You are on page 1of 89

CULTUURHISTORISCHE WAARDESTELLINGEN KUNST IN DE METROSTATIONS WIBAUTSTRAAT WATERLOOPLEIN NIEUWMARKT

Drs. Yteke Spoelstra met medewerking van drs. Frans van Burkom Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Amsterdam Januari 2012

Inhoud

1. INLEIDING 2. METROSTATION WIBAUTSTRAAT A. Twee letterwanden, Opland B. De wand met de krantencollage, Opland C. De wand met de herhalende krantenfoto, Opland D. De wand met de persrollen, Opland E. Huisje met betonrelif van krantenpaginas, Opland 3. METROSTATION WATERLOOPLEIN A. Twee wanden met Waterloo, Willem Sandberg B. Sporen van verlichte voetstappen, Dirk Mller 4. METROSTATION NIEUWMARKT A. Wortels van de stad, Louis van Gasteren B. Slopersbal, Jan Sierhuis C. Scheuren en gaten in de wanden, Bert Griepink D. Groeten uit de Nieuwmarkt, Roel van den Ende 5. CONTEXT Proces van de kunstcommissie Monumentale wandkunst Architectuur van de metrostations Maatschappelijke context Infrastructuur, Amsterdam als metrostad Amsterdam in de jaren 60 en 70, saneringen, krakers en rellen

5 9 13 19 25 29 33 37 37 43 49 53 59 65 71 80 80 80 81 83 82 83

Cultuurhistorische waardestelling Monumentale wandkunst criteria 85 Literatuurlijst en bronnen Noten 88 89

Inleiding

Dit rapport bevat de onderzoekresultaten en conclusies van de cultuurhistorische waardestellingen van elf kunstwerken die zich bevinden in het metrotrac Oostlijn: de stations Wibautstraat, Waterlooplein en Nieuwmarkt. Een cultuurhistorische waardestelling dient om een object te inventariseren, te waarderen en te selecteren. Het onderzoek is eind november 2011 tot medio januari 2012 uitgevoerd in opdracht van de Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (IVV) Gemeente Amsterdam, die de metrostations op korte termijn wil renoveren en de ambitie heeft om zorgvuldig om te gaan met de aanwezige kunstwerken. De Dienst IVV heeft de onderzoekers verzocht cultuurhistorische waardestellingen te maken van de kunstwerken en heeft de volgende vragen voorgelegd: Hoe oordeelt u over de cultureel-historische waarde van de kunstwerken op de Oostlijn en wat betekent dit voor de keuze voor de handhaving, restauratie, verplaatsing, verwijdering of vernietiging van het kunstwerk? Hierbij kan de volgende categorisering gemaakt worden: A. Kunstwerken die gehandhaafd en gerestaureerd moeten worden, onafhankelijk van wat voor renovatieplan dan ook. B. Kunstwerken die niet vernietigd of uit de openbare ruimte gehaald moeten worden, maar die verplaatst zouden kunnen worden naar een andere locatie. C. Kunstwerken die gehandhaafd/gerestaureerd kunnen worden indien er geen kunst voor in de plaats komt, maar die aangepast of verwijderd kunnen worden als de stations gerenoveerd worden. D. Kunstwerken die in de huidige tijd verwijderd mogen worden. E. Kunstwerken die verwijderd/vernietigd moeten worden. De beeldende kunstwerken in de metrostations zijn monumentale kunstwerken. Dat is een vorm van kunst, die binnen de algemene context van de beeldende kunst zelf een categorie vertegenwoordigt. Monumentale kunst is een niet-vrije, gebonden kunst in een architectonische setting; een tweedimensionale raam-, glazeniers- of wandkunst en een twee- en driedimensionale relif- of beeldhouwkunst in of aan gebouwen. Het zijn in opdracht ontworpen vaste kunstwerken bestemd voor een bepaalde plaats. Monumentale kunst maakt deel uit van een samenhangend ensemble: een fysiek materieelen een ruimtelijk visueel ensemble in een nagelvaste context met de architectuur en een ensemble van betekenissen. Het fungeert door de plaatsgebonden vorm en betekenis, meestal als explicateur van de functie van het gebouw. Het is afhankelijk van de goedkeuring van opdracht- en/of adviescommissies en bepaald door de architectonische theorievorming en praktijk enerzijds en de beeldende kunst in al haar theoretische, beeldende en materile veranderlijkheden anderzijds. 1 De elf kunstwerken die eind jaren zeventig zijn ontworpen, dienen in deze context gewaardeerd te worden. In eerste instantie is er veldonderzoek gedaan naar de kunstwerken en vervolgens is er een beknopt literatuuronderzoek verricht in diverse bibliotheken. De archieven van de Dienst IVV en van de Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag zijn doorzocht en er is op het internet gezocht naar informatie. Na het onderzoek zijn alle kunstwerken in onderling overleg door de onderzoekers geanalyseerd en beoordeeld. Ieder kunstwerk is gewaardeerd op basis van de kwaliteiten en de relatie die het werk heeft met de omgeving. 5

Vervolgens zijn ze getoetst aan de hand van het waardestellend kader voor monumentale kunst. Een waardestellend kader bestaat uit waarderingscriteria die door specialisten zijn opgesteld om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen van de waarde van een object. Voor de monumentale wandkunst is een waardestellend kader met conceptwaarderingscriteria geformuleerd door een werkgroep van het project Monumentale Wandkunst. 2 In het project zijn de rijksdiensten: ICN, RCE, RGD en RKD, de bureaus monumentenzorg Amsterdam (BMA) en Rotterdam (dS+V) en Stroom in Den Haag vertegenwoordigd. Het nog ongepubliceerde- waardestellend kader wordt de Leidraad voor het waarderen van Monumentale Wandkunst genoemd. Bij de toepassing van de criteria moet worden beseft dat niet aan alle selectiecriteria kan worden voldaan. Het kan voorkomen dat een kunstwerk, dat voldoet aan twee criteria, niet voldoet aan andere criteria, maar dat het toch vanwege van het belang van de kunsthistorische canon behouden dient te blijven. Elk kunstwerk heeft een eigen palet aan waarden. In de bijlage Cultuurhistorische waardestelling monumentale wandkunst worden de criteria uitgebreider toegelicht. De concept-waarderingscriteria: de Leidraad voor het waarderen van Monumentale Wandkunst: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Kunsthistorische waarde Architectuurhistorische waarde Ensemblewaarde Cultuurhistorische waarde Presentatiewaarde Conditie Zeldzaamheidswaarde/ IJkwaarde

De adviesopdracht en rapportage is uitgevoerd door drs. Y.W.M. Spoelstra (zelfstandig kunst- en architectuurhistoricus), daarbij in adviserende zin bijgestaan door drs. F.J. van Burkom (zelfstandig kunsthistorisch onderzoeker en voordien tot in 2009 senior adviseur en onderzoeker bij het Instituut Collectie Nederland (ICN) te Amsterdam). De auteurs hebben zich verdiept in deze onderbelichte kunstvorm en schreven in 2007 het onderzoeksrapport: Monumentale Kunst. Categoriaal Onderzoek Wederopbouw 1940-1965. (RACM-ICN).3 Van Burkom heeft als deskundige op dit vakgebied talrijke adviezen en publicaties op zijn naam staan. Spoelstra inventariseerde de monumentale kunst van de Amsterdamse schoolgebouwen bij Bureau Monumenten en Archeologie (BMA). De auteurs hebben sinds de eerste expertmeeting in 2006 deel uitgemaakt van het project Monumentale Wandkunst. Het rapport bestaat uit vijf hoofdstukken. Na hoofdstuk 1 als inleiding, worden in hoofdstuk 2 de vijf kunstwerken van Opland in het metrostation Wibautstraat onderzocht en gewaardeerd. Hoofdstuk 3 bevat de onderzoeken en de waarderingen van de kunstwerken van Willem Sandberg en Dirk Muller in het metrostation Waterlooplein en in hoofdstuk 4 komt het metrostation Nieuwmarkt aan de orde met het ensemblekunstwerk van Louis van Gasteren, Jan Sierhuis, Bert Griepink en Roel van den Ende. In hoofdstuk 5 wordt in het kort de context besproken waarin het proces van de kunstcommissies aan de orde komt, de monumentale kunst en de architectuur van de metrostations. Verder de maatschappelijke 6

context met de infrastructurele verbeteringen in de stad, Amsterdam als metrostad en aandacht voor Amsterdam in de jaren zestig en zeventig, saneringen, de aanleg van de metrostations en de Nieuwmarktrellen. Ten slotte volgt een toelichting op de cultuurhistorische waardestelling monumentale wandkunst met de criteria en een literatuurlijst/bronnen. Manfred Olgemller en Aart-Wim Werkman van de Dienst IVV wil ik bedanken voor het beschikbaar stellen van het archief en Rik Panman in het bijzonder voor zijn goede, vlotte en onvermoeibare assistentie. Wim Ruigrok ben ik erkentelijk voor zijn fraaie professionele fotos die ook als bronmateriaal dienen, voor zijn vakkennis en zijn ervaring met Rob Wout (Opland) als collega. Paul Wyber van Wyberzeefdrukkerij en Miriam Suijkerbuijk van Rob Stolk Drukkerij wil ik bedanken voor hun vaktechnische inlichtingen.

Yteke Spoelstra

METROSTATION: Vijf kunstwerken

WIBAUTSTRAAT

1974-1977

Kunstenaar: Opland (pseudoniem van Rob Wout 1928-2001)

Inleiding
In het metrostation Wibautstraat bevinden zich vijf monumentale kunstwerken van Opland die in thematiek een geheel vormen. De vijf werken fungeren als wegwijzers en verwijzen naar de vroegere functie van de kantoren bovengronds: de krantengebouwen van de Volkskrant, Het Parool en Trouw van de Perscombinatie. De kunstwerken vormen samen het opeenvolgende verhaal over de productie van dagbladen: letters, artikelen, fotos, drukpersen en krantenpaginas. Op de perronverdieping wordt de basis van onze schriftelijke communicatie verbeeld in helder gekleurde letters. Op de tussenverdieping wordt het vervolg in zwart-wit afgebeeld: een wand met krantennamen, headlines en artikelen weergegeven in een collage, een wand met krantenfotos en een wand met drukpersen. En tenslotte het resultaat: de gedrukte paginas weergegeven in een kleurloos betonrelif. De kunstwerken van Opland zijn uitgevoerd tussen 1974 en 1977. De meest opvallende zijn de grote typografische wandschilderingen op de twee muren langs het perron. Opland heeft grote en kleinere letters in diverse kleuren ontworpen. Daarbij zijn nog drie andere schilderingen te ontdekken die op minder opvallende plaatsen zijn aangebracht. Ze bevinden zich op het tussenniveau in de hallen: een boven de trap en de roltrap aan de noordzijde en een op dezelfde plek aan de zuidzijde. Het derde is te zien in een hooggeplaatste nis bij de zuidhal. Het vijfde werk is een met betonrelif verfraaid betonnen huisje dat op het perron staat. Van dit metrostation is helaas geen archief bij de Dienst IVV aanwezig waardoor informatie over de opdracht, de ontwerpen en de uitvoeringen niet na te zoeken is. Eind jaren negentig is bij een renovatiebeurt graffiti verwijderd en daarmee is een aantal letters verdwenen. De renovatie is in overleg met Opland gebeurd.

Concluderende waardering van de vijf kunstwerken van Opland als geheel


Alle vijf monumentale werken dienen gehandhaafd en eventueel gerestaureerd te worden, onafhankelijk van wat voor renovatieplan dan ook. (advies A). Het is van belang dat de ondergrond van beide wanden opgebouwd met MBI-stenen over de hele lengte van het station niet veranderd wordt omdat het beeldondersteunend werkt. De MBI-wanden zijn door hun ruwe structuur en hun regelmatige metselverbanden geen neutrale dragers en daarom niet zonder impact te verwisselen voor een andere ondergrond. 1. Kunsthistorische waarde De vijf kunstwerken zijn interessant als een artistiek fenomeen. Oplands interventies passen goed in de interesse destijds voor de Nieuw Zakelijke typografische experimenten van bekende vooroorlogse grafische kunstenaars als Piet Zwart en Paul Schuitema. De krantencollages hebben een kunsthistorische basis in de geschiedenis van de DADA (1920), het Cubisme en de Pop Art (1960). De herhalende fotowand lijkt op een Warhol citaat. Ze zijn gemaakt door de Amsterdamse kunstenaar Opland die bekendheid genoot als kritisch cartoonist van diverse dagbladen. Daarbij hebben de werken een waarde binnen het oeuvre van Opland omdat ze behoren tot de weinige overgebleven monumentale kunstwerken naar zijn ontwerp. 10

2. Ensemblewaarde De vijf kunstwerken van Opland hebben een ensemblewaarde omdat ze stapsgewijs het krantendrukproces van letter tot pagina verbeelden. Daarbij hebben ze door hun opvallende vormen een aantrekkelijke beeldbepalende functie en een signaal/wegwijzer werking voor de metrogebruikers die daardoor het station Wibautstraat herkennen. De uitgangspunten voor de opdrachten zijn behalve de formaten en de ruimtewerking ook de MBI-stenen als ondergrond geweest. Het regelmatige metselverband en het ruwe karakter van de MBI-stenen bepalen nu de basis van de kunstwerken en geven een tactiel effect. 3. Cultuurhistorische waarde De vijf werken hebben een historische, culturele waarde. Binnen de opdrachtsituatie verwijzen de kunstwerken naar de toenmalige functie van de krantenkantoren bovengronds: de Perscombinatie. Indien de kunstwerken zouden verdwijnen, verdwijnt ook de historische connotatie van de plek zelf en een stuk Amsterdamse geschiedenis. Het betonrelif van matrijsramen symboliseert daarbij ook de overgangsperiode in de druktechniek. Begin jaren zeventig veroverde de offset het krantendrukproced en dat betekende het einde van het eeuwenlange drukproces van de met loodzetsels opgemaakte kranten.

Opland .
Opland is het pseudoniem van de inmiddels overleden Rob Wout (1928-2001). Hij was vooral bekend als linkse cartoonist van de Volkskrant. Zijn middelbare schooltijd heeft hij in de oorlogsjaren doorbracht op de Christelijke HBS in de Amsterdamse Moreelsestraat. Direct na de oorlog schreef hij zich in voor de universiteit waar hij twee jaar Politieke- en Sociale wetenschappen studeerde. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, zocht hij werk bij kranten. Bij Vrij Nederland werd hij als werkstudent aangenomen. Hij had geen tekenopleiding of kunstacademie gevolgd maar kreeg in 1947 door zijn uitzonderlijke tekentalent een baan als politiek tekenaar bij de Groene Amsterdammer en een jaar later bij de Volkskrant. In die tijd nam hij het pseudoniem Opland aan om zijn werk en studie te scheiden. Hij was uitermate kritisch, scherp maar ook humoristisch. Daarnaast zette hij zich ook in voor diverse actiegroepen. Zijn oeuvre, bestaande uit ruim 8000 politieke prenten over binnen- en buitenlandse ontwikkelingen, is tot over de landsgrenzen bekend. Zijn tekeningen verschenen ook in bladen als Paraat, Met Volle Zeilen, het Parool, De Vlam en het Utrechts Nieuwsblad. Opland is een halve eeuw een begrip geweest, niet alleen voor kritische krantenlezers maar ook voor Amsterdammers. Wat soms niet hardop gezegd werd, tekende Opland in een kritische spotprent. Tijdens zijn leven en na zijn dood zijn er verschillende boeken en artikelen over hem verschenen waaronder een tentoonstellingsboek van professor Geert Mak: de schrijver die zich gespecialiseerd heeft in de geschiedenis van Amsterdam: Jacobs J, G. Mak, K. van Weringh, De wereld (1947-2001) volgens Opland, Zwolle 2004. In 1970 kreeg Opland de Lucas Oomsprijs en in 1988 de zilveren medaille van de Stad Amsterdam. Opland is in cultuurhistorisch opzicht niet alleen een begaafde tekenaar maar ook een bekende Amsterdammer.

11

Monumentale werken
Minder bekend is het feit dat hij, naast zijn politieke spotprenten, die bijna dagelijks in de krant verschenen, ook een aantal monumentale kunstwerken heeft gemaakt. Hij was eind jaren vijftig lid geworden van de Vereniging van beoefenaars van Monumentale kunsten (VbMK). Dat was een vakgerichte beroepsvereniging met een ballotage: elke kunstenaar die lid wilde worden werd beoordeeld op zijn artistieke kwaliteiten; de meeste leden hadden dan ook de opleiding Monumentale Kunsten aan de Rijksacademie in Amsterdam gevolgd. De vereniging had als doel om voor haar ruim zestig leden opdrachten te werven en op een professionele manier de percentageregelingen te begeleiden. De eerste wandschilderingen maakte hij in 1955 voor de megatentoonstelling E 55 in Rotterdam. Dat was een zeer goed bezochte tentoonstelling waar architecten en kunstenaars hun krachten hadden gebundeld. De meeste wandschilderingen die hij maakte waren politieke karikaturen en stripfiguren. Twee jaar later nam hij, met kunstenaars als Ap Muis, Jozef Ongenae, en Wim Strijbosch deel aan een grote tentoonstelling op Schiphol met als onderwerp het Atoom. Zijn werk als politiek tekenaar heeft zijn werk als monumentaal kunstenaar nogal in de schaduw gesteld. Het is opvallend dat het nu vrijwel onbekend is. Opland vertegenwoordigde Nederland twee maal met grote wandschilderingen op wereldtentoonstellingen: Brussel in 1958 en Montreal in 1967. De organisatie van die tentoonstellingen was toen beide keren onder leiding van Jurriaan Schrfer. Schrfer, van huis uit grafisch ontwerper, is voor de carrire van Opland van belang geweest. Hij was midden jaren vijftig, lid van de invloedrijke kunstenaars- en architectengroep LIGA Nieuw Beelden en heeft in 1959 samen met de architecten Aldo van Eijck en Herman Herzberger de nieuwe redactie van het toen beroemde vakblad Forum geformeerd. Schrfer was lid van de Gemeentelijke Werkgroep Kunstzaken Metro Amsterdam ten tijde van Oplands opdracht en heeft hem destijds hoogstwaarschijnlijk voorgedragen voor deze opdracht. Oplands meeste monumentale wandschilderingen zijn verdwenen vanwege het tentoonstellingskarakter van het werk, wat rest zijn slechts fotos. Hij maakte permanente wandschilderingen in de espressobar in de RAI in Amsterdam in 1961 en vier jaar later in de vergaderzaal in het Volkskrantgebouw aan de Wibautstraat. In 1969 heeft hij voor de Meerpaal in Dronten grote wandschilderingen gemaakt en in 1971 voor de fysiotherapie afdeling in het Kennemer Gasthuis in Haarlem. Al deze werken zijn afgebeeld in: De wereld (1947-2001) volgens Opland. De Volkskrant heeft in 1973 een tentoonstelling van Oplands werk georganiseerd in het Volkskrantgebouw. Voor deze gelegenheid heeft hij een wand geschilderd van negen meter lang en twee meter hoog. Het jaar daarop (1974) kreeg Opland de opdracht iets journalistieks te maken voor het metrostation Wibautstraat. 4 Drie jaar na zijn overlijden in 2001 vond de laatste tentoonstelling plaats in het Museum Het Markiezenhof te Bergen op Zoom (2004-2005).

12

A. Twee letterwanden

1976

Kunstenaar, Opland

13

A. Twee Letterwanden, Opland Concluderende waardering


De twee letterwanden dienen gehandhaafd en eventueel gerestaureerd te worden, onafhankelijk van wat voor renovatieplan dan ook. (advies A). Het is van belang dat de ondergrond van beide wanden opgebouwd met MBI-stenen over de hele lengte van het station niet gewijzigd wordt omdat het beeldondersteunend werkt. De betonstenenwanden zijn door hun ruwe structuur en hun regelmatige metselverbanden geen neutrale dragers en daarom niet zonder impact te verwisselen voor een andere ondergrond. 1. Kunsthistorische waarde Het gebruik van letters heeft hier een kunsthistorische basis in de geschiedenis van de DADA (1920) maar sluiten ook aan bij Nieuw Zakelijke typografische experimenten van bekende vooroorlogse grafische kunstenaars als Piet Zwart en Paul Schuitema. De twee letterwanden zijn gemaakt door de Amsterdamse kunstenaar Opland die bekendheid genoot als kritisch cartoonist van diverse dagbladen. Ze hebben waarde binnen het oeuvre van Opland omdat ze behoren tot de weinige overgebleven monumentale kunstwerken naar zijn ontwerp. 3. Ensemblewaarde Het kunstwerk heeft een ensemblewaarde omdat het deel uitmaakt van vijf kunstwerken van Opland die stapsgewijs het krantendrukproces van letter tot pagina verbeelden. De letters hebben door hun opvallende vormen een aantrekkelijke beeldbepalende functie en een signaal/wegwijzer werking voor de metrogebruikers die daardoor het station Wibautstraat herkennen. De uitgangspunten voor de opdrachten zijn naast de formaten en de ruimtewerking ook de MBI-stenen geweest. Het regelmatige metselverband en het ruwe karakter van de MBI-stenenwanden zijn de beeldbepalende elementen van de dragers van de kunstwerken. Ze geven een tactiel effect. 4. Cultuurhistorische waarde De wandschilderingen hebben een historische, culturele waarde omdat ze verwijzen naar de toenmalige functie van de krantengebouwen: de Perscombinatie. Veel letters refereren door de typografie aan de krantenlogos.

Beschrijving
De twee muren van de perronverdieping zijn over de totale lengte van het perron beschilderd met grote en kleine gekleurde letters. De wanden zijn voor de geluidsdemping bekleed met MBI-blokken die in het regelmatige strekkenverband zijn gemetseld. De gemetselde vlakken, van elkaar gescheiden met een zwart geverfde voeg, zijn niet allemaal even groot: de meeste zijn rechthoekig maar er zijn ook vierkante. De caisson-aansluitingen vallen op omdat de zwartgeverfde dilatatievoegen veel breder zijn dan de voegen tussen de MBI-blokken. De letters zijn als het ware uitgestrooid over de muurvlakken zonder dat Opland zich iets heeft aangetrokken van de begrenzingen van de vlakken. Sommige letters zijn zo groot dat ze niet op het muurvlak lijken te passen. De letters zijn wel allemaal schuin weergegeven, 14

maar niet cursief. Ze hebben allemaal dezelfde hellingshoek van ca 70 graden; op de ene wand hellen ze naar links: naar achteren en op de andere wand naar rechts: naar voren. Opland heeft lettergroepen gemaakt en gespiegeld herhaald, zoals de HOW v r. De schuine weergave suggereert beweging: het regent letters. Het zijn drukletters: hoofd- en onderkastletters in verschillende lettertypen. Er zijn letters met en zonder schreven, met dikke en dunne lijnen en er zijn een paar letters in spiegelbeeld. De vette w van Trouw, de vette Bodoni van de Volkskrant: V, de vette Elephant: P, de vette Helvetica: e, de vette Times New Roman: H. Sommigen lijken woordgedeelte te vormen. Ergens staat Baut te lezen: WIBAUT? En op een andere plek vormen de letters het woord: PERS. De witte ondergrond heeft een heldere uitwerking op de gekleurde letters. Ze zijn donker en heldergroen als de kleuren van de natuur. Ze hebben door de warme en zonnige kleuren een optimistische uitstraling.

De lettergroep HOW vr bevindt zich zowel op de linkermuur als op de rechtermuur. Op de linkermuur hellen de letters naar voren. 3-10-1976 (foto Wim Ruigrok)

De lettergroep HO vr na de renovatie zonder W. De letters op de rechtermuur hellen naar achteren

15

Lettervorm, kleur en betekenis


Opland kreeg in 1974 de opdracht en heeft daar tot in 1977 aan gewerkt. Voor Opland was dit niet de eerste monumentale opdracht die hij kreeg, -hij had al zeker acht wandvullende schilderingen voltooid- maar deze was zeker de allergrootste. De muren zijn drie en halve meter hoog en ca 180 meter lang. Opland heeft geen monumentale opleiding genoten en moet dus uit ervaring geleerd hebben hoe de vlakverdeling van een wand met een dergelijke grote afmeting ontworpen moet worden. De compositie op dit formaat is een typische brede, horizontale all-over compositie waarbij het lijkt alsof de letters nonchalant over het vlak zijn uitgestrooid. Maar door de schuine weergave die aan de overkant spiegelbeeldig is, blijkt het geen chaos te zijn maar een ontworpen eenheid waarin hij lettergroepen herhaald heeft. Voor een aantal kleine letters zal hij mallen hebben laten maken maar de meeste grote letters zijn met witte lijnen op de muur getekend. Daarna zijn de contouren afgeplakt en met een kwast en/of roller zijn de vormen ingevuld. In het tentoonstellingsboek: De wereld (19472001) volgens Opland staan twee fotos van Wim Ruigrok die het werkproces laten zien. De kunst in de metro is in het kader van een signaal/wegwijzerfunctie bedoeld. De opdracht was: om er iets journalistieks van te maken.5 Het is voor de gebruikers van de metro en zeker voor de Amsterdammers duidelijk op welk station ze zich bevinden. Dit is het station

Opland heeft diverse lettertypen gebruikt voor de muren: de a is de vette . Times New Roman, zoals in het Algemeen

Dagblad.

van de Wibautstraat; de snelweg die door de binnenstad loopt; de S112 met grote gebouwen waar ooit de dagbladenconcerns zaten, het belastingkantoor, de grote schoolgebouwen etc. Een groot aantal reizigers dat hier uitstapt, zal op weg zijn naar een van deze gebouwen. Door de verschillende lettervormen en groottes wordt een associatie opgeroepen met het lettergebruik van de verschillende dag- en avondbladen. Het ontwerpen van letters en het opmaken van drukwerk is het werk van een grafisch ontwerper. Een vak dat onderwezen wordt op kunstacademies en grafische opleidingen. De meest modieuze letters typeren een tijdsperiode. De letters uit de periode 1920-1930 zijn typerend vanwege een modieuze lage dwarsstreep in de A, E, F en de H bijvoorbeeld; in 1970 is er een periode geweest dat er bijna geen hoofdletters gebruikt werden en waren de letters vaak schreefloos. Letters kunnen door hun vormgeving zo veel uitstraling hebben dat een merknaam niet meer vermeld hoeft te worden. De Telegraaf en de Volkskrant zijn al herkenbaar als we alleen de T of de V zien staan. Opland heeft de letters gebruikt als decoratie en als een low profile kunstvorm. Het is waarschijnlijk dat hij genspireerd is door de beroemde kunststroming DADA uit de twintiger jaren die bekend werd doordat de 16

Theo van Doesburg, affiche voor DADA 1922 (coll. Centraal Museum Utrecht) foto: www.dadart.com

Piet Zwart, het Trio-reclameboek 1931 . (coll. Gemeentemuseum Den Haag) foto: www. pietzwart-online.nl

kunstenaars experimenteerden met losse woorden zonder onderling verband. Die kunstenaars waaronder Theo van Doesburg hielden toen voordrachten die uit losse woorden bestonden en beschouwden dat als pozie of als muziekcompositie. De letterschilderingen in de metro zijn duidelijk luchtiger en decoratiever bedoeld. Door zijn schuine vormgeving lijkt het alsof het regent van de letters. Daarmee verwijst hij naar de grafische kunstwerken uit die tijd van Piet Zwart en Paul Schuitema.

Conditie
De letters en de muren zijn nu niet beschadigd maar eind jaren negentig waren ze wel door graffitispuiters beklad. De wandschilderingen zijn toen in overleg met Opland gerestaureerd waarbij er een of meer groepen van kleine lettertjes zijn verdwenen. Er schijnen ook meer gekleurde letters toegevoegd te zijn. Dat betekent dat de oorspronkelijke vormen dus gewijzigd zijn maar wel van Opland zijn hand zijn. De gemeente heeft elektriciteitsbuizen en brandvertragende schermen aangebracht die door het kunstwerk heenlopen. De letters zijn beeldend sterk genoeg om dit soort noodzakelijke aanpassingen te verdragen. Vanzelfsprekend hebben de schilderingen te lijden gehad onder de vervuiling van het voorbijrazende metroverkeer maar ze verkeren in een goede conditie. Helaas is er geen archief over het metrostation Wibautstraat bij de Dienst IVV te vinden, waardoor er geen informatie is over eventuele renovaties, het opdrachtbeleid en de financiering.

17

18

B. De wand met de krantencollage

1977

Kunstenaar, Opland

19

B. De wand met de krantencollage, Opland

Concluderende waardering
De wand met de krantencollage dient gehandhaafd en eventueel gerestaureerd te worden, onafhankelijk van wat voor renovatieplan dan ook. (advies A). Het is van belang dat de ondergrond van de wand opgebouwd met MBI-stenen niet gewijzigd wordt omdat het de drager is van het kunstwerk. Het kunstwerk zou vernietigd worden. De betonstenenwand is door zijn ruwe structuur en zijn regelmatige metselverband geen neutrale drager en daarom niet zonder impact te verwisselen voor een andere ondergrond. 1. Kunsthistorische waarde De krantencollages hebben een kunsthistorische basis in de geschiedenis van het Cubisme, de DADA en de Pop Art. De wand met de krantencollage is gemaakt door de Amsterdamse kunstenaar Opland die bekendheid genoot als kritisch cartoonist van diverse dagbladen. Hij heeft waarde binnen het oeuvre van Opland omdat hij behoort tot de weinige overgebleven monumentale kunstwerken van zijn hand. Het technische proced is (nog) niet achterhaald. 2. Ensemblewaarde Het kunstwerk heeft een ensemblewaarde omdat het deel uitmaakt van vijf kunstwerken van Opland die stapsgewijs het krantendrukproces van letter tot pagina verbeelden. De uitgangspunten voor de opdrachten zijn naast de formaten en de ruimtewerking ook de MBI-stenen als ondergrond geweest. Het regelmatige metselverband en het ruwe karakter van de MBI-stenen bepalen nu de basis van de kunstwerken en geven een tactiel effect. De wand heeft een beeldbepalende functie voor de metrobezoekers op de halverdieping boven de trap. 3. Cultuurhistorische waarde De wand heeft een historische, culturele waarde omdat het verwijst naar de toenmalige functie van de krantengebouwen van de Perscombinatie.

Beschrijving
Boven de trap en de roltrap bij de zuidelijke in- en uitgang is een muurvlak waarop een krantencollage van Opland te zien is. Het muurvlak is de afsluiting van het perronplafond. Het lange horizontale vlak strekt zich uit over de breedte van het perron. Het bevindt zich op de hoogte van de hal (halniveau zuid) en wordt gezien door de reizigers voordat ze de trap afdalen. Een vide schept afstand tussen het kunstwerk en de beschouwer. Zonder een spotlight is het niet goed zichtbaar. Het horizontale vlak toont een crmewitte collage met opgeblazen krantenteksten. Het zijn niet alleen de logos van de kranten maar ook de headlines, chapeaus en stukjes tekst die om diverse redenen opvallend zijn. De vetste koppen vallen het eerste op: Adieu (toepasselijke tekst voor de metroreizigers) maar ook logos als: Le Monde, The Times, 20

Groene Amsterdammer, France Soir en openingskoppen als: Sprinttriomf, watersnood bij Rome, wij hebben ons haar oranje laten verven, Den Uyl moet wel erg sterk in zijn schoenen staan, Il riformista con , dooi valt weekend in: Winter moet wijken voor zachte lucht, Husband shoots wife-then turns gun on himself, uitgaven nog extra remmen. Alle oneliners zijn in diverse groottes, diktes, recht en schuin neergezet. In het midden is een zwartgeverfde nis met een collage van witte teksten en headlines.

Betekenis, vorm en inspiratie


Meer dan alle andere muren attendeert deze wand de beschouwer op de dagbladen. Het zijn uitvergrote knipsels van alledaagse kranten uit diverse landen die hij naast elkaar en over elkaar heen heeft geplakt. Elke krant heeft zijn eigen typografie waaraan wij als lezers vaak al een krant kunnen herkennen. Hier realiseert de beschouwer zich dat zodra het nieuws is gedrukt, het eigenlijk al weer oud nieuws is. Deze kranten vermelden het nieuws van een willekeurige dag in 1977. Sommige headlines geven te denken zoals: watersnood bij Rome of: wij hebben ons haar oranje laten verven. Een redacteur van het Parool die de collage in 1977 besprak, schreef: Als de derde wereldoorlog nog even wil wegblijven en de metrobuis haalt het jaar 2027, dan is er misschien iemand, die nostalgisch terugkijkt naar de jaren zeventig van de twintigste eeuw en als de viltstiften Oplands schepping met rust laten zal er misschien ook iemand zijn, die een verklaring zoekt voor die oranje geverfde haren. Hij zal meer woorden nodig hebben dan ik nu, om uit te leggen dat het hier niet gaat om een sekte, die het huis van Oranje overdreven vereert. Die collage van Opland is maar een onderdeel van de versiering van dat station, dat zonder wat kleur en fleur er een beetje erg kil zou uitzien. 8

De wand met de fotocollage van krantenkoppen en headlines (foto Dienst IVV)

Opland is niet de eerste die met krantenknipsels een kunstwerk maakte. Rond 1920 waren er al diverse kunstenaars zoals Duchamp die krantenknipsels in hun werken plakten. De Cubisten als Braque, Picasso en Juan Gris deden dit ook al in hun schilderijen. Ook Dadakunstenaars gebruikten dit net als verschillende surrealisten. In de Pop Art (ca 1955-1965) was het een vaker gebruikte kunstvorm. Zij baseerden zich op de Dada en het Surrealisme. Opland is hoogstwaarschijnlijk benvloed door de populaire Amerikaanse en Engelse kunststroming Pop Art die in de vaste collectie van het Stedelijk Museum in Amsterdam te zien was. Deze kunststroming die ondermeer de verheerlijking van de consumptiemaatschappij met alledaagse afbeeldingen in beeld bracht, ontleende haar themas uit de reclame, televisie, stripverhalen, kranten etc. Andy Warhol is wel de bekendste kunstenaar die schokkende krantenfotos toepaste in zijn werken. Warhol die 21

Detail krantencollagewand (detail foto: Wim Ruigrok)

bijna alle vormen van de dagelijkse media in zijn kunstwerken verwerkte, erkende en bekritiseerde min of meer de macht van de mass-circulated media images in American culture. Maar wat voor Amerika geldt, gaat ook op voor Nederland. Er zijn kritische mensen die beweren dat de wereld een mediacratie is geworden. De wereld zou geregeerd worden door de media, de kranten die objectief behoren te zijn, worden wel voor een bepaalde doelgroep geschreven. Politici, bedrijven, zakenmensen etc. kennen de invloed van de media. Ze willen op een positieve manier in het nieuws komen. Want onbekend maakt immers onbemind. Het is niet duidelijk welk proced Opland gebruikt heeft en hoe hij de uitvergrote krantenknipsels op de wand heeft uitgevoerd. Heeft hij met een diaprojectie een van te voren geprepareerd beeld op de wand geprojecteerd en vervolgens beschilderd? Mogelijk is het met rollen gezeefdrukt papier (dun) gedrukt, omdat er naden te zien zijn. Dat zou kunnen betekenen dat het in banen is opgeplakt. Daarna is het waarschijnlijk gelakt met een goede vernissoort.9 De betonstenen zijn duidelijk zichtbaar. De afstand tot de muur is door de vide te groot voor ons om met zekerheid iets over het proced te kunnen zeggen. De MBI-stenenwand is een van de uitgangspunten geweest voor de opdracht. Opland heeft geen gestuukte of betegelde wand geist. De wand met zijn ruwe structuur en zijn regelmatige metselverband functioneert als beeldondersteunende drager van het kunstwerk en geeft een tactiel effect.

22

Detail krantencollagewand (detail foto: Wim Ruigrok)

Conditie
Deze hooggeplaatste muur is niet beschadigd. De hoge plaatsing ervan biedt blijkbaar voldoende bescherming tegen vandalen. Het mag aangenomen worden dat ook deze wand na dertig jaar wel vuil geworden is door het metroverkeer maar daar is weinig van te zien. De conditie is verder goed voor zover dit te zien is door de trapvide. Heeft Opland de achtergrond crmewit gemaakt om het effect van de verouderde, vergeelde krant te benadrukken? Wij kunnen dat niet bevestigen maar als de crmewitte muur in het begin misschien wel wit was, dan past de crmewitte kleur wel in het concept van veroudering.

23

24

C. De wand met de herhalende krantenfoto

1977

Kunstenaar, Opland

25

C.D De wand met de herhalende krantenfoto, Opland


Concluderende waardering
De wand met de herhalende krantenfoto dient gehandhaafd en eventueel gerestaureerd te worden, onafhankelijk van wat voor renovatieplan dan ook. (advies A). Het is van belang dat de ondergrond van de wand opgebouwd met MBI-stenen over de breedte van het station niet gewijzigd wordt omdat hij de drager van het kunstwerk is. Het kunstwerk zou in dat geval vernietigd worden. De betonstenenwand is door zijn ruwe structuur en zijn regelmatige metselverband geen neutrale drager en daarom niet zonder impact te verwisselen voor een andere ondergrond. 1. Kunsthistorische waarde De krantenfotowand heeft een kunsthistorische waarde als een goed voorbeeld van de Pop Art (1960) en is in het bijzonder een verwijzing naar het werk van Andy Warhol. De wand met de repeterende krantenfoto is gemaakt door de bekende Amsterdamse kunstenaar Opland die bekendheid genoot als kritische cartoonist van diverse dagbladen. Het kunstwerk heeft waarde binnen het oeuvre van Opland omdat het behoort tot de weinige overgebleven monumentale kunstwerken naar zijn ontwerp. Het technische proced is (nog) niet achterhaald. 2. Ensemblewaarde Het kunstwerk heeft een ensemblewaarde omdat het deel uitmaakt van vijf kunstwerken van Opland die stapsgewijs het krantendrukproces van letter tot pagina verbeelden. De wand heeft een beeldbepalende functie voor de metrobezoekers op de halverdieping boven de trap. De MBI-wand met zijn ruige structuur is van belang als drager van het kunstwerk. 3. Cultuurhistorische waarde De krantenfotowand heeft een historische, culturele waarde omdat hij verwijst naar de toenmalige functie van de krantengebouwen: de Perscombinatie.

Beschrijving
Deze krantenfotowand bevindt zich boven de trap en de roltrap bij de noordelijke in- en uitgang. Het zit op een identieke plaats op de andere afsluiting van het perronplafond en fungeert als het contrabeeld van de krantencollagewand. Het horizontale vlak dat over de breedte van het perron strekt, heeft in het midden een zwart rechthoekig vlak. De hele wand werkt vrijwel abstract maar bestaat feitelijk uit een dwingende herhaling van steeds n, koud tegen elkaar gezette krantenfoto met een straatbeeld uit de Amsterdamse Pijp. Er bevinden zich vier fotos boven het linkerperron en vier boven het rechterperron. De fotos sluiten zeer fraai op elkaar aan waardoor het doet denken aan de scherpe hoek waar de Tweede Jacob van Campenstraat of de Quellijnstraat en de Gerard Doustraat bij elkaar komen als gevolg van twee stedenbouwkundige plannen.

26

Betekenis, vorm en inspiratie


Het lijkt een kiekje van een kilometerlange nauwe negentiende-eeuwse Amsterdamse straat zonder bomen zoals een toerist er legio van maakt. De foto is echter niet zo toevallig als het lijkt. Het heeft een zorgvuldige meetkundige compositie. De fotograaf heeft hem in het midden van de straat genomen vanaf een standpunt dat hoger is dan ooghoogte waardoor het vluchtpunt aan het einde van de straat in het midden van het vlak is komen te liggen. Dat betekent dat de compositie van de foto bestaat uit een rechthoek met twee diagonalen en dat het vluchtpunt precies in het midden van het vlak ligt. De bovenste delen van de diagonaal worden gevormd door de dakranden van de huizenrijen aan beide kanten en de onderste door de rijen geparkeerde autos aan beide zijden van de straat. De foto is op een zonnige dag genomen, op het moment dat de zon een scherpe schaduw werpt in het midden van de straat. De toppen van de geveltjes met de hijsbalken geven een gerafeld silhouet aan de dakranden. De foto is niet echt zwart-wit maar zwart-crme-wit en steekt af tegen het witte vlak van de met letters beschilderde perronwanden. De reeks fotos sluiten vanwege de uitgekiende compositie fraai op elkaar aan. Het resultaat is dat een gehaaste reiziger een bijna abstracte voorstelling ziet met een zigzaglijn aan de bovenzijde met daaronder driehoekige vlakken en verticale streepjes.

Detail van de krantenfotowand. De twee fotos sluiten nauw op elkaar aan

27

Het naast elkaar zetten van de foto levert niet alleen een fraai beeld op maar heeft ook een kritische betekenis. Herhalende effecten zijn belangrijk in de media. Repetitie vervormt het oorspronkelijke beeld: dat geldt voor een journalistieke waarheid maar ook voor een optisch beeld. Dezelfde foto herhalen binnen n kader werd door Andy Warhol in de Pop Art al eerder toegepast. Warhol schokte de beschouwer door fotos van een elektrische stoel, gruwelijke auto- en vliegtuigongelukken naast elkaar te zetten. Hij wilde aangeven dat veel mensen afschuwelijke gebeurtenissen over moorden, zelfmoorden en nucleaire explosies spannend vinden. Door de herhaling lekte de betekenis weg. Tegenwoordig is Warhol bekend door het veelvuldig afgedrukte portret van Marilyn Monroe. Warhol maakte zeefdrukken op doeken waardoor hij op een vlotte manier het effect kon bereiken. Zeefdrukken was een medium dat tot die tijd in de kunst vooral gebruikt werd om meerdere goedkopere kunstwerken op papier te maken. Warhol maakte er op zon manier unica van. Opland lijkt met de herhaling van een tamelijk neutrale krantenfoto een Warhol-citaat te hebben gemaakt: rafelig en vlekkerig. Het herhalende beeld geeft niet alleen een rustige grafische weergave maar verwijst ook naar de drukkerij die iedere dag talloze kranten drukt. Het proced dat Opland gebruikt heeft om de foto zeker acht maal identiek op deze kopse wand te krijgen, is nog niet achterhaald maar het lijkt op zeefdrukken. Het is moeilijk om het met zekerheid vast te stellen omdat het door de vide voor ons niet mogelijk is om dichtbij het werk te komen. Het is gissen omdat er geen archief bestaat. Het is wel een feit dat de foto, net als bij een zeefdruk of andere drukmethode, iedere keer perfect herhaald wordt. Het is volgens de kunstzeefdrukker Paul Wyber waarschijnlijk dat de voorstelling met een kartonnen of een folie mal getekend is en daarna getamponneerd. In de details zitten namelijk verschillen in verfdikte. 10 De betonstenenwand is de drager van het kunstwerk. De uitgangspunten voor de opdracht zijn behalve het formaat ook de MBI-stenen geweest. Opland heeft blijkbaar deze ondergrond geaccepteerd en heeft niet geist dat de muur gestuukt zou worden. De ruige ondergrond, het formaat van de stenen en het regelmatige metselverband zijn beeldbepalend voor het kunstwerk.

Conditie
De conditie van dit kunstwerk is verrassend goed. Want ook deze wanden die hoog boven de metrotreinsporen zijn geplaatst, zullen te lijden hebben van de vervuiling die de metro veroorzaakt.

28

A. Twee wanden met persrollen

1977

Kunstenaar, Opland

29

D.Twee wanden met persrollen, Opland

Concluderende waardering
De twee wanden met de persrollen dienen gehandhaafd en eventueel gerestaureerd te worden, onafhankelijk van wat voor renovatieplan dan ook. (advies A). Het is van belang dat de ondergrond niet gewijzigd wordt omdat het beeldondersteunend werkt. De betonstenenwanden zijn door hun ruwe structuur en hun regelmatige metselverbanden geen neutrale dragers en daarom niet zonder impact te verwisselen voor een andere ondergrond. 1. Kunsthistorische waarde De twee wanden met de persrollen zijn gemaakt door de bekende Amsterdamse kunstenaar Opland die bekendheid genoot als kritische cartoonist van diverse dagbladen. Ze hebben waarde binnen het oeuvre van Opland omdat ze behoren tot de weinige overgebleven monumentale kunstwerken. Opland heeft de persrollen op een cartoonachtige wijze verbeeld en daarom is dit werk typerend voor zijn oeuvre. 2. Ensemblewaarde Het kunstwerk heeft een ensemblewaarde omdat het deel uitmaakt van vijf kunstwerken van Opland die stapsgewijs het krantendrukproces van letter tot pagina verbeelden. Dit werk heeft vanwege de weinig zichtbare plek waar het zich bevindt slechts een beeldondersteunende werking. De MBI-wanden met hun ruige structuur zijn van belang als beeldbepalende dragers. 3. Cultuurhistorische waarde De wanden hebben een historische, culturele waarde omdat ze verwijzen naar de toenmalige functie van de krantengebouwen: de Perscombinatie.

Beschrijving
De twee muurvlakken waarop de drukpersen zijn geschilderd, bevinden zich op halniveau zuid tegenover de wand met de krantencollage. Het zijn ook de afsluitingen van de perronplafonds. Ze zijn aanwezig boven de sporen geplaatst en waren oorspronkelijk te zien door de reizigers die in de hal stonden maar ze zijn tegenwoordig afgesloten. Een vide schept afstand tussen de schildering en de toeschouwer. De muurvlakken zijn niet even groot. Het rechtervlak heeft een betonnen draagbalk met daarboven MBI-stenen. Het linkervlak heeft geen draagbalk aan de onderkant en is breder. Beide plekken hebben verlichting nodig omdat ze te weinig licht vangen. Op het vlak heeft Opland op een cartoonachtige wijze het krantendrukproced uitgebeeld. Het verbeeldt de drukpers als twee banden met persrollen. In de hoek ligt een stapel kranten. Ze lijken samen een trap te vormen. De banden zijn weergegeven als twee dunne lijnen die boven elkaar liggend, zigzaggend via grote en kleine cirkels lopen. De persrollen, de banden en de papierenstapels zijn met zwarte verf op een witte achtergrond neergezet. In het linkervlak liggen de stapels kranten in de linkerhoek en in het rechtervlak liggen ze in de rechterhoek. Als de foto van de linkerwandschildering gespiegeld wordt, blijken de composities van het linker- en het rechtervlak bijna identiek aan elkaar te zijn.

30

(zie afbeelding). Het verschil zit in het feit dat het rechtervlak minder breed is dan het linkervlak waardoor een gedeelte van de voorstelling niet afgebeeld is.

Linkervlak in originele weergave

Rechtervlak in originele weergave

Linkervlak in gespiegelde weergave

Betekenis, vorm en inspiratie


Het lijkt wel of Opland een bijna geabstraheerd beeld met bollen heeft ontworpen, maar dat blijkt bij nadere beschouwing niet waar te zijn. Op deze twee muurvlakken wordt het eerste stadium van de krantendrukproces verbeeld. Opland heeft in het precomputertijdperk- de conventionele krantendruk verbeeld. Opland, wiens handelsmerk cartoons en karikaturen was, heeft deze muurschilderingen alleen met zwarte lijnen op een wit vlak gemaakt zonder enige dieptesuggestie: een academische eis binnen de traditie van de monumentale kunst. De meeste kunstenaars hebben dit in hun opleiding geleerd. Het is daarbij ook een grafische manier van weergeven.

Opland, detail muurschildering: De Snelloper wandschildering in het Volkskrantgebouw, Wibautstraat 1965. (foto Wim Ruigrok, uit: De wereld (1947-2001) volgens Opland, p.85)

31

Binnen het lijnenspel zijn alleen de cirkels opgevuld. Hij vertelt het drukproced in zijn lijnenspel op zon eenvoudige manier dat het voor iedereen begrijpelijk is. De monumentale kunst is een gemeenschapskunst die niet in een museum maar in een omgeving hoort waar het gezien kan worden door het grote publiek. De verstaanbaarheid maakt zijn werk waarschijnlijk geliefd. Deze twee muren sluiten het meest aan bij zijn andere monumentale werken. Het drukpersproced had hij als onderwerp in 1965 al eens uitgevoerd op een muur in het Volkskrantgebouw. (zie afbeelding). De linkerbovenhoek van de grote drukpers De Snelloper lijkt op de wandschildering in het metrostation. Links onder vallen de kranten uit de pers. Opland heeft de muur in het metrostation, net als de krantendruk, in zwart-wit uitgevoerd. Zwart-wit is voor een krant immers het voordeligste. Zeker midden jaren zeventig werden kleuren weinig gebruikt omdat er voor een kleurenfoto vier drukgangen nodig waren. Opland heeft de MBI-wanden met hun ruige structuur en hun regelmatige metselverbanden geaccepteerd als een van de voorwaarden voor de opdracht. De ruige wanden zijn beeldondersteunende dragers van het kunstwerk.

Conditie
De hooggeplaatste muren zijn niet beschadigd door graffitispuiters in tegenstelling tot de betonnen muren op het perron. Het mag aangenomen worden dat ook deze wanden na dertig jaar wel vuil geworden zijn door het metroverkeer maar daar is weinig of niets van te zien. De conditie is verder goed voor zover wij dat konden waarnemen ondanks de grote vide tussen ons en de schilderingen.

32

E. Huisje met betonrelif van krantenmatrijzen

1974

Kunstenaar, Opland

33

B. Huisje met betonrelif van krantenmatrijzen, Opland

Concluderende waardering
Het werk van Opland dient gehandhaafd en gerestaureerd te worden, onafhankelijk van welk renovatieplan dan ook. (advies A) 1. Kunsthistorische waarde Het betonrelif heeft een kunsthistorische waarde op het terrein van materiaaltoepassing en techniek. Het is van belang vanwege innovatief materiaalgebruik omdat het voor zover bekend- een van de meest verfijnde betonrelifs is dat in Nederland gemaakt is. Het betonrelif is gemaakt door de Amsterdamse kunstenaar Opland die bekendheid genoot als kritisch cartoonist van diverse dagbladen. Het heeft waarde binnen het oeuvre van Opland omdat het behoort tot de weinige overgebleven monumentale kunstwerken naar zijn ontwerp. 2. Ensemblewaarde Het kunstwerk heeft een ensemblewaarde omdat het deel uitmaakt van vijf kunstwerken van Opland die stapsgewijs het krantendrukproces van letter tot pagina verbeelden. 3. Cultuurhistorische waarde Het betonrelif heeft een historische, culturele waarde omdat het verwijst naar de toenmalige functie van de krantengebouwen: de Perscombinatie. Dit betonrelif met matrijzen is van cultuurhistorische waarde omdat het de overgangstijd van begin jaren zeventig markeert toen het krantendrukproced van de in loodgezette paginas overging op offset. Het relif bestaat uit in loodzetsels opgemaakte paginas die werden afgegoten tot betonnen krantenpaginas in relif.

Beschrijving
In het midden van het perron staat een betonnen huisje (bestemd voor de Bescherming Bevolking). De muren ervan zijn verfraaid met ondiepe betonrelifs. Het zijn matrijzen van kranten die hier in het beton zijn afgedrukt. De relifs zijn later met betonverf dichtgesmeerd en vrijwel niet meer leesbaar. Het huisje is geschat, twee meter breed, zes meter lang en vier meter hoog. In een van de lange zijdes bevindt zich een klein rood vierkant metalen luikje waarachter vermoedelijk een brandslang is opgeborgen. Daarnaast was eerst een grijs geverfde deur met een rood handvat, maar daar is later op een weinig zorgvuldige manier

34

Het proces van het uitvoeren van het verfijnde betonrelif op 21-8-1974 (foto Wim Ruigrok)

De in loodzetsels opgemaakte paginas zijn afgegoten tot betonnen krantenpaginas in relif. De kranten zijn te lezen. Rechts de Volkskrant met een artikel: Nederland vergroot hulp aan arme landen. (foto Wim Ruigrok)

35

een nieuwe witte deur ingezet. Doordat de snijvoegen niet afgewerkt zijn, ontsiert deze deur het huisje. Aan de andere zijde bevindt zich een geblindeerd raam en aan de bovenkant is een rechthoekig gat gezaagd dat ook niet verder is afgewerkt. Het is alleen witgeverfd. Het betonwerk blijkt verbazend dik te zijn, dat is goed te zien aan dit gat. Bovendien is het huisje beplakt met grote stickers. Onder het raam staat een grijs metalen kastje. De hoeken van de huisjes zijn afgerond en de bovenkant heeft een grijze sokkel. De relifs die in de muren van het betonnen huisje zijn gedrukt, bestaan uit rijen en kolommen krantenpaginas met een tussenruimte van ca. 10 centimeter. De rijen verspringen ten opzichte van elkaar. Veel van de kranten zijn zo verfijnd in het beton gedrukt dat, ondanks de verflaag, een aantal passages -met moeite- nog steeds te lezen is. Het blijken kranten uit de hele wereld te zijn.

Betekenis, vorm en proced


De in loodzetsels opgemaakte paginas werden op de muren van de huisjes afgegoten tot betonnen krantenpaginas in relif. De ondiepe relifs zijn waarschijnlijk verkregen door dunne matrijzen (stypes) van krantenpaginas in de bekisting van het gietbeton op te nemen. Het zetsel is dus weer positief leesbaar gemaakt in beton. Tot circa 1970 werden de kranten nog gemaakt op de zetterij met een regelzetmachine waarin de functie van letterzetten en lettergieten verenigd was. Na de periode van het drukken met loodzetsel werd het fotozetsel als proced ingevoerd. Na eeuwenlang te zijn gebruikt, was de drukvorm door middel van loodzetsel op zijn retour en moest plaats maken voor nieuwe technieken als offset en computervormgeving. Dit betonrelif van de in loodgezette paginas markeert de overgangstijd begin jaren zeventig. 11 Het betonrelif is een jonge monumentale kunstvorm, die voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog is toegepast door Le Corbusier en in Nederland twee jaar daarna -in 1954door kunstenaar Harry op de Laak in de Christelijke Ambachtsschool op de Wibautstraat / Vrolikstraat: het gebouw bovengronds naast de metrohalte. De meeste betonrelifs zijn, net als in het schoolgebouw, ontstaan door bij het storten van de betonnen muur de voorstelling als contravorm in de houten mallen in de bekisting aan te brengen. Doordat er doorgaans ongeschaafd hout gebruikt wordt en het beton een ruwe structuur met kiezelstenen heeft, zijn de betonrelifs meestal grof en dik en hebben een diep relif. De huisjes daarentegen hebben een zeer verfijnd betonrelif. Er is een betonsoort gebruikt (trilbeton?) dat zich als stuc heeft laat bewerken. De matrijsramen buigen netjes mee in de afgeronde hoeken van het huisje. Het is zo verfijnd dat het als bijzonder en zeldzaam binnen de betonrelif techniek moet worden aangemerkt en hoog gewaardeerd moet worden. Het contrast, tussen de grof gemaakte betonrelifs in het schoolgebouw bovengronds en de verfijnde betonrelifs in het metrostation, is groot. De leerlingen van deze Ambachtsschool zullen de betonrelifs met een beroepsmatige belangstelling bekeken hebben.

Conditie
De conditie is zeer matig. Het huisje is een of misschien wel meerdere malen witgelakt en ingezaagd. Metrogebruikers konden voor de verfbeurt alle paginas lezen. De lakverf heeft de leesbaarheid van het relif ernstig aangetast. De nieuwe deur en het gat zijn niet afgewerkt en ontsieren de muren. 36

METROSTATION

WATERLOOPLEIN

Twee wanden met Waterloo

1980

Kunstenaar, Willem Sandberg (1897-1984)

Elke tijd heeft ten slotte zijn eigen taal en de grote kunstwerken van alle tijden passen bij elkaar, doen elkaar geen kwaad door nabuurschap. (Sandberg) 12

37

A. Twee wanden met Waterloo, Willem Sandberg

Concluderende waardestelling
De wandschilderingen van Sandberg dienen gehandhaafd en gerestaureerd te worden, indien noodzakelijk, onafhankelijk van wat voor renovatieplan dan ook. (advies A) Het is van belang dat de ondergrond van beide wanden opgebouwd met MBI-stenen over de hele lengte van het station niet gewijzigd wordt omdat het beeldondersteunend werkt. De betonstenenwanden zijn door hun ruwe structuur en hun regelmatige metselverbanden geen neutrale dragers en daarom niet zonder impact te verwisselen voor een andere ondergrond. 1. Kunsthistorische waarde De monumentale typografische wandschilderingen van Sandberg zijn kunstdesignhistorisch van eminente waarde. Voor Sandberg was zijn grafische vormgeving een toegankelijke manier om kunst aan het publiek te tonen. Zijn wandschilderingen zijn dan ook te beschouwen als zeer uitvergrote affiches van het Stedelijk Museum Amsterdam. De metroschilderingen hebben in die zin een blijvende functie. De MBI-stenen met hun ruige structuur zijn van belang als drager van zijn kunstwerk. Sandberg vond een groffe, witgeschuurde wand altijd het mooiste als achtergrond voor schilderijen. Sandberg behoort tot een van de belangrijkste Nederlandse grafische ontwerpers die onder meer naam heeft gemaakt in het buitenland, met name in New York. Hij wordt nog steeds ook internationaal gewaardeerd. Het zijn de enige monumentale werken die hij ooit gemaakt heeft en daarom hebben ze zeldzaamheidswaarde. 2. Ensemblewaarde Sandberg heeft zijn belettering architectonisch opgevat en als het typografische wit, tussen de wandschilderingen in, wat meer gerespecteerd zou worden, dan bezit Amsterdam een kapitaal werk van een beroemde Amsterdammer. De letters zijn herkenbaar voor de metroreizigers en hebben een signaal/wegwijzerfunctie. Het werk is beeldbepalend voor dit metrostation. 3. Cultuurhistorische waarde Het werk heeft een cultuurhistorische waarde omdat het gemaakt is door Willem Sandberg die als directeur en tentoonstellingsmaker door zijn vooruitstrevende museumbeleid het Stedelijk Museum Amsterdam en Nederland internationaal op de kaart heeft gezet.

Beschrijving
In het metrostation Waterlooplein zijn de twee muren van het perron verfraaid met grote typografische wandschilderingen. Het kunstwerk is ontworpen door Willem Sandberg en in 1980 uitgevoerd. De letters zijn zo groot mogelijk uitgevoerd en beslaan bijna de hele hoogte van de MBI-stenenwand. De naam van het metrostation, WATERLOO, is in metershoge letters in rood en blauw geschilderd. De letters zijn uitgevoerd in de hoofdletters. Het zijn zogenaamde kistsjabloon letters maar met rafelige- in plaats van strakke contouren. De kistletters die hij hier gebruikte 38

(bekend als kistletters) vertonen rafelige contouren. Sandberg heeft de naam WATERLOO in letterblokken in een altenerend ritme op de linkeren op de rechtermuur geplaatst. Drie namen bevinden zich aan de linkerzijde en twee aan de rechterzijde. Tussen het eerste en het tweede letterblok zit een witte ruimte, die bedoeld is als het typografische wit van de grafische vormgever: het is ongeveer net zo lang als een letterblok. Het wit hoort bij de schildering als geheel en is geen lege ruimte. In de witte ruimtes hangen tegenwoordig reclameborden die de compositie runeren en getuigen van onbegrip voor Sandbergs bedoelingen. De wanden zijn voor de geluidsdemping bekleed met MBI-stenen die in het regelmatige strekkenverband zijn gemetseld. De gemetselde vlakken zijn niet allemaal even groot: de meeste zijn rechthoekig maar er zijn ook vierkante. De vlakken lijken in de breedte aan de letters te zijn aangepast. De zwartgeverfde caissonaansluitingen vallen op omdat de dilatatievoegen veel breder zijn dan de dunne witte voegen tussen de MBI-vlakken.

Lettervorm, kleur, betekenis en inspiratie


In het archief van de Dienst IVV bevindt zich een langwerpig blad waarin Sandberg over acht vakken de letters -zonder rafelige randen- getekend en gekleurd heeft. Sandberg heeft dit lettertype gekozen vanwege de geometrische contour en vorm. De basis voor de letters zijn cirkels, rechthoeken, driehoeken en trapezia. Ze zijn niet sierlijk maar robuust en stoer en hebben een stevige uitstraling. De kracht van de vormgeving ligt ook in de concentratie van zuivere geometrische vormen. De rode en blauwe letters zijn op de witgeverfde muur geschilderd. Rood en blauw worden in de schilderkunst beschouwd als primaire kleuren.

Sandberg, ontwerp metrostation (Dienst IVV)

39

Deze twee ongemengde kleuren vormen immers met de derde kleur geel, de basis van alle gemengde- kleuren van het spectrum. Sandberg is benvloed door De Stijl (1917-1931). Hij heeft naast de zuivere geometrische- en mathematische vormgeving van deze kunststroming ook de primaire kleuren leren waarderen door Piet Mondriaan, vertelde hij in een interview in 1980 met de Volkskrant.13 De Stijl is decennialang van grote invloed geweest op het gebied van de Westerse architectuur en schilderkunst. Sandberg ontwierp vrijwel uitsluitend in deze kleuren. De kracht van zijn ontwerp ligt niet alleen in de concentratie op de zuivere geometrische vormen maar ook in de beperking tot twee van de drie primaire kleuren.

A.foto ca 1981 Ed Suister uit: B. foto december 2011 Van metro tot beeldbuis Met de renovaties in de loop der jaren zijn de rafelranden veranderd. De linker foto is gemaakt in de jaren na de oplevering. De rechterfoto geeft de situatie in 2011 weer.

In het ontwerp op papier hebben de letters nog strakke contouren maar bij de uitvoering heeft Sandberg ze voorzien van rafelranden. Sandberg plachte zijn letters te scheuren uit bijvoorbeeld gekleurd vlieger- of vloeipapier. Naast de perfectie van de geometrie en de primaire kleuren, beoogde hij ook juist imperfectie. Sandberg zei hierover: Ook in begin van mn typografie, tekende ik mn letters zo keurig en daarom ben ik begonnen ze te scheuren. Dan kon het niet keurig wezen. Dat is n van de redenen waarom ik later altijd letters scheurde, want ik kon ze zo goed tekenen. 14 Hij gebruikte deze rafelranden ook voor affiches en uitnodigingen van het Stedelijk Museum. De gescheurde letters hebben een uitstraling van ongedwongenheid omdat hij daarmee een sfeer wilde creren waarin hij de niet-deftige Amsterdammer hoopte aan te spreken. Het museum dat volgens hem een oord was waar je je netjes voor aankleedde en waar je deftig inging () moest een soort levenscentrum worden. () Ik ben namelijk een verschrikkelijke vijand van high-brow, aldus jonkheer Willem Sandberg. 15 Sandberg was een voorstander van ruwe muren zoals de MBI-wanden. Hij zei over de ruige structuur van de muren in het Stedelijk Museum: Het is een beetje grof. Het komt het meest een witgeschuurde wand nabij, die voor schilderijen altijd het mooiste is. 16

40

Conditie
De geschilderde kunstwerken bestaan inmiddels dertig jaar en zijn verschillende keren overgeschilderd. Vanzelfsprekend hebben ze te lijden gehad onder de vervuiling van het voorbijrazende metroverkeer. De oorspronkelijke contouren of rafelige randen van de letters zijn bij de opknapbeurten niet overal gerespecteerd, maar op zichzelf is dat niet van eminent belang: een rafelrand is een rafelrand. Door oude en nieuwe fotos naast elkaar te leggen en de randen te vergelijken is er in de loop van de tijd wel iets veranderd in de contourlijnvorming. Of de kleuren nog overeenkomstig zijn, valt zonder een kleurenonderzoek te doen, niet met zekerheid te zeggen. De letters en de muren waren tijdens het veldonderzoek niet beschadigd door graffitispuiters of andere vandalen en zagen er goed onderhouden uit. Wel heeft de gemeente rookwanden en hier en daar elektriciteitsbuizen etc. aangelegd die door het kunstwerk heen lopen. De letters zijn echter sterk genoeg als beeld en kunnen dit soort noodzakelijke toepassingen probleemloos verdragen. Wel is het van belang dat de ondergrond opgebouwd met MBI-stenen niet gewijzigd wordt omdat het de drager van het kunstwerk is en Sandberg een ruige ondergrond het mooiste vond voor kunstwerken.

Sandberg in 1980 op het perron van het metrostation Waterlooplein, foto Wim Ruigrok uit : Jungschleger, I., Een ontwerper van 82, Het vervolg, Volkskrant 13-9-1980

Monumentale werk
De typografische wandschilderingen met letters zijn de enige monumentale kunstwerken die Sandberg heeft gemaakt. Het is kunst in de openbare of semi-openbare ruimte die tot doel heeft om de kunst ook buiten de museumdeuren te tonen. Dat had Sandberg voor ogen, vertelde hij in het interview met de Volkskrant: Kunst moet overal om de mensen heen zijn. () De kunst moet op straat staan. De architectuur, de vormgeving van de trams, de lantaarnpalen, de brievenbussen, dat alles is eigentijdse kunst. 17 Dat het Wikipedia lemma over Sandberg nu juist zijn enige monumentale opdracht als illustratie gebruikt, bewijst het belang van dit monumentale kunstwerk.

41

Contexten
Willem Sandberg (1897-1984) is een legendarische persoonlijkheid in de Amsterdamse kunstwereld en heeft naam gemaakt als directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam maar ook als grafisch ontwerper. Onder zijn directoraat (1945-1962) is het museum uitgegroeid tot een museum van wereldklasse. Jonkheer Willem Sandberg, geboren in Amersfoort volgde, na het gymnasium in Assen en zijn militaire diensttijd, in 1920 de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Al in het eerste jaar hield hij het voor gezien en vertrok eerst naar Itali en daarna na Parijs waar hij de Academie De la Grande Chaumire volgde. Eind jaren twintig maakte hij definitief de ommezwaai van de vrije kunsten naar de grafische vormgeving en leerde de bekende typografen Jean Franois van Royen en de Nieuw Zakelijk georinteerde Piet Zwart kennen, met wie hij voor de PTT etalages en tentoonstellingen maakte. In 1934 werd hij tentoonstellingsmaker bij de Vereeniging van Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK) en een jaar later werd hij gevraagd om een tentoonstelling over Monumentale Kunst in het Stedelijk Museum te organiseren. Het jaar daarop volgde zijn tweede tentoonstelling over Theo van Doesburg en De Stijl. Zo ontwikkelde hij zich van conservator tot directeur in 1945. Hij bleef in die functie altijd de vormgeving van catalogi, uitnodigingen en kaarten voor zijn rekening nemen en groeide uit tot een van de belangrijkste grafische ontwerpers. Zijn typografie was tot in New York beroemd. Het Museum of Modern Art (MOMA) vroeg hem of ze zijn lettertype mochten gebruiken en noemde deze letters met dikke schreven, de Sandbergletter. 18 Over Sandberg zijn diverse boeken en artikelen geschreven. Het nieuwste boek: Zoeken en Scheuren. De jonge Sandberg, werd in 2010 in de Openbare Bibliotheek Amsterdam gepresenteerd.

Arian, M., Zoeken en scheuren. De jonge Sandberg, Rosmalen 2010 Leeuw Marcar, A.,Willem Sandberg: portret van een kunstenaar. Amsterdam 2004, Adrichem, J. van, (red.) Expressie en ordening: het verzamelbeleid van Willem Sandberg voor het Stedelk Museum, 1945-1962. Amsterdam 2004 Petersen, A., Sandberg, vormgever van het Stedelk. Rotterdam, 2004. Petersen, A. & Pieter Brattinga Sandberg: een documentaire = a documentary. Amsterdam 1975 Lommen, M., In beperkte oplage: archief Stichting De Roos 1945-2005 (2006). Brattinga, P., Vijftien tekens door Sandberg, Hilversum 1975 Jungschleger, I., Een ontwerper van 82, Het vervolg, Volkskrant (13-9-1980)

Wikipedia: Voor de illustratie bij Sandberg is zijn enige monumentale opdracht in de metro gebruikt .

42

METROSTATION

WATERLOOPLEIN

Sporen van verlichte voetstappen

1980

Kunstenaar, Dirk Mller (1946)

43

B. Sporen van verlichte voetstappen, Dirk Mller

Concluderende waardering
Het kunstwerk, Sporen van verlichte voetstappen dient behouden te worden, dus niet vernietigd of uit de openbare ruimte gehaald te worden, maar zou wel verplaatst kunnen worden naar een andere locatie. (advies B). Het werk dat in eerste instantie ontworpen is voor het metrostation Spaklerweg voldoet hier als kunstwerk maar zal dat ook doen op een andere plaats. Het heeft geen specifieke verbintenis met het Waterlooplein en kan daarom verplaatst worden. 1. Kunsthistorische waarde De voetstappen hebben als een jaren zeventig kunstvorm waarde in de kunstgeschiedenis en zouden daarom zou het goed zijn als het kunstwerk behouden blijft. Kunsthistorisch is het van enige importantie omdat het een vroeg voorbeeld is van de manier waarop de conceptuele kunst, en dan specifiek de Spurensicherung, de monumentale opdrachtenkunst binnenkomt. 2. Ensemblewaarde Het kunstwerk van Mller, Sporen van verlichte voetstappen heeft echter een situationele waarde vanwege de beeldondersteunende positie in de hal.

Een deel van het Spoor van verlichte voetstappen loopt door op de wand. De glaswand van de ov-chippoortjes loopt dwars door het kunstwerk. De MBI-stenenmuur is bij een renovatie betegeld.

Beschrijving
De tweedelige kunstwerk, Sporen van verlichte voetstappen in de hal op de tussenverdieping van het metrostation Waterlooplein is gemaakt door kunstenaar Dirk Mller. Het spoor aan de linkerkant loopt van de grond door op de muur, terwijl het zich aan de rechterkant alleen op de grond bevindt. De twee sporen zijn opgebouwd uit dertig voetstappen gevat op dertig 44

tegels. De laatste voetstaptegel is helaas bedekt door een ticketautomaat. De twee voetsporen lopen diagonaal over de halvloer maar zijn spiegelbeeldig van elkaar aangelegd. Ze wijken dus van elkaar. En spoor loopt door op de muur, met een trap naar boven. De reizigers gaan hun weegs. Het kunstwerk dat bestaat uit vierkante voetstaptegels, is verdeeld in twaalf voetstaptegels in het linkerspoor en achttien in het spoor aan de rechterzijde waarvan er zes opgenomen zijn in de wand. De voetstappen worden verlicht en gaan aan en uit. De lampen lichten na elkaar op en leiden de aandacht van de toeschouwer naar het eindpunt: een lichtend pad. De lichten blijven allemaal circa een minuut aan en gaan daarna uit. Vervolgens herhaalt het patroon zich. Elke voetstaptegel bestaat uit een plexiglasplaatje van 30 cm bij 30 cm dat plat in de vloer is gemonteerd. De voetstap is diagonaal in het vierkante plexiglasplaatje verbeeld. In deze afdekplaat is een schoenafdruk: een hak en een schoenzool, in lichtdoorschijnend matglas afgebeeld terwijl de rest ondoorschijnend zwart is. De plexiglasplaat is de afsluiting van een verdiept liggende doos waarin een S-vormige neonlichtbuis ligt. Het geheel wordt verlicht door middel van schakelapparatuur en trafokasten. Het elektrische systeem van de neonverlichting met het besturingsysteem is geleverd door het technisch bureau Integral Gouda/Waddinxveen en in mei 1981 genstalleerd door het GVB in Diemen. Elke tegel heeft roestvrije stroken, rubberen afdichting, ingelaste tabbouten (inbusbouten). De tegels zijn op zon manier achter elkaar gemonteerd dat ze samen een loopspoor vormen. Het spoor dat op de vloer ligt, verspringt van links naar rechts zoals een mens loopt en voetstappen nalaat. Het spoor op de wand daarentegen maakt niet de verspringende beweging maar loopt in een getrapte, stijgende lijn omhoog.

45

Betekenis en interpretatie
Het kunstwerk Sporen van verlichte voetstappen, dat gedeeltelijk doorloopt op de verticale wand heeft een vervreemdend effect. De toeschouwer kan zich afvragen waarom de voetstappen hier geplaatst zijn en van wie ze zouden kunnen zijn. De twee sporen verbeelden de metroreizigers die vanaf de tussenverdieping ieder hun weegs gaan en waarvan er een naar boven gaat. Het is aan de beschouwer om een denkbeeldige invulling te geven aan het kunstwerk. Voetstappen betekenen beweging. Niet alleen het spoor maar ook de verspringende verlichting van het spoor, leidt de blik van de beschouwer een kant op. Ze verwijzen vanzelfsprekend naar het zich verplaatsen van de mens. De vooruitgang staat centraal in dit kunstwerk. De voetstappen of beter de schoenafdrukken die met neonlampen verlicht en geaccentueerd worden, staan voor de voettocht door de moderne tijd. De thematiek sluit aan bij de metro, het symbool van het vervoer van de moderne tijd. Voetsporen intrigeren de mens. Ze wekken nieuwsgierigheid op. Een archeoloog kan aan een prehistorische versteende menselijke voetafdruk gegevens aflezen over de bewoners uit die tijd. De voetstappen van de pithecanthropus erectus bijvoorbeeld, die in de jaren zeventig in de Olduvaikloof in Tanzania zijn gevonden, intrigeren omdat ze informatie geven over de gang van de mensheid. Een gelovige zal misschien een associatie hebben met voetstappen van een profeet of een heilige zoals Franciscus. De voetstappen of beter schoenafdrukken zijn het symbool van een geschoeide voet. Het is een pictogram. Kunstwerken met voetstappen zijn typisch voor de jaren zeventig. De avant-gardistische kunsttentoonstelling Documenta 6 in het Duitse Kassel exposeerde in de zomer van 1977 de Spurensicherung; een kunststroming waarin sporen op allerlei mogelijke manieren verbeeld worden.19 Het zijn kunstwerken die de omgeving moeten accentueren. Richard Long, een Engelse conceptuele kunstenaar heeft verslagen van lange wandelingen gemaakt en zijn sporen in het landschap achtergelaten. Een verslag daarvan heeft hij weergegeven in het kunstwerk, A line made by walking. In het park van het Krller-Mllermuseum in Otterlo is een voetstappen kunstwerk van de conceptuele kunstenaar Stanley Brouwn uit 1980. Maar Mller voelde meer een geestverwantschap met land art kunstenaar Walter de Maria die bijvoorbeeld 400 roestvrije palen in een Mexicaanse woestijn plaatste. Mller zei: (), t is meer een macro-emotive art, als tegenstelling van micro-emotive art: minimal art. 20 Met dit type kunst wordt de definitie van kunst als het ware opgerekt. Het idee, het concept achter het kunstwerk, is even belangrijk misschien nog belangrijker dan het kunstwerk zelf. Ideen werden ontleend aan de filosofie, psychologie, politiek activisme en filmstudies. Centraal in het werk van omgevingskunstenaars staat benvloeding van de beschouwer. In een interview in de Volkskrant (28/8/1977) zei Mller over de betekenis van zijn kunstwerken: Ik wil mijn sporen achterlaten (). Waarop de journalist opmerkte: Maar Mllers georganiseerde sporen binnen het anorganische, vragen wel om zeer toegewijde spoorzoekers.21

Conditie
De conditie van Sporen van verlichte voetstappen is matig. Tijdens onze veldonderzoeken waren er diverse voetstaptegels beschadigd en branden niet alle lampen in het kunstwerk. Vanzelfsprekend hebben de sporen last van slijtage doordat er, sinds de opening van het station, al miljoenen reizigers over heen zijn gelopen. Daarbij komt de vervuiling door het 46

metroverkeer. Maar ook de grondige schoonmaakbeurten hebben waarschijnlijk schade veroorzaakt. Opvallend is dat het voetstapspoor dat in de muur is gemonteerd, nauwelijks in een betere conditie verkeert dan die in de vloer. Mogelijk zijn ze beschadigd door weggepoetste graffiti. De tegelvloer op de grond is, getuige oude fotos, nog de oorspronkelijke uit 1981 maar de MBI-stenenmuur is bij een renovatie bekleed met witte- en gele tegels. De voetstaptegels op de muur zijn toen uitgespaard in de betegelde muur en voorzien van rechthoekige kaders met metalen randen. De nieuwe rechthoekige kaders zijn niet allemaal even groot. De voetstaptegel ligt daarbij ook niet steeds in het midden van het kader. Dat ontsiert het kunstwerk en de context is daardoor wel gewijzigd. Met de invoering van de OV-chipcard is er een glazen wand met poortjes dwars door het linkerspoor aangelegd. De glaswand is wel zo geplaatst dat het precies op het punt staat waar het spoor overgaat van de grond naar de muur.

Bij enkele tegels is de matte laag verdwenen

Opdracht
. Mller heeft het kunstwerk dat in 1977 is ontworpen, geplaatst in 1980. In eerste instantie was het ontworpen voor het metrostation Spaklerweg. Aangezien de gemeente geen zicht had op het tijdstip dat er toestemming van het Rijk zou komen voor het afbouwen van dit eindstation in de Bijlmermeer, is besloten door de Gemeentelijke Werkgroep Kunstzaken Metro om het kunstwerk op station Waterlooplein te plaatsen. De opdracht aan Dirk Mller voor het Waterlooplein is op 31 oktober 1977 verleend door de directeur der Publieke Werken. Het honorarium bedroeg: fl 4.800 en de materiaalkosten: fl 43.200.

Kunstwerken
Dirk Mller (1946 Heemstede) is een beeldend kunstenaar die tegenwoordig bekend staat om zijn non-figuratieve steensculpturen. Naast beeldhouwer en omgevingskunstenaar houdt hij zich ook bezig met schilderen en meubelontwerpen. Toen hij deze opdracht van de gemeente ontving in 1977 was hij als 33-jarige al zeker tien jaar actief als kunstenaar. De eerste sculpturen die hij maakte, contrasteren met de steensculpturen die hij tegenwoordig maakt. Zijn vroege werken zijn bijvoorbeeld glimmende 47

zwarte plexiglas objecten en doorzichtige dozen met verchroomde handgrepen die hij Cash and Carry noemde. Hij stelde deze tentoon in een galerie in Utrecht en werd opgemerkt door de bekende kunsthistoricus professor Carel Blotkamp die daarna een aantal lovende kunstkritieken over hem heeft geschreven. Over zijn vroege werken is een boekje verschenen: Black page in art. De Sporen van verlichte voetstappen vormen een schakel tussen zijn vroege werken en zijn huidige steensculpturen. De sculpturen die hij daarna ontwierp, zijn over het algemeen abstract en bestaan meestal uit natuursteen, ijzer en andere materialen die rechtstreeks uit de natuur gehaald zijn. Mller heeft voor de gemeente Amsterdam een lichtobject voor de GG&GD en twee steensculpturen met een koperen sneden gemaakt (park Frankendael en het Martin Luther Kingpark). Hij heeft in 1979 gexposeerd in Museum Fodor in Amsterdam en een aantal percentageopdrachten gerealiseerd. Deze zijn opgenomen het boek van de Rijksgebouwendienst: In Opdracht. Beeldende Kunst bij Rijksgebouwen. Zestig jaar percentageregeling. Dirk Mller vertelde in 1984 in de catalogus Beelden Buiten in Bloemendaal: Het gaat mij niet om de eerste ingreep van de kunstenaar in de hem omringende materie, de natuur. Geen langdurige bewerking, niet de materie ondergeschikt maken aan mijn wil, maar een evenwicht tussen natuur en achtergelaten teken. Het resultaat is een gestolde momentopname van menselijke aanwezigheid.

Context
Dirk Mller geboren in 1945 in Heemstede, werkt tegenwoordig in Amsterdam-noord in een verzamelgebouw met creatieve bedrijven. Zijn artistieke opleiding heeft hij tussen 1967 en 1968 gevolgd aan Ateliers 63 in Haarlem. Als kleinzoon van een dominee, heeft hij een Christelijke opvoeding gehad. Hij volgde het Christelijk Lager Onderwijs voordat hij naar de middelbare school (HBS-A) en naar Ateliers 63 ging. Deze kunstopleiding wordt door velen beschouwd als de conceptuele eliteopleiding in de kunst. Bekende kunstenaars als Bill Couzijn en later Stanley Brouwn en Joost Dibbets waren er docenten. Naast zijn kunstenaarschap is hij in 1978-1979 zelf docent geweest aan de Open Academie PBNA Rotterdam en trad hij op als deskundige in diverse werkgroepen en commissies. Carel Blotkamp, Dirk Mller, interview, Vrij Nederland 4-1-1969 Carel Blotkamp, Dirk Mller, interview, Utrechts Nieuwsblad 17-1-1970 Museum Fodor, Amsterdam koopt kunst, Museum Fodor Amsterdam 1979 Redactie, Dirk Mller speelt met contrast tussen natuur en cultuur, Penmerk jrg 14, 3 (1980) Catalogus Buiten Beelden in Bloemendaal 1982

48

METROSTATION

NIEUWMARKT

Kunstenaars: Van Gasteren, Sierhuis, Griepink en Van den Ende 1978-1980

49

Inleiding
In het metrostation Nieuwmarkt bevindt zich het vijfdelige ensemblekunstwerk van de Kunstobjectgroep Metrostation Nieuwmarkt. Dit is een groep kunstenaars die geselecteerd is uit de Bewonerswerkgroep Metrostation Nieuwmarkt van de Aktiegroep Nieuwmarkt. De kunstenaars hebben zich verenigd om in dit collectieve kunstwerk de Geschiedenis van de buurt uit te drukken. Vier kunstwerken zijn op de beide muren van de perronverdieping gemaakt. Het vijfde werk is van Tine Hofman. Zij heeft letters in de perronvloer aangebracht met de tekst: WONEN IS GEEN GUNST MAAR EEN RECHT. De Dienst IVV heeft gevraagd om waardestellingen te schrijven over de kunstwerken die hier in de muren zijn aangebracht. Deze kunstwerken zijn gecreerd door: A. B. C. D. Louis van Gasteren: Wortels van de stad Jan Sierhuis: Slopersbal Bert Griepink: Scheuren en gaten in de wanden Roel van den Ende: Groeten uit de Nieuwmarktbuurt

Een korte schets van het opdrachtprocedure In juni 1978 adviseerde De Commissie van Advies voor Beeldende Kunst, de wethouder Kunstzaken om aan de Bewoners Werkgroep Kunst Metrostation Nieuwmarkt, 10% van het budget voor de kunst beschikbaar te stellen voor een studieopdracht naar de kunstwerken. De studieopdracht is een voorstel geweest van de Gemeentelijke Werkgroep Kunstzaken Metro die de goedkeuring nodig had van de Commissie. Precies een half jaar later toonden de kunstenaars het resultaat aan de buurt en aan de Gemeentelijke Werkgroep Kunstzaken Metro. De gemeente stelde als voorwaarde dat de kunst door de buurtbewoners gedragen zou worden. De bewoners wensten namelijk dat naast de Nieuwmarktrellen ook historische gebeurtenissen zoals bijv. de Februaristaking verbeeld zouden worden. De kunstenaars kregen goedkeuring om de ontwerpen uit te voeren en exposeerden het project in september 1979 bij de Stichting Wonen. Verschillende ideen zoals de Periscoop van Van Gasteren waren in de loop der tijd afgevallen. Een jaar na de expositie, in augustus 1980, konden de kunstwerken worden opgeleverd. Het station werd op 11 oktober 1980 geopend. Het is voor een buitenstaander niet eenvoudig te zeggen welk gedeelte van het gezamenlijke kunstwerk door Louis van Gasteren is gemaakt, welk gedeelte door Jan Sierhuis en welk deel door Bert Griepink. De grenzen zijn moeilijk aan te geven. De triptieken van Van den Ende hebben wel een duidelijke grens. Op 20 maart 1979 werden de volgende kostenposten voor de uitvoering opgevoerd: Slopersbal, ontwerp Jan Sierhuis: fl. 22.304,-, Scheuren en gaten, ontwerp: Bert Griepink, fl. 30.776,-, Wortels van de stad, ontwerp: Louis van Gasteren fl. 25.298,-, aanbrengen teksten (nader uit te werken) fl.10.400,- totaal fl. 88.778, honorarium fl. 29.368,-, diapresentatie (idee Roel van den Ende) fl. 22.433,- honorarium fl.7.421,-, totaal fl. 148.000,- incl. BTW. Net als de Periscoop kwam ook de diapresentatie van Van den Ende te vervallen maar daarvoor in de plaats kwam een vaste beeldpresentatie in de vorm van triptieken. Het bedrag: fl. 148.000 lijkt hoog maar dat komt omdat voor het uitvoeren van de kunstwerken, aannemers zoals Hillen & Roosen werden ingeschakeld. De kunstenaars bestelden ook het materiaal bij de aannemer, zo blijkt uit het archief van de Dienst IVV.

50

Concluderende waardestelling van het ensemblekunstwerk


Het collectieve kunstwerk dient gehandhaafd en eventueel gerestaureerd te worden onafhankelijk van welk renovatieplan dan ook. (advies A). De kunstwerken van Van Gasteren, Sierhuis en Griepink lopen in elkaar over en hebben niet alleen inhoudelijk maar ook fysiek een overduidelijke ensemblewaarde. Het vierde werk -de triptieken van Van den Ende- heeft vooral een inhoudelijke relatie met de andere kunstwerken. 1. Kunsthistorische waarde De kunsthistorische waarde van het totale ensemble is van belang omdat dit een goed voorbeeld is van de Nederlandse variant van de Environments- en Assemblagekunst uit de jaren zeventig waar nog maar weinig kunstwerken van bestaan. Het heeft daarom zeldzaamheidswaarde. Deze Happenings en Environments-kunst werd in Amsterdam getypeerd door een politieke linkse lading. De Assemblagekunst heeft haar wortels in de mixed-media kunstwerken van de Amerikaanse Pop Art zoals de kunst van Robert Rauschenberg. Het is in zekere zin ook Agitprop, bewust duidelijk ontworpen politiek maatschappijkritische kunst die voor iedereen begrijpelijk moet zijn. Het is een idee-matige kunst waarbij de formele uitvoering van het materile aspect minder zwaar weegt dan het concept. 2. Ensemblewaarde Het ensemble van de collectief gemaakte opdrachtkunst is een interessant fenomeen. De werken hebben een beeldbepalende positie in het metrostation en vooral de triptieken met de fotocollages die hun plek in het midden van de perronmuren hebben, bezitten een signaal/wegwijzerfunctie waardoor de metroreiziger weet dat dit station Nieuwmarkt is in het hart van Amsterdam. 3. Cultuurhistorische waarde Het totale ensemble van de collectief gemaakte opdrachtkunst dient gewaardeerd te worden als politiek genspireerde kunst en tevens als cultuurhistorisch fenomeen dat in directe relatie staat tot het toenmalige bewonersverzet tegen de door de gemeente Amsterdam voorgenomen sloop van de Nieuwmarktbuurt en ten behoeve van de aanleg van de infrastructuur en de grote kantoorpanden. De Nieuwmarktrellen vormen een bewogen hoofdstuk in de Amsterdamse geschiedenis van de twintigste eeuw.

51

52

A. Wortels van de stad

1978-1980

Kunstenaar, Louis van Gasteren (1922)

22

53

A. Wortels van de stad (deel van ensemble), Louis van Gasteren

Concluderende waardering
Het werk van Louis van Gasteren, Wortels van de stad dient gehandhaafd en eventueel gerestaureerd te worden onafhankelijk van welk renovatieplan dan ook. (advies A) 1. Kunsthistorische waarde Kunsthistorisch heeft dit werk waarde omdat het een goed voorbeeld is van de Nederlandse Environment- en Assemblagekunst met een sterke politieke- en maatschappijkritische betekenis, waar nog maar weinig kunstwerken van bestaan. Het heeft een bijzondere plek in het oeuvre van de Nederlandse kunstenaar/ filmmaker 2. Ensemblewaarde Het werk heeft een ensemblewaarde omdat het onlosmakelijk verbonden is met het collectieve kunstwerk van Jan Sierhuis en Bert Griepink. Dit kunstwerk is beeldbepalend in de zuidhal van het metrostation. 3. Cultuurhistorische waarde Het werk heeft een bijzondere cultuurhistorische waarde omdat het onmiskenbaar een belangrijke deel van de geschiedenis van de plek in beeld brengt. Het collectieve kunstwerk verwijst naar het verzet van de Nieuwmarktbuurtbewoners tegen de voorgenomen sloop van de buurt ten behoeve van de infrastructuur. De Nieuwmarktrellen vormen een bewogen hoofdstuk in de twintigste-eeuwse geschiedenis van de Amsterdamse stadsplanning en de referentie daaraan in de metro houden de herinneringen levend.

Beschrijving
Het station Nieuwmarkt bestaat uit een perronverdieping met op de tussenverdiepingen aan weerszijden twee stationshallen. De noordhal heeft twee uitgangen; een bevindt zich op het plein van de Nieuwmarkt en de ander ligt in het woonblok aan de Koningsstraat. De zuidhal heeft twee uitgangen die in de bebouwing zijn opgenomen: een in de Nieuwe Hoogstraat en de ander in de Snoekjessteeg. Het kunstwerk van Van Gasteren bevindt zich in de hal - en op de perronverdieping. Het is moeilijk te omschrijven waar het kunstwerk van Louis van Gasteren begint en waar de aansluiting plaats vindt met het werk van Bert Griepink. Het kunstwerk van Van Gasteren dat immers Wortels van de stad is genaamd, bevindt zich in de zuidhal. De beschouwer kijkt tegen de onderkant van de palen aan. De palen worden gesteund door H-profielen die op hun beurt weer op muurdelen rusten. De foto in het boekje: Van metro tot beeldbuis, dat volgens het colofon samengesteld is door Gert Jonker en de Werkgroep Kunstzaken Metro Amsterdam, laat zijn kunstwerk zien naast de pagina waarop zijn kunstwerk is beschreven. Op de foto zijn de palen en de H-profielen te zien en een houten schutting met de tekst: WIJ BLIJVEN HIER WONEN. De H-profielen waarop de palen steunen zijn horizontaal gemonteerd. Aan de andere zijde, bij de noordhal

54

bevindt zich tussen het werk van Sierhuis en Griepink een bakstenen muurdeel waarin ook palen worden gestut door een H-profiel.

Louis van Gasteren, Wortels van de stad, zwart-wit foto: uit archief Kunst en Bedrijf

Materiaal en betekenis
Het boekje: Van metro tot beeldbuis, licht de betekenis van de Wortels van de Stad toe. De tekst luidt: Amsterdam die mooie stad, is gebouwd op palen. Iedereen kan een metro bouwen: een kwestie van geld, techniek en macht. Wat weegt zwaarder: bouwkosten of menselijk leed? U zelf zou wegen zoeken om geen huizen te slopen, geen palen uit de grond te trekken, niet deze buurt te beschadigen, niet de mensen verjagen. U zou alles doen om de huizen te laten staan op hun palen: de wortels van de stad. U zou ze misschien doorzagen en opvangen met een constructie, ze niet uit de weg gaan, ze laten staan, laten zien dat er bovengronds geleefd wordt, als een ondergronds bewijs van het bestaan van die mensen van die huizen, die er niet meer zijn! Dt wil dit project bewust maken.23 Dit kunstwerk dat in een hoek van het station bij de hal opgesteld staat, roept vragen op zonder de begeleidende tekst in het boekje. Is Amsterdam gebouwd op dit soort eenvoudige houten palen? En waarvoor dienen de H-profielen? In een krantenartikel () uit 1979 staat te lezen: Her en der steken houten heipalen van de huizen bovengronds naar beneden, gestut door een netwerk van H-profielen. () Wat is hier in godsnaam gebeurd? 24 Bovengronds is een modern woongebouw neergezet dat niet gebouwd kan zijn op houten palen. De houten palen verwijzen naar de historische manier van bouwen in het centrum van Amsterdam. Van Gasteren brengt de sloop van de buurt en de stadssaneringen in beeld, en verwijst kritisch naar het vernietigen van woningen in de Nieuwmarktbuurt. Terwijl de andere kunstwerken het actieve verzet van de buurt weergeven, is dit kunstwerk meer gericht op een kijkje ondergronds. Environments en Assemblage-kunst De oude houten palen, de H-profielen, een houten schutting en de bakstenen muren zijn gemengde technieken, die samen, net als de mixed-media werken van Sierhuis, Griepink en Van den Ende, ingredinten zijn van de Assemblage-kunst. Dat is een kunstvorm die vooral actueel is in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Deze internationale stroming, waarvan de Amerikaan Robert Rauschenberg een van de beroemdste kunstenaars is, maakt deel uit van de Pop Art. Kunstwerken van deze Amerikaan zijn opgenomen in de vaste collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. In de Assemblage-kunst zijn 55

alledaagse objecten als readymades samengevoegd tot een omgevingskunstwerk (Environment). In Nederland zijn het de kunstenaars Woody van Amen, Wim T. Schippers en Robert Jasper Grootveld die het meest naam hebben gemaakt met deze bijzondere kunstvorm. De Environment is in Nederland een maatschappijkritische kunst die door het gebruik van driedimensionale materialen verwant is aan de beeldhouwkunst. Het is vaak een rauwe kunst die niet gemaakt is om te behagen maar om kritisch naar de omgeving te kijken. Dat hoort bij de rebelse jaren zeventig. In het boek uit 1974 van Adrian Henri: Environments and Happenings, roemt de auteur de creative vandalism van de Nederlandse kunst en schrijft: Possibly the most concious and successful use of the technique of happenings for political purposes was in the work of the Dutch Provo group. Growing out of the outdoor happenings of Robert Jasper Grootveld, their works developed in 1965 into a system of art-oriented protest against police repression. () The Provos and Kabouter have shown that art-based protest can move from a purely negative position to a conscious participation in public planning and civic affairs. 25

Conditie
Voor zover wij konden waarnemen verkeert het kunstwerk, Wortels van de stad, in een redelijke conditie.

Kunstwerken
Louis van Gasteren (1922 Amsterdam ) is het meest bekend als filmregisseur en filmproducent. Zijn totale oeuvre op het gebied van film is indrukwekkend: meer dan 70 films staan op zijn naam. Hij heeft zijn filmproductie opgebouwd vanaf 1952. Daarnaast is hij ook actief als kunstenaar. Hij was lid van de LIGA NIEUW BEELDEN, een kunstenaarsorganisatie die van 1955 tot 1969 bestond en die door tentoonstellingen te maken en discussies te organiseren tussen stedenbouwers, architecten, beeldhouwers, schilders, ontwerpers, wetenschappelijke en maatschappelijke werkers, werkten aan het verbeteren van de leefomgeving . In hun manifest schreef de LIGA kritisch dat ze vond dat door de hegemonie van het technische, het mechanische, bij de dictatuur van het getal een gemis aan ontstaan, een gemis aan menselijkheid, een gemis aan schoonheid, aan creativiteit van het hart was ontstaan. 26 Een van de eerste beeldende kunstwerken die Van Gasteren op een expositie in 1964 in het Stedelijk Museum Amsterdam toonde, werd in de kranten breed besproken. Het bestond uit een hoge stapel autowrakken, dat hij Autosculptuur in telecreatie noemde. De hoge toren van gesloopte autos was voorzien van een lichtinstallatie die door de Amsterdamse bevolking door middel van een telefoontje aangezet kon worden. Van Gasteren wilde een beeldend element in de stad creren dat door een actie van het publiek in beweging zou komen. Zo wilde hij de wereld verbeteren en het probleem van het toenemende verkeer in de historische binnensteden op lossen. Een ander spraakmakend kunstwerk was:Targets van het Milwaukee Police Department. Dit kritische kunstwerk opgebouwd uit grote houten silhouetten van mensen vol kogelgaten, was bedoeld als een aanklacht tegen rassendiscriminatie. Oorspronkelijk dienden de houten 56

silhouetten voor schietoefeningen van de Amerikaanse politie. Op zijn eenmansexpositie in 1968 in Museum Fodor toonde hij de Wegdekschilderijen, assemblagekunstwerken die bestonden uit schilderijlijsten met straatklinkers, asfalt, spijkerkoppen en verkeerstegels. Tijdens of na het uitvoeren van het kunstwerk voor het metrostation, werd in 1980 het idee geboren om een ander ondergronds kunstwerk uit te voeren. Van Gasteren had het plan om onder de Dam een ruimte te scheppen rondom de paal met het NAP-ijkteken (Normaal Amsterdams Pijl). In 1988 heeft hij onder het nieuwe stadhuis-operagebouw een drietal waterkolommen neer laten zetten die het niveauverschil toonden tussen de zeespiegel en het grachtenwater. Het doel was om de complexiteit van het Nederlandse Waterhuishouden voor de Amsterdammers zichtbaar te maken. 27

Contexten
Als zoon van een zangeres en een beroemde acteur en broer van de actrice Josephine van Gasteren, groeide Louis van Gasteren (Amsterdam, 1922) op in een zeer creatief gezin. Hij doorliep voor de Tweede Wereldoorlog de HBS, de Elektrotechnische School en vervolgens de Hogere Technische School waar hij zich specialiseerde in geluidsfilmtechniek. Zelf heeft hij ook lesgegeven. In 1949 was hij verbonden aan het Nederlands Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs en in 1964 aan de Filmacademie in Amsterdam. Ruim een jaar later, in 1966, heeft hij aan de Harvard University Cambridge (USA) gastcolleges gegeven. Zijn bekendste films en documentaires zijn: Omdat mijn fiets daar stond, een film over de provotijd uit 1966, Multinationals uit 1974 en Hans, het leven voor de Dood uit 1983. Voor zijn werk, dat vaak getypeerd wordt door een kritische ondertoon, heeft hij veel erkenning gekregen: de Milkyway Cinema Award for Reality Research in 1978, de Zilveren Anjer van het Prins Bernhard Cultuurfonds voor zijn hele oeuvre in 2001, de Cultuurprijs op de Nederlandse Filmdagen in 2002, en de Nederland-Japanprijs in 2004. Hij was daarbij ook verbonden aan productiemaatschappijen zoals Spectrumfilm, Euro Television Productions, Euro Book Productions en Euro Site Productions. De documentairemaker Ad s Gravensande heeft een filmportret over hem gemaakt dat zowel op de IDFA werd getoond, als op de televisie in het programma: Het uur van de Wolf (6-121997) werd uitgezonden. Hij bekleedde functies in diverse besturen zoals de Stichting Artec (Art and Technology), Stichting Waterwerken, Stichting Normaal Amsterdams Peil, het VOCschip in Amsterdam, etc.

57

28

58

B. Slopersbal

1978-1980

Kunstenaar, Jan Sierhuis (1928)

59

B. Slopersbal (deel van ensemble), Jan Sierhuis

Concluderende waardering
Het kunstwerk van Jan Sierhuis, Slopersbal dient gehandhaafd en gerestaureerd te worden (met name de foto), onafhankelijk van welk renovatieplan dan ook. (advies A) 1. Kunsthistorische waarde Het kunstwerk, Slopersbal heeft kunsthistorische waarde omdat het een goed voorbeeld is van de Environment en Assemblage-kunst met een politieke waarde uit de jaren zeventig, waarvan nog maar weinig werken bewaard zijn gebleven. Kunsthistorisch heeft dit werk waarde omdat het gemaakt is door de bekende kunstenaar Jan Sierhuis en omdat het een bijzondere plek inneemt in zijn oeuvre. 2. Ensemblewaarde Het heeft een ensemblewaarde omdat het onlosmakelijk verbonden is met het collectieve kunstwerk van Griepink en Van Gasteren. Daarbij heeft het een beeldbepalende functie in de noordhal van het metrostation. 3. Cultuurhistorische waarde Het kunstwerk van Sierhuis heeft een cultuurhistorische waarde omdat het de sanering van het oude buurt rondom de Nieuwmarkt verbeeldt. Dat vormt een bewogen hoofdstuk in de twintigste-eeuwse geschiedenis van de Amsterdamse stadsplanning. Dit metrostation is daarom de perfecte locatie; verplaatsing naar een ander station of vernietiging, betekent dat de historie van de plek verloren gaat.

B. Beschrijving van het kunstwerk


Het is voor een buitenstaander niet eenvoudig te zeggen welk gedeelte van het gezamenlijke kunstwerk door Jan Sierhuis is gemaakt. In het boek: Van metro tot beeldbuis, geschreven door Gert Jonker in opdracht van de Gemeentelijke Werkgroep Kunstzaken Metro Amsterdam, wordt het vraagstuk toegelicht: Er zijn 3 elementen: de bal, de muur en de foto. 29

Het muurdeel met de tekst: WONGEN JA, METRO NEE .. KUNST? heeft Sierhuis witgeverfd. In het verdiept liggende vlak moet de foto met de twee agenten nog aangebracht worden. Foto: GAA

60

Naast de tekst staat een foto die voor verduidelijking zorgt. Het kunstwerk van Sierhuis bestaat uit een slopersbal aan een ketting, fragmenten van bakstenen muren en een zwartwit foto. Het kunstwerk met deze elementen bevindt zich bij de noordhal en beslaat twee bouwlagen. Het is naar schatting beneden drie en halve meter en boven twee en halve meter hoog. De bal aan de ketting hangt ter hoogte van de halverdieping en de foto staat beneden op de perronverdieping. De baksteenmuren zijn door Sierhuis gedeeltelijk witgeschilderd. Op de beeldbank van het Gemeente Archief Amsterdam (GAA) zijn twee fotos aanwezig die blijkbaar uit de tijd dateren toen het werk nog niet voltooid was. Op de muur stond geverfd wongen in plaats van woningen: WONGEN JA.. METRO NEE. .. KUNST? Op de foto in het boek: Van metro tot beeldbuis zijn die stukken muur wit geverfd en schoongemaakt. Het grootste gedeelte van de baksteenmuren bestaat uit in kruisverband opgetrokken wanden van oude gemleerd rode handvormsteen. Andere muurdelen zijn zowel met oudeals met nieuwe stenen gemetseld. De muren worden door muurijzers gesteund. In de muur is door de slopersbal een bres geslagen.

30

Betekenis, vorm en kleur


Het kunstwerk, Slopersbal vertelt op een kritische wijze het verhaal over de sloop van de buurt. Het toont de slopersbal aan een ketting op het gevreesde moment als hij een bres in de muur slaat en de muur in vier delen breekt. De bal blijft hangen op het hoogste punt voordat hij gaat zakken; het suggereert beweging. Het is een bevroren moment als op een foto: een still. Daarbeneden, op de perronverdieping, is al eerder een groot gat in de muur geslagen. De muur is voor de inslag blijkbaar al eens gerepareerd met ander kleurige stenen. Daarnaast zit nog een gat; een nis met een grote foto. Op de foto staan twee politieagenten, met hun rug naar de toeschouwer, die naar een bulldozer kijken die een huis aan het slopen is. De suggestie wordt gewekt dat de beschouwer door het gat naar buiten kan kijken. 61

De compositie van de foto doet denken aan schilderijen uit de Romantiek (1795-1845) zoals de Wanderer ber dem Nebelmeer van Caspar David Friedrich waarin ook spanningen en emoties voelbaar zijn. Het natuurgeweld van de zeegolven dat tegen de rotsen opklettert, laat zich vergelijken met het geweld van de bulldozer die in het puin bezig is het huis af te breken. Er is tegelijkertijd ook melancholie in de foto, zoals in Zwei Mnner bei Mondaufgang am Meer van Friedrich. De toeschouwer kijkt over de schouders van de agenten mee hoe de bulldozer niet alleen het huis verwoest maar tegelijkertijd ook de geschiedenis uitwist. Het huis als de tastbare herinnering van een bewogen geschiedenis. De rugfiguur als repoussoir is een motief uit de Romantische Schilderkunst dat de bedoeling heeft om de blik van de toeschouwer te focussen en de ruimte in te leiden. Een vorm en controle op de blik: kijk hier! Sierhuis werkt vaak met focuspunten in zijn schilderijen en in zijn keuze voor die ene slopersbal komt dat compositorische element terug en op een andere manier in het gebruik van de foto met de rugfiguren.

Jan Sierhuis, foto in huidige situatie (2010)

Jan Sierhuis, foto in oorspronkelijke situatie (1980)

.. .

Caspar David Friedrich, Wanderer ber Nebelmeer

Caspar David Friedrich, Zwei Mnner bei. Mondaufgang am Meer

62

De foto van de agenten in uniform is in sepiakleuren gedrukt waardoor het goed past in het kleurgamma er omheen. In het boekje: Van metro tot beeldbuis, wordt een strijdbare betekenis aan de Slopersbal gegeven: Het ophangen van de slopersbal in het metrostation van onze buurt is een blijvend teken van verzet. Waarom? De bal is het symbool van geweld. Wij allen hebben machteloos moeten toekijken naar de afbraak van onze woningen en de vernietiging van ons leefmilieu. Er zijn 3 elementen: de bal, de muur en de foto. De hangende bal slaat tegen de muur. Er zit al een deuk in van de eerste klap. Onze klap, ons verzet. De foto vertelt van de strijd voor het behoud van een historisch gegroeid stuk Amsterdam, dat op last van het toenmalige gemeentebestuur van de aardbodem is weggevaagd. Het is de bewoners van de Nieuwmarktbuurt door hun strijd gelukt dat in ieder geval boven op de metrobuis weer nieuwe woningen gebouwd zullen worden en de woonfunctie voor de buurt behouden blijft. 31 Net als de kunstwerken van Van Gasteren, Griepink en Van den Ende is dit een mixedmedia kunstwerk. De slopersbal aan een ketting, de fragmenten van bakstenen muren en de zwart-wit foto zijn gemengde technieken, die de ingredinten zijn van de Environment- en de Assemblagekunst met een politieke waarde uit de jaren zeventig.

Conditie
De conditie van de Slopersbal is op het eerste gezicht redelijk. Alleen de foto is beschadigd en aan restauratie of vervanging toe. Het onderste gedeelte van de foto waarop nog een slopersbal stond afgebeeld, is in 2000 zwart gemaakt om graffiti te bedekken. Daarmee is de foto dus bijna gehalveerd.

Kunstwerken
Sierhuis is een van de belangrijkste Nederlandse expressionistische schilders van na de Tweede Wereldoorlog. Zijn werk is in bezit van grote musea voor moderne kunst zoals het Stedelijk Museum Amsterdam, het Cobramuseum maar ook musea in het buitenland. Als jonge aankomende kunstenaar sloot hij zich na de Tweede Wereldoorlog aan bij de kunstenaarsgroep De Onafhankelijken en deed mee aan exposities in het Stedelijk Museum in 1949 en 1951. Al in zijn vroegste periode maakte hij geabstraheerd expressionistische werken met een snelle en krachtige penseelstreek. In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw, toen de Amerikaanse kunstrichtingen zoals Pop Art toonaangevend waren in musea en Amsterdamse kunstkringen, heeft hij ook collages gemaakt. Hij heeft voor zover bekend maar een paar monumentale kunstwerken gemaakt. In 1970 heeft hij met Ria Rettich, Steven Kwint en Stephan Voet, vier wandschilderingen gemaakt ter gelegenheid van de herdenking van de bevrijding in 1945. Een paar wandschilderingen van hem bevinden zich in Amsterdam: een in het GEB-gebouw op het Sierplein (1976) en de ander is een groot abstract werk in de sociteit van de Roeiclub aan de Amstel (RIC). Naast de sloopbal in de metro, heeft hij in dat jaar nog een groot figuratief relif gemaakt Jacht genaamd voor een blinde muur in de Voorstraat in Utrecht (1980).

63

Contexten
Jan Sierhuis is in 1928 in Amsterdam geboren en heeft de Tweede Wereldoorlog dus bewust meegemaakt. Sierhuis woonde in de oorlogstijd in de Nieuwmarktbuurt op verschillende plekken zoals in de Valkenburgerstraat. Als negenjarige jongen was hij getuige van een razzia waarbij zijn Joodse buurjongetje door geniformeerde nazis gearresteerd werd om te worden gedeporteerd. Dat heeft een diepe indruk op hem gemaakt vertelde hij in zijn biografie.32 Met de Nieuwmarktbuurt heeft hij altijd een hechte band gehouden. Begin jaren zeventig kocht hij voor slechts 10.000 gulden een bouwvallig pand aan de Oude Schans 18. Een sleutel kreeg hij niet omdat er geen slot meer zat in de dichtgespijkerde deur. Hij heeft met veel energie en jarenlange arbeid het pand opgeknapt en weer bewoonbaar gemaakt. Na de Tweede Wereldoorlog heeft hij na twee jaar ambachtsschool, tussen 1946 en 1948 en van 1953 tot 1956, op de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam gezeten waar hij lessen volgde bij Jan Wiegers en Gerrit Benner. De eerste academietijd viel hem tegen, omdat hij zich niet thuis voelde tussen de elite die toen aan de Rijksacademie studeerde. In de jaren vijftig ging hij naar de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen en zwierf daarna een periode door Parijs waar hij tussen de Nederlandse kunstenaars belandde. Ondertussen bouwde hij zijn kunstenaarscarrire op en behoorde tot de generatie van Karel Appel, Corneille en Constant. Hij nam niet deel aan tentoonstellingen van deze kunstenaars die tot de Cobra behoorden, maar assisteerde wel bij een tentoonstelling in het Stedelijk Museum. Hij verbond zich aan de kunstenaarsverenigingen De Onafhankelijken en aan De Keerkring.33 Voor zijn monumentale werk was hij aangesloten bij de VbMK, de Vereniging van beoefenaars van Monumentale Kunsten. Hij kreeg al vroeg erkenning voor zijn werk. In 1956 ontving hij als 28-jarige kunstenaar de Thrse van Duyl-Schwartzeprijs en daarna kreeg hij nog diverse andere prijzen. Hij heeft naast zijn kunstenaarscarrire ook lesgegeven. Als docent is hij in 1968 verbonden geweest aan het roemruchtige Ateliers 63, een eliteopleiding in de kunst, en van 1970 -1979 aan de Vrije Academie Psychopolis in Den Haag. In 1983 werd hij benoemd aan de Rietveld Academie als docent en in 1984 werd hij professor aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Er zijn diverse solo tentoonstellingen met zijn werk georganiseerd en zijn kunst heeft op veel belangrijke tentoonstellingen gehangen. Over Sierhuis zijn diverse boeken en artikelen geschreven waaronder: Bogaards C. Jan Sierhuis, een leven voor de schilderkunst, Amsterdam 2006 Stokvis W. en F. Duister, Jan Sierhuis, Venlo 1979 Stokvis W. en H. van Mulukom, Jan Sierhuis. Tentoonstellingscatalogus Cobramuseum 2-5-2003/22-6-2003, Abcoude 2003

Jan Sierhuis, Slopersbal. foto archief Kunst en Bedrijf (RKD)

64

C. Scheuren en gaten in de wanden

1980

Kunstenaar: Bert Griepink

65

C. Scheuren en gaten in de wanden (deel van het ensemble), Bert Griepink

Concluderende waardering
Het werk van Griepink, Scheuren en gaten in de wanden dient gehandhaafd en gerestaureerd te worden (met name de foto en de collage), onafhankelijk van welk renovatieplan dan ook. (advies A) 1. Kunsthistorische waarde Griepinks werk heeft een kunsthistorische waarde als een goed voorbeeld is van Agitprop (agitatie en propaganda) door de politiek-maatschappelijke inhoud van de fotos en affiches. Het laat zich, in zijn historische dimensies niet waarderen naar museale maatstaven of geijkte kwalificaties. Het kunstwerk is opgebouwd uit mixedmedia die de ingredinten zijn van de Environment en Assemblage-kunst. 2. Ensemblewaarde Het werk heeft een ensemblewaarde omdat het onlosmakelijk is van het collectieve kunstwerk Van Gasteren en Sierhuis. Het werk heeft een beeldbepalende functie op het perron aan de noord- en aan zuidzijde. 3. Cultuurhistorische waarde Het werk heeft een cultuurhistorische waarde als politiek genspireerde kunst en als cultuurhistorisch fenomeen dat in directe relatie staat tot het toenmalige bewonersverzet tegen de door de gemeente Amsterdam voorgenomen sloop van de Nieuwmarktbuurt ten behoeve van de aanleg van de infrastructuur en de grote kantoorpanden.

C. Beschrijving van het kunstwerk


Het kunstwerk, Scheuren en gaten in de wanden van Bert Griepink bevindt zich op de perronverdieping en bestaat waarschijnlijk- uit twee delen: het eerste deel zit naast het werk van Jan Sierhuis aan de noordkant van het perron en het andere deel zit aan de zuidkant naast het werk van Louis van Gasteren. De grenzen tussen de werken van Griepink, Van Gasteren en Sierhuis zijn moeilijk aan te geven omdat ze een in elkaar overlopend ensemblekunstwerk hebben gemaakt. In het boek: Van metro tot beeldbuis, van Gert Jonker en de Gemeentelijke Werkgroep Kunstzaken Metro Amsterdam, worden bij het hoofdstuk Nieuwmarkt vier fotos van het werk van Griepink weergegeven.34 Het bestaat hoofdzakelijk uit baksteenmuurdelen met rafelige randen, houten schuttingen met geverfde leuzen en diverse bouwmaterialen. De delen van het kunstwerk zijn ca drie en een halve meter hoog en zijn allebei ongeveer vijftien meter breed. De muurdelen zijn opgebouwd uit verschillende baksteentypen en metselverbanden. Gedeeltes zijn witgeverfd. In de muurdelen zitten vier gaten, nissen waarin grote opgeblazen fotos en een collage van affiches zijn verwerkt. De foto aan de noordkant toont een langharige jongen die vechtlustig blijft volhouden als de shovel nadert. Aan de zuidkant is een foto met de zijgevel van een groot gebouw waarop de beroemde tekst van Van Randwijk staat: Een volk dat voor tyrannen zwicht., en een MEbusje met agenten. Dit zijn de eyecatchers van het werk. 66

Bert Griepink, Scheuren en gaten in de wanden, uit: Van metro tot beeldbuis, foto Ed Suister (ca 1980)

Betekenis, materiaal
Dat in dit werk het protest tegen de sloop van de Nieuwmarktbuurt centraal staat, kan niemand ontgaan. Het protest wordt verwoord door de leuzen in het kunstwerk. Ene Pietje heeft op een dichtgetimmerde deur waarop het huisnummer 55 staat geschreven: HIER STOND MIJN HUIS ANT. BREE 55 Pietje! Op een vervallen houten schutting staat: WIJ BLIJVEN HIER WONEN. Een ander gat in de muur heeft ook een deurpost met daarin planken in plaats van een deur. Het is in het verleden met affiches beplakt geweest. Deze affichecollage is bedekt door het affiche van de Aktiegroep Nieuwmarkt: NIEUWMARKT EROP OF ERONDER. Dit affiche is door Griepink ontworpen. De fotos in het kunstwerk zijn herkenbaar voor de buurtbewoners van de Nieuwmarktbuurt. Op de zijgevel van het gebouw staat de tekst: Een volk dat voor tyrannen zwicht, zal meer dan lyf en goed verliezen, dan dooft het licht! Een volk dat thans kruipt, kan straks niet rechtop gaan. Wij zullen zelf moeten vechten, werken en lijden nu en hier. H.M van Randwyk. De foto met de langharige jongen voor de shovel, staat symbool voor de vechtlust, het doorzettingsvermogen en de moed van de Aktiegroep. 67

Bert Griepink: Detail van Scheuren en gaten in de wanden. De collage met Griepinks affiche : DE NIEUWMARKT EROP OF ERONDER, voordat het beschadigd werd. Foto: Archief Kunst en Bedrijf, RKD

De tekst in het boekje Van metro tot beeldbuis, verduidelijkt de betekenis en toont de strijdvaardigheid van het actiecomit: Het metrostation Nieuwmarkt wordt een plaats waar mensen zich tegen wil en dank zullen concentreren. De Nieuwmarkt/Lastage is door de eeuwen heen een plaats geweest waar mensen zich tegen wil en dank moesten vestigen (zij die buiten de stadswallen moesten wonen: Joden, Armenirs, enz.) of vanwaar zij gedwongen werden te vertrekken, zoals in het recente verleden. Het bankroet van het denken dat ten grondslag ligt aan deze gang van zaken: het met minachting voor menselijke verhoudingen de massas van de tekentafel schuiven, wordt uitgedrukt door de scheuren en gaten in de metrowand. Zoals alle verzet, werd ook het verzet in de Nieuwmarktbuurt begeleid door beelden en teksten. Wat over is van al dat materiaal ligt snel antiquarisch te worden in bibliotheken en archieven. Een gedeelte van dit drukwerk wordt uit de opslagplaatsen bevrijd door blow-ups te plaatsen in de gaten in de metrowand. 35 Doordat de muurdelen uit verschillende baksteensoorten en metselverbanden zijn opgebouwd, geeft het de suggestie dat het hier gaat om resten van huizen uit verschillende vooral eeuwenoude- bouwtijden. Griepink wil met zijn kunstwerk ook aangeven dat de beschouwer met enige inlevingsvermogen, een eeuwenoude geschiedenis in de bakstenen kan terugvinden. Een stadsarcheoloog kan inderdaad aan de hand van de vorm van een baksteen en het materiaal veel gegevens uit het verleden naar boven halen. De baksteenmuren die in de metro geplaatst zijn, vertellen volgens Griepink de vroegste geschiedenis van de buurtbewoners: zoals van de Joden die in de zeventiende eeuw naar Amsterdam gevlucht zijn. Dat het kunstproject in het metrostation Nieuwmarkt ook de functie zou krijgen van Wiedergutmachung voor de stadssanering, was juist een factor die de kunstenaars absoluut niet ambieerden. Maar tegenstanders van de kunstobjecten in het station Nieuwmarkt kwamen met dit soort verwijten. Desondanks: de opdrachten kwamen er toch en hebben intussen hun aspect van Wiedergutmachung en hun politieke correctheid verloren. Dertig jaar later zijn het interessante historische fenomenen geworden, momenten van vooral stedelijke geschiedenis, die een ooit aanwezige virulente verzetsmentaliteit, levend houden. 68

Voor het huidige tijdsgewricht zijn ze letterlijk een vermaning in de hier ook geciteerde Van Randwyk: Een volk dat voor tyrannen zwicht. Het hier aanwezige ensemble is in die zin actueel en bovendien typisch Amsterdams. Het toeval wil dat op nog geen 500 meter van de Nieuwmarkt, in het Scheepvaartmuseum in het najaar van 2011, de Rijksgebouwendienst het kunstproject Bringing back the ballast van de Britse kunstenaar Nathan Coley presenteerde.36 De raakvlakken met het collectieve kunstwerk van Griepink , Van Gasteren en Sierhuis zijn evident. Ook Coley metselde een bakstenen muur omdat hij gefascineerd was door het geschiedenisverhaal dat aan de hand van bakstenen te volgen was. Coleys kunstwerk belicht hoe het typische Noord-Europese, Nederlandse bouwmateriaal, -uit landen immers vol rivierklei en zonder bergstenen-, in de zeventiende eeuw als ballast diende op schepen naar Oost-Indi en daar werd gebruik om forten te bouwen. Zijn project werd door enkelen omschreven als een Wiedergutmachung van het Nederlandse koloniale verleden. Het werk van Griepink behoort, vanwege de inhoud van de fotos en het gebruik van affiches tot de herleving van de Agitprop (de agitatie die op de geest werkt en de propaganda op de emoties). Het is een vorm van linkse propaganda: een politiek-maatschappelijk actuele kunst uit de jaren zeventig, dat bewust eenduidig is ontworpen omdat de wens algemeen begrijpelijk te zijn, prevaleerde boven al het andere. Dat was dan ook veelal de kritiek op deze provocerende manifestaties. Het laat zich, vooral in zijn historische dimensies niet waarderen naar museale maatstaven of geijkte kwalificaties. De baksteenwanden, houten schuttingen en de fotos zijn gemengde technieken (mixedmedia) die samen, net als de werken van Van Gasteren en Sierhuis, de ingredinten zijn van de Environment en Assemblage-kunst.

Conditie
De foto met het gebouw met de tekst op de muur van Van Randwijck is beschadigd door graffiti en is aan restauratie of vervanging toe. Het is de vraag of het negatief nog bestaan maar de foto is ook afgebeeld, net als het affiche van Griepink, in een boekje uit 1984 waarvan Griepink en fotograaf Pieter Boersma de beeldredactie voerden: de beste aktiegroep ter wereld. 40 dorpsverhalen uit de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt.37 Ook de foto met de langharige jongen en de shovel, staat afgedrukt in dit boekje. 38

Kunstwerken
Bert Griepink is zijn kunstenaarsloopbaan begonnen als ontwerper van affiches en zeefdrukker. Hij heeft niet alleen een paar monumentale kunstwerken gemaakt maar ook veel vrij werk. Zijn bekendste monumentale wandschilderingen bevonden zich op een paar blinde gevels op de Zeedijk. Op de plek waar tegenwoordig de Chinese Tempel staat, was eerder een speelplaats waar hij in 1979 muurschilderingen gemaakt heeft van grote tropische dieren, zoals een blauwe aap op een gele achtergrond. Op deze plek waren ook abstracte muurschilderingen van Joost van Roojen aanwezig uit de jaren vijftig. Griepinks vroegste schilderijen uit de jaren zeventig en tachtig waren non-figuratief. Daarna zijn de schilderijen die hij maakte steeds figuratiever geworden. Rond de jaren tachtig heeft hij een

69

aantal assemblages gemaakt en later koperen beeldjes van dieren. Zijn affiches zijn te vinden op de databank van het Nationaal Archief.

De foto en de collage die zich aan de zuidkant van het perron bevinden zijn door graffitispuiters beschadigd. Links de collage met het affiche DE NIEUWMARKT. EROP OF ERONDER en rechts de foto van de muur met de tekst van Van Randwyk

Contexten
Bert Griepink verhuisde na zijn opleiding aan de academie naar Amsterdam. Hij is daar in de jaren zeventig begonnen als politiek gengageerd kunstenaar die politieke tekeningen maakte voor het Amsterdams Weekblad, De Nieuwe Linie, Vrij Nederland, de Groene Amsterdammer en het Algemeen Dagblad. Als lid van de in 1974 opgerichte groep de Vrije Zeefdrukker heeft hij zich gespecialiseerd in het maken van affiches voor actiegroepen. In de Aktiegroep Nieuwmarkt speelde Griepink een vooraanstaande rol bij het maken van affiches. Hij was sterk in het verbeelden van de algemene gevoelens van de actievoerders. Hij zei:Het ontwerpen ging collectief, de vorm en de tekst. Een affiche kan dan ook niet het bezit zijn van een van ons. () We waren, wat je zou kunnen noemen, een Atelier Populaire. 39 De muurschilderingen heeft hij gemaakt voor de gemeente Amsterdam en in opdracht van particulieren. Zijn vrije werk exposeerde hij in galerie Het getal Nul, galerie Dimanche, en galerie Etna. Hij heeft ook deelgenomen aan twee exposities in het Stedelijk Museum Amsterdam (1984 en 2004).

70

D. Groeten uit de Nieuwmarkt

1980

Kunstenaar: Roel van den Ende

71

D..Groeten uit de Nieuwmarkt (deel van ensemble), Roel van den Ende
Concluderende waardering
De triptieken van Roel van den Ende dienen gehandhaafd en gerestaureerd te worden, onafhankelijk van welk renovatieplan dan ook. (advies A) Indien restauratie niet te realiseren is, is het aan te bevelen om de fotos van triptiek A en B te vervangen door vergelijkbare fotos met hetzelfde tijdsbeeld. De triptieken C en D hebben vooral waarde als deel van het vierdelige kunstwerk: Groeten uit de Nieuwmarkt. 1. Kunsthistorische waarde Kunsthistorisch heeft dit werk waarde omdat het gerekend moet worden tot de Environment- en Assemblagekunst uit de jaren zeventig. De triptieken met de opgeblazen fotos hebben een basis in de Pop Art. 2. Ensemblewaarde De drieluiken bezitten een ensemblewaarde vanwege het inhoudelijke verband met de kunstwerken van Van Gasteren, Sierhuis en Griepink. De drieluiken hebben een beeldbepalende functie in het midden van de perronmuren en zijn van waarde vanwege hun signaal/wegwijzerfunctie voor de metroreizigers die zich op het station Nieuwmarkt bevinden. 3. Cultuurhistorische waarde De werken hebben een cultuurhistorische waarde omdat de collages van historische fotos de memorabele geschiedenis van de Nieuwmarkt in beeld brengen. Want niet alleen de Nieuwmarktrellen uit de jaren zeventig maar ook de oudere geschiedenis wordt verbeeld. De fototriptieken houden het verleden levend. Ze zijn, voor zover bekend, de enige grote historische fotocollages die in de openbare ruimte in Amsterdam hangen.

Beschrijving van de kunstwerken


De vier kunstwerken van Roel van den Ende, Groeten uit de Nieuwmarkt bevinden zich op de perronverdieping en zijn schuin tegenover elkaar geplaatst. Het bestaat uit twee drieluiken met fotocollages (drieluik A en B) die de geschiedenis verbeelden en twee drieluiken met gebroken spiegels (drieluik C en D) die het heden en de toekomst uitdrukken. De fotocollages zijn beschadigd: ze zijn voor de helft met zwarte verf bedekt om aanstootgevende graffiti te bedekken. Tegenwoordig zijn ze opgeslagen in de bunkers die in het station aanwezig zijn terwijl de andere twee drieluiken met de spiegels nog in situ zijn. Voor de beschrijving van de fotocollages kunnen wij ons alleen baseren op archieffotos. Voor zover bekend, is de oorspronkelijke staat van de beide fotodrieluiken, dus uit de tijd vr dat ze overgeverfd werden, niet goed gedocumenteerd. Er zijn slechts een paar archieffotos in het archief van de Dienst IVV en op de Beeldbanken van het Stadsarchief Amsterdam en van het Nationaal Archief. De triptieken met de twee fotocollages zijn opgebouwd uit een twintigtal fotos en waren schuin tegenover elkaar opgehangen. Elk drieluik bestaat uit een middenpaneel met twee 72

zijpanelen die met elkaar verbonden zijn door scharnieren. De panelen zijn twee en een halve meter hoog en vijf meter lang.

Drieluik A
Het middenpaneel van drieluik A bestaat uit een collage van vier of vijf grote opgeblazen fotos die naast elkaar geplakt zijn. Ze zijn in sepiakleur gedrukt door fa Rijnja Amsterdam.

Middenpaneel A, detail archieffoto (foto: archief Kunst en Bedrijf in het RKD)

Middenpaneel A, ca 2010 , foto IVV

Rechterpaneel A, ca 2010 foto IVV

Het zijn fotos uit het einde van de negentiende- en het begin van de twintigste eeuw. Geheel rechts op het middenpaneel van drieluik A bevindt zich een foto van een armoedige kelderwoning met een wastrog en een toilet, daarnaast een foto met een bakfiets voor een 73

etalageruit waarop Rijwiel Stalling staat geschreven. Vervolgens een foto van een Amsterdamse straat met in de verte een kerktoren en een vrouw met een lange jurk uit de tijd van Jacob Olie en Breitner. Rookwolken en een ladder suggereren het blussen van een woningbrand, daarnaast staat een accordeonist op een trapje en links een straattafereel met een man met een blinddoek en met een spandoek waarop staat: Voor je brood sla je toch geen mensen dood ?. Het rechterzijpaneel van drieluik A heeft op de voorgrond een zelfportret en twee andere portretten van Rembrandt waaronder Saskia met daarachter een foto uit de Tweede Wereldoorlog van het Rembrandthuis op de Jodenbreestraat en een bord: JUDEN VIERTEL JOODSCHE WIJK. Geheel links staan twee andere historische fotos boven

Rechterpaneel A, detail archieffoto

Rechterpaneel B, detail archieffoto

Rechterpaneel B, ca 2010 , foto IVV

74

Middenpaneel B, archieffoto

Middenpaneel B, ca 2010 , foto IVV

elkaar: een van de winkel van Saartje, de Fruitvrouw, en daarboven een fruitkraam. Het linkerpaneel valt niet te beschrijven op basis van de ons beschikbare fotos.

Drieluik B
Het middenpaneel van drieluik B bestaat uit een collage van ook vier of vijf historische fotos die naast elkaar geplakt zijn. Geheel rechts staan mensen voor een caf met daarnaast twee mannen op een verhoging die een voordracht houden voor een klein publiek. In het centrum is een grote foto van een ME-peloton voor de Waag met links daarvan groot op de voorgrond een Chinese man die gemoedelijk zijn Chinese krant leest; op de achtergrond rijdt een tram. 75

Het rechterpaneel van drieluik B is een foto van een straathoek waarvan de ramen met platen dichtgespijkerd zijn. Het rechterpaneel kan ook helaas niet beschreven worden.

Drieluik C en D
Het drieluik bevat spiegelscherven tegen een achtergrond van de MBI-wand met de dilatatievoegen. De spiegels zijn niet strak maar geven een bobbelig spiegelbeeld van de beschouwer. Het wijst erop dat de ondergrond metaalplaat is.

Drieluik C of D, Het heden (spiegels) en de toekomst (leegte), foto IVV ca 2010

Betekenis, vorm en inspiratie


De drieluiken met fotopanelen en spiegels vormen de laatste schakels in de reeks kunstwerken van het metrostation Nieuwmarkt. In het boek: Van metro tot beeldbuis, geschreven door Gert Jonker en de Gemeentelijke Werkgroep Kunstzaken Metro Amsterdam, wordt bij het hoofdstuk Nieuwmarkt een tekst van Roel van den Ende weergegeven: Er is geknokt voor het behoud van een oude rommelige, maar menselijke woonomgeving. Dat gevecht is nog steeds gaande. Laten we omzien en niet vergeten! Het feit dat metroreizigers haast hebben, stelt eisen aan de omgeving. Daarom hebben wij gekozen voor de vorm van vier drieluiken die in n oogopslag een beeld geven van het verleden (fotos), het heden (spiegels) en de toekomst (leegte), om degenen die enkele momenten in dit station verblijven de groeten uit de Nieuwmarkt mee te geven. 40 In het archief van de Dienst IVV bevindt zich een map met documenten over de kunstopdrachten voor het metrostation Nieuwmarkt. In de archiefmap zit een oud krantenartikel van de RTV-redactie (zonder datum ca 1981) waarin de tv-documentaire: 76

Groeten uit de Nieuwmarkt wordt aangekondigd die gaat over de kunst in het metrostation. Roel van den Ende verklaart daarin: Wij wilden een spoor nalaten voor wat er voor de metro gebeurd is. Deze buurt is altijd al het slachtoffer van manipulaties van de stad geweest. Al sinds de zeventiende eeuw.41 Opgeblazen fotocollages zijn in de jaren zeventig een kunstvorm die toegepast werd in de Pop Art. Richard Hamilton combineerde zijn eigen fotos tot een kunstwerk. De drieluiken van Van den Ende bestaan echter voor de helft uit fotos en voor de helft uit bijna lege triptieken met spiegelscherven die met elkaar een verhaal vertellen. De kunstenaar van wie verder geen werk bekend is, niet geregistreerd is bij de Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie (RKD), en ook niet vermeld wordt in het kunsthistorisch handboek over kunstenaars: Jacobs P.M.J., Beeldend Nederland. Biografisch Handboek, heeft voor een commissie indertijd een toelichting gegeven: Het ontwerp bestaat uit fotos op panelen (onderwerp geschiedenis van de buurt) die een relatie hebben met de tekst op de grond, spiegels zullen de fotos weerkaatsen. Er wordt gestreefd naar een coherent verband. 42

Conditie
De onderste helft van alle triptieken met fotocollages zijn in 2000 zwart geschilderd, om graffiti te bedekken. Voor het voortbestaan van het werk is restauratie of vervanging noodzakelijk. De negatieven zijn -nog- niet gevonden. De twee fotodrieluiken zijn momenteel (najaar 2011) opgeslagen, om te voorkomen dat de aan te brengen rookschermen de werken nog verder zullen beschadigen. Er zou een onderzoek gedaan moeten worden naar vervanging of naar vergelijkbaar fotomateriaal.

Opdracht
Van Gasteren, Sierhuis en Griepink schreven op 7-11-2003 een verslag over een vergadering die zij met Marijke Jansen van het AFK hadden over de toestand van de fotocollages (de zwarte band). Zij schreven daarin ondermeer: Wij maakten Mevrouw Jansen duidelijk dat Roel van den Ende in een vroeg stadium uit het Nieuwmarktproject is getreden, omdat zijn voorstel voor een diaprojectie in het station niet haalbaar bleek en dat de behandeling van de fotonegatieven was uitgevoerd door de overige leden van het kunstenaarscollectief: Sierhuis, Griepink en Van Gasteren. 43 Zijn de triptieken het werk van Van den Ende of van de andere drie kunstenaars? Het archief van de Dienst IVV geeft enig inzicht. In de eerste fase bestond nog het idee om een diapresentatie te maken maar in de loop van 1979 kwam het idee te vervallen. Er waren geen garanties te geven voor wat betreft de continuteit en beheer van het project, schreef Roel van de Ende op 15 november 1979 aan de gemeente. Om die reden werd het idee gelanceerd om een vaste beeldpresentatie te maken van 12 panelen met fotovergrotingen. 44 De directeur Openbare Werken noemde de hoge exploitatiekosten als de reden dat het idee van de diaprojectie was verlaten. 45 Op de vergadering van 19 december 1979 van de Commissie van Advies voor Beeldende Kunst werd een notitie (dd.11-12-1979) van de Werkgroep Kunstzaken Metro besproken. Daarin was een gedetailleerde toelichting gegeven op deze vaste beeldpresentatie: De 77

bewonerswerkgroep Nieuwmarkt bestaande uit: Roel van den Ende, Bert Griepink, Louis van Gasteren en Jan Sierhuis is tot de konklusie gekomen dat de problemen die aan een dergelijk project kleven, voor hen niet op te lossen zijn. Men is nu gekomen met een ander project: Groeten uit de Nieuwmarkt, dat uit maximaal 12 panelen van 2 x 5 m bestaat, welke zullen worden aangebracht tegen de perronwanden. Op deze panelen fotovergrotingen van prentbriefkaarten en ook wel kollages, waarvoor gebruik zal worden gemaakt van oud archiefmateriaal alsook van recente fotos. In dit stadium gaan de gedachten uit naar: kollage straattonelen Nieuwmarkt, idem avondtonelen, Jacob Olie, Brand, plee en interieur kelderwoning, Chinese kollage, Judenviertel, hongerwinter, politieboys. 46 Een week later gaf Roel van de Ende een toelichting op dit schetsontwerp, volgens het verslag van de vergadering van de Commissie van Advies voor Beeldende Kunst van 19-121979. In het archief is een begroting voor het fotoproject dd 11-12-1979, van in totaal fl. 31.000,Dat betrof: fotopapier Agfa Gevaert : fl. 1.250,- fotovergrotingen bij Rijnja fl. 11.000,-, rechten fotos, 10 stuks fl. 5.000,- , lakmateriaal en spuiten Sigma Coatings 30-40 kilo en het honorarium van Roel van den Ende: fl. 3.100,-. Vlak voordat in maart de stroom op de rails gezet zou worden, vroegen Van Gasteren en Sierhuis om een verhoging van het budget voor Groeten uit de Nieuwmarkt omdat zij fl 8.500,- tekort kwamen. Ze gaven een toelichting omdat het definitieve ontwerp er wr anders uitziet- niet qua inhoud maar qua uitvoering-. Offertes moesten toen nog aangevraagd worden bij Bruynzeel, Rijnja en Hillen & Roosen.47 Anderhalve maand voor de opening van het station, op 28 augustus 1980 was het ensemblekunstwerk afgerond en werd het opgeleverd. Het blijft de vraag waarom Sierhuis, Griepink en Van Gasteren in 2003 aan Marijke Jansen schreven dat: Roel van den Ende in een vroeg stadium uit het Nieuwmarktproject is getreden, omdat zijn voorstel voor een diaprojectie in het station niet haalbaar bleek en dat de behandeling van de fotonegatieven was uitgevoerd door de overige leden van het kunstenaarscollectief: Sierhuis, Griepink en Van Gasteren. Van den Ende was toch de ontwerper van de fotocollages? Volgens de archiefstukken heeft hij op 11 december 1979 een gedetailleerde uitleg over de inhoud van de fotocollages gegeven en op 19 december heeft hij in de commissie een toelichting daarop gehouden. In het boek,Van metro tot beeldbuis, dat de Gemeentelijke Werkgroep Kunstzaken Metro Amsterdam uitgegeven heeft na de oplevering van het metrokunstproject, staat Van den Ende ook als de kunstenaar van de Groeten uit de Nieuwmarkt. Dat de fotocollages misschien niet door hem zijn uitgevoerd, kan niet van doorslaggevend belang te zijn. De baksteenmuurtjes zijn immers ook door de aannemer geconstrueerd. Feitelijk is dit ideematige kunst op politieke en activistische gronden, waarbij de formele uitvoering en het materile aspect minder zwaar wegen. Eigenhandigheid bij opdrachtkunst is niet van doorslaggevend belang maar wel dat het concept van een bepaald uitgevoerd project aan een bepaalde persoon kan worden toegeschreven. Op zich zijn de fotocollages niet zo maar inwisselbaar voor ander fotocollages maar nu ze voor de onderste helft vernietigd zijn, valt er wel voor te pleiten om het werk zo goed mogelijk te reproduceren aan de hand van fotos die van het geheel gemaakt zijn. De tijdgeest bevindt zich namelijk ook in vergelijkbare fotos van dezelfde rellen.

78

CONTEXT
Proces van de kunstcommissie
De keuze van de kunstenaars en kunstwerken is het werk geweest van deskundigen die een zeer overwogen keuze hebben gemaakt. De Gemeentelijke Werkgroep Kunst Metro Amsterdam en de Commissie van Advies voor de Beeldende Kunst waren daar samen verantwoordelijk voor. De Werkgroep Kunstzaken Metro deed een voorstel en de Commissie van Advies toetste het voorstel. Vervolgens was het aan de Gemeenteraad om de uiteindelijke opdracht te verlenen. De Werkgroep Kunstzaken Metro Amsterdam bestond uit diverse disciplines. De architecten van de metro, Ben Spngberg en Sier van Rhijn, de kunstenaars Pieter Engels en Arnold Hamelberg en de kunstenaar/grafisch ontwerper Jurriaan Schrfer vormden het artistieke deel. Otto Daams en Huub Gerretsen, vertegenwoordigden het GVB. Voor de afdeling Openbare Werken waren Ben Staal,Theo Berkhout en Gerard Leeman de leden. Ook Ruth Jansen van de afdeling Kunstzaken nam er aan deel. De Werkgroep Kunstzaken Metro heeft zich ingezet om een integratie van kunst in de gebouwde omgeving te realiseren. Maar het hogere ideaal om de kunstenaars al tijdens het ontwerpproces te betrekken, lukte niet uit praktische overwegingen bij deze metrostations. Elke locatie had andere uitgangspunten. In dergelijke situaties waren het de artistiek inhoudelijke argumenten die leiden tot het maken van overdachte keuzes. Een kunstwerk had een verwijzende betekenis door vorm of inhoud en diende de kracht te hebben om op een bepaalde plek een betekenis uit te drukken. De Wibautstraat was vanwege de bovengrondse omgeving een volstrekt andere opdracht dan de Nieuwmarkt of het Waterlooplein. Elk station bevond zich in een andere buurt en had een eigen identiteit. De metro vormde de verbindingslijn tussen de wijken.

Monumentale wandkunst
Wandschilderingen, glas-in-loodramen, mozaeken, sgraffitos, relifs, muurplastieken ed die speciaal voor een bepaalde plek in of aan gebouwen zijn ontworpen, worden monumentale kunstwerken genoemd. Het is een vorm van kunst, die binnen de algemene context van de beeldende kunst zelf een categorie vertegenwoordigt. Ze maakt als niet-vrij deel uit van een samenhangend ensemble. Enerzijds maakt het fysieke materieel deel uit van het ensemble en vormt het een ruimtelijk visueel beeld in de nagelvaste context van de architectuur. Anderzijds is het een deel van een ensemble van betekenissen. Het fungeert door de plaatsgebonden metafysische specifiteit van vorm en betekenis, meestal- als explicateur van de functie of bedoeling van de architectuur. Het is afhankelijk van de architectonische theorievorming en praktijk enerzijds en van de beeldende kunst in al haar theoretische, beeldende en materile veranderlijkheden anderzijds. 48 De kunstwerken zijn, als ze in de publieke ruimte geplaatst worden, niet alleen meer eigendom van de maker maar ook van de beschouwers. Het kan een herkenningspunt zijn, een orintatiepunt, een plek voor een herinnering. Het is daarom ook niet genoeg om alleen de kunstenaar of de erven te vragen of het werk vernietigd mag worden en vervolgens alleen op dat oordeel af te gaan. Zodra het deel uitmaakt van een openbare of semi-openbare 79

ruimte, dus daar waar het publiek ook toegang tot heeft, dan heeft het publiek in zekere zin ook recht op die kunst. Kunst kan een ruimte verfraaien maar niet alle kunst is gemaakt om te behagen. Veel van deze kunst is thematisch en oorspronkelijk bedoeld om begrijpelijk te zijn voor het publiek. Het kan ook de bedoeling hebben om iets duidelijk te maken, iets te herinneren of iets te symboliseren. Kunst verandert mee met de maatschappij en kan een tijdsbeeld weergeven. Ze kan een link hebben met de tijd, de plaats, de geschiedenis, de ruimte etc. Het kan bijvoorbeeld het contrast tussen orde (metro architectuur) en chaos (assemblagekunst) uitdrukken zoals op het station Nieuwmarkt. Als de situatie bovengronds een chaos is of is geweest dan kan het een taak van kunst zijn om dat deel van de werkelijkheid, zij het op een subjectieve manier, uit te drukken. Deze kunstwerken zijn immers gemaakt door kunstenaars die meededen aan de Nieuwmarktrellen. Want niet alleen herinneringen aan mooie momenten maar ook die aan heftige gebeurtenissen worden in de samenleving gekoesterd. Deze kunsttak is als niet vrij kunst in een architectonische setting in de twintigste eeuw tot bloei gekomen. Het is de bedoeling van monumentale kunstwerken om de kunst uit de beslotenheid van de musea te halen en op een ongedwongen manier in de openbare ruimte aan het publiek te tonen. Van kunst wordt geacht dat het een positieve invloed op het publiek zal hebben. Deze kunst is als niet-museale kunst bestemd voor dat gedeelte van het publiek dat weinig of nooit in musea komt. Monumentale Kunst kon als specialisatie gevolgd worden aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunst te Amsterdam. In september 1951 was op voordracht van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW), het ministerraadsbesluit genomen om een percentageregeling voor rijksgebouwen in te stellen.49 Het hogere doel was om een integratie van beeldende kunst in de architectuur te stimuleren. Vooral de Rijksgebouwendienst heeft indrukwekkend veel monumentale kunstopdrachten voortgebracht. In het najaar 2011 schreef deze rijksdienst dat hij de grootste opdrachtgever van beeldende kunst ter wereld is. 50

Architectuur van de metrostations


Door middel van de kunstwerken hebben de stations een eigen identiteit gekregen. De metrolijn en de stations zijn ontworpen door de architecten van Dienst Publieke Werken, Ben Spngberg en Sier van Rhijn in samenwerking met de afdeling Metro van de zelfde dienst. De civiel-ingenieurs, werktuigbouwkundigen, planologen en stedenbouwkundigen hadden de omvang en de route al bepaald voordat de architecten aan het project begonnen. De ondergrondse stations zijn ontworpen met een zo open mogelijk karakter. In de stations Wibautstraat, Waterlooplein en Nieuwmarkt zijn perroneilanden opgesteld met aan weerszijden een spoor. Er is gekozen om de constructie en stationsstructuur zo duidelijk mogelijk te laten uitkomen. Het beton werd in het zicht gelaten zoals het Bton Brut van de architecten Perret en Le Corbusier en niet bekleed met decoratieve materialen zoals tegels. De wanden zijn afgewerkt met geluidsabsorberende MBI-stenen, betonblokken met een openstructuur. Geglazuurde tegels zoals in de Parijse metro zouden het geluid van de aankomende metro te hard weerkaatsen. De ronde vormen zijn typerend voor het interieur van de metro. De hoeken zoals die van de huisjes op de perrons zijn afgerond om zoveel mogelijk een gestroomlijnd ontwerp te creren. Dat gold ook voor de vormgeving van de palissades bij de vides, de trapleuningen 80

etc.. De eenheid is ook verkregen door overal dezelfde vloertegels, meubilair en kleuren toe te passen. De herkenbaarheid van een halte stond voorop bij de vormgeving. Als een reiziger met de trap of roltrap afdaalde en met de metro verder reisde, moest hij niet het contact met de bovengrondse omgeving verliezen. Omdat een reiziger zich moet kunnen orinteren, is met kunst getracht om een verband met de plek te scheppen. 51

81

Maatschappelijke context
Infrastructuur, Amsterdam als metrostad
De Amsterdamse metro is een jonge metro. De hoofdstad is in 1977 relatief laat begonnen met de metrolijn: ruim een eeuw later nadat in Londen de eerste metro, underground van de Metropolitan Railway, in 1863 ging rijden. In 1900 legden grote steden als Parijs en New York ook een ondergronds netwerk aan. Rotterdam had in 1968 voor Nederland de primeur. De eerste plannen voor de aanleg van een metro in Amsterdam dateerden al uit 1922 en kwamen van de raadsleden voor de SDAP, dr Emanuel Boekman en architect Zeeger Gulden. De kosten werden door de gemeenteraad na lang beraad als te duur beoordeeld en het plan ging na jaren van overleg de kast in. Totdat in de jaren vijftig het idee weer opnieuw leven werd ingeblazen. Het Bureau Stadsspoor lanceerde Het plan Stadsspoor dat een metronet met vier tracs van 75 kilometer besloeg. Het doel was om de nieuwe stadsdelen te ontsluiten. Vooral de toekomstige 50-duizend inwoners van het toen nieuwe- stadsdeel Bijlmermeer, zouden baat hebben bij een vlotte verbinding naar het Centraal Station. Begin jaren zestig werd de infrastructuur verbeterd met de brede hoofdverkeersader (S112) die in het centrum werd aangelegd en liep van de Weesperstraat en de Valkenburgerstraat via de in 1968 aangelegde IJ-tunnel naar Amsterdam-noord. De Wibautstraat tot aan het Weesperplein was voor de Tweede Wereldoorlog al een brede weg met een treinspoor. Hele huizenblokken aan de Weesperstraat en de Valkenburgerstraat zijn begin jaren zestig voor de verbreding van het trac gesloopt. Onder het mr. Visserplein werd in 1968 een viaduct aangelegd. De infrastructuur liep door de oude Jodenbuurt. In 1968, toen in Rotterdam de eerste metro van Nederland werd geopend, namen Burgemeester en Wethouders van Amsterdam de beslissing voor de bouw van een compleet stadsspoorwegnetwerk, te beginnen met de aanleg van de Oostlijn. De eerste damwand voor de metro werd in 1970 geslagen op het Rhijnspoorplein. Voor de aanleg van het ondergrondse spoornet werd gekozen om met caissons te werken, zoals in 1906 bij de bouw van het Parijse metrotrac onder de Seine. Geprepareerde grote betonnen rechthoekige tunnelsegmenten werden afgezonken. Deze methode was voordeliger omdat deze rechthoekige segmenten onder de straat geen waterdruk hoefden te weerstaan en het uitgraven van de drassige Nederlandse ondergrond van veen en klei op zand tot een minimum werd beperkt. Het grondwater mocht immers niet verlaagd worden omdat de palen waar Amsterdam op gebouwd is, niet droog mogen staan omdat ze anders verrotten.

Amsterdam in de jaren zestig en zeventig, saneringen, rellen en de metro


Een aantal buurten in het centrum waren sinds de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren zestig nog steeds in deplorabele toestand. De oude Jodenbuurt, rond de Jodenbreestraat, was in de oorlog na de deportatie van de bewoners, veranderd in een buurt met leeggeroofde en onttakelde afbraakpanden. In de wederopbouwtijd werden de niet meer onderhouden woningen dichtgetimmerd en op de slooplijst gezet. Het doel van de gemeente was saneren, dus sloop en nieuwbouw. Daarbij gold als ideaal bij de overheid om de werkgelegenheid te bevorderen en naast woningen vooral ook grote kantoren in het centrum te bouwen. 82

Tegenover de nieuwe stadsdelen in de Westelijke tuinsteden met gezonde woningen stonden de oude woningen symbool voor een ongezond leefklimaat. Het tempo waarin de nieuwe woningen in de stad werden opgeleverd, liep structureel achter en de woningnood was halverwege de jaren zestig nog steeds hoog. Aan de ene kant vertrokken de jonge gezinnen massaal naar de Westelijke Tuinsteden terwijl aan de andere kant de studenten uit de regio hun intrede in de oude stad deden. Vooral bij de jongeren werden eind jaren vijftig de historische stadsdelen populair. Ze vonden dat het leven in de oude stad socialer was dan in de nieuw gebouwde wijken. Sociaal gezien werd het roerige Amsterdam steeds mondiger en feller. De nozems in de jaren vijftig ontwikkelden zich tot de maatschappijkritische provos in het midden van de jaren zestig. Protestmarsen en happenings liepen uit op rellen met de politie. Anarchisme en de provokatie van de autoriteiten typeerden steeds meer hun sociale leefklimaat. De opstandige jongeren ontwrichten langzamerhand de overheid. De paradox van leegstand, woningnood en anarchie creerde krakers. Na de eerste kraakactie in 1965 en hun juridische overwinning op 16 november 1971 waarin het kraken onder bepaalde voorwaarden werd gelegitimeerd, leek de oude stad een waar krakersparadijs. De gemeenteraad voerde haar plannen uit voor de sanering en grootscheepse infrastructurele verbeteringen omdat de straten steeds drukker werden en het verkeer in de oude stad steeds meer vastliep. Inmiddels vorderden ook de stedenbouwkundige plannen voor woningbouw in Zuidoost met 50-duizend inwoners. Drie jaar nadat de eerste damwand voor de Oostlijn was geslagen, werd in 1973 de eerste proefrit al gemaakt op het bovengrondse trac tussen Venserpolder en de Verrijn Stuartweg. -De ondergrondse route van de Oostlijn loopt van het Amstelstation, over de Wibautstraat, de Weesperstraat, het Waterlooplein, via de Nieuwmarkt naar het Centraal Station.Voor de bouw van het ondergrondse metrotraject vanaf het Waterlooplein ontstonden midden jaren zeventig grote sociale problemen. Na de bekendmaking van het plan om hele woningblokken bij de Lastage tussen de Geldersekade en de Oude Schans te slopen, sloeg de vlam in de pan. De net aangetreden wethouder van Stadsontwikkeling Han Lammers kreeg het zwaar te verduren. Actiegroepen zetten de hakken in het zand en streden voor het behoud van de buurt en de renovatie van de panden. Aktiegroep Nieuwmarkt wenste een ander metrotraject dan de gemeente gepland had. Ze stelden dat die door de gracht van de Geldersekade zou moeten lopen waardoor de sloop beperkt kon worden. De gemeente hield vast aan het geplande traject zodat het metrospoor met een bocht evenwijdig aan het Centraal Station zou uitkomen en het traject in de toekomst in westelijke richting doorgetrokken kon worden. De sloop van het traject van de Waterlooplein- en de Nieuwmarktbuurt liep in 1975 uit op rellen. De tegenstanders waren ook fel gekant tegen de plannen om grote kantoren te bouwen op de leeggekomen plekken rond de Nieuwmarkt en eisten daar woningen. De bouw werd met enige aarzeling, na kostenoverschrijdingen, voortgezet. De Gemeenteraad besloot om de Oostlijn af te ronden maar de aanleg van de andere metrosporen niet uit te voeren. Op 14 oktober 1977 werd de eerste metrolijn geopend vanaf het Weesperplein naar Zuidoost. De lijn van het Weesperplein naar het Centraal Station werd drie jaar later, op 11 oktober 1980, in gebruik genomen en twee jaar later, op 29 augustus 1982, was het laatste traject Holendrecht naar het Gein voltooid. In 20 minuten tijd kan een metroreiziger van het Centraal Station naar de Bijlmermeer reizen. 83

Cultuurhistorische waardestelling monumentale wandkunst Criteria


Een cultuurhistorische waardestelling dient om een object te inventariseren, te waarderen en te selecteren. Ze kan worden opgesteld voor een gebouw, voor een kunstwerk -al dan niet nagelvast in de architectuur-, voor een museale collectie, voor het mobiele erfgoed etc.. Om het object te kunnen toetsen en een zo objectief mogelijk beeld te krijgen, zijn waarderingscriteria ontwikkeld. Deze criteria vormen bij elkaar een waardestellend kader. Per categorie zijn de waardestellende kaders anders samengesteld. Zo gebruikt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) voor de waardering van het onroerend erfgoed (de gebouwde omgeving) een andere kader dan voor het roerend erfgoed. Tot de belangrijkste waarderingscriteria worden gerekend naast de waarderingscriteria voor rijksmonumenten van de RCE:52 het Deltaplan voor Cultuurbehoud 53, het waardestellend kader voor het mobiel erfgoed,54 de waarderingscriteria voor archeologische vindplaatsen 55 en de selectiecriteria voor de culturele waarde van het historische interieur.56 Voor de monumentale kunst is het waardestellend kader nog in conceptvorm en niet gepubliceerd. 57 Deze Leidraad voor het waarderen van Monumentale Wandkunst, zoals het genoemd wordt, is in 2008-2009 geformuleerd door de werkgroep van het project Monumentale Wandkunst. 58Het is hoofdzakelijk gebaseerd op de waarderingscriteria voor rijksmonumenten van de RCE en het Deltaplan voor Cultuurbehoud. Het proces voor een waardestellend kader bestaat uit: het definiren van het werkgebied, het inventariseren, het waarderen en het selecteren van het erfgoed. Het inventariseren heeft een identificerende, signalerende en documenterende doelstelling terwijl het waarderen en het selecteren vooral gaat om analyseren, interpreteren en duiden. Het selecteren kan niet zonder inventariseren en een op kennis gerichte waardeanalyse. 59 Bij de toepassing van de criteria moet wel worden beseft dat niet altijd aan alle selectiecriteria kan worden voldaan. Het kan voorkomen dat een object, dat ruim voldoet aan de eerste twee criteria, niet voldoet aan het derde en/of vierde criterium, maar dat toch vanwege het belang van de kunsthistorische canon behouden dient te blijven. Ieder kunstwerk heeft een eigen palet van waarden. Een cultuurhistorische waardestelling is op maat gesneden en beschrijft en waardeert alleen die factoren die van belang zijn voor een specifiek kunstwerk. Definiren Het werkgebied omvat de monumentale kunst; de niet-vrije, gebonden kunst in een architectonische setting: tweedimensionale raam-, glazeniers- of wandkunst en twee- en driedimensionale relif- of beeldhouwkunst in of aan gebouwen. In 1951 en in 1955 werd het in publicaties over de percentageregelingen door het Ministerie van OK&W omschreven als: decoratieve aankleding (). het aanbrengen van vaste kunstwerken van monumentaal karakter, bestemd voor een vooraf bepaalde plaats, zoals glas-in-loodramen, mozaeken, sgraffitos, wandschilderingen, relifs en muurplastieken. 60 Inventariseren De inventarisatie is de eerste stap in de richting van het vastleggen van het culturele erfgoed en dient om een afgewogen waardering van het kunstwerk te maken. Een inventarisatie 84

houdt een beschrijving van het kunstwerk in, de omgeving en de relatie van het kunstwerk met de omgeving, de ontstaansgeschiedenis en feiten over de kunstenaar. Waarderen en selecteren De definities van waarderen en selecteren zijn bij de RCE als volgt geformuleerd: Waarderen is het toekennen van betekenis aan genventariseerde erfgoed. Waarderen vereist een brede kennis over het te waarderen erfgoed, en over de bij waardering te hanteren referentiekaders. Het proces van waarderen betreft een vakinhoudelijke verdieping van de reeds bij het inventariseren opgebouwde kennis. Selecteren is voor het maken van bewuste en gemotiveerde (beleids)keuze over het al dan niet voordragen van wettelijke bescherming van het gewaardeerde erfgoed. Het selecteren gebeurt op basis van een aantal vast te stellen selectiecriteria en/of prioriteiten. De selectiecriteria zijn primair vakinhoudelijk van aard (op basis van de eerdere waardering), de prioriteiten worden mede bepaald door het politiek-maatschappelijke kader en (mogelijk) beschikbare middelen en capaciteit.

Concept-criteria Leidraad voor het waarderen van Monumentale wandkunst . Beschrijving, analyse en interpretatie object Vooronderzoek: Identificatie: gegevens kunstenaar, architect, huidige beheerder, eigenaar, huidige gebruikers, toegankelijkheid, functie/betekenis: van het kunstwerk en van het gebouw. Mate van relatie daartussen (programmatisch/ iconografisch), positie van het gebouw binnen context monumentenzorg Veldonderzoek: beschrijving kunstwerk: maten, materiaal, technisch/ ambachtelijke gegevens, uitvoerder/uitvoering, signatuur/datum, voorstelling, kleurgebruik, belichting, positie in het gebouw (exterieur/ interieur) kleur- en materiaalgebruik van bouwkundig interieur, materile/ fysieke conditie nu. Archiefonderzoek: wat voor soort opdracht, doelstelling opdrachtgever, percentageregeling, particulier, Kunst en Bedrijf, samenwerking architect/ kunstenaar, beschikbaar budget, wettelijke bepalingen, aanwezigheid van documentaire gegevens (oude fotos, publicaties, notas) Analyse en interpretatie: gevonden informatie wordt beoordeeld, geanalyseerd en geordend om als imput te dienen voor de waardestelling

85

Waardestelling volgens waarderingscriteria Monumentale Wandkunst

1.Kunsthistorische waarde: Kunstenaar/ kunstgeschiedenis: wie, waar, monumentaal en vrij oeuvre waardering destijds/ positie in de toenmalige canon van gebonden, maar ook van vrije kunst, zeldzaamheid 2. Architectuurhistorische waarde: Architect/ architectuurgeschiedenis: wie, waar, relevante andere objecten uit het architectonische oeuvre waardering destijds/ canonieke waarde, zeldzaamheid 3. Ensemblewaarde: Gesamtkunstwerk, mate van synthese tussen kunstwerk en ruimte, (beeldbepalend of beeldondersteunend) mate van synthese tussen kunst en gebouw, mate van samenwerking tussen architect en beeldende kunstenaar 4. Cultuurhistorische waarde: Samenhang/ relatie opdracht(gever) gebouw- kunstwerk samenleving. Lokaal belang; waardering in buurt, wijk of stadsdeel, onderdeel van lokale identiteit 5. Presentatiewaarde: Herkenbaarheid, herinneringswaarde, toegankelijkheid, presentatie potentieel 6. Conditie: Voorgenomen afbraak, afstoting, nagelvastheid, hergebruik/ verandering van functie, verbouwing/ verandering van ruimte, kleur en belichtingscondities, restauratiemogelijkheden, nieuwe eigenaar/ nieuwe architect, toekomst scenario 7. Zeldzaamheidswaarde/ IJkwaarde: Object is zeldzaam of uniek voorbeeld (geworden)

86

Literatuur/ bronnen
Aktiegroep Nieuwmarkt, Het metrorapport van de Nieuwmarkt, Amsterdam 1974 Arian, M., Zoeken en scheuren. De jonge Sandberg, Rosmalen 2010 Ban, H. van den, e.a., In Opdracht. Beeldende Kunst bij Rijksgebouwen. Zestig jaar percentageregeling, Amsterdam 2011 Bennett, D., Metro. Het verhaal van de ondergrondse spoorweg, Utrecht 2005 Bosma J., e.a., de beste aktiegroep ter wereld 40 dorpsverhalen uit de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt, Amsterdam [1984] Blotkamp, C., Dirk Mller, interview, Vrij Nederland 4-1-1969 Bogaards, C. Jan Sierhuis, een leven voor de schilderkunst, Amsterdam 2006 Bosscher, D., Na de storm geen stilte. in: Rooy P. de, Geschiedenis van Amsterdam 19002000. Tweestrijd om de hoofdstad. Amsterdam 2007, p. 323-336 Bosscher, D., Een stad van en voor wie?, in: Rooy P. de, Geschiedenis van Amsterdam 1900-2000. Tweestrijd om de hoofdstad. Amsterdam 2007, p.339-439 Bosscher, D., Geen woningen, toch een kroning, in: Rooy P. de, Geschiedenis van Amsterdam 1900-2000. Tweestrijd om de hoofdstad, Amsterdam 2007, p. 451-494 Burkom, F. van en Y. Spoelstra, Monumentale Kunst. Categoriaal onderzoek Wederopbouw, Zeist 2007 (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en Instituut Collectie Nederland) Buiten Beelden in Bloemendaal 1982 Tentoonstellingscatalogus Bloemendaal 1982 Documenta 6 Kassel, Konzeptionen der Arbeitsgruppen, Tentoonstellingscatalogus 25 Juni2 Oktober Kassel 1977 Freeke J., De kunst van het vervoer, s- Gravenhage [1990] Gessel, H. van, De Volkskrant. Een beeld van een dagblad, Amsterdam 1990 Henri, A., Environments and Happenings, London 1974 Jacobs J., G. Mak, K. van Weringh, De wereld (1947-2001) volgens Opland, Tentoonstellingsuitgave Historisch Centrum Het Markiezenhof te Bergen op Zoom (12-122004/21-8-2005), Zwolle 2004 Jacobs P.M.J., Beeldend Nederland. Biografisch Handboek. 2 dln. Tilburg 1993 Jonker, G., Van metro tot beeldbuis. Beeldende kunst in de Amsterdamse metro, Amsterdam [1981] Jungschleger, I., Een ontwerper van 82, Het vervolg, Volkskrant 13-9-1980 Kooger, H., Metros modern stadsvervoer, 29 Ons Amsterdam juli/augustus 1987 Leeuw-Marcar, A.,Willem Sandberg: portret van een kunstenaar, Amsterdam 2004 Liga nieuw Beelden 1955+1969 Petersen, A. & P. Brattinga Sandberg: een documentaire = a documentary. Amsterdam 1975 Stokvis, W. en F. Duister, Jan Sierhuis, Venlo 1979 Waldmann G., De Amsterdamse metro, Holland in Vorm. Vormgeving in Nederland 19451987. s-Gravenhage 1987, p.60-68 Werkman, E., De mystieke taal van Opland, Het Parool 7-2-1977 Vossen, M. van, Verleden, toekomst, 30 jaar Metro. Een tentoonstelling over de ontwikkeling van Amsterdam als metrostad. [Amsterdam] 2007 Archiefmappen Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Bibliotheken: Openbare Bibliotheek Amsterdam, Library Rijksmuseum Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie: Persdocumentatie en Archief Kunst en Bedrijf.

87

NOTEN
1

F. v. Burkom: Het waarderen van monumentale kunst als een tussenfenomeen, Monumentale Kunst. Categoriaal Onderzoek Wederopbouw 1940-1965. RDMZ-ICN 2007, p. 12-14 2 Het project Monumentale Wandkunst is een initiatief van het voormalige Instituut Collectie Nederland (ICN, tegenwoordig het Kenniscentrum Roerend Erfgoed van de RCE ) en is gestart op 2510-2006. De andere deelnemers zijn: de voormalige Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM, tegenwoordig RCE), de Rijksgebouwendienst (RGD), de Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) en de bureaus monumentenzorg Amsterdam (BMA), Rotterdam (dS+V = Dienst Stedenbouw, Wonen en Verkeer Rotterdam) en Stroom in Den Haag. Het project is te volgen op: www.monumentale-wandkunst.nl/. Het project Monumentale Wandkunst heeft twee websites gelanceerd die door het Kenniscentrum Roerend Erfgoed van de RCE worden beheerd: www.helpwandkunstopsporen.nl en www.wederopbouwkunst.nl 3 http://www.monumentalewandkunst.nl/index.php?option=com_content&task=blogsection&id=11&Itemid=98) Het was een samenwerkingsonderzoek waar Frans van Burkom het ICN vertegenwoordigde en Yteke Spoelstra in opdracht werkte van de toenmalige Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), tegenwoordig de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). 4 De biografie is gebaseerd op Jacobs J., Biografie, p. 133-190 5 Jacobs, J., p. 177 6 De kleine fotos op p.18 en p.24 zijn van de Dienst Openbare Werken (DOW) en zijn overgenomen . uit: J. Freeke, p. 137. De grote foto op p. 17 boven komt van de Dienst IVV 7 Zie noot 6 8 E. Werkman, Het Parool 7-2-1977. citaat overgenomen uit : J. Jacobs, p. 177 9 met dank aan Paul Wyber van Wyberzeefdruk 10 met dank aan Paul Wyber van Wyberzeefdruk 11 met dank aan Wim Ruigrok Fotografie en Miriam Suijkerbuijk van Drukkerij Rob Stolk 12 A. Leeuw-Marcar, p. 60 13 I. Jungschleger, de Volkskrant 13-9-1980 14 A. Leeuw-Marcar, p.18 15 A. Leeuw-Marcar, p. 56 16 M. Arian, p. 257 17 I. Jungschleger, de Volkskrant 13-9-1980 18 A. Leeuw-Marcar, p. 57. De Sandbergletter zoals ze het lettertype in New York noemde, was van . . . . oorsprong de Egyptienne. 19 Tentoonstellingscatalogus Documenta 6, p.6 20 Carel Blotkamp, Dirk Mller, interview, Vrij Nederland 4-1-1969, Archief RKD knipselarchief . .Persdocumentatie: Mueller 21 De Volkskrant 28-8-1977, Archief RKD knipselarchief .Persdocumentatie: Mueller 22 Foto: Ed Suister, uit G. Jonker, p.25 23 G. Jonker. p. 24,25 24 In het archief van de Dienst IVV zijn de krantenartikelen indertijd zo uitgeknipt dat er geen . . . . . . . . . krantenlogos of data meer op staan. 25 A. Henri, p. 180-181 26 Liga nieuw Beelden 1955+ 1969, p. 2-3 27 Archief RKD knipselarchief Persdocumentatie: Van Gasteren. 28 Foto boven: Dienst IVV en foto beneden: Archief Kunst en Bedrijf in het RKD 29 G. Jonker, p.18 30 Foto: Dienst IVV 31 G. Jonker. p.19 32 C. Bogaards, p.43,49, 68 33 C. Bogaards, p.61,62 34 G. Jonker, p. 22 35 G. Jonker, p. 23 36 H. van der Ban, p.416-417 37 J. Bosma e.a., De fotos staan op p. 48, resp. p. 43 38 J. Bosma e.a., De foto staat op p. 80. Het affiche is ook opgenomen op de beeldbank van het . . . . . . Geheugen van Nederland: Griepink, Nieuwmarkt, erop of eronder. Ook is het mogelijk dat er . . . .

88

. . fotos aanwezig zijn: http://www.iisg.nl/staatsarchief/archieven/buurten- amsterdam/nieuwmarkt. . . . . php#metrorapport-van-de-nieuwmarkt 39 J. Bosma e.a., 40 G. Jonker, p. 26,27 41 Archief Dienst IVV: krantenknipsel: RTV-redactie: Kunst in de metro vereeuwigt rellen. (zonder . . .krantenlogo en datum). Het artikel verwijst naar een documentaire van de NOS, Groeten uit de . . . . Nieuwmarkt, dat op die onbekende dag op NL 1 om 20.00 uur uitgezonden zou worden. 42 Archief Dienst IVV: verslag Commissie van Advies voor Beeldende Kunst 19-12-1979 43 Archief Dienst IVV: verslag van Van Gasteren, Sierhuis en Griepink, 7-11-2003 aan Marijke . . . . . .Jansen AFK 44 Archief Dienst IVV: brief Van den Ende aan Afdeling Kunstzaken,15-11-1979 45 Archief Dienst IVV: brief Dir. Openbare Werken aan de Wethouder Openbare Werken, febr. 1980 46 Archief Dienst IVV: notitie Werkgroep Kunstzaken Metro, 11-12-1979 47 Archief Dienst IVV: verslag bijeenkomst Werkgroep Kunstzaken op 10-3-1980 48 F. v. Burkom: Het waarderen van monumentale kunst als een tussenfenomeen, Monumentale . . . . Kunst. Categoriaal Onderzoek Wederopbouw 1940-1965. RDMZ-ICN 2007, p. 12-14 49 1,5 % van de bouwsom besteed kon worden aan decoratieve aankleding (). Het aanbrengen van . vaste kunstwerken van monumentaal karakter, bestemd voor een vooraf bepaalde plaats, zoals . . . glas-in-loodramen, mozaeken, sgraffitos, wandschilderingen, relifs en muurplastieken. 50 H. van den Ban, covertekst flap 51 M. van Vossen, p.8 52 http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/waarderingscriteria.pdf 53 http://www.icn-kennisdossiers.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=39&Itemid=81 54 http://www.mobiel-erfgoed.nl/documenten/WSK_WSK.pdf 55 De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie KNA versie 3.2 is te vinden op www.sikb.nl 56 http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/documenten/divers/historische_interieurs_jan_2011. pdf 57 De Leidraad voor het waarderen van Monumentale Wandkunst is een ongepubliceerd document 2009. Met dank aan Simone Vermaat, projectleider Monumentale Wandkunst ,RCE 58 Zie noot 2 59 De definities van Definiren, Inventariseren, Waarderen en Selecteren zijn geformuleerd door de RACM. (RACM, Waarderen en Selecteren, 2007) 60 Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Decoratieve aankleding van rijksgebouwen en scholen, zp. [1955]. Een exemplaar is aanwezig in het NAI, archief: Charles Karsten. B1-11

89

You might also like