You are on page 1of 14

Romeinse geldbuidel

Versie 2.1 Nederlandse bewerking

1/14

Inhoudsopgave
Inleiding................................................................................................................................................3 Materiaal en gereedschap.....................................................................................................................4 Het patroon...........................................................................................................................................4 Het leer.................................................................................................................................................4 Het garen..............................................................................................................................................5 De zadelsteek........................................................................................................................................5 Op maat snijden van het leer................................................................................................................6 Ciseleren...............................................................................................................................................7 Gatversterkingen...................................................................................................................................9 Randomtrek........................................................................................................................................11 Siertandjes en gaten voor het riempje................................................................................................12 Het riempje.........................................................................................................................................12 Bronvermelding..................................................................................................................................13 Dokumentversies................................................................................................................................13 De voltooide geldbuidel.....................................................................................................................14

2/14

Inleiding
Jammer genoeg is op Romeinse festivals vaak te zien dat deelnemers met moderne gordeltassen rondlopen. Met een beetje geluk zijn het tassen uit de middeleeuwen. Stel je voor dat je een figurant bent en je bezoekt een Romeins festival. Je neemt een pauze om bevriende handelaren te bezoeken, je ziet iets leuks dat je wilt aanschaffen en trekt je moderne portemonnee. Daar krijg je gemakkelijk een ongemakkelijk gevoel van, maar wat wil je? Gelukkig kenden de Romeinen ook al geld en het probleem het te bewaren. Er zijn niet bepaald veel geschikte geldbuidels, maar ze zijn er. Dit artikel is een beschrijving van het maken van een dergelijke buidel. Op verschillende plaatsen en in verschillende talen is op deze buidel en het maken ervan terugkoppeling te vinden. Zo heeft een Romeinse soldaat waarschijnlijk een buidel als deze niet gedragen. Deze buidel bevatte geld, genoeg om een eenheid soldaten maanden van te kunnen betalen. Hoogstwaarschijnlijk is het origineel van een handelaar geweest. Een buidel met deze afmetingen en vorm kon op meerdere manieren worden gebruikt. Zonder een schouderriem zou deze buidel gedragen worden in een andere tas of op een muilezel worden geladen. Als basis voor deze geldbuidel dient een vondst uit het moerasgebied van Barger-Compascuum (Drenthe). Onder een pol gras vond een man in 1952 iets wat daar in de omgeving niet veel voorkomt. In zijn broodtrommel nam hij de munten, een stuk leren gordel en de buidel mee naar huis. De munten zijn 312 Romeinse zilverdenarii, waarvan de jongste munt uit de tijd van Commodus (177-192) en de oudste uit de tijd van Nero (54-68) stamt. De geldbuidel kan dus in de late 2e eeuw tot de vroege 3e eeuw gedateerd worden.

Afbeelding 1: de originele vondst.

Jammer genoeg heeft de vrouw van de vinder de leerresten thuis met een wel erg harde borstel iets te grondig schoongemaakt. De buidel werd hierdoor beschadigd, deels zijn de verstevigingen bij de vetergaten verloren gegaan. Ondanks de grondige schoonmaakbeurt van het leer kon de buidel worden gereconstrueerd. De prima publicatie van de vondst door K. Schlabow laat weinig ruimte voor onzekere interpretaties bij de reconstructie [1]. Toegegeven, het maken van de buidel is niet echt eenvoudig en niet in een uurtje of twee te doen. En wat ervaring met leerbewerking is ook een voordeel, hoewel met deze handleiding ook een ongeoefend iemand is geholpen. Ergens moet je met iets beginnen om oefening en plezier in leerbewerking te krijgen.

1 Schlabow, K. Der rmische Mnzschatz von Bargercompascuum (Drenthe). II. Der Geldbeutel. Palaeohistoria 5, 1956: pp. 81-87.

3/14

Materiaal en gereedschap
Haarschaapsleer. Een huid is genoeg voor 1-2 buidels. Plantaardig gelooid. Plantaardig gelooid leer wordt vaak aangeduid als "tooling leather" of not chrome-tanned leather. Een prakijktest is dat je plantaardig gelooid leer, opgerold, hoort kraken ("praten") als je het knijpt of wringt. Dun geitenleer is ook bruikbaar. Het leer moet een sterkte hebben van 0,5 tot 0,8 millimeter. Geitenleer is via Internet te bestellen bij Le Prevo (http://leprevo.co.uk/hides.htm). Vlasgaren (linnengaren) 20/3. Zilverstift. Scherp mes. Dun bastelkarton, verkrijgbaar in elke kantoorboekhandel.

Het patroon
Trek de tekening over maar houdt rekening met kleine correcties omdat na bijna 2000 jaar de vondst niet meer in de oorspronkelijke vorm is. Let op: het patroon is niet spiegelsymmetrisch en je gaat het tweezijdig gebruiken. Uit de overtrek moet een patroon ontstaan. Uit de publicatie van Schlabow is op te maken dat de buidel 22 cm breed was en 26 cm lang. Deze maat moet het patroon dan ook hebben. Gebruik hiervoor dun bastelkarton. Normaal papier heeft het nadeel dat het bij natekenen verkreukelt en dat het patroon niet in de goede verhouding overgezet kan worden.

Afbeelding 2: tekening (Schabow afb.18).

Het leer
Toen Karl Schlabow de vondst publiceerde ging men er nog van uit dat het leer dat van een pasgeboren kalf was. Latere, hernieuwde onderzoeken met moderne methoden wezen uit dat het zeer waarschijnlijk het leer van een haarschaap is. Men gaat er van uit dat het haarschaap ongeveer overeenkomt met het ras van het oerschaap, zoals dat aan eind van de 2e eeuw nog voorkwam. Dun schaapsleer is voor een beginner niet makkelijk te bewerken omdat het bijna als papier scheurt als je er niet voorzichtig mee omgaat. Het is geen probleem als je geitenleer in plaats van haarschaapsleer gebruikt. Wat betreft de prijs is het onderscheid niet al te groot. Het is belangrijk dat je een niet al te dikke leersoort gebruikt, houdt een leersterkte van 0,5 tot 0,8 millimeter aan.

Afbeelding 3: patroon.

4/14

Het garen
Bij het onderzoek van de vondst konden geen draden als van bijvoorbeeld dunne darm worden aangetoond. Onder de microscoop werden echter miniscule sporen van vlasgaren vastgesteld. Voor deze handleiding wordt halfgebleekt, ongepekt vlasgaren gebruikt met dikte 20/3. Behandel het vlasgaren als volgt. Verwarm een klompje was alvorens het garen te gebruiken totdat het goed handwarm is en trek het garen er enkele malen doorheen. Het garen is dan als gepekt, niet met pek maar met was, wat het voordeel heeft dat het makkelijker te naaien is. Het rafelt dan niet zo snel en laat zich makkelijker door de voorgestoken gaten trekken zonder het leer in te snijden met de draad. Het op deze manier behandelde
garen krijgt een gelige, natuurlijke kleur.

De zadelsteek
Voor het maken van de buidel is de zadelsteek nodig. Gebruik twee naalden van gelijke grootte, n aan elk uiteinde. Leg de stukken te naaien leer precies over elkaar en steek met een priem het eerste gat. Steek niet uit de losse hand, dat gaat onnauwkeurig, maar leg het leer op een ondergrond van kurk om de punt van de priem niet te beschadigen. Steek in het leer tot het gat groot genoeg is (a). Trek de draad door het gat tot de beide uiteinden van de draad even lang zijn en het midden van de draad in het leer zit (b). Steek het tweede gat enkele millimeters naast het eerste gat (c). Ga met een van beide naalden door het tweede gat en trek de draad door tot een klein lusje overblijft, met andere woorden: trek de draad nog niet strak aan (d). Steek vervolgens met de andere naald vanaf de andere kant door het tweede gat (e). Let op dat je niet door de eerste draad steekt, dit verzwakt de draad en bemoeilijkt het aantrekken. Trek in het ergste geval de draad terug en steekt de draad opnieuw door het leer. Je krijgt er spijt van als je de draad doortrekt en eenvoudig verder naait. Doe je het goed dan kun je beide draden gelijkmatig stevig aantrekken, hoe stevig is afhankelijk van de draad en het leer. Trek de draad net zo stevig aan dat deze niet te los zit, maar ook niet zo vast dat het leer samentrekt en verkreukelt. Steek het derde gat voor zoals bij (c) en begint weer opnieuw, totdat de naad klaar is (f).

Afbeelding 4: zadelsteek.

5/14

Op maat snijden van het leer


Trek eerst de vorm van het patroon over op het leer voordat je het leer op maat snijdt. Gebruik hiervoor een zilverstift. Het voordeel van een zilverstift boven een balpen is dat je de lijn kunt uitvegen. Gebruik voor het uitvegen een vlakgum of veeg een paar keer met je vingers over de lijn. In geval van nood kun je ook een zeer zacht potlood gebruiken. Bij het op maat snijden is het belangrijk een scherp mes te gebruiken. Met een te stomp mes rimpelt het leer en is het eigenlijk onmogelijk een zuivere snede op een lijn te maken. Goedkope hobbymessen doen het nog wel bij dun leer, maar weigeren bij dik leer. Je verslijt een paar keer een goedkoop mes en ergert je aan het uitglijden ervan of het afbreken van het blad, tot je bij een kwaliteitswinkel iets goeds koopt. De aanschaf van een goed en stevig mes is een aanrader. Doe het eigenlijke snijden bij voorkeur op een schone houten ondergrond.
Afbeelding 5: zilverstift.

Afbeelding 6: mes.

Afbeelding 7: afgetekend leer.

Afbeelding 8: gesneden leer.

Legenda: 1. Buitendeel A 2. Buitendeel B 3. Scheidingsdeel 4. Oortjes 5. Randomtrek 6. Riempje

Eerst heb je de voor- en achterkant van de buidel nodig. Het patroon is niet precies symmetrisch, let er daarom bij het overtrekken op dat je het patroon omdraait, anders passen de twee delen niet op elkaar. Dat wil zeggen: leg bij het overtrekken van de tweede helft de onderkant van het patroon boven. Teken bij voorkeur beide delen aan de rand van het leer omdat het lange middenstuk van het leer te gebruiken is voor de lange leerstroken, die voor de omtrek van de buidel en die voor het leren riempje om de buidel mee dicht te trekken.

6/14

Ciseleren
Ciseleren wil zoveel zeggen als sierlijk bewerken. De tas was door groeven verdeeld in 10 stroken om het beter te kunnen vouwen. De groeven waren afwisselend van binnen en buiten bewerkt, zodat een groef altijd in een vouw komt te liggen. De groef is gevormd door twee smalle lijnen (afb. 1). Op de korrelkant (buiten) zijn vier en op de vleeskant (binnen) vijf dubbele lijnen te zien. Aanbrengen van de groef met een groefbeen werkte jammer genoeg niet zo goed. Het blad van een klein keukenmes daarentegen is vrij smal en heeft precies de goede breedte voor een groeflijn. Hoe de groef in de oudheid op de originele buidel is aangebracht, is niet meer te zeggen. Bereid het ciseleren goed voor en leg alle noodzakelijke hulpmiddelen klaar, want nu kan het werkstuk voor de eerste keer goed verpest worden. Voor het ciseleren is een vlam nodig om het mes te verhitten (bijvoorbeeld van een gasbrander), een stalen lineaal, die niet wordt beschadigd door het hete mes en natuurlijk de patronen met de voorgetekende groeflijnen. Oefen eerst met een stuk afvalleer want de eerste keer zijn zeker geen bevredigende resultaten te verwachten. Verhit het mes boven de vlam gedurende 4-5 seconden, afhankelijk van de hittebron. Als het mes eenmaal warm is, gaat het verhitten daarna sneller. Trek de groeflijnen liever twee keer over dan dat het leer verschroeit en het werkstuk onbruikbaar wordt. Begin met de vleeskant waar niemand foutjes ziet als die gemaakt worden. Markeer op de randen waar de groeflijnen beginnen en eindigen en markeer links en rechts waar de groef in een bocht om de rand heengaat. Als je de markeringen niet te groot maakt, zijn ze later niet meer te zien.
Afbeelding 9: keukenmes.

Afbeelding 10: gereedschap voor het ciseleren.

Afbeelding 11: hulpmarkeringen.

7/14

Maak de eerste groeflijnen. Leg hiervoor de stalen lineaal vlak onder de markering voor de middengroef (op ongeveer 1 millimeter) en trek met de rug van het verhitte mes langs de lineaal de eerste groeflijn. Druk hierbij het mes lichtjes op het leer maar niet te sterk om het leer niet te beschadigen. De groef is ongetwijfeld nog erg vaag, maar zolang de lineaal niet verschuift kan je de handeling herhalen totdat een duidelijke groef is ontstaan. Met een vaste hand kun je dit zonder lineaal doen zolang je de lijn maar volgt. Trek de tweede lijn op precies dezelfde manier evenwijdig aan de eerste lijn. De afstand dient hierbij ongeveer 2 millimeter te zijn. Keer hierbij het leerwerk om zodat de eerste lijn zichtbaar is en je de onderlinge afstand goed kan beoordelen. Omdat alle groeflijnen tot op de middengroef in het bovenste deel gelijk zijn en in het onderste deel met een bocht naar de zijkant gaan, markeer je de punten tot waar de groef recht is. Leg de lineaal op beide markeringen links en rechts en zet vervolgens de markeringen op een afstand van ongeveer 40 millimeter, uitgaand van de middengroef. Zet de markeringen licht zichtbaar aan omdat ze te zien zijn wanneer de buidel klaar is. Dit geldt vooral wanneer je later de buitenkant van de buidel nog bewerkt. Maak de overige groeflijnen, het eerste deel recht tot aan de markering en het tweede deel met een lichte bocht naar buiten. Het onderste gebogen deel kan je het beste uit de losse pols doen, met een beetje oefening gaat dat prima.

Afbeelding 12: de eerste groeflijn.

Afbeelding 13: hulplijnen.

Breng de overige groeflijnen op precies dezelfde manier aan. Ga zo verder met de korrelkant. Wanneer de middengroef aan de vleeskant krachtig genoeg is uitgevoerd, is dit een beetje doorgedrukt naar de korrelkant, wat het aanbrengen van de markeringen op hun onderlinge afstand vergemakkelijkt. Door het aanbrengen met het verhitte mes trekt het leer bij de groef enigszins samen en gaat het uit zichzelf de goede kant uit zodat wanneer de buidel klaar is deze automatisch goed vouwt bij het dichttrekken.

Afbeelding 15: stap 1 - groef 3 en 4.

Afbeelding 14: stap 2 - groef 3 en 4.

8/14

Gatversterkingen
Aan de binnenkant van de buidel bevond zich een gatversterking, die met een siersteek was bevestigd. Het is een ongeveer 2,2 centimeter brede reep leer die aan de binnenvouw bij de groef wordt onderbroken, zodat het leer bij het dichttrekken van de buidel beter is geplooid.

Afbeelding 16: binnenkant buidel, inclusief scheidingsdeel (foto: Martin Moser).

Afbeelding 17: voorsteken van de sierdraad.

Snij elk van de gatversterkingen afzonderlijk op maat. Lijm vervolgens de delen met een druppeltje lijm aan de binnenkant vast. Sommigen puristen zullen schreeuwen dat de Romeinen geen lijm kenden, maar ze kenden wel degelijk kleefstoffen en met die druppel lijm gaat het wel zo veel gemakkelijker. Als je de lijm alleen daar aanbrengt aangebracht waar later de gaten komen, dan is over 2000 jaar de lijm niet meer te zien omdat het met de uitgestanste gaten in het afval is verdwenen en de gatversterking alleen nog maar door de draad vastzit. Naai eerst de versterkingen aan de zijkant vast. Aan de rand van de buidel bevinden zich in de bovenste deel aan de zijkant links en rechts twee bijna ovale versterkingen. In dit artikel worden ze bij gebrek aan een betere naam "oortjes" genoemd. Teken deze over op het leer en snijd ze uit. Trek op de achterkant van de oortjes twee parallelle hulplijnen in het leer op een afstand van 4-5 millimeter. Deze hulplijnen markeren de randen van de voor- en achterkant.

Afbeelding 18: hulplijnen op de oortjes.

9/14

Plak een oortje vast met een druppel lijm op de korrelkant van n van de buitendelen van de buidel. Lijm op de vleeskant het eerste stuk van de gatversterking vast. Steek de gaten voor met een zwaardpriem zodra de lijm droog is en naai het oortje met een zadelsteek vast. Laat hierbij de draad lang genoeg om hiermee later de buidel nog aan elkaar te kunnen naaien. Naai de tweede helft van het tweede oortje precies op dezelfde manier vast en verbind hiermee de buitendelen.

Afbeelding 19: oortje, genaaid op n buitendeel.

Afbeelding 20: oortje, beide delen vastgenaaid.

Naai de sierdraad zoals op de afbeelding schema van de sierdraad is te zien. Steek de gaten van de sierdraad met een zwaardpriem voor, zodat het er gaat uitzien als op de afbeelding voorsteken van de sierdraad. Maak de draad hierbij niet te kort, aan elkaar geknoopt ziet het er niet zo netjes uit. Gebruik een draad van ongeveer 1,30 meter zodat er een stuk overblijft. Maak een dikke knoop bij het begin van de draad, die niet door de gaten kan slippen. Knoop het eind van de draad vast met het eind van de tweede sierdraad.

Afbeelding 22: schema van de sierdraad.

Afbeelding 23: voltooide sierdraad van binnen.

Afbeelding 21: voltooide sierdraad van buiten.

10/14

Randomtrek
Naai de beide buitendelen, het scheidingsdeel van de buidel en de randomtrek aan elkaar vast. Volgens Schabow moet het leer van de randomtrek een breedte van 1 centimeter hebben. Het is niet duidelijk of hij het hierbij heeft over de zichtbare breedte aan n kant of dat de reep bij elkaar 1 centimeter breed was. Als je er van uitgaat dat de reep leer slechts 10 millimeter breed is, dan betekent het dat je per kant maar een paar millimeter ter beschikking hebt om te naaien. In het bovenste gedeelte leg je de reep leer over zes lagen heen: twee buitendelen, het gevouwen oortje en twee gatversterkingen. In het onderste gedeelte zijn er drie lagen leer met het scheidingsdeel meegerekend. Een nette sierdraad, die niet uitscheurt, is daardoor nauwelijks mogelijk. Snijd daarom een reep leer van 20 millimeter breed, wat betekent dat je per zijde een ruime 10 millimeter leer hebt. Dit resulteert in een aangenaam totaalbeeld en een stabiele sierdraad. Voer de sierdraad uit met een zadelsteek. De draad moet weer ruim voldoende lang zijn. Tussentijds aan elkaar vastknopen is weliswaar mogelijk zonder dat het later zichtbaar is, maar is behoorlijk omslachtig. Gebruik een draad met een totale lengte van ongeveer 1,8 - 2 meter, dan blijft per eind nog een stuk over. Let er bij het voorsteken op dat niet alleen de rij waar de priemsteken naar binnen gaan een nette lijn oplevert, maar ook dat de rij waar de priemsteken naar buiten gaan. Knoop na het naaien de beide einden aan elkaar vast.

Afbeelding 24: naaien van de randomtrek.

Afbeelding 25: siertandjes.

Afbeelding 26: randomtrek.

11/14

Siertandjes en gaten voor het riempje


Boven bij de opening had de buidel tandjes ter versiering. Maak ze gewoon met een schaar. Let op: knip niet per ongeluk een draad door. Maak vervolgens de gaten voor het riempje. Gebruik hiervoor een ponstang. Zet twee gaten overlappend op elkaar zodat een ovaal gat ontstaat, groot genoeg om makkelijk het riempje er Afbeelding 28: gaten in door te halen. Maak de het origineel. reep leer ongeveer 5 millimeter breed, dat wil zeggen: de gaten krijgen een grootte van 6-7 millimeter zodat de buidel makkelijk opent en sluit.

Afbeelding 27: ovale gaten voor het riempje.

Op de originele vondst zijn nog maar kleine gaatjes voor het riempje te onderscheiden. Pogingen om het leren riempje met haarschaapsleer smaller dan 5 millimeter uit te voeren hebben niet tot bruikbare resultaten geleid omdat het te snel scheurt. Of voor het origineel eventueel een andere leersoort is gebruikt en zo ja, welke, is in de publikatie van Schlabow niet te vinden. Maak de gaten dus een beetje groter zodat je dezelfde leersoort kan blijven gebruiken.

Het riempje
De buidel wordt gesloten met een riempje waarvan de uiteinden zijn vervlochten en eindigen in twee op elkaar genaaide ovale leerpanelen. Snijd het riempje bij voorkeur uit het lange stuk leer, waar het dier bij leven de wervelkolom had. Snijd het riempje bij voorkeur 5 - 6 millimeter breed om er zeker van te zijn dat het niet scheurt. Maak het riempje net zo lang dat je de buidel moeiteloos kan openen. Het riempje in deze handleiding heeft een lengte van 1,0 - 1,2 meter. Voor het vlechtwerk zijn verder nog twee bandjes nodig met een lengte van 140 millimeter, net zo breed als het eigenlijke riempje. Maak na 20 millimeter de eerste snede van 10 millimeter lengte in het bandje. Het mes moet echt heel scherp zijn omdat het leer anders bij het snijden verschuift en je nauwelijks precies kan werken of snijden. Maak op een afstand van 5 millimeter een tweede snede van 10 millimeter lang. Herhaal dit tot er zeven snedes zijn. Werk nauwkeurig zodat later een mooi en gelijkmatig vlechtwerk ontstaat. Oefen bij voorkeur de snedes en het vlechten op een reststuk. Maak vervolgens op dezelfde manier het tweede korte Afbeelding 29: patroon voor de Afbeelding 30: patroon voor leerpanelen. stuk en de lange reep leer. Snij een van de vlecht. zijden van het korte stuk schuin af vanwege het visuele effect. Maak nu het vlechtwerk. Steek vanaf de nerfzijde de lange band door snede 1 van de korte band. Steek vervolgens de korte band door de eerste snede van de lange band. Dan weer de lange band door de tweede snede van de korte band. Steeds afwisselend steken, een keer door de korte dan door de lange band, tot alle gaten zijn gebruikt. Let op dat hierbij de band niet wordt omgedraait, dat de vleeszijde altijd boven respektievelijk onder blijft. Na de eerste twee gaten ziet het resultaat er nog tamelijk warrig uit, maar dat maakt niet uit. Wanneer je het gelijkmatig rechtschikt, krijg je een goede vlecht.

12/14

Jammer genoeg is in de publikatie van Schabow niet te lezen, hoe de vlecht gemaakt zou moeten worden en is dit tegenwoordig waarschijnlijk ook niet zonder vernietiging eenduidiger vast te stellen. Maar met het hier beschreven werkwijze krijg je een visie die de vondst recht doet. Natuurlijk kan je het ook met een andere lengte van de snede of de afstanden proberen. Naai n of twee oefenstukken om er zeker van te zijn dat je goed resultaat krijgt. Voordat je ook het tweede eind van de lange leerband versiert, trek je de leerband door de gaten van de buidel omdat de vlecht te dik is om het door de gaten te trekken. De laatste stap bij het maken van de buidel is het bevestigen van de ovalen leerpanelen aan de riem. Snijd twee ovale panelen uit het leer. Trek op de lengte-as van een van beide leerovalen twee gaten van ongeveer 4-5 millimeter. De vlecht moet door de gaten kunnen worden gehaald, maar mag niet te groot zijn anders verglijden de leerpanelen later. Naai de beide gevlochten einden van het riempje met twee steken samen nadat je ze door de gaten hebt gehaald. Let er hierbij op dat de leerband niet gedraaid is.

Afbeelding 31: genaaide riem.

Afbeelding 32: naaien van de leerpanelen.

Naai het tweede ovalen stuk leer met een zadelsteek vast aan het eerste. Leg daarvoor de twee stukken precies over elkaar en steek een paar gaten voor met de priem en naai ze vast. Voor elkaar, de Romeinse geldbuidel is klaar!!!

Bronvermelding
1. Schlabow, Karl (1956), Der rmische Mnzschatz von Bargercompascuum (Drenthe). II. Der Geldbeutel. In: Palaeohistoria 5: 81-87 (1956). 2. Teske, Oliver (2008), Rmischer Geldbeutel, version 1.0, PDF-bestand, o.teske@arcor.de / http://www.antike-heilkunde.de. 3. Moser, Martin. Ophet internet-forum: Roman Army Talk, http://www.romanarmytalk.com/rat/. De afbeeldingen zijn van Oliver Teske, tenzij anders aangegeven.De afbeelding op het titelblad is van Martin Moser.

Dokumentversies
0.1 16-jan-2008 0.2 14-feb-2008 1.0 03-mrt-2008 2.0 22-jun-2011 2.1 09-jul-2011 Start. Initieel. Definitief. Nederlandse vertaling door MP3. Nederlandse bewerking door MP3.

13/14

De voltooide geldbuidel
Wanneer je alles goed gedaan hebt, ziet de buidel er uit als op de volgende afbeeldingen. Wees niet teleurgesteld als het voltooide produkt niet helemaal aan je verwachtingen voldoet, want een beetje oefening hoort erbij. Alle beurzen verschillen en hoe het origineel er in werkelijkheid uit heeft gezien is onbekend; de maker heeft het namelijk al in de Oudheid gemaakt.

Afbeelding 34: de siernaad. Afbeelding 33: totaalbeeld.

Afbeelding 35: vlecht en ovale leerpanelen.

Afbeelding 36: voltooide buidel (gesloten).

14/14

You might also like