuurd; het was te verwachten dat er wel minstens eentje op een
dichtbevolkte plaats terecht moest komen. Het was nergens veilig in Sarajeo.
Overal zie je de charecteristieke rozetten die opverblijven na een
granaatinslag.
124
Serviërs het plan; het zou de volgende dag getekend wworden op de
luchthaven. Rose had er echter niet op gerekend dat de Moslims, die hun
hoop op de NAVo hadden ingezet, het plan niet zouden steunen. Zij
kwamen niet opdagen op de meeting. Rose was woedend en stormde op
naar het presidencieel paleis, waar Izetbegovic net een interview gaf over de
nood aan air-strikes, gecombineerd met vredesbesprekingen. Rose onderbrak
het interview en dreigde ermee de Moslims zwart te maken voor de hele
wereld en te vertellen dat Izetbegovic weigerde te onderhandelen. De
president bond in en stuurde een delegatie naar de luchthaven om het vier-
punten-plan te ondertekenen.
Rose infromeerde de NAVO die de Serviërs voor de keuze stelde: het plan
binnen de tien dagen implementeren of zich voorbereiden op de eerste
gevechtsactie sinds het bondgenoodschap werd opgericht in 1949.
Ik was ondertussen al druk aan het pakken, gelukkig had ik mijn vakantie
kunnen uitskiën. Het ultimatum zou binnen twee dagen aflopen en ik was
gestrand op de luchthaven van Ancona, Italië, vanwaar de VN-vluchten naar
Sarajevo vertrokken. Meer dan driehonderd journalisten, cameramensen
enfotografen zten in de vertrekhal van de kleine regionale luchthaven te
wachten op transport naar de Bosnische hoofdstad. Humanitaire hulp was
nog steeds een prioriteit voor de VN, er waren slechts een vijftal plaatsen per
vlucht, en er waren nog welgeteld negentien vluchten voor het ultimatum
afliep. Op een of de ander manier bleeek toch iedereen in Sarajevo aan te
komen. In het Holiday Inn hotel waren er doorlopen briefings van de
NAVO en de VN over de vorderingen die werden gemaakt. Om stipt
125
middernacht liep het ultimatum af, dan zou de VN aankondigen of de
Serviërs zich bij de beslissingen van de internationale gemeenschap hadden
neergelegd of niet.
126
met de perskaarten en speciale pasjes van Sonja Karadzic, leve Generaal
Rose en de NAVO.
De detente bleef niet duren. De zware wapens die van rondom Sarajevo
waren weggetrokken begonnen zich rondom de enclave Gorazde op te
stellen. Gorazde was al lang een doorn in het oog van de Serviërs. Begin april
begonnen de kannen en tanks zich op te stellen voor de aanval, een paar
dagen later begonnen de bombardementen. De Servische troepen boekten
succes, de Moslims moesten steeds meer terrein prijsgeven. De Drinarivier
die Gorazde in twee snijdt was volledig in handen van de Bosnische
regeringstroepen totdat de Serviërs hun aanvallen begonnen op te drijven.
De eerste berichten bereikten de buitenwereld dat de Moslims de toestand
niet meer de baas konden, dat de vijand al tot aan de rand van de stad was
genaderd. De vogende dag waren ze de buitenwijken van Gorazde al
binnengetrokken. Het was hetzelfde scenario als met de Srebrenica-enclave,
het jaar voordien.
127
Britse en Amerikaanse jachtpiloten op om de Serviërs een lesje te leren. In
een eerste raid werd een tank vernield, de tweede golf vliegtuigen bestookten
een Servische commando-bunker. Er werd geen noemenswaardige schade
aangericht, de Serviërs haalden één Britse Harrier neer. De NAVO trok zich
terug, de Serviërs deden hetzelfde, onder druk van een ultimatum dat eerder
al vruchten had afgeworpen rondom Sarajevo; Gorazde was gered. De eerste
gevechtshandeling van de NAVO is een feit.
De NAVO zal in de loop van 1994 nog twee keer uitrukken om de Serviërs
te bombarderen omdat deze laatsten steeds weer proberen om onder de VN-
resoluties uit te muizen. In het begin lijken de luchtaanvallen van het
Bondgenoodschap nog indruk te maken op Karadzic en zijn generaals, maar
geleidelijk aan geraakt een mens aan alles gewend.
128
129
Deel XVI: Onderhandelingen en nog meer
onderhandelingen.
De grootmachten vinden dat het stillaan tijd word dat er komaf gemaakt
wordt met de Bosnische oorlog, dus wordt wordt eind april 1994 de
'Contact Group' in het leven geroepen. De Verenigde Staten, Rusland,
Duitsland, Frankrijk en Groot-Britannië gaan vergaderen over een nieuw
vredesplan dat Bosnië moet gaan opdelen in twee delen. De Republika
Srpska die nu meer dan 70% van het land in zijn greep houdt, zou 51%
mogen behouden, de rest zou naar de Bosnisch-Kroatische federatie gaan.
Die Federatie is een nieuwe politieke constructie die door de Amerikanen in
het leven werd geroepen om de oorlog tussen Moslims en Kroaten een halt
toe te roepen. Onder druk van de Verenigde Staten tekenden de Moslims en
Kroaten een staakt-het-vuren in Zagreb in Februari, het pakt wordt bezegeld
in de oprichting van een federatie als tegengewicht voor de Servische
dominantie in Bosnië. De Presidenten Izetbegovic en Tudjman
ondertekenen alle verdragen die van de vroegere vijanden weer partners moet
maken. De Federatie vormt een losse confederatie met Kroatie.
130
vredesinitiatief na te denken wordt het bestand in Juli met nog een maand
verlengd en ministers reizen af en aan om het plan te promoten. De Moslims
zien in het contactgroep-plan een uitweg, zeker nu ze niet langer in een
oorlog met de Kroaten zijn verwikkeld, maar de Serviërs weigeren het
vredesinitiatief te steunen. Het is een kaakslag in het gezicht van de
internationale gemeenschap; voor de zoveelste keer was iedereen weer terug
bij af. Of toch niet helemaal. Dit maal had het vredesplan de steun van de
Servische President Slobodan Milosevic. Milosevic was bereid het
indernationale plan te steunen om van de sancties af te komen en had het
pad van de nationalistische retoriek al een tijdje verlaten. In Servië werd
Karadzic steeds minder als een volksheld afgebeeld, er werd steeds meer
aandacht aan 's mans gokverslaving, z'n zwarthandel en
zijnongehoorzaamheid tegenover zijn beschermheren. Milosevic zou het plan
van de contactgroep steunen, heel de internationale gemeenschap kwam bij
hem over de vloer, maar Servies president had zijn greep op zijn poulin in
Pale verloren. Karadzic was niet onder de indruk van Milosevic'
dreigementen met sancties. Het hele plan was voor de Bosnishe Serviërs
onaanvaardbaar, ze zouden dertien steden moeten teruggeven aan de
Moslims, ze verloren delen van voor hen vitale wegen en andere
nutsvoorzieningen. Voor het regime in Pale was dat een overgave aan de
Moslims.
De regering in Sarajevo was ook niet erg opgezet met het nieuwe plan,
omdat het de agressie zou belonen. De Serviërs zouden 51% van het
grondgebied krijgen terwijl ze maar een derde van de Bosnische bevolking
uitmaakten. Maar eerste minister Harai Silajdzic was verstandig genoeg om
het plan niet meteen te verwerpen. Hij wist dat de Serviërs de voorwaarden
van het Contact-Group plan onaanvaardbaar vonden, hij zou het pas
131
afweren als de Serviërs dat eerst deden. Silajdzic kreeg gelijk. Karadzic
kelderde het plan.
132
veiligheidszone uitgeroepen, waar alle zware wapens uit moesten worden
teruggetrokken uit een zone van twintig kilometer. Negen-en-twintig
maanden waarin ze elke dag beschoten worden door hun agressors, de
Bosnische Serviërs die drie vierde van Bosnië onder hun controle hebben. En
nu beginnen ook de Krajina Serviërs zich in de strijd te mengen.
Tijdens het week-end viel een granaat op een café waar een dertigtal
jongeren waren. Het droeve resultaat: twee doden en twee-en-twintig zwaar
gewonden. "We kwamen schuilen voor de granaten, toen eentje naar binnen
kwam zeilen. Plots was er overal geschreew en bloed, vooral bloed. Ik ben nu
verlamd aan beide benen." De jongen die dit verteld is 15 jaar oud. Twee
bedden verder ligt een negentien jarig meisje, haar linkerbeen is afgezet, en
de helft van haar gezicht is weg. Afgerukt door een granaat. Haar vader staat
naast haar, met de tranen in de ogen: "Een bloedbad, ik heb er geen andere
woorden voor. Haar leven is voorbij, welke toekomst heeft mij kind nu..."
133
De enclave was in twee verdeeld, want in het noorden had Fikret Abdic, een
rivalisered leger opgezet dat wel wou onderhandelen en handel drijven met
de Serviërs. Abdic was lange tijd directeur geweest van Agrokomerc, een
landbouwcooperatief dat in zijn eentje zowat heel Bosnië bevoorraadde.
Maar de man had ook politieke ambities en behaalde in de verkiezingen van
1990 meer stemmen dan President Izetbegovi, maar hij zag af van zijn
politiek mandaat om zich met zijn bedrijf bezich te houden. Vanuit zijn
kasteel in Velika Kladusa regeerde hij ale een kleine despoot over zijn
onderdanen; de raad van bestuur van Agrokomerc waren zijn ministers. Hij
sloot verbonden met de Serviërs en viel zijn eigen enclavegenoten aan in ruil
voor de vrijwaring van zijn 'Autonome Provincie van West-Bosnië' voor de
oorlog.
Het Vijfde Korps van het Bosnische leger kreeg er nog een vijand bij.
134
135
Deel XVII: Ontmoeting in Sarajevo.
Fakica's huis was een soort van ontmoetingsplaats voor free-lance journalisten.
Harald, met wie ik al heel de oorlog flats in Zagreb deelde, woonde bij haar als
hij in Sarajevo was, een Nederlandse fotograaf had er zijn intrek genomen,
Fakica's dochter en haar vriend hadden er hun kamer, en de grootmoeder van de
familie waar Johan in die tijd in woonde had een flatje op het gelijksvloers in
hetzelfde gebouw. Het wsa er altijd volle bak, en de gezamelijke avondmalen
waren een belevenis op zich. Iedereen bracht iets mee, de huishoudster ging aan
de slag in de keuken en een uurtje later konden we de benen onder de tafel
schuiven.
Dit maal was het Consuela's verjaardag. Zij was een of andere Franse actrice die
met een container hulpgoederen naar Sarajevo was gekomen om het Nationale
Theater en zijn acteurs een hart onder de riem te steken.
136
Johan leek iedereen in huis te kennen, behalve mij, maar we hadden
onmiddellijk oogcontact. De hele avond hebben we maar een paar woorden
gewisseld. Ik was meteen weg van hem, hij van mij.
Het was een mooie lente, dat jaar, en de volgende dagen bracht ik alleen maar
met Johan door. het NAVO-ultimatum na het Market-place Massacre hat een
soort van luwte in de oorlog veroorzaakt, overal in de stad waren de terasjes
buitengezet. Urenlang hebben we gepraat, over vanalles en nog wat. Het 'klikte'
tussen ons, maar geen van beide durfde de stap te zetten.
Johan had mij verteld van zijn plannen om naar Algerije te gaan. Hij zou twee
maanden wegblijven, maar ik had hem verkeerd verstaan en ik dacht dat hij
voor lange tijd zou weggaan. Het kon nooit wat worden. Het zou te mooi
geweest zijnt.
Enkele dagen later vertrok hij naar Zagreb, met de belofte snel weer terug te
komen. Bijna elke dag telefonerde hij me, hij had een geschenkje voor me
gekocht en zou maar veertien dagen in Kroatië blijven. Hij is niet gekomen. Pas
enkele weken later kreeg ik van Harald te horen dat hij naar Algerije was
vertrokken. Mijn wereld stortte in. Hij kwam zeker nooit terug. Heel die zomer
lang heb ik aan je papa gedacht, aan mijn gemiste kansen, aan een toekomst die
nooit zou zijn.
Eind November kreeg ik een telefoontje. Het was Johan, of we mekaar ergens
konden ontmoeten in de stad. Mijn hart sprong, ik was gelukkig. Hij was
teruggekeerd, en diezelfde dag telefoneerde hij naar mij. Er was nog hoop. We
spraken de volgende dag af aan de katedraal van Sarajevo.
138
139
Deel XVIII: De Igmanberg.
De oorlog ging maar door, ik was nog steeds in Sarajevo, de BRTN nam nog
steeds radiostukjes af, kranten publiceerden nog steeds paginalange stukken
over de ontberingen van gewone stervelingen en de capriolen van de politici.
Maar er trad een soort van vermoeidheid op bij het publiek. Bosnië werd een
nieuw Libanon, een conflict zonder einde waar niemand kop noch staart aan
kreeg, een oorlog die ver van ons bed lag.
In de lente van 1995 gebeurde er weinig spectaculaire dingen die het publiek
nodig had om interesse te kunnen opbrengen voor de oorlog.
In Mei verschoof het strijdtoneel zich heel even weer naar Kroatië. De
regering in Zagreb was het moe steeds weer van de Verenigde Naties te
horen dat er onderhandeld werd over de herintegratie van de bezette
gebieden, zonder dat er concrete vorderingen werden gemaakt. Er werd in
het geheim gepland en voorbereid; eind April was het dan eindelijk zo ver.
In de vroege ochtend van de eerste mei 1995 lanceerde het Kroatische leger
een blitzaanval op de zogenaamde Sector West in West Slavonië, het kleinste
en minst goed verdedigbare deel van de Republiek Servische Krajina (RSK).
Niemand had ook maar iets kunnen vermoeden, maar het was een geslaagde
operatie. Binnen de drie dagen was het hele gebeuren voorbij. Het
merendeel van de separatischtische Serviërs was over de grens met Bosnië,
naar de Republika Srpska, gevlucht. Ze boden nagenoeg geen weerstand,
140
maar vanuit een ander deel van de RSK werden twee lange afstandsraketten
op Zagreb afgeschoten. Hun lading bestond uit een aantal granaten die op
hun beurt weer gevuld waren met duizenden kleine exploderende bolletjes.
Het aantal slachtoffers bleef beperkt maar Kroatië was met verstomming
geslagen. In heel heel het land loeiden de luchtafweersirenes, mensen
barikeerden zich in hun schuilkelders, maar de nationale radio en tv bleven
de hele dag lang nationalistische muziek en triomfantelijke berichten
uitzenden. Het uur van de bevrijding was nakend.
Het bleef voorlopig bij dat ene stukje bezet Kroatië. De andere bezette
gebieden zouden nog een tijdje moeten wachten om bevreid te worden.
Het was tijd om terug te keren naar Sarajevo. Terug over de Igmanberg, die
ik in de laatste maanden zo goed had leren kennen. De Bosnische hoofdstad
141
was nog steeds omsingeld, maar onder de luchthaven liep een soort van
rioolbuis, die de stad met de berg verbond. Igman was regeringsgebied. Met
onze perskaarten konden we per auto de luchthaven opversteken, de
Bosniërs moesten als ratten door de tunnel kruipen. De hele bevoorrading
van de stad verliep door deze levensader die slechts een meter breed en
anderhalf hoog was. Troepenverplaatsingen, zwarthandel, het gebeurde
allemaal door de zeshonderd meter lange rioolpijp.
Aan de andere kant van de Igmanberg ligt het niet-bezette deel van Bosnië,
de uitweg naar de wereld. Trucks rijden af en aan om toch maar zoveel
mogelijk goederen de stad in te brengen. Ik had de tocht over de berg al een
aantal keren voor mezelf gemaakt, nu vroegen ook anderen of ik voor hen
kon rijden.
“Om acht uur vertrekt de bus, je hoeft niet te reserveren, er is altijd plaats,”
zei het meisje van het busstation in Split over de telefoon. De volgende
ochtend stopte onze taxi om vijf minuten voor acht vlak voor het station in
de haven van Split. “Op peron 5,” was het antwoord op de vraag van mijn
Nederlandse collega Harald Doornbos.
Peron vijf was leeg, en de chaufeurs van de andere bussen mompelden onder
elkaar iets over ‘geen bussen meer naar Sarajevo, veel te gevaarlijk’. Een van
hen kwam op ons toelopen en bood ons een rit tot Tarcin aan, enkele
kilometers voor de Igmanberg, het laatste en gevaarlijkste deel van de reis
naar Sarajevo. Daar zou er om vijf uur een bus vanuit Zenica, in centraal-
Bosnië voorbijkomen, misschien dat die nog verder zou gaan.
142
Beter dat dan nog een extra dag te verliezen en het risico te lopen dat er ook
de volgende dag geen bussen meer naar de Bosnische hoofdstad zouden
rijden.
Dit keer zouden Harald en ik niet met de auto gaan, want andere collegas
hadden ons dat ten sterkste afgeraden. De Serviërs schoten op alles wat
bewoog, en het verkeer op de Igmanroute was een van hun belangrijkste
doelwitten. Langs die weg werd Sarajevo bevoorraad. Het was de enige
verbinding tussen de omcikelde stad en de ‘bevrijde gebieden’, de
buitenwereld vanwaar je zonder al te veel moeilijkheden naar Kroatië kon
rijden. Lange tijd was de weg ook open voor burgers, tijdens de relatieve rust
die er tot September 94 heerste. Tot de Serviërs besloten dat het genoeg was
en regelmatig op autos en vrachtwagens begonnen te schieten. TF1, de
Franse televisie, werd de afgelopen week twee maal geraakt, net als de BBC,
gelukkig reden beiden in gepanserde wagens. Anderen hadden niet zoveel
geluk.
Daarom wilden we het er te voet op wagen. Met de bus vanuit Split tot aan
het laatste Bosnische check-point, en dan drie kilometer te voet tot in
Hrasnica, aan de andere kant van de luchthaven op een negenhonderd meter
van Sarajevo.
Eindelijk kwam de bus dan toch, een half uur te laat. Een kilometer verder
besloot de chauffeur te stoppen voor tien minuten, om koffie te drinken.
Die tien minuten werden een uur, anderhalf uur. Over me in de bus zat een
143
Palestijnse jongen met z’n vader. Ook op weg naar Sarajevo. Hij was er al
sinds het begin van de oorlog niet meer geweest. Hij woont nu al sinds in
1991 in Tuzla waar hij naar toe vluchtte toen de oorlog in Kuweit uitbrak,
waar hij naar toe verhuisde om de problemen in z’n geboortestad Gaza te
ontlopen. Nu wil hij naar België uitwijken...
Het was duidelijk, de bus zou niet vertrekken. Een ‘taxi’-chauffeur bood ons
aan om ons voor 3000 frank naar Sarajevo te brengen, of beter gezegd, tot de
‘Osmica’ het laatste Bosnische controlepunt.
Samen met een Bosnisch meisje dat we in de bus hadden leren kennen
klommen we aan boord van de oude roestige Lada die een kabaal van
jewelste maakte; we zullen niet onopgemerkt Igman overrijden. Aan de voet
van de berg wensten de militairen ons veel geluk toe. De moskee in Lokve,
een kilometer verderop brande nog, een uurtje eerder vernield door zes
Servische granaten. Onderweg stopten we regelmatig om te vragen hoe de
situatie er wat verder op de weg uitzag. Duimen gingen omhoog om aan te
geven dat alles rustig was, maar niemand in de auto was er erg gerust in.
Hobbelend over het zandpad was iedereen met z’n eigen gedachten bezig, en
bij elk schot kromp het meisje achteraan in elkaar. De chauffeur vond het
nodig om overal commentaar bij te geven en als een volleerde gids toonde
hij ons de gevaarlijkste plekken vanwaar de Serviërs ons met hun tanks
konden beschieten. Toen we aan een controlepunt kwamen was de politie
verbaast ons te zien. Ze hadden de rode Lada zien passeren door een van de
haarspeldbochten, pijnlijk traag, (wat wij trouwens ook vonden), en zagen
hoe een tank twee granaten op ons afstuurde. Wij hadden niets gehoord
boven het ratelen en rammelen van het oude wrak...
Met de moed nog iets dieper in de schoenen dan voordien, reden we verder,
met de woorden van de politie nog naklinkend in onze oren, twee
144
tankgranaten... .Een paar kilometer verderop stopte de chauffeur, het einde
van de rit. Een groepje jongens kwam onmiddellijk op ons afgeschoten:
“trebate li nosaci?”, ‘hebben jullie dragers nodig?’. Dat hadden we. met alle
bagage die we bij ons hadden konden we de trip van twaalf kilometer niet
alleen aan. Twaalf kilometer te voet over smalle bergweggetjes, glibberig van
de modder en het drukke ‘verkeer’. Nermin vertelde hijgend onder het
gewicht, dat hij de tocht vaak drie maal per dag deed. “M’n vader is aan het
front gestorven en ik heb een zusje van zeven”. Nermin zelf is 14.
Lichtvoetig wandeld hij verder, met een twintigtal kilo’s op z’n rug. Ook hij
wijst de Servische posities aan. Sarajevo ligt in het donker, alleen enkele
ramen zijn verlicht want de regerieng heeft verorderd dat alles donker moet
zijn. Regelmatig licht de hemel op door de onophoudelijke
bombardementen die aan de gang zijn. We passeren de Serviërs op minder
dan 200 meter. Scherpschutters houden de paden scherp in de gaten, maar
onder de mantel van het schemerduister is het risico niet zo groot weet
Nermin. Ook de Bosniërs schieten er op los. Het kannon dat we
voorbijlopen braakt onophoudelijk granaten uit, die gericht zijn op Ilidza,
ooit een voorstad van Sarajevo, nu ‘de andere kant’. De bergwand is bezaaid
met auto- en vrachtwagenwrakken. Afgeschoten door de Serviërs of
gewoonweg van de weg geraakt tijdens de wintermaanden die onverbiddelijk
zijn in deze contreien.
Onze voeten en knieën doen pijn, de schouders voelen aan alsof ze van lood
zijn, maar we zijn bijna in Hrasnica. Nog maar een kilometer. Bijna
loodrecht naar beneden, over de scherpe stenen en de modder, maar de
stadslichtjes komen nu sneller dichterbij. Een taxi staat ons op te wachten
om ons naar Butmir te brengen, het gehucht waar de beroemde tunnel
onder de luchthaven van Sarajevo uitkomt. Na een half uurtje
145
onderhandelen mogen we er niet door. Buitenlanders hebben een speciale
toestemming nodig die je om half elf ‘s avonds niet meer kan krijgen.
Officieel bestaat die tunnel eigenlijk niet. Dus gaan we maar terug naar
Hrasnica, waar enkele vrienden ons nog een slaapplaats aanbieden en ons te
eten geven. De volgende ochtend zullen we het opnieuw proberen.
146
buitengewone mensen deden wij iets waar de anderen van huiverden: de
Igmanberg.
147
in te parkeren. Ook de blauwhelmen werden niet gespaard; de Servische
artilleristen richtten hun affuiten direct op de kazernes waar de
vredessoldaten zijn gelegerd. En in verschillende WPC’s begon zich een
inmiddels bekend scenario af te spelen: nogmaals verdwenen er een aantal
tanks en een tweetal 125 mm kanonnen. Voor de chef van de UNPROFOR,
Generaal Rupert Smith was de maat vol; alle voorwaarden waren daar om de
NAVO te vragen om luchtaanvallen uit te voeren tegen de Bosnische
Serviërs. Blauwhelmen in gevaar, zware wapens die uit de VN-opslagplaatsen
werden gestolen en rondreden in de uitsluitingszone van 20 km rondom
Sarajevo, en een veilige zone die steeds onveiliger werd. Smith moet, voor hij
de NAVO laat aanrukken, de toestemming hebben van de Speciale Afgezant
van de VN, Yasushi Akashi. De Japanner had al een week eerder het ‘njet’
gegeven toen Smith airstrikes vroeg na een granaataanval op Butmir, vlakbij
Sarajevo waarbij 11 burgers omkwamen. Maar de generaal was vastbesloten
en in een late perskonferentie kondigde hij aan dat de Bosnische Serviërs
voor een ultimatum stonden. Het eerste deel liep af op donderdag om 12
uur ‘s middags. Dan moesten de vier zware wapens die in de dagen voordien
uit de WCP’s gestolen waren, terug onder VN controle geplaatst worden,
anders zou de NAVO ingezet worden. Het tweede deel van het ultimatum
dat 24 uur later afliep, stipuleerde dat alle zware wapens moesten
teruggetrokken worden uit de 20 km zone rondom Sarajevo. Als dat niet
gebeurde, zou de NAVO nog eens terugkomen.
In Sarajevo, geloofde niemand dat het echt tot airstrikes zou komen, de VN
en de NAVO hadden al te veel beloften gedaan die ze niet nakwamen Er zou
wel weer een politieke oplossing komen die de impasse in Bosnië nog maar
eens zou verlengen. Om twaalf uur, toen het ultimatum afliep en de tanks
148
nog steeds niet naar de collectiepunten waren teruggekeerd, speurde iedereen
de hemel af, op zoek naar de jets van het Noordatlantische
bondgenootschap, maar er gebeurde niets. Tot vier uur ‘s middags, toen aan
de horizon plots zwarte rookpluimen opstegen, boven de weg die naar Pale,
het bolwerk van de Bosnische Serviërs, leidt. Explosies waren er niet te
horen, maar de jets scheerden laag over, doken en wentelden en keerden dan
vliegensvlug terug van waar ze kwamen. De Airstrikes waren een feit.
NAVO berichte onmiddellijk dat alle vliegtuigen veilig geland waren en dat
het doelwit vernietigd was. Het munitiedepot lag vlakbij Pale, waar ook de
leider van de separatistische Serviërs, Radovan Karadzic, woont. Die aarzelde
niet om de VN onmiddellijk te beschuldigen van misdaden tegen de
mensheid, het doden van onschuldige burgers en in één adem verklaarde hij
de oorlog aan de blauwhelmen.
Maar de reactie tegen de VN bleef uit. Het waren weer maar eens de burgers
die het slachtoffer werden van de terroristen in de heuvels. Vijf van de zes
veilige zones werden onophoudelijk beschoten, alsof de NAVO-luchtaanval
nooit bestaan had. In Sarajevo sloegen de raketten weer in, de Serviërs
hadden allen maar oog voor de woonwijken waar ze zoveel mogelijk schade
konden aanrichten.
149
De Serviërs spreiden hun onmacht en hun kleinheid in alle glorie ten toon
in Tuzla, waar men dat het minst verwachtte. De rust die in Tuzla al bijna
heel de oorlog heerste en het mooie weer hadden honderden jongeren de
terrasjes opgezocht. De cafés zaten vol en de muziek stond ongetwijfeld even
hard als op andere dagen. Tot twee granaten de muziek overstemden.
Daarna klonken alleen nog de kreten van de gewonden. De straat voor het
café annex disco lagen bezaaid met stukken mens, met hompen
uiteengereten vlees. De gangen van het hospitaal zagen rood van het bloed,
alle dokters, verpleegsters en iedereen die maar kon helpen werkten rondom
de klok. De Bosnische televisie zond rechtstreekse beelden uit. In alle
huiskamers werd gehuild, gevloekt en nog meer gehuild. Toen de volgende
morgen bekend werd dat het dodental in de loop van de nacht was
opgelopen tot 71, en dat er bijna 200 gewonden waren, maakte het verdriet
plaats voor woede. Woede tegen het lage terrorisme dat de Bosnische
Serviërs gebruikten wanneer ze het hadden moeten afleggen tegen een
internationale supermacht.
150
grondgebied bevonden, omsingeld waren door tot de tanden gewapende
Serviërs.
Karadzic heeft duidelijk gekozen voor een escalatie van de oorlog waarin hij
niet alleen de Bosnische regeringstroepen wil meesleuren, maar ook de
blauwhelmen en als het even kan het Noordatlantische bondgenootschap.
151
werden ze onmiddellijk neergeschoten dreigde één van Karadzic’ officieren
op de lokale TV.
Het werd de VN duidelijk dat de airstrikes niet langer mogelijk waren, dat
het personeel dat zich in de zelfuitgeroepen Republika Srpska bevond de
speelbal was van de Bosnische Serviërs. Alle WCP’s waren in hun handen, de
Fransen waren de eersten die zich moesten overgeven na een kortstondig
vuurgevecht. Steeds meer en meer kwamen de blauwhelmen in de greep van
de Serviërs die duidelijk voor een escalatie van het conflict kozen.
152
VN-controleposten op de Vrbanja-brug die Sarajevo rechtstreeks verbind
met de Servische kant van de stad. De verklede Serviërs overrompelende de
twee blauwhelmen die wachtlopen en overmeesteren de anderen die binnen
in hun versterkte container liggen te slapen. Heel de strategisch uiterst
belangrijke brug is in een mum van tijd in handen van de Serviërs.
De oude Bosniër bij de kapper had gelijk toen hij zei dat de NAVO zijn
leven niet kon verbeteren. In Bosnië gaat de oorlog gewoon door, met of
zonder de internationale gemeenschap.
153
Deel IXX: De val van Srebrenica - 2E deel.
De weg die van Sarajevo over de Igmanberg naar Tarcin aan de andere kant
leidt, slingert zich langs het houten wachthuisje, over het enige stukje asfalt
dat de hele route rijk is.
154
De soldaten wachten op hun marchbevel. Sommigen gaan naar de
Treskavic-berg, de anderen gaan de frontlijnen rondom Sarajevo versterken.
Ze liggen te lezen, wandelen en schieten vaak in de lucht, om de Serviërs die
op enkele kilometers verder gelegerd zijn te laten weten dat het menens is.
“Wij gaan Sarajevo bevrijden,” roept Edin, terwijl hij met de Bosnische vlag
zwaait. Een Franse blauwhelm staat toe te kijken, hij begrijpt er niet al te
veel van. Een week geleden was hij nog gegijzeld door de Serviërs in
Lukavica, nu zit hij op een berg omringd door duizenden Bosnische
regeringssoldaten. “Ze zitten hier al twee weken, met bussen en trucks
worden ze hier aangevoerd,” zegt hij, “en al die verhalen over slechte
bewapening, nou, ik heb wel wat anders gezien.” Langs heel de weg staan
zware wapens opgesteld. Kanonnen en mortieren die de posities van de
Bosnische Serviërs rondom Sarajevo onder schot houden. Maar ‘s nachts
wordt er niet geschoten want de lichtflitsen kunnen de posities verraden.
Vanaf Igman kan je zowel Sarajevo zelf, als plekken zoals Ilidza en Hadzici
zien. Daar zitten nu nog Serviers, maar als het van Edin en zijn mannen
afhing, zou dat morgen anders zijn. Ze zijn allen wel nerveus, en een beetje
angstig, maar dat willen ze niet echt toegeven. Wat Dino, een soldaat uit
Mostar, het meest verontrust is dat hij de streek helemaal niet kent, bij hem
is alles vlak, en is het mooi weer; Igman is een berg waar vorige maand nog
sneeuw lag en waar de mist zo dik als erwtesoep hangt.
Om niets aan het toeval over te laten, heeft het Bosnische leger ‘diversanten’,
spionen die het gebied van de vijand binnendringen en daar een weekje
tussen de mensen gaan wonen en hun ogen goed de kost te geven. Osman is
één van die infiltranten. Hij keerde terug naar Hadzici, waar hij tot voor de
oorlog woonde. “Ik ben ‘s nachts via sluipwegeltjes en door de riolering tot
in het centrum van Hadzici gegaan, dan heb ik de schuilplaats van mijn
155
voorganger opgezocht.” De kelder van een kapotgeschoten huis, vlak bij het
ziekenhuis, is de plek waar Osman en z’n collegas zich verschuilen. “Overdag
liep ik gewoon rond, ik praatte op de markt met mensen en gaf m’n ogen
goed de kost.” Het enige waar Osman voor moest oppassen waren
willekeurige politiecontroles op straat, maar zelfs daar was hij op voorbereid:
z’n oude identiteitskaart uit Tito’s tijd kan een oppervlakkige controle wel
doorstaan. Het vreemdst was het voor Osman toen hij z’n eigen huis, waar
hij geboren was, terugzag. “Daar wonen nu Chetniks, alles hebben ze mij
ontnomen. Daarom ga ik terug naar Hadzici, om mijn huis en mijn stadje
terug te krijgen.” En z’n bibliotheek. Osman verzamelde oude manuskripten
en wapens, uit de tijd dat de Turken in Bosnië de scepter zwaaiden. Het was
een collectie die z’n vader begonnen was en waarvan de waarde niet te
schatten was. Een deel vaqn die boeken heeft hij kunnen meenemen, een
ander deel heeft Osman met z’n vader begraven, maar het grootste deel is in
de handen van de Serviërs. Sommige documenten doken op op veilingen in
Parijs, in Londen werden enkele oude pistolen geveild.
Edin, Dino en Osman zijn uit verschillende delen van Bosnië maar ze
hebben allen één ding gemeen: ze willen de wurggreep van de Serviërs,
waarvan Sarajevo het symbool is, lossen. Zij gaan de belofte van President
Izetbegovic waarmaken die de burgers van Sarajevo beloofde dat het leger de
stad snel zal bevrijden zodat de mensen niet meer afhankelijk zijn van de
grillen van de Serviërs en zodat kinderen een normale jeugd kunnen leiden
zonder dat ze de schuilkelders in moeten omdat hus scholen weer eens onder
het granatenvuur liggen.
Sarajevo lijkt wel op een spookstad, niemand begeeft zich op straat, behalve
een eenzame geitenhoeder die z’n kudde leidt tussen de overgroeide
tramsporen die al bijna een jaar tot niets dienen.
156
Er hangt een drukkende, afwachtende sfeer boven de stad. De straten zijn zo
goed als leeg, op de politie en militairen na. Militairen die van overal uit
heel Bosnië naar Sarajevo zijn gekomen. Duizenden mannen uit Tuzla en
Zenica, steden die relatief gespaard werden door de Bosnische Serviërs. Tot
voor kort was het altijd anders geweest, toen gingen de soldaten van Sarajevo
de frontlijnen van andere steden versterken.
VN-bronnen, die tot eerder nog alle geruchten over een mogelijk offencief
kategoriek ontkenden, maken gewag van zo’n 25000 Bosnische soldaten in
Visoko die zich duidelijk voorbereiden op iets groots.
157
In Sarjevo is het speruur, dat pas een maand geleden tot 11 uur ‘s avonds
was verlaat, weer teruggezet naar 9 uur; heelder delen van de stad zijn tot
‘oorlogszone’ verklaard en dus ontoegankelijk verklaard voor iedereen die en
niet woont. Volgens enkele hardnekkige geruchten zouden zelfs enkele
gebouwen die te dicht bij de frontlijnen liggen op bevel van het leger
ontruimd zijn. De bewoners moeten maar onderdak zoeken bij vrienden en
familie die in veiliger delen van de stad wonen.
Het offencief rond Sarajevo loopt af met een sisser. Ondanks het overwicht
aan manschappen kan het Bosnische leger de omsingeling niet doorbreken.
Te kort aan zwaar materiaal, te kort aan communicatie en coordinatië, en
een slechte organisatie. De Serviërs hebben heel de infrastructuur van het
158
JNA overgenomen, zij hebben geschoolde officieren aan hun kant, en ze
spelen vals. Zodra het Bosnische leger de aanval inzet, moet de
burgerbevolking van Sarajevo het ontgelden. Genadeloos worden
woonwijken onder vuur genomen, sluipschutters houden heelder straten in
hun greep.
De gewone dingen zijn echter niet het belangrijkst, het grootste probleem
vormen die dingen die de VN’ners nodig hebben om hun taak uit te voeren.
Brandstof bijvoorbeeld. Volgens de woordvoerder van het Nederlandse
contingent is de dead-line bijna bereikt.
159
verste observatieposten te bevoorraden. “De lokale bevolking heeft begrip
voor onze situatie,” zegt Karremans, “en we kunnen dan ook van hen
paardewagens en kleine tractors huren om onze jongens te bevoorraden die
te ver weg zitten om elke dag te voet naar de basis terug te komen lopen.”
Vers voedsel hebben de mannen van Karremans nog voor een tweetal dagen,
daarna moeten ze op gevechtsrantsoenen overschakelen. Maar om die
rantsoenen op te warmen hebben ze weer diezel nodig...
Kris Janowski van het UNHCR spreekt van een regelrechte humanitaire
ramp; mensen zijn in allerijl vertrokken, hun weinige bezittingen met zich
meedragend in tassen. “Aan alles is er nood,” zegt Janowski, “we hebben
dekens nodig, matrassen, tenten, jerrycans, alles.” Het UNHCR heeft al die
goederen opgeslagen in grote stapelhuuizen, vanuit Belgrado kan binnen het
uur een konvooi vrachtwagens naar Srbrenica vertrekken. Van daar uit is het
een uurtje rijden naar de grens met Bosnië, daarna wordt tijd een rekbaar
begrip, want het is steevast wachten op toestemming van de Bosnische
Serviërs.
161
moeten slapen, onder de open hemel, onbewust van wat hen nog te wachten
staat.
Terwijl zij daar zitten, praten de Europese leiders over wat er moet gebeuren,
veroordelen presidenten, Secretarissen-generaals en premiers de Bosnische
Serviërs. De Enige premier die weet wat er moet gebeuren is de Bosnische
premier. Hij eist dat de wereld het wapeneembargo tegen Bosnië opheft en
hij nodigt alle bevriende landen uit zich aan de kant van de Bosniërs te
scharen en mee te strijden tegen de Serviërs. Om het werk van de Verenigde
Naties over te nemen die toonden dat zij niet bij machte zijn de bvolking
van een veilige zone te beschermen, ondanks eerder gemaakte beloften.
162
Meer dan honderd autobussen, volgepropt met mensen die alles wat ze nog
bezitten in enkele zakken konden proppen.
“We zaten net aan het ontbijt toen twee Chetniks binnenkwamen,” zegt
Alema, “Mijn man en m’n oudste zoon werden onmiddellijk in de boeien
geslagen en in een vrachtwagen geworpen, ‘voor ondervraging’ lachten de
Serviërs.” Sindsdien heeft zij niets meer van haar zoon of haar man
vernomen; misschien zijn ze dood, misschien zitten ze in het
gevangenenkamp in Bratunac.
Volgens het Internationale Comitee van het Rode Kruis, dat zich om het lot
en welzijn van krijgsgevangenen bekommert, zouden er zo’n 8.000 mensen
verdwenen zijn. Het merendeel onder hen mannen van weerbare leeftijd,
maar ook een hele hoop jonge vrouwen. In het verleden hebben de
Bosnische Serviërs er hun hand nooit voor omgedraaid om meisjes
wekenlang in gevangenschap te houden in speciale verkrachtingskampen.
Steeds meer horrorverhalen bereiken Tuzla, verhalen over verkrachtingen,
moorden en mishandelingen. De internationale hulporganisaties die de
duizenden vluchtelingen opvangen, tekenen al deze verhalen op, maar in
Srebrenica zelf kunnen ze niet gaan kijken wat er werkelijk aan de hand is,
want de Bosnische Serviërs willen geen toestemming geven. Vaak ben je
beschaamd om vluchtelingen te vragen naar die ervaringen, want je wil hen
niet kwetsen, maar zodra de opschrijfboekjes boven kwamen, troepten
verschillende mensen samen om hun verhaal uit de doeken te doen.
Verhalen over angst, onwetendheid, woede en moedeloosheid.
163
nieuwkomelingen hen gaf, weer in de kiem gesmoord werd toen bleek dat de
namen van hun vermiste geliefden niet op de lijst stond.
Ifeta is een van die vrouwen die elke soldaat die voorbijgelopen komt
aanhoud om hem te vragen of hij iets weet van haar man, vader of broer.
Maar zij zijn er niet bij. “Over mijn man heb ik geen nieuws, niks. Iedereen
komt hier aan, maar hij is er nier bij. Ik weet niet wat ik moet doen, zal hij
komen of niet. Ik vraag iedereen of ze iets van hem weten, maar niemand
heeft mijn man gezien, hij is er niet bij.” Ifeta huilt, als ze ziet hoe een
jongen z’n zus terugvindt, uit blijdchap voor hen, en omdat ze steeds
wanhopiger wordt dat haar mansvolk niet bij de pas aangekomenen is.
“Ik weet niks meer,” snikt ze, “sommige gewonden zijn ook aangekomen,
mijn neef en mijn vader zijn met hen teruggekeerd. Zij vertelden hoe een
man zijn wangen werden uitgesneden en z’n tong werd afgeknipt. Hij kon
alleen maar met handgebaren om hulp smeken.”
Fikret’s verhaal is al even gruwelijk. Mankend loopt hij door het kamp, op
zoek naar de gaarkeuken. Hij is te hongerig om op zoek te gaan naar z’n
familie. Eerst moet hij iets eten. Voortstrompelend op z’n kapotte schoenen,
waar bovenuit bebloed verband zichtbaar is, vertelt hij hoe hij en z’n oudere
broer naar Tuzla zijn gewandeld. “Verschrikkelijk, vreselijk,” zijn de eerste
worden die hij kan uitbrengen. “Doornen en takken...kijk naar m’n broek,
helemaal gescheurd. We liepen dag en nacht, in collone. Duizenden en
duizenden mensen.” Het joch, dat er niet ouder uitziet dan veertien, kan van
vermoeidheid en ontbering amper praten. Slapen kon onderweg niet, hij kon
even doezen als hij zich moest verbergen voor de Bosnische Serviërs die hen
achternazaten. Ze dronken het water uit kreken en aten boombladeren. Het
weinige eten dat ze van thuis meenamen was de eerste dag al op.
“Verschillenden onder ons stierven van ontbering, zij konden niet meer
164
verder, ik weet niet hoe ik het gehaald heb,” vertelt Fikret. Anderen werden
gek en pleegden zelfmoord door zich door het hoofd te schieten of zichzelf
op te blazen met een handgranaat.
Eindelijk heeft Fikret de gaarkeuken bereikt. Hij krijgt een kommetje van
een vriendelijke dame die gebaart dat hij in de rij moet wachten. Daar wordt
hij onmiddellijk ondervraagt door de andere wachtenden, die willen weten
of hun mannen, zonen of broers in Tuzla zijn aangekomen. Fikret geeft
traag antwoord, zijn ogen op de ketel zuurkool gefixeerd.
165
De Nederlandse blauwhelmen wordt verweten dat zij niets hebben gedaan
om de burgerbevolking van Srebrenica te verdendigen. Dat is juist, maar hoe
konden zij het opnemen, met het mandaat van de Verenigde Naties, met
hun lichte bewapening, met hun klein aantal, tegen de goed geoliede
Servische oorlogsmachine. Onmogelijk. De verantwoordelijkheid ligt bij de
hoge VN-functionarisen, bij Yasushi Akashi, die elke aanvraag voor
luchtaanvallen door de NAVO van de hand wees. De schuld licht bij de
westerse regeringen, die weigerden om eerder in te grijpen. De schuld ligt
bij Radovan Karadzic en Generaal Mladic, bij de duizenden Servische
Soldaten die hebben deelgenomen aan de zuiveringen
Shame on them!!!
166
167
Deel XX: Getrouwd en vertrekken uit Sarajevo.
Van Johans vrienden zijn er uiteindelijk maar weinigen komen opdagen, want
de Kroaten hadden echt geen ander moment kunnen vinden om het tweede stuk
van de Republika Serpska Krajina te bevrijden. Alle journalisten waren
vertrokken. Alleen Johan en Johnny-boy waren gebleven.
De trouwceremonie was maar een kort gebeuren. Even voorlezen wat onze
rechten en plichten waren, trouwringen uitwisselen en zoenen. Het duurde nog
geen tien minuten. De foto's laten zien wat de oorlog heeft aangericht; alle
ramen van de gebouwen zijn stuk, vervangen door plastiek folie.
Daarna zijn we, samen met John en Amela, terug naar mijn ouders gereden om
te vieren, daarna naar de Rudic-familie waar Johan zo lang had gewoond.
168
Tegen zeven uur hadden we afgesproken in ons favoriete restaurant, Jez, waar
we bijna elke week gingen eten. We konden niet erg lang blijven, want de
meesten van ons hadden geen vergunning voor het speruur dat om 23 uur
inging, maar het werd een fijne avond, een dag om nooit meer te vergeten.
Enkele dagen later zijn we uit Sarajevo vertrokken. Voor mij was het de eerste
keer sinds de oorlog uitbrak. We zouden over de Igmanberg rijden, waarover ik
al zovele wilde verhalen had gehoord. Aan de voet van de berg moesten we een
paar uur wachten omdat de ene of andere regeringsdelegatie naar beneden moest
komen. De Serviërs leken dat ook te weten want de weg werd onophoudelijk
beschoten vanuit Ilidza, een van de Servische wijken van Sarajevo.
Maar Johan kende de weg, hij had zowat elke nacht, tot een week voor ons
huwelijk, het traject gereden, en ik had het volste vertrouwen in hem Maar toch
voelde ik me ongemakkelijk, en John, die met ons meereed, leek ook niet erg
gerust.
Na drei uur wachten werd dan eindelijk het startsein gegeven. Met gedoofde
lichten reden we de bergweg op, oerend hard. Ik zag geen steek, maar Johan leek
te weten wat hij deed, hij had zlfs nog tijd om ons aan te wijzen waar het
gevaarlijk was, waar de meeste wagens in de ravijn donderden, waar hij zelf
beschoten was geweest. Ik wou dat de rit voorbij was.
Aan de andere kant van de berg begon een nieuwe wereld. Hier leek het of de
oorlog nooit had gewoed. Vrachtwagens reden af en aan, er was electriciteit,
gevulde winkels.
169
huije in Split gehuurd waar we een paar dagen konden verblijven voor we naar
België zouden afreizen. Het was een soort van huwelijksreis, maar ik had er
moeite mee te genieten. De shock was zo groot, onbeschrijfelijk. In restaurants
kon je alles krijgen, we aten vis en zeevruchten, ijsjes en taart, allemaal dingen
die je in Sarajevo niet kon krijgen. Sarajevo, dichtbij maar onbereikbaar ver
leek het me allemaal.
Je kan niet beginnen te omschrijven wat ik allemaal voelde, het heeft geen zin.
Mijn leven had een nieuwe wending genomen, alles zou weer goed komen, er
was weer hoop, ik had een toekomst.
Na een weekje zijn we naar Antwerpen vertrokken, naar de ouders van Johan.
Als koningen werden we onthaald, maar ook hier was de kultuurshock enorm. Ik
werd meegesleurd in de maalstroom der gebeurtenissen. Alles ging zo snel. Op
negen september zijn we dan voor de kerk getrouwd, een dienst zonder specifieke
vermeldingen over het geloof, gewoon een eredienst waarin we mekaar voor God
en de gemeenschap eeuwige trouw beloofden. We waren getrouwd, we waren
man en vrouw, we zullen mekaar in goede en kwade dagen steunen. Ik ben
gelukkig.
Het huwelijksfeest was als uit een sprookje. De zaal, het eten de gasten, de kledij,
maar vooral het dessertenbuffet. Drie maal ben ik mijn bordje gaan vullen, ik
wou nog wel en keertje teruggaan, maar de schaamte weerhield me. Mijn
kersverse schoonvadere gaf me het mooiste geschenk: een speech in mijn
moedertaal. De arme man hed er dagenlang over gedaan omm onze onmogelijke
taal te leren uitspreken. Urenlang had hij zich voor ons verborgen in het
tuinhuisje om er zijn tong te breken over woorden als 'strpljevo', wat heel
toepasselijk geduldig betekend.
171
172
Deel XXI: De gemiste offensieven.
De Kroaten hadden in Augustus komaf gemaakt met het zuidelijk deel van
de RSK, waardoor ook de Bihac-enclave van een van haar vijanden verlost
was. Sterker nog, het vijfde korps van het Bosnische leger had de steun van
de Kroaten gevraagd om vanuit de Bihac-pocket een uitval naar het oosten te
wagen. De Kroaten stuurden tanks en zware artillerie, de Moslims leverden
het voetvolk. Maar het gaat allemaal een beetje aan me voorbij. Ik ben met
Aida teruggekeerd naar België waar we de toer van de familieleden moeten
doen, waar we aan ons kerkelijk huwelijk voorbereiden. we hebben nog
zoveel te doen. De hele maand augustus regent het granaten op Sarajevo. Ik
ben blij de stad te hebben verlaten, al was het maar voor Aida.. Op 28
Augustus valt er weer een Servische 120mm granaat op een marktplaats,
amper een honderdtal meter van waar het vorige groot bloedbad, het
Marketplace Massacre, gebeurde. Weer werden diezelfde beelden de wereld
rondgestuurd. 37 doden en 85 gewonden in plassen bloed, huilende,
schreeuwende mensen. Af en aan rijdende ambulances.
Ditmaal is de maat echt vol. De NAVO besluit twee dagen later tot massale
luchtaanvallen over te gaan tegen de Bosnische Serviërs. Tot nu toe was de
gulden regel steeds 'proportionate response' geweest, maar die tijden waren
voorbij. Golf na golf jachtvliegtuigen kwamen aanzetten, dropten hun
bommen en verdwenen weer naar hun basis in Italië. Bijna alle NAVO-
lidstaten namen aan de raids deel. Het doel was om het Servische leger voor
173
eens en voor altijd te kreupelen, om aanvoerwegen af te snijden, om
strategische bruggen op te blazen. Vanaf de Igmanberg leverde de Rapid
Reaction Force de nodige artilleriesteun. De RRF was in het leven geroepen
na de gijzelingen van de Blauwhelmen in mei 1995, om de vredessoldaten te
beschermen. Dit maal waren de Engelsen en Fransen niet in het blauw maar
in het groen gekomen, als een gevechtseenheid en niet als een vredesmacht.
174
vluchtelingen waren op weg naar Banja Luka, voor het eerst sinds het begin
van de oorlog waren de rollen eens omgekeerd. Meer dan 4000 vierkante
kilometer werd heroverd.
Het was tijd om weer eens aan de onderhandelingstafel aan te zitten. Sinds
de zomer hadden de Amerikanen een nieuwe onderhandelaar naar de Balkan
gestuurd: Richard Holbrook. Holbrook was de onderminister van
buitenlandse zaken, belast met Europa en Canada. Hij had in het begin van
zijn benoeming gezegd hoe dan ook geen interesse te hebben voor de
problemen op de Balkan, maar stillaan raakte hij geïnteresseerd voor het
fenomeen. Hij begon aan een indrukwekkend staaltje pendeldiplomatie. 's
Ochtends ontbijten met Izetbegovic, Lunch met Tudjman en dan naar
Belgrado.
175
De tweede, serieuze onderhandelingsronde zal in Dayton, Ohio, doorgaan,
op de Wright-Patterson Luchtmachtbasis. Radovan Karadzic stelt Slobodan
Milosevic aan als onderhandelaar van de Bosnische Serviërs. De gesprekken
beginnen op één November onder het voorzitterschap van Richard
Holbrook die niet van plan is om Izetbegovic, Tudjman en Milosevic te
laten gaan voor ze zijn vredesplan ondertekenen. Het plan behelst een
algemene regeling voor heel Bosnië, en het eerste accoord dat op acht
november werd ondertekend bezegeld de Bosnisch-Kroatische federatie.
Moslims en Kroaten komen overeen dat ze aan gezamelijke instellingen
zullen werken en dat ze de macht zullen verdelen tussen het nationaal,
Bosnisch parlement en een Federaal parlement. Nog tijdens de gesprekken
in Dayton, worden Karadzic en zijn generaal Ratko Mladic door het
Oorlogstribunaal in Den Haag in staat van beschuldiging gesteld. De
aanklacht luidt: Genocide tegen de Moslims en Misdaden tegen de
Mensheid.
176
President Izetbegovic was niet onverdeeld gelukkig met de beslissing die hij
onder Amerikaase druk heeft genomen, maar hij zei: "Ik voel me als een man
die een bitter maar belangrijk medicijn moet slikken. Beter een
onrechtvaardige vrede dan een rechtvaardige oorlog."
Het hele plan ging van start op 21 december, een week na de ondertekening
van het vredesverdrag in Parijs. Op de luchthaven van Sarajevo werd een
kleine plechtigheid gehouden toen de VN-commandant het bevel overdroeg
aan zijn collega van de NAVO, Admiraal Leighton Smith. Overal ten velde
werden vlaggen verwisseld, voertuigen overschilderd en de NAVO begon
177
aan haar eerste taak: het opruimen van controleposten op de weg en positie
innemen op de voormalige frontlijnen.
Het zwaarst viel hen het verlies van de buitenwijken van Sarajevo. Voor de
Serviërs moest en zou een deel van de Bosnische Hoofdstad 'Srpski Sarajevo'
blijven, maar het Dayton accoord zag de zaken anders. Sarajevo moest een
onverdeelde stad worden, waarin plaats was voor iedereen. Het feit dat vijf
wijken weer onder Moslimcontrole zouden komen veranderde daar niets
aan.
De Serviërs organiseerden een referendum over het al dan niet acceptern van
de overdracht, maar de internationale gemeenschap had daar geen oren naar.
Sarajevo moest en zou herenigd worden.
Het merendeel van de Serviërs van Vogosca wachtte dit historisch moment
echter liever niet af. Alles wat ze maar mee konden nemen werd op bussen,
vrachwagens en zelf paardekarren geladen, en in chaos vertrokken ze richting
178
Pale, hun zelfuitgeroepen hoofdstad. Deuren, ramen, hooi-hoppers en zelfs
de doden namen ze mee.
24
Spelling van Republica Srpska is correct, dus voeg geen klinkers toe !!!
179
gemeenschap de civiele kant van de nieuwe Bosnische vrede behartigt: "Als
Sarajevo verdeeld wordt volgens etnische lijnen, heeft dat repercusies voor
heel Bosnië." Terwijl hij deze gedachte met de pers deelde voor het
gemeentehuis van Vogosca, reed weer een collone auto's voorbij, afgeladen
vol met huisraad en Serviërs.
Ook in de vier ander wijken die voor de 20e maart weer onder controle van
de de Bosnische regering komen, is de paniek uitgebroken. In Ilidza is het
verkeer de laatste dagen een chaos, omdat vrachtwagens af en aan rijden om
te helpen te verhuizen. Niemand wil blijven, vertellen de mannen in cafe
'Jager' ons, en vervallen dan in de gewoonlijke tirrade tegen de Moslims,
Turken in hun bewoordingen, die de meest barbaarse praktijken hebben,
zeker in het folteren van Serviërs.
"Een tragedie, een catastrofe," is het enige commentaar van een Franse VN-
gendarme die, hulpeloos, op een kruispunt in Ilidza naar de colonne trucks,
tractors en bussen stond te kijken.
180
maar de meeste van de naar schatting 1500 Serviërs die wilden blijven,
hielden zich verscholen. De stokebranden, jonge heethoofden die alles achter
zich in brand staken om te beletten dat er Serviërs zouden achterblijven in
Grbavica, hadden er mee gedreigd onder de mantel der duisternis terug
keren. De Servische politie had eerder die dag al haar boeltje gepakt na het
ritueel strijken van de vlag. Maar zij waren toch niet van veel nut, want toen
de IFOR-troepen in een zeldzame bui van rechtschapenheid groepjes
plunderend tuig arresteerden en naar de lokale politie escorteerde, lieten die
hen via de achterdeur onmiddellijk weer vrij.
Toen de politiemannen, die zelf bijna allemaal uit Grbavica kwamen, achter
de Bosnische vlag marcheerden, werden zij toegejuigt door de enkelen die de
in de wijk waren achtergebleven.
Nadat aan alle uiterlijke ceremoniën voldaan was, begonnen omstreeks tien
uur de burgers de straten te vullen; voor het papierje over het gevaar voor
mijnen, dat Franse gendarmes uitdeelden, hadden weinigen oog.
181
Met tranen in de ogen werden oude buren weer omhelst. Voor even werden
de 42 oorlogsmaanden vergeten, er werd naar de gezondheid en de kinderen
geinformeerd, dan werden de trappen naar de oude woning beklommen.
Vanuit z'n flat kijkt Ismet uit over het marktplaatsje; alles is uitgebrand, de
Bosnische brandweer rolt de laatste slangen op; enkele rookpluimpjes zijn
nog te zien op de heuvel aan de horizon. In het appartementje van 30
vierkante meter waar Ismet vroeger woonde staat niets meer, op de badkuip
en een muurkastje na. Zelfs de stopcontacten hebben ze uit de wanden
gehaalt. De (Servische) buurvrouw komt een kijkje nemen, zij weet dat alles
wat er in de woning stond eergisteren op een vrachtwagen werd gelaten door
de vorige bewoners. Waarheen die vertrokken zijn weet ze niet. Ismet rookt
een sigaret, kijkt om zich heen en begint zich luidop af te vragen hoe hij,
met z'n pensioen van 200 frank per maand ooit weer kan leven in Grbavica.
Zelfs een nieuw bed kan hij zich niet permiteren, laat staan huisraad of
meubilair. Maar hij is thuis, hij is geen vluchteling meer, en dat maakt de
toekomst al heel wat rooskleuriger... .
Alle militaire bepalingen van het vredesproces zijn uitgevoerd, de civiele kant
gaat stilletjesaan zijn gangetje. Aan vrede moet gebouwd worden, stap voor
stap. Het nieuwe Bosnië kan niet door de internationale gemeenschap
worden gerealiseerd, de echte vrede moet vanuit de Bosniërs zelf komen. De
NAVo en alle andere instellingen die in Bosnië aan de slag zijn, kunnen
alleen maar aanmoedigen en helpen waar nodig, de rest moeten de mensen
zelf doen...
182
183
Deel XXII: De verkiezingen: terug naar af?
184
• Het Huis van Afgevaardigden voor Bosnië-Hercegovina, het Parlement
van de Bosnisch-Kroatische federatie, voor de president en het nationaal
parlement van de Republika Srpska
Voor Bill Clinton, die in november zelf voor verkiezingen staat, moet de
Bosnische stembusgang hoe dan ook een succes zijn, hij wil het netelige
probleem Bosnië van z'n agenda hebben, maar de problemen zijn legio.
"Het nieuwe Bosnië wordt één van de meest gedecentraliseerde staten van de
wereld,' vertelde Karl Bild, de Hoge Vertegenwoordiger van de
Internationale Gemeenschap..
185
Demokratische Partij (SDS) en Kresimir Zubak van de Kroatische
Demokratische Unie (HDZ). Maar niet heel Bosnië kan op elk van deze
kandidaten stemmen. In de Servische entiteit kan alleen maar voor een
Serviër worden gekozen, in de Federatie kunnen de Moslims alleen maar
voor een Moslim stemmen, de Kroaten alleen maar op hun volksgenoten.
Aan de stemlokalen was het drummen. Het leek wel alsof iedereen aan het
nieuwe Bosnië wilde meewerken. De deuren gingen open om zeven uur 's
ochtends, maar de rijen wachtenden waren vaak tientallen meters lang. De
Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), die de
verkiezingen organiseert, had uitgerekend dat het per persoon zo'n tien
minuten zou duren om de stembiljetten in te vullen en in de juiste doos te
stoppen. In Europa duurt de stembusgang gemiddeld twee minuten.
186
nieuw regime in de hoop terug te kunnen keren naar hun dorpen. Frowick
moet zich bij deze vluchtelingen excuseren" aldus Pack.
187
Toch kan hij niet naar Pale gaan. Hij moet gaan stemmen in een fabriekje
even buiten het stadje want om incidenten te vermijden achtte de OVSE het
beter vluchtelingen niet los te laten op de lokale bevolking.
Ach, het is slechts de tweede keer in hun leven dat deze mensen aan
erkiezingen deelnemen. De vorige maal, in 1990, leidde de stembusgang
naar de oorlog, je zou voor minder aarzelen om aan de demokratie deel te
nemen.
Hajrudin is tevreden: "Ik heb gestemd voor een nieuw Bosnië, om een
nieuwe staat te bouwen waarin de politici wat meer aan de mensen denke,
188
waarin we weer dichter bij mekaar kunnen komen, waarin ik weer naar mijn
huis kan terugkeren."
Het waren diezelfde woorden die ook Biljana Plavsic, de president van de
Servische Republiek, op elke verkiezingsralley door de luidsprekers bleirde.
Zij wil zich weer laten verkiezen; het belangrijkste programmapunt voor haar
en haar partij, het SDS, is de afscheiding van de Republika Srpska van
Bosnië, en de aansluiting bij Joegoslavië. "Groot Servië is het einddoel, en
met de Servische Demokratische Partij zullem we dat doel bereiken."
189
Beligerente taal, die niet in de geest van het Dayton-accoord past. De
waakhond van de OVSE, de Elections Appeal Sub-Commision, stelde
Plavsic op de dag voor de verkiezingen voor de keuze: òf zich publiekelijk
verontschuldigen voor haar uitspraken, òf de eerste vijf kopstukken van de
SDS zouden van de lijst worden geschrapt. Biljana Palvsic koos voor de
eerste optie. Met een stalen gezicht las ze de door de OVSE gedicteerde tekst
voor, het was de laatste gang naar Canossa in een SDS-campagne die bol
stond van de frauduleuze praktijken.
Het tellen van de stemmen was een lang proces; de uitslag was voorspelbaar.
Alija Izetbegovic werd hoofd van het Presidencieel college, Zubak en
Krajsnik worden zijn handlangers. De opkomst voor de verkiezingen was
groot. Misschien wel te groot. In 1990 was de opkomst zo'n vijfenzeventg
procent, dit maal variëren de cijfers tussen de achtennegentig en de
honderdennegen procent. 'Ach, het waren geen echte vrije, democratische
verkiezingen zoals we die bij ons kennen, ' schokschouderd Ed van Thijn,
voormalig burgemeester van Amsterdam en nu hoofd van de
waarnemersmissie van de OVSE, "maar je mag niet vergeten dat minder dan
een jaar geleden Bosnië nog in staat van oorlog was, dat hier elke dag
mensen sneuvelden. Nu kunnen burgers de voormalige confrontatielijn weer
over.'
Karl Bildt hoopt het presidencieel college vier dagen na het tellen al bijeen te
roepen, maar daar wringt het schoentje al. Waar gaat de regering of het
parlement samenkomen. Sarajevo is altijd al het machtscentrum geweest,
maar de Serviërs weigeren van hun bergdorp Pale af te dalen om te gaan
regeren in de door de Moslims gedomineerde hoofdstad. Daarom had
Momcilo Krajsnik voorgesteld om een compromis te sluiten: Er moest een
nieuw gebouw komen, op de IEBL, waar de scheidingslijn dwars door het
190
halfrond zou lopen. Twee ingangen, twee trappen, zodat Serviërs en
Moslims niet hoeven te vemengen. In het parlement zouden de Kroaten dat
tussen de twee volksgroepen gaan zitten, als een soort bufferzone.
191
192
Epiloog:
Ik leg nu de laatste hand aan dit boek. Om de stilte te breken luister ik naar
de BRTN, en de nachtradio onderbreekt haar uitzending om rechtstreeks
over te schakelen naar wat dan in radiotermen het 'Olymisch bad' heet. De
zomerspelen in het Amerikaanse Atlanta domineren al enkele dagen het
nieuws, Bosnië is naar de achtergrond verdwenen. De commentator vertelt:
"Onze landgenote Brigitte Becqu zal zodadelijk aan de start verschijnen van de
200m schoolslag. Zal zij ons land de derde gouden medaille brengen ?" Dan
komt er weer muziek.
Ik herinner me haar naam niet meer, maar ze was een zwemstertje dat nu in
een rolstoel zat. In 1992 had ze aan de Olympische Spelen in Barcelona
moeten deelnemen, maar de oorlog doorprikte die droom. Zij zal nooit meer
zwemmen. Ze woonde in de Dobrovoljacka straat 125, de Vrijwilligersstraat.
Een symbolische naam, Sarajevo werd verdedigd door vrijwilligers zonder
naam, wiens leven en dromen in rook opgingen door een oorlog die ze niet
gewild hebben.
193
"Een medaille zat er niet in voor Brigitte Becqu, ze behaalde een zevende
plaats.Het goud ging naar Penelope Haines uit Zuid-Afrika..."
Benjamin, dit is het verhaal van je mama, waarin ik slechts een klein maar
mooi rolletje heb gespeeld. Het is geen opwekkend verhaal, het heeft geen
happy-end, het is gewoon een stukje van ons leven dat we met ons
meedragen, dat heel wat mensen met zich meedragen. Maar het is ook een
soort van dagboek over een van de zwartste perioden uit de recente
geschiedenis.
194