You are on page 1of 43

TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS

gen
Extra! Militaire voorouders Dossier

Correspondentie Contactadvertenties in de negentiende eeuw Bewaren Digitaliseren van lms en negatieven

Mijn naam is Jan de Jong

Verjaardagsfeestje

JAARGANG 19 NUMMER 1 MAART 2014

Nieuwe rubriek! Fotos van lezers, in dit nummer: winter

Word Vriend!

ten geleide colofon


Gen. Tijdschrift voor familiegeschiedenis Gen. is het kwartaalblad van het Centraal Bureau voor Genealogie en wordt vier maal per jaar toegezonden aan de Vrienden van het CBG ISSN: 2352-2712 Oplage: 10.750 Hoofd- en eindredactie: Lilian de Bruijn, Conrad Gietman, Dimphna Groffen; beeldredactie: Guus van Breugel; redactieassistentie: Jos Jacobs-Smeele; hoofd uitgeverij: Ruud Straatman Aan dit nummer werkten mee: (in alfabetische volgorde) Laurens Beijen, Maarten van Bourgondin, Guus van Breugel, Leendert Brouwer, Lilian de Bruijn, Sabine Craft-Giepmans, Dirk Floorijp, Dimphna Groffen, Ron Habiboe, Yvette Hoitink, Els Kloek, Jochem Kroes, Kees Kuiken, Maarten van der Meer, Yvonne Prins, Louis Sloos, Anke Stegehuis, Ruud Straatman, Aad van der Tang, Sytske Visscher, Joost Welten, Martine Zoeteman-van Pelt E-mail: uitgeverij@cbg.nl Basisontwerp en vormgeving: Marinka Reuten Tekeningen: Claudie de Cleen Druk: Ten Brink, Meppel Prijs voor losse nummers: 15 (Vrienden 10) inclusief verzendkosten Commercile advertenties in Gen.: tarieven voor het plaatsen van commercile advertenties op aanvraag (tel. 070-3150595) Centraal Bureau voor Genealogie, Centrum voor familiegeschiedenis postadres: Postbus 11755, 2502 AT Den Haag bezoekadres: Prins Willem-Alexanderhof 22, 2595 BE Den Haag 070-3150500 (algemeen); 070-3150510 (bestellingen); 070-3150570 (onderzoek en inlichtingen) www.cbg.nl; e-mail: info@cbg.nl 2014 Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microlm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Op het omslag de familie Smeele, Berner Oberland, Eiger (Zwitserland) 1947

Een nieuw gezicht


De wereld verandert, het erfgoedlandschap verandert, de genealogiebeoefening verandert en het CBG verandert uiteraard mee. Onlangs was er de verbouwing van de toegang tot de studiezaal. Die ziet er nu, in n ruimte met die van het Nationaal Archief, enorm uitnodigend uit. Eind 2013 ging ook de prachtige nieuwe website heraldischedatabank.nl de lucht in. En nu is er zoals aangekondigd een heel nieuw blad. Gen.magazine is de vervanger van het oude Jaarboek en het kwartaalblad Genealogie. In de nieuwe titel staat Gen. voor de afkorting van genealogie, generaties en genen/genetisch, kortom familiegeschiedenis in de breedste zin des woords. Gen.magazine heeft een geheel vernieuwde vormgeving en is bijna twee keer zo dik met een stevige rug, waardoor u na vier nummers een mooi geheel heeft van 320 paginas. Gen. heeft ook iets nieuws, namelijk een themadossier met een aantal uitgebreide artikelen over een bepaald onderwerp. Deze eerste keer is het onderwerp militairen een beroepsgroep die iedere genealoog wel in zijn of haar onderzoek tegenkomt. Daarbij wordt natuurlijk veel aandacht geschonken aan de vraag hoe en waar vind ik de gegevens over deze beroepsgroep. Maar er zijn nog heel veel andere onderwerpen: over de afstammelingen van de middeleeuwse keizer Karel de Grote, over negentiende-eeuwse contactadverten ties, over een verzwegen moederschap en over het bewaren van oude fotos en lms. Uw bewaarde fotos kunt u nu ook met ons delen in de nieuwe rubriek nostalGen. Die heeft in dit nummer het thema wintersport. Voor het volgende nummer kunt u uw kampeerfotos van vr 1960 al mailen. En mocht u willen weten wat de meest voorkomende naam in Nederland is, dan kunt u terecht bij het artikel De verjaardag van Jan de Jong. Tussen al deze artikelen door vindt u de vaste columns en rubrieken: Digitaal, CBG weet raad, Vernoeming, Vrouwen en kinderen eerst, Memo en Favo, Kijk op bronnen en Gesignaleerd. Ten slotte worden in Armoriaal de laatste door het CBG geregistreerde familiewapens beschreven. Wij hebben ons best gedaan, en hopen dat u zult kunnen genieten van de nieuwe Gen. We zien uit naar uw bevindingen en eventuele commentaar. Veel leesplezier! Ruud Straatman
namens de redactie

Voor 40,- per jaar krijgen vrienden van het CBG:


4 keer ons vernieuwde blad Gen. (4x80 paginas) 500 gratis eenheden voor onze Digitale Studiezaal ter waarde van 22,90 Vriendenkorting op diensten en publicaties Ga naar www.cbg.nl

inhoud

Dossier Militaire voorouders

Van Alma tot Zuiderent


Middeleeuwse vorsten ontleenden status aan verwantschap met de Karolingen. En voor de meeste genealogen is het het ultieme doel: bewijzen dat je een afstammeling bent van keizer Karel de Grote. Op de site kareldegrote.nl staan 212 afstammingsreeksen, die vaak onderling verbonden zijn. Kees Kuiken legt uit waarom n op de drie reeksen niet voldoet aan de harde eisen van de moderne genealogie.

Contactadvertenties Films en negatieven. in negentiende-eeuwse Ook een stukje kranten familiegeschiedenis


Tegenwoordig bestaan er legio manieren om in contact te komen met iemand van wie je geen adres hebt. Of om een geheim contact te onderhouden. Aan het eind van de negentiende eeuw had men ook al een oplossing gevonden voor deze ingewikkelde kwestie: de advertentiekolommen. De eerste contact- of huwelijksadvertenties verschenen in de jaren zeventig. Anke Stegehuis beschrijft de eigenaardigheden en gewoonten van die vroege social media. Goud waard is het voor genealogen als ze naast de feitelijke data over hun familie ook op fotos en lmbeelden stuiten, want die voegen veel toe aan het familieverhaal. Maar dan is het wel van belang het materiaal goed te bewaren, zodat ook volgende generaties ervan kunnen genieten. Hoe je dat het beste kunt aanpakken onderzochten Martine Zoeteman-van Pelt en Sytske Visscher. Zij delen hun ervaringen.

De verjaardag van Jan de Jong


Veel mensen zullen iemand kennen die De Jong heet. Geen wonder, als je bedenkt dat het de meest voorkomen de achternaam in Nederland is. Maar is het eigenlijk wel een naam? En hoe Hollands is hij uiteindelijk? Leendert Brouwer belicht de naam kundige aspecten van Jan.

Een lang verzwegen familiegeheim


Pas toen Joop Kotte in 1925 zijn geboorteakte zag, ontdekte hij dat zijn oudste zus in werkelijkheid zijn moeder was. Joops dochter hoorde dat pas na het overlijden van haar vader in 1976. Laurens Beijen kwam op het spoor van Joop Kotte, en ontdekte dat hij een zoon was van zijn verre verwant Hendrik Rudolph.

24 5 Voet 1 duim lang. Kinderen in het Nederlandse


en het Koninklijk Nederlandsch-Indische leger, 1814-1924. Louis Sloos beschrijft hoe kinderen al op jonge leeftijd werden opgeleid voor een loopbaan als soldaat of officier.

29 Op zoek naar militairen in de negentiende en

twintigste eeuw. Maarten van Bourgondin beschrijft nauwgezet hoe je gegevens kunt vinden over militairen en welke problemen je daarbij kunt ondervinden. De verrassende militaire avonturen van twee Roermondse rechterszonen. Joost Welten volgt twee soldaten op de voet: Pierre Timmermans en Cosm Ramaeckers zijn beiden zoon van een rechter en worden allebei militair in het leger van Napoleon. Maar hun carrires verlopen heel verschillend.

36 Ons bloed heeft gevloeid voor het Keizerrijk.

8
en verder
4 13 14 20 22 Nieuws Memo nostalGen. Archiefwijzer Vernoeming

54

58

16
35 Vrouwen en kinderen eerst 53 CBG weet raad 60 Kijk op bronnen 62 Armoriaal 64 Digitaal 69 Favo 70 Gesignaleerd 79 Ondertussen bij het CBG 80 Diensten en publicaties 82 Familiekroniek

65

46 Portret & verhaal. De ingenieurs Kiers: genie

officieren in dienst van de Staat. In deze nieuwe serie vertelt Sabine Craft-Giepmans naar aanleiding van een portretje het verhaal van Klaas Willem Kiers. zich eeuwenlang onderscheiden als overtuigde verdedigers van de koloniale belangen in Nederlands-Indi. Ron Habiboe brengt hun rol binnen het Nederlands Indische leger in kaart.

48 Voor Nederland en Oranje! Molukse militairen hebben

4 gen.

gen. 5

nieuws

CBG schenkt ambrotypie aan RKD

STAMBOOMCAF

Internationaal Museum voor Familiegeschiedenis


Binnenkort opent het Internationaal Museum voor Familiegeschiedenis in het voormalige Ursulinenklooster in Eijsden zijn deuren. Er is een eerste (tijdelijke) tentoonstelling, geheel gewijd aan de daguerreotypie, de vroege fotograetechniek die in 1837 werd uitgevonden door Louis Daguerre (1787-1851). In de loop van het jaar wordt de vaste opstelling verder uitgebreid en volgen meer bijzondere tentoonstellingen. Het CBG heeft met het museum een bruikleenovereenkomst afgesloten voor een groot aantal voorwerpen uit de CBG-collectie; met name portretten en heraldische afbeeldingen en objecten. Deze zullen in wisselende samenstelling in het museum in het Limburgse Eijsden tentoon worden gesteld. In een van de volgende nummers van Gen.magazine kunt u meer informatie over het nieuwe museum tegemoet zien.

tentoonstelling

insdag 25 maart vindt bij het CBG in Den Haag van 16.00 - 18.00 uur alweer het derde Stamboomcaf van 2014 plaats. Het Stamboomcaf wordt deze keer geopend door Hans Mol van Tresoar in Leeuwarden. Hij spreekt over HISGIS, de website die historisch onderzoekers tot tijdreizigers maakt (zie hierover ook het artikel van Vincent Sleebe in Genealogie van december 2013). Na het openingspraatje krijgen de cafbezoekers de gelegenheid elkaar te ontmoeten, nieuwe kennissen op te doen, oude contacten aan te halen, informatie uit te wisselen, CBG-medewerkers te spreken, enzovoort. Het Stamboomcaf wordt gehouden in de Beresteynzaal van het CBG. Toegang en eerste consumptie zijn gratis. Bent u van plan te komen, meldt u dan aan op stamboomcafe@cbg.nl (zonder accent), o.v.v. de datum. Dinsdag 29 april is Herman Troost bij ons te gast, die iets vertelt over het onderzoek naar slachtoffers van de Zeeuwse watersnoodramp dat in samenwerking met het CBG wordt uitgevoerd. De daaropvolgende datum is 27 mei.

HERDENKING EERSTE WERELDOORLOG


et zal niemand zijn ontgaan dat het dit jaar honderd jaar geleden is dat de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken. Dit feit wordt in de ons omringende landen en in mindere mate in Nederland uitgebreid herdacht. In het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in Brussel is vanaf eind februari de grote tentoonstelling 14-18, dit is onze geschiedenis! te zien. De geschiedenis van het conict wordt in een brede context geplaatst, waarbij het dagelijkse leven tijdens de Belgische bezetting een belangrijk deel uitmaakt van het parcours. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de levensverhalen van twee neven die tijdens de oorlog lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan: de Belgische koning Albert I en de Duitse keizer Willem II. In Duitsland krijgt de herdenking vorm door drie grote tentoonstellingen in Berlijn, Bonn en Essen. Ook in Engeland (First World War Centenary) en Frankrijk (la Mission du centenaire) wordt aandacht besteed aan het jubileum.

Deze foto is een zogenaamde ambrotypie, een fototype dat tussen circa 1850 en 1870 de veel duurdere daguerreotypie beconcurreerde. Bij de ambrotypie werden collodium en zilvernitraat in natte toestand op een glasplaat aangebracht en blootgesteld aan licht. Het aldus opgeroepen zilverkleurige negatief werd tegen een zwarte achtergrond geplaatst waardoor een positief ontstond. Vanwege zijn zeldzaamheid is de ambrotypie door het CBG overgedragen aan het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. Op de foto uit ongeveer 1868 is de burgemeester van Meppel, Gerardus Lambertus Kniphorst, afgebeeld. Naast burgemeester (1824-1843) was hij ook rechter en notaris. Mede dankzij Gerardus voorvader Gerrit, die burgemeester van Assen was, maakte het geslacht deel uit van de Drentse elite.

Familieadvertenties

De familieadvertenties tot 1970 zijn nu als geheel te doorzoeken op de Digitale Studiezaal. Het zoeken in deze collectie start gewoon via de zoekmachine in de rechter bovenhoek op de website van het CBG. Een geweldige vernieuwing is dat de advertenties nu ook op voornaam ontsloten zijn.

kort
NEDERLANDSE PRIJS VOOR DE GENEALOGIE 2012/13
Met ingang van 1 november 2013 is de nominatie geopend voor de Nederlandse Prijs voor de Genealogie 2012/13. Inzendingen moeten binnen zijn vr 1 april 2014. Aanmelding kan zowel op persoonlijke titel als op voordracht plaatsvinden. U kunt dit doen onder vermelding van de volledige naam van de inzender of voorgedragene, adres en e-mailadres. Daarnaast dient u een exemplaar van een schriftelijke publicatie, lm of dergelijke,

of een URL als het een digitale publicatie betreft, te sturen aan het secretariaat van de Stichting Nederlandse Prijs voor Genealogie, p/a Anna Paulownastraat 30, 2518 BF s-Gravenhage.

Suriname en de Antillen is goed vertegenwoordigd.

WieWasWieblog.nl, de nieuwsbrief van WieWasWie, en de sociale media.

het invoeren van de URL www.wiewaswie.nl/en/home/.

GEDENKJAAR KAREL DE GROTE


Dit jaar is het twaalfhonderd jaar geleden dat Karel de Grote is overleden in Aken. Dit wordt herdacht met drie grote tentoonstellingen in deze stad. In de Kroningszaal van het Rathaus de tentoonstelling Orte der

WIEWASWIE WIE WAS WIE-VELEHANDEN


WieWasWie-deelnemers Stadsarchief Breda, Stadsarchief Rotterdam en Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL) starten binnenkort een nieuw crowdsourcingproject: WieWasWie-VeleHanden. Daarin kan iedereen meehelpen met het digitaal ontsluiten van de bevolkingsregisters van de betreffende archieven via zijn of haar eigen computer. De invoerders krijgen tijdens het overtikken een inkijkje in de leefomstandigheden van perso-

ZOEKWIDGET WIEWASWIE WHOWASWHO


WieWasWie is vanaf nu ook in het Engels te gebruiken. Personen in het buitenland kunnen met WhoWasWho eventuele Nederlandse roots eenvoudig onderzoeken. Samen met familieleden in het buitenland aan een stamboom en familieverhaal werken wordt ook een stuk makkelijker, via of p WieWasWie. WhoWasWho wordt opgevraagd via de taalkeuze-knop rechtsboven in een willekeurige pagina van www.wiewaswie.nl of via Vanaf januari 2014 is er een WieWasWie-zoekwidget beschikbaar voor de archienstellingen die deelnemen aan WieWasWie. De widget maakt het mogelijk om in de database WieWasWie te zoeken vanaf een andere website. De deelnemende archienstellingen kunnen zelf aangeven op welke wijze de widget op hun eigen websites gentegreerd wordt. Op de website van het CBG staat onder WieWasWie een werkend voorbeeld van de toepassing van de widget.

CBG-BRONNEN MICROFICHES
De collecties microlms en microches die bij het Nationaal Archief in de zelfbedieningsruimte stonden, zijn nu te raadplegen in de studiezaal van het CBG. Het gaat om een grote hoeveelheid bronnen die van familiehistorische waarde zijn, zestien kasten vol in totaal. Met name bronnenmateriaal uit Nederlands-Indi,

nen in het verleden. Bovendien verdienen ze per ingevoerde scan punten die bij een archienstelling ingewisseld kunnen worden voor iets leuks, bijvoorbeeld een rondleiding in het archief. De gegevens zullen worden gepubliceerd op de websites van de archienstellingen zelf en op WieWasWie. De livegang wordt aangekondigd via

Macht, hier wordt aan de hand van archeologische en kunsthistorische voorwerpen een beeld gegeven van de grondslagen van Karels macht, het begrip macht in zijn tijd, het hoeven en zijn keuze voor Aken als zetel. In het Centre Charlemagne worden kunstvoorwerpen uit de invloedssfeer van het Akense hof getoond: prachtige handschriften en ivoren en gouden siervoorwerpen. De Domschatzkammer toont voorwerpen die in de loop der eeuwen en zelfs al in Karels tijd deel uitmaakten van de schatkamer van de Dom. Parallel aan deze tentoonstellingen vinden er het hele jaar evenementen plaats.

6 gen.

gen. 7

nieuws
Van links naar rechts: Judith Koelemeijer, Jos Palm, Marijke Hilhorst, Laura Starink, Lilian de Bruijn

nostalGEN.
Een nieuwe rubriek in ons nieuwe kwartaalblad is nostalGen. En hier kunnen we uw medewerking goed gebruiken: het betreft namelijk fotos van vr 1960 rond een bepaald thema. Vanwege het honderdjarig bestaan van camping Bakkum, de oudste camping van Nederland dit jaar is het thema voor de zomereditie van ons blad kamperen. Dus: heeft u mooie fotos van kamperende families of individuen in binnen- of buiten land? U kunt ze sturen naar uitgeverij@cbg.nl. Wij hebben de afbeelding graag als een jpeg of tiff bestand op 300 dpi. Langsbrengen van de originele foto kan ook; dan scannen wij de foto voor u in.

FAMILLEMENT LEIDEN 2014


Woensdag 8 oktober vindt in Leiden de tweede editie van het Famillement plaats: een grootschalige en gratis publieksmanifestatie op het gebied van erfgoed en familiegeschiedenis. In 2012 werd het Famillement voor het eerst georganiseerd in Maastricht. Het Famillement Leiden 2014 vindt plaats in de Hooglandse Kerk en wordt georganiseerd door Erfgoed Leiden en omstreken en het Centraal Bureau voor Genealogie. Op het programma staan lezingen door onder meer medewerkers van de Universiteit Leiden, workshops, een thematische rondwandeling, een veiling en nog nader in te vullen activiteiten. Relevante nationale en regionale organisaties worden in staat gesteld om zichzelf of een project aan het publiek te presenteren op de uitgebreide Famillementmarkt. Ongeveer 50 organisaties hebben inmiddels hun medewerking toegezegd en het aantal deelnemers neemt nog steeds toe. Hieronder ook internationale organisaties als Ancestry, MyHeritage, Geneanet en FamilySearch en Belgische en Duitse organisaties.

Dag van de familiegeschiedenis

p zaterdag 12 april 2014 organiseren Uitgeverij Atlas Contact, het Nationaal Archief en het Centraal Bureau voor Genealogie deDag van de familiegeschiedenis. Een prachtige gelegenheid voor iedereen die ook het verhaal van zijn of haar familie op papier wil zetten. U krijgt lezingen en workshops vanJudith Koelemeijer, Jos Palm, Marijke Hilhorst, Laura Starink en Lilian de Bruijn.

Hoe gaanauteurs van een familieverhaal te werk? Wat zijn hun technieken? Hoe gaan zij om met (archief)onderzoek? Wat moet je juist wel of niet doen? En hoe ga je om met de grens tussen werkelijkheid en verbeelding? Locatie: Het gebouw van het Nationaal Archief en het CBG in Den Haag, naast het Centraal Station. Tijdstip: 12.30 16.45 uur. Kosten: 60,inclusiefkoffie/thee/borrel,het boekHoe schrijf je een familiegeschiedenisvan Marijke Hilhorst n twee vrijkaartjes voor de tentoonstelling Het geheugenpaleis met je hoofd in de archieven. Boekt u vr 15 maart, dan betaalt u slechts 55,-. Inschrijving is mogelijk via www.historischnieuwsblad.nl/ familiegeschiedenis. Tip: U kunt s morgens de tentoonstellingin het Nationaal Archief bezoeken. In de directe omgeving is er volop keuze aan lunchgelegenheden.

Jan Zeeman uit Alkmaar is springlevend!


In het laatste CBG Jaarboek, De genealogische werkplaats (2013), heeft heraldicus Henk t Jong in zijn overzichtsartikel Veertig jaar wapenregister CBG, op pagina 99 geschreven dat wijlen Jan Zeeman twintig wapens heeft ontworpen. Jan Zeeman is echter nog springlevend en heeft met de auteur contact opgenomen. Het ging om een misverstand waar de hoogbejaarde Zeeman gelukkig de humor van in kon zien. Hij is mede bekend van heraldische gidsen als Familiewapens, n oude traditie herleeft (Alkmaar 1987). Onze redactie biedt hierbij nogmaals haar excuses aan voor dit misverstand.
Wapen Krijgsman ontworpen door Jan Zeeman

Hoe gaan auteurs van een familieverhaal te werk?


kort
NEDERLAND EN DE EERSTE WERELDOORLOG
Nederland was weliswaar geen strijdende partij, maar ons land ondervond op verschillende manieren gevolgen van de oorlog. Zo was de algehele mobilisatie van het Nederlandse leger een operatie van ongekende omvang. Na de val van Antwerpen kwamen er in oktober 1914 een miljoen, veelal Belgische, vluchtelingen ons land binnen die moesten
In de verdrukking, Albert Hahn (1917)

worden opgevangen. Door mijnen en de onbeperkte duikbootoorlog van de Duitsers kwamen meer dan duizend bemanningsleden van Nederlandse schepen om. Schaarste aan voedsel maakte jarenlange rantsoenering noodzakelijk. De Stichting 100 jaar Nederland en de Eerste Wereld-

oorlog stelt zich ten doel het verhaal van Nederland ten tijde van de Eerste Wereldoorlog bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. Op hun website verzamelt ze per provincie informatie over alles wat er de komende tijd op dit gebied te doen is.

VELE HANDEN
De Amsterdamse ondertrouw inschrijvingen uit de periode 1602-1811 vormen een unieke bron door hun omvang en de enorme hoeveelheid informatie die ze geven over de aanstaande bruid en bruidegom. In het project Ja, ik wil!, ontstaan uit een samenwerking tussen onderzoe-

kers van de Universiteit Utrecht, het Stadsarchief Amsterdam, en Vele Handen, wordt deze schat aan informatie met hulp van vrijwilligers gedigitaliseerd en bruikbaar gemaakt voor wetenschappelijk onderzoek naar bijvoorbeeld huwelijkspatronen, de sociale en economische ontwikkeling van de Lage Landen in de vroegmoderne tijd, en de gemiddelde levensverwachting in vroeger eeuwen. In de eerste fase van het project wordt circa een vijfde van het totale aantal inschrijvingen ingevoerd, het streven is om uiteindelijk alle (bijna een half miljoen!) akten in te voeren. U kunt

hierbij meehelpen! Kijk op www.velehanden.nl voor informatie en hoe u zich kunt aanmelden. Naast de gebruikelijke Vele Handen-beloning in de vorm van punten, worden er voor u als vrijwilliger ook diverse bijeenkomsten en lezingen rondom dit project georganiseerd.

TENTOONSTELLING IN HET MUIDERSLOT


In het Muiderslot te Muiden is van 23 april tot en met 6 juli 2014 de tentoonstelling Ridders van Holland Van harnas tot lintjesregen te zien. Het is een bijzondere schatkamertentoonstelling over de geschiedenis van

de Hollandse Ridderorden en de betekenis van het fenomeen ridderschap, vroeger en nu. Het CBG heeft hiervoor de eerste uitgave van het rode boekje, Nederlands Adelsboek uit 1903, en het door Christophorus Butkens vervaardigde werk over het geslacht Van Lynden: Annales gnalogiqves de la maison de Lynden (Antwerpen 1626) in bruikleen afgestaan.

Famillement plaatsvinden en dat wordt gelijk het thema van het septembernummer. En in december draait alles om Belgi. Heeft u nog inspiratie, ideen of suggesties? Stuur ons dan een e-mail. Wij horen graag van u.

GOOGLE EARTH EN GENEALOGIE


De Amerikaan Eric Stitt heeft een blog gewijd aan het gebruik van Google earth voor genealogie. Het scheelt volgens hem een hoop reistijd en -geld om via Google earth te zien waar je voorouders leefden. Zie genealogythroughgoogleearth. blogspot.nl

THEMANUMMERS
Ons nieuwe blad Gen. werkt met themadossiers. Het thema van dit nummer is militaire voorouders. De themas voor de volgende nummers van dit jaar zijn ook al bekend: in juni viert de Hoge

Raad van Adel haar 200-jarig bestaan. Het zomernummer heeft daarom Adel als thema. In september zal in Leiden het

8 gen.

gen. 9

Karel de Grote

Van Alma tot Zuiderent


Afstamming van Karel de Grote gold voor latere middeleeuwse vorsten als bewijs dat hun heerschappij een solide christelijke grondslag had. Ook veel hedendaagse genealogen voeren hun kwartieren op tot Karel de Grote. tekst Kees Kuiken

Afstammingsreeksen op kareldegrote.nl

it jaar is het twaalf eeuwen geleden dat Karel de Grote overleed in zijn paleis te Aken. Deze afstammeling van een hofmeier (een hoge Frankische ambtenaar) werd op kerstdag van het jaar 800 door paus Leo III gekroond tot (West-)Romeinse keizer de eerste sinds 325 jaar. Dit roomse keizerschap zou nog tot 1918 voortbestaan in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Karel staat te boek als meedogenloos machtspoliticus en veroveraar, maar ook als hervormer van bestuur en onderwijs en als voorbeeldig katholiek. Hij is zelfs heilig verklaard. In september 2013 telde de website kareldegrote.nl 212 afstammingsreeksen: ongeveer evenveel als er adellijke Nederlandse families zijn. De redactie

van kareldegrote.nl toetst de bewijsvoering van deze door derden ingezonden reeksen naar eigen zeggen kritisch, maar veel van de gepubliceerde reeksen zijn minder volledig gedocumenteerd dan de richtlijnen van de site zelf voorschrijven. Hoeveel van deze reeksen deugen dan eigenlijk wel? Hoe kritisch toetst de redactie werkelijk? En is het berhaupt mogelijk je afstamming op te voeren tot een vorst uit de Vroege Middeleeuwen?

Veredelde stambomen
In deel 1 van de Algemene geschiedenis der Nederlanden (1981) staat een grote gezamenlijke stamboom (een zogeheten geneagram) van de voornaamste adellijke geslachten in ons land vanaf omstreeks 800. Zo te zien stamden ze bijna allemaal af van, of waren ze

verwant met de in 814 gestorven Karel de Grote en zijn nageslacht, de Karolingen. Families die er nog niet echt bij hoorden, verschaften zich veelal een Karolingische huwelijkspartner, hetzij goedschiks, hetzij kwaadschiks althans wanneer we vorstenkronieken en andere verhalende bronnen uit die tijd mogen geloven. Adelshistorici zijn sindsdien aanzienlijk kritischer geworden. Het Jaarboek van het CBG uit 2008 geeft voorbeelden van middeleeuwse vorsten die hun stamboom ten onrechte lieten verfraaien met Karolingische voorouders. Genealogische toe-eigening, heet dat. Toen het Duitse keizershuis in 1002 uitstierf, werd hertog Hendrik II van Beieren gekozen (zo ging dat toen) als troonopvolger. Hij was een vrij onbekende achterneef van de overleden keizer Otto III. Hendriks hofkapelaan Adelbold schreef daarom in een biograe dat hij uit goede bron (welke zegt hij niet) wist dat de nieuwe vorst zowel van vaders-

10 gen.

Stamboom van Karel de Grote, Chronicon Universale, Staatsbibliotheek Berlijn, 2de helft 12de eeuw

gen. 11

meenemen. We zullen verderop zien dat dit in de meeste reeksen op kareldegrote.nl nauwelijks het geval is.

Adelbold schreef in een biograe dat hij uit goede bron wist dat de nieuwe vorst zowel van vaders- als moederszijde afstamde van Karel de Grote
als moederszijde afstamde van Karel de Grote. De keizer benoemde de biograaf als dank voor zijn mooie woorden tot bisschop van Utrecht. Ook de beroemde hertog Jan I van Brabant (reg. 12681294) liet zon veredelde stamboom opstellen. Zo wilde hij aantonen dat hij oude (Karolingische) rechten had op het hertogdom Lotharingen. In middeleeuwse stambomen is het dus bij nader inzien niet altijd goud wat er blinkt. Toch hoeven niet al uw Karolingische kwartieren nu onmiddellijk in de prullenbak. Wie bijvoorbeeld voorouders heeft uit het Hollandse gravenhuis of het Franse huis Vermandois, mag er gerust van uitgaan dat hij/zij tevens afstamt van Karel de Grote: in het Hollandse geval via de graven van Vlaanderen, in het Franse geval via de Karolingische koningen van Itali. Voor beide afstammingslijnen is voldoende bewijs gevonden in onverdachte vroegmiddeleeuwse oorkonden. De Latijnse teksten van de meeste daarvan zijn gedrukt in de reeks Monumenta Germaniae Historiae (MGH), die ook online is te lezen (mgh.de/dmgh). In het begin van de twintigste eeuw meenden onderzoekers overal vervalste oorkonden te zien, maar inmiddels is de oorkondenkritiek als vak volwassen geworden. Wie een middeleeuwse oorkonde als bewijs in een afstammingslijn wil opvoeren, moet dus eigenlijk ook de recente wetenschappelijke literatuur over die tekst

Allemaal Karolingen
Maar is al die moeite wel nodig? Is het niet zo dat we allemaal van Karel de Grote afstammen? Dit is een populaire overlevering, die ook opduikt in het meergenoemde Jaarboek-artikel uit 2008. Alle autochtone Nederlanders zouden minstens n afstammingslijn naar Karel de Grote hebben. De werkelijkheid is minder simpel dan dit verhaal. In 1999 heeft de Amerikaanse statisticus dr. Joseph Chang wiskundig bewezen dat niet alleen Karel de Grote maar iedereen die omstreeks 800 leefde en een of meer nu levende nakomelingen heeft, een voorouder is van iedereen die nu leeft. Om zijn ingewikkelde bewijsvoering niet nog ingewikkelder te maken, stelde Chang de groei van de wereldbevolking op nul (wat historisch aantoonbaar onjuist is) en veronderstelde hij dat de generaties in zijn model elkaar nooit overlapten (wat demograsch gezien niet klopt) en dat de partnerkeuze geheel willekeurig was, dus zonder dat woonplaats, welstand of andere factoren meetelden. Vijf jaar later voerden Chang en twee collegaonderzoekers een computersimulatie uit waarin deze factoren wel waren verrekend. De gemeenschappelijke stamouders van alle nu levende mensen leefden volgens dit nieuwe model geen honderden maar duizenden jaren geleden. Onlangs leverde DNA-onderzoek alsnog aanwijzingen dat alle nu levende Europeanen linksom of rechtsom van Karel de Grote afstammen. De biologen Peter Ralph en Graham Coop publiceerden in mei 2013 gegevens van 2257 DNAmonsters uit heel Europa. Hieruit werd afgeleid dat mensen uit zeer verschillende uithoeken van Europa zon duizend jaar geleden miljoenen gemeenschappelijke voorouders hadden. Hiermee werd Changs eerste bewering voor het eerst met genetische gegevens aannemelijk gemaakt. National Geographic juichte: Charlemagne for everyone! Het lijkt er dus inderdaad op dat genetisch gesproken alle Europeanen anno 2013 Karolingen zijn. Genealogisch gesproken is daarmee natuurlijk nog geen bewijs geleverd voor deze afstammingen.

Bewijs geleverd?
Hoe zulk bewijs wel kan worden geleverd, staat uitvoerig op kareldegrote.nl onder de rubriek Uw eigen reeks insturen. Het zijn de algemeen bekende regels die ook gelden voor wetenschappelijke tijdschriften: vermelding van de bewijsvoering (primaire bronnen, geen literatuur) per liatie, en met alle argumenten voor de betrouwbaarheid van een liatie wanneer die niet echt is bewezen. Helaas zijn deze voorschriften slechts in een handvol tot nu toe gepubliceerde reeksen opgevolgd. Bij de meeste is alleen secundaire literatuur vermeld, van de Karel de Grotenummers van het tijdschrift Gens Nostra (1968, 1990 en 1991) tot de dikke Kwartierstaat Greidanus-Jaeger (1994). Soms wordt kort verwezen naar eigen onderzoek wat dat ook mag zijn. Bezoekers van de site kunnen de bewijsvoering van de meeste door de redactie toegelaten reeksen dus niet zelf toetsen. De redactie toetst de bewijsvoering naar eigen zeggen wel. In drie gevallen leidde dit tot terugtrekking van een reeks. Bij andere reeksen plaatste de redactie een waarschuwing dat een of meer generaties of liaties onbewezen, omstreden of onjuist zijn, of plaatste een inzender zelf een kanttekening van die strekking bij een of meer generaties of liaties. In al deze gevallen bleef de reeks wel op de site staan, zodat bezoekers eventueel nieuw bewijs kunnen inzenden. Dat is in een enkel geval gebeurd. In dit opzicht lijkt het ruimhartige plaatsingsbeleid dus goed te werken, maar de vraag blijft hoeveel reeksen uiteindelijk bestand zijn tegen wetenschappelijke kritiek. Voordat we dit gaan tellen, bedenken we dat de 212 tot nu toe gepubliceerde reeksen niet allemaal op zichzelf staan.

De troon van Karel in de Dom van Aken foto Holger Weinandt

In totaal gaan 13 afstammingsreeksen terug tot de eerste zes generaties Karolingen. Hiervan zijn 44 reeksen rechtstreeks afgeleid en de overige weer van deze 44. De 212 reeksen, van Alma (122) tot Zuiderent (180), vormen samen dus een stambomenboom, zoals Ton van Gestel het in 2008 in De Nederlandsche Leeuw noemde. Wanneer een reeks een onjuiste generatie of liatie bevat, zijn ook alle na deze generatie van deze reeks afgeleide nevenreeksen omstreden. Is een nevenreeks afgesplitst vr de betwiste generatie, dan hoeft dit laatste niet het geval te zijn. In de volgende paragraaf zullen we de hoofdreeksen stuk voor stuk kort bespreken. Daarna tellen we hoeveel reeksen in de hele afstam-

mingsreeksenboom voldoen aan onze eisen: een per liatie uit authentieke bronnen bewezen afstamming van Karel de Grote. We laten de gevallen van genealogische toe-eigening in middeleeuwse bronnen voorlopig buiten beschouwing. Dit verschijnsel vereist meer en uitvoerig onderzoek, waarvoor hier de ruimte ontbreekt. Daarom blijft reeks 4 (Vandenbosch) verder onbesproken. Deze reeks gaat via hertog Jan I van Brabant terug op koning Lotharius I, maar juist die Lotharingse schakel is hoogstwaarschijnlijk ctief.

De boom gesnoeid
De meeste van de 212 onderzochte afstammingsreeksen zijn genoemd naar de probandus: de laatste erin beschre-

Bronnen
De beste recente biograe van Karel de Grote is Charlemagne. The Formation of a European Identity van Rosamond Mc Kitterick (Cambridge 2008). Lees over oorkondenkritiek in de twintigste eeuw het mooie opstel van Jaap Burgers en Marco Mostert in G.N.M. Vis, red., Het klooster Egmond: hortus conclusus (Hilversum 2008) 103-123. Het eerste artikel van Joseph Chang: Recent common ancestors of all presentday individuals, staat in Advances in Applied Probability 31 (1999) 1002-1038, het tweede (met F. Rohde en S. Olson) in Nature 431 (2004) 562-566 (beide ook online). Het artikel van Ralph en Coop staat uitsluitend online als The Geography of Recent Genetic Ancestry across Europe (www.plosbiology. org/article/info:doi/10.1371/journal.pbio.1001555).

Alle autochtone Nederlanders zouden minstens n afstammingslijn naar Karel de Grote hebben

Karel de Grote, Chronicon Ekkehard van Aura, omstr. 1214, Cambridge Corpus Christi, Ms 373, fol. 24r

12 gen.

gen. 13

ven generatie van wie een afstamming uit Karel de Grote wordt geconstrueerd. Zo is hoofdreeks 1 genoemd naar koning Willem-Alexander. Hij zou via graaf Albert van Namen afstammen van de Franse koning Lodewijk IV. De redactie waarschuwt echter dat de liatie Namen-Malsen-Cuijck (generaties 9 t/m 11, omstreeks 1050) een hypothetisch karakter heeft. De reeks is dus niet houdbaar (Willem-Alexander stamt wel via reeks 27 af van Karel de Grote). Reeks 2 (Van der Meijden) gaat terug op Karel de Kale via een Beatrix van Wtenweerde uit 1517, maar haar afstamming is onbewezen. Strikt genomen moet deze reeks bij generatie 25 eindigen. Reeks 3 (De Wit I) is al in generatie 18 afgeleid van reeks 2 en kan in beginsel dus blijven staan. De eerstvolgende hoofdreeksen zijn De Wit II (6) en Weebers (17), beide uit het huis Vermandois. Van reeks 17 is de reeks van de Belgische koningin Mathilde (27) afgeleid. Daar herkennen we in de gemaal van generatie 24 (Jan IV graaf van Nassau-Dillenburg en Dietz) nog een voorvader in rechte manslijn van Willem-Alexander. De inzenders hebben ook gepoogd diens gemalin (reeks 71) aan te sluiten bij Mathildes reeks. Zoals De Nederlandsche Leeuw in 2002 meldde, is genealogisch onderzoek in Mximas geboorteland problematisch. Van de op de site voorgestelde generaties voorouders van haar (volgens de

Beeltenis van Karel de Grote op een denarius uit Mainz (812-814) met het opschrift KAROLVS IMP AVG (Carolus Imperator Augustus) Cabinet des Mdailles, Parijs

Leeuw wel bewezen) voormoeder Juliana Lobo y Tejada (reeks 71, generatie 39, tr. Buenos Aires 1832) worden dan ook geen bewijsplaatsen genoemd. Daarmee is de afstamming van onze huidige koningin uit Karel de Grote onzeker. De hoofdreeks Oudman (24, uit Vermandois) geeft tot generatie 23 (Wilhelm Truchsess von Waldburg) alleen secundaire literatuur, maar is verderop goed onderbouwd. Via Wilhelms Friese bastaarddochter Margaretha stammen heel wat Groninger boerenfamilies van Karel de Grote af: niet alleen via het huis Vermandois, maar volgens tussenreeks 145 ook via de graven van Maine. De volgende hoofdreeks (54) gaat terug op de Karolingische hertog Karel van Neder-Lotharingen. De liatie van Hedwig van Namen (generatie 9b) uit graaf Albert I van Namen (generatie

8b) is omstreden. De inzender gaat in laatste aanleg af op een stamreeks uit 1809, die voor deze liatie een ongespeciceerde en ongedocumenteerde genealogie van Arnulf van Metz (een voorvader van Karel de Grote) geeft. Hoofdreeks 62 (Brandenburg II) komt uit bij het Vlaamse gravenhuis, maar via de genealogisch onbetrouwbare Brabantse hertogen. In hoofdreeks 83 (Schelto Patijn I) is liatie 26-27 omstreden. En hiervan afgeleide reeks (188) is al in generatie 23 afgesplitst. Drie later afgesplitste reeksen (141, 187, 190) vervallen. Bij hoofdreeks 97 (uit Vermandois) waarschuwt de redactie voor diverse omstreden liaties, maar hoofdreeks 105 (Van Ditzhuijzen) leidt netjes van het Vlaamse gravenhuis naar de probandus. Ook Zuiderent V (180, uit Bertha van Lotharingen) oogt degelijk. In bijna al deze reeksen ontbreken bronspecicaties. De oogst van deze snoeipartij is dat vier van de 13 hoofdreeksen zouden moeten vervallen. Van alle 212 hoofdreeksen en aangesloten reeksen zijn dit er 79, ofwel ruim n op de drie. Een en ander neemt niet weg dat ook probandi met niet onberispelijke reeksen in genetische zin evengoed Karolingen kunnen zijn als degenen die dit in genealogische zin kunnen bewijzen. Tot slot ben ik van mening dat het de hoogste tijd is om de annotatie op deze site op orde te brengen.

[ [
Op zee gebleven, 1914-1919
Omdat Nederland neutraal was tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn er in ons land weinig monumenten te vinden die herinneren aan wat in het omringende buitenland in verschillende talen De Grote Oorlog wordt genoemd. De meeste oorlogsmonumenten in het buitenland staan er om (met name militaire) doden te herdenken, en die had Nederland tijdens WO1 weinig te betreuren. Wel vinden we langs de Nederlandse kust, in onder andere Katwijk, IJmuiden en Scheveningen gedenktekens voor vissers die zijn omgekomen in WO1. Scheveningen had de grootste vloot en telde de meeste slachtoffers. Daar staat aan de Scheveningseweg een monument voor Scheveningse vissers die in de jaren 1914-1919 op zee zijn gebleven. Het monument is ontworpen door de Scheveningse architect C.J.M. van Duijne (1877-1932) en werd op 26 september 1922 onthuld door koningin Wilhelmina. niet, mogelijk omdat men bang was iemand te vergeten. Volgens overleveringen is destijds wel een loden koker met daarin een lijst met de namen van 326 slachtoffers in het monument ingemetseld. Bij recente naspeuringen door leden van de Stichting VissersNamenMonument Scheveningen, waarbij ook gebruik werd gemaakt van een metaaldetector, is deze koker echter niet aangetroffen.

memo

Je kunt je afvragen waarom men zoveel risico liep, terwijl


men de gevaren van het uitvaren in de oorlogsjaren toch moet hebben gekend. Zoals zo vaak is geld de verklaring. Door gebrek aan concurrentie uit de oorlogvoerende landen en de hoge prijzen als gevolg van algehele schaarste in Europa waren de verdiensten bijzonder aanlokkelijk, en dat maakte de reders kennelijk inhalig en roekeloos. Het nieuwe VissersNamenMonument Scheveningen op de Boulevard, dat in 2013 is onthuld door Prinses Beatrix, toont alle 1366 namen van omgekomen Scheveningse vissers sinds 1814. Daaronder ook de namen van de slachtoffers uit de periode 1914-1919. Een digitale pendant daarvan is te vinden op (hoe kan het anders) www.vissersnamenmonumentscheveningen.nl. De namen op het monument vormen tevens een staalkaart van de typisch Scheveningse familienamen.

Via Wilhelms Friese bastaarddochter Margaretha stammen heel wat Groninger boerenfamilies van Karel de Grote af

De meeste doden waren het slachtoffer van zeemijnen


die door de verschillende oorlogvoerende partijen waren gelegd en soms ook op drift raakten. Ook zijn er schepen getorpedeerd. De op drift geraakte zeemijnen maakten ook na 1918 nog slachtoffers, hetgeen meteen verklaart waarom het monument ook de op zee gebleven vissers uit het jaar 1919 herdenkt. De tekst op het monument is niet precies over het aantal slachtoffers en toont ook de namen

Kees Kuiken is sinoloog en cultuurhistoricus. In het dossier nota bene@gen. op de CBG-website kunt u een uitwerking vinden van in dit artikel genoemde families en hun verwantschappen.

Ruud Straatman
Ruud Straatman is hoofd Collectie en Uitgeverij bij het CBG

14 gen.

gen. 15 15 gen.

nostalGen.

Wintersport
Voor de rubriek nostalGen. zijn wij op zoek naar oude fotos met een bepaald onderwerp. De volgende keer: kamperen. Stuur uw foto van vr 1960 met vermelding van uw naam, de namen van de geportretteerden en het jaartal via WeTransfer naar uitgeverij@cbg.nl
meter prentbriefkaart van Arosa op 1800

familie Smeele, Berner Oberland (Zwitserland) 1947

, locatie onbekend ddens, eind jaren twintig familie van Geldrop Me

familie Van Wely, Arosa ( Zwitserland) 1936

skiers op de rug Niek en Lex Iburg, Pontresina (Zwitserland) 1924

familie Kerkhof, Amsterdam omstr. 1920

nd) 1936 familie Van Wely, Arosa ( Zwitserla

Onbekenden, Wageningen eind nege ntiende

eeuw

Allard van Wely, Arosa ( Zwitserland) 1936

familie Smeele, Berner Oberland, Eiger (Zwitserland) 1947

Annie Koch, Amsterdam omstr. 1932

16 gen.

gen. 17

contactadvertenties

Geheime correspondentie in de negentiende eeuw via de krant

In een tijd waarin vrijwel iedereen de beschikking heeft over een (mobiele) telefoon, waarin e-mailen het nieuwe brieven sturen is geworden en waarin de social media ervoor hebben gezorgd dat iedereen op elk willekeurig tijdstip van de dag op de hoogte kan zijn van het reilen en zeilen van de ander, is het bijna niet voor te stellen dat er tijden waren waarin dit niet zo was. tekst Anke Stegehuis

Haal mij niet af; zet deur op kier


U. U. Kom laatste; 16de. Haal mij niet af; zet deur op kier; brand geen licht in gang. Heerlijk vooruitzicht!

r was een tijd dat contact vrijwel alleen mogelijk was per brief, mits het adres van de ander bekend was. En dat die brieven er soms een eeuwigheid over konden doen, voor ze aankwamen, gelezen en beantwoord waren. Eind negentiende eeuw boden advertentiepaginas van kranten als Het Nieuws van den Dag een uitkomst voor communicatieproblemen. Deze schiepen ruimte voor persoonlijke berichten van allerhande aard: van langdurige correspondenties tussen geliefden tot jammerlijke kreten aan van huis vertrokken familieleden, evenals oproepjes aan hen van wie elk gegeven ontbrak: het meisje in de boekwinkel, de jongen in de trein of de nog onbekende liefde waarnaar men via de huwelijksadvertentie op zoek ging.

Huwelijksadvertenties
Het Nieuws van den Dag: kleine courant werd in maart 1870 in Amsterdam opgericht en hoopte als goedkopere krant een breed publiek te kunnen interesseren.

Het was mogelijk het blad te huren en het werd vaak ook onderling uitgeleend en samen gelezen, waardoor het aantal lezers aan het begin van de twintigste eeuw wordt geschat op 160.000, terwijl de oplage slechts 38.000 exemplaren bedroeg. Hierdoor had de courant een breed bereik, ook voor persoonlijke verzoeken. Huwelijksadvertenties (veelal onder het motto: Huwelijk, maar soms ook met kopjes als: Welgemeend) kwamen er al vanaf het eerste jaar van uitgave in voor. Als verschijnsel is de contactadvertentie echter al heel wat ouder; deze manier om een partner te zoeken bestond in Nederland al sinds eind achttiende eeuw en in Groot-Brittanni zelfs al een eeuw eerder. Bij Het Nieuws kende het aantal geplaatste oproepen een aanhoudend snelle groei, tot het blad in 1915

besloot om de advertenties niet langer op te nemen. De laatste zoektocht naar liefde, van een weduwnaar op zoek naar een dame, werd op 30 december 1914 gedrukt.

Zoektocht naar liefde


Welke personen ervoor kozen om contact- of huwelijksadvertenties in Het Nieuws te plaatsen, kan vrijwel niet worden nagegaan. Het fenomeen is gehuld in anonimiteit. Wat wel bekend is, is dat het blad landelijk werd verspreid en vanaf het begin vooral de kleinere, gezeten, burgerij had aangesproken. En waar het in de eerste jaren vooral mannen lijken, die de advertenties plaatsen, volgen na niet al te lange tijd ook de vrouwen. Ook lijken de adverteerders van alle leeftijden te zijn geweest. Van jonge mannen en jeugdige meisjes tot oudere heren en

18 gen.

gen. 19

dames, waarbij de laatsten vaak op zoek waren naar een partner om het gezin weer compleet te maken, na het overlijden van een echtgenoot. Voor jongeren, en dan met name meisjes, waren de mogelijkheden om iemand van het andere geslacht te ontmoeten in die tijd vaak redelijk gering. Wanneer het dan in huiselijke kring en bij publieke gelegenheden niet lukte, bood een oproep in de krant soms uitkomst. De doorsnee huwelijksadvertentie begon met enige informatie over de contact zoekende zelf niet onbeminnelijk Jongmensch, opgeruimd humeur, van soliede levenswandel, eigen zaak hebbende, weduwnaar met 4 kinderen om dan te vervolgen met een aantal eisen die werden gesteld aan de potentile partner. Vaak betroffen die een dame of heer van een bepaalde

visites aeggen en hoopte een jongeman een zeer lucratief bestaan hebbende in 1890 een jongedame aan de haak te slaan die ten minste +/- 20 Mille mede ten Huwelijk bracht.

Kennismaking: discretie
Discretie was een belangrijk punt, en daarom werd vrijwel altijd gesteld dat geheimhouding was verzekerd. Dit werd onder meer bewerkstelligd door in de advertentie een adres op te geven van een kiosk of boekhandel, of een motto waaronder een antwoord kon worden gestuurd naar Het Nieuws van den Dag. Daar konden de betreffende reacties vervolgens worden afgehaald, zodat het

moeting geregeld. Met grote regelmaat zijn berichten op de advertentiepagina terug te vinden waarin men de bepalingen rond een blind date overeenkomt. Om verwarring te voorkomen werd van te voren afgesproken welk herkenningsteeken of kenteeken men zou hanteren. Populaire middelen waren onder meer een zakdoek, een witte roos of de laatst ontvangen brief die dan in de linker- of rechterhand werden genomen. Anderen waren te herkennen aan een rood dasje, blauw bloempje of een meegebracht boek. In veel gevallen werd ook aangegeven dat het kenteken in een persoonlijke brief kenbaar zou worden gemaakt, wat de geheimhouding uiteraard ten goede

mee in contact zou willen komen, bestond net als tegenwoordig de mogelijkheid om een oproepje te plaatsen in de hoop deze persoon terug te vinden. Wanneer een lezer zich in de omschrijving herkende kon een reactie worden gestuurd naar de krant of een aangegeven kiosk om daarmee de zoekende te laten weten of men genegen was nader kennis te maken. Ook boden de advertentiepaginas uitkomst wanneer men contact wilde leggen met geliefden, en in vele gevallen ook familieleden, die van huis waren vertrokken en waarvan men niet wist waar zij zich op dat moment bevonden. Zo schrijft Hendrik in 1895 zijn vrouw, in een poging haar te laten

Te vergeefs gewacht, ik smacht naar U, kom morgen


boden om de boodschap zo anoniem mogelijk te houden. Anderen tilden het echter naar nog weer een hoger niveau en correspondeerden in spiegel- of geheimschrift. Dat kon variren van het omdraaien van teksten of het weglaten

1892 en juli 1895 meermalen van zich laten horen. Over het algemeen waren de correspondenties echter van kortere duur. Soms betroffen ze maar een bericht of twee. Gewoon, om iemand te laten weten dat aan ze werd gedacht Hilda, vergeet nooit wie je lief heeft en je niet vergeten zal of bij het regelen of mislopen van ontmoetingen. Zo schrijft Moppie na een spaak gelopen afspraak in augustus 1895 haar geliefde Willem: Te vergeefs gewacht, ik smacht naar U, kom morgen.

Ik zie van je af
Het was echter niet alleen de romantiek die hoogtij vierde op de advertentiepagina. Zo handig als het annoncehoekje was voor het vinden van de liefde, zo praktisch bleek het ook voor hen die zich van diezelfde liefde wilden ontdoen. Zo stond er bijvoorbeeld op 11 mei 1886

leeftijd, liefst enigszins bemiddeld, met of zonder kinderen, van hetzelfde geloof en met een prettig karakter. Hoewel er natuurlijk altijd waren die nog specieke aanvullende eisen hadden. Zo zocht een persoon in 1887 liefst iemand die in een Caf bekend is, en zocht een ink jongmensch datzelfde jaar een vrouw die iets meer [kan] dan alleen borduren en

Gebruikte literatuur en advertentiedata: Maarten Schneider en Joan Hemels, De Nederlandse krant 1618-1978: Van nieuwstydinghe tot dagblad (1979) 203204; Wil Zeegers, Andere tijden, Andere mensen: De sociale representatie van identiteit (1988) 27. Het Nieuws van den Dag: kleine courant, 30-06-1894; 27-08-1887, 19-08-1887, 18-01-1890; 17-07-1894; 24-01-1888; 29-07-1882; 23-05-1883; 30-01-1885; 07-01-1895; 13-04-1880; 11-07-1894; 28-08-1895; 11-05-1886; 24-02-1899. Het Nieuws van de Dag is doorzoekbaar via delpher.nl

eigen huisadres niet hoefde te worden opgegeven. Dat men liever ook niet altijd meteen de naam vrijgaf, laat een auteur in 1894 weten wanneer hij te kennen geeft dat hij het beter vindt zijn naam te verzwijgen tot persoonlijke kennismaking. Het opgeven van een correspondentieadres betekende overigens niet onmiddellijk het einde van het contact via de krant. Daar werd vaak toch weer op teruggegrepen, om iemand te laten weten dat er een brief was verstuurd Emma, er ligt een brief voor U. Ontvang duizend kusjes of om bij het ontbreken van antwoord (per brief) opnieuw contact te zoeken. Dat het contact per krant voor sommigen toch wat lang duurde, merkt in 1882 ene M. op als hij zijn Mady schrijft: Waarom nog langer per Courant? Waarom niet direct aan t adres?

kwam. Ontmoetingsplaatsen waren onder meer (wachtkamers op) verschillende stations, voor het Rijksmuseum of bij de Schouwburg op het Leidseplein en de kiosken op het Frederiksplein en het Spui in Amsterdam. Plaatsen dus, waar vaak veel mensen bijeen waren en waar men minder snel zou opvallen. Dat dit soort afspraken toch niet altijd even vlekkeloos verliep ondervond evenwel Hendrik, in mei 1883. Hij zou een ontmoeting hebben met mejuffrouw E. v. B. en schrijft: Was op Uw bepaalde plaats, doch vergat mijn kenteeken. Zag verscheidene met papier linkerhand en sprak tweemaal verkeerd aan.

thuis komen: Lieve Cato! Keer terug! De Huisheer heeft de muren met Ingolin laten behandelen en nu zijn ze volkomen droog, zoodat de oorzaak van je wegloopen vervallen is. Je liefhebbende Man, Hendrik.

Anonieme correspondenties
Een groot deel van de ruimte op de advertentiepagina werd echter gevuld door persoonlijke correspondenties. Berichten, vrijwel altijd onder schuilnamen, die door verschillende personen over en weer in de krant werden geplaatst. Deze schuilnamen varieerden van letters (L. J., ABC), cijfers (No. 126) en voornamen (Hilda, Pieter) tot pseudoniemen en verwijzingen als Lohengrin, Ulysses en Penelope, Artis, Schildwacht of Cupido. Ook bij het opstellen van de teksten zelf liet men de creativiteit vaak de vrije loop. Veelal betroffen het korte berichtjes in telegramstijl van n tot vier regels lang. Maar geregeld komen ook berichten voorbij in het Frans, Duits en Engels. Talen die door een aantal mensen wel werden gelezen, maar toch een extra hulp

Gezocht
Naast huwelijksadvertenties bestond op de advertentiepagina van Het Nieuws nog ruimte voor vele andere soorten berichten. En daarvan betreft de ontmoeting met een onbekende. In gevallen waar zich een ontmoeting had voorgedaan bijvoorbeeld in de trein, een boekwinkel of op t ijs achter de P.C. Hooftstraat met iemand waar men graag opnieuw

Kennismaking: de blind date


Als twee partijen een aantal malen contact hadden gehad en het er op leek dat ze wel eens met een potentile partner van doen konden hebben, werd een ont-

van enkele letters, tot zelfbedachte cijferen lettercodes, zoals volgend voorbeeld uit 1880: DOES. Nrmz R olev blf hvmw ovggiv rv blf szev ivzw rg, dat gedecodeerd neerkomt op: Mina I love you send lettre ie you have read it. (decodering: z = a, y = b, x = c, enz.) Meestal echter betroffen het gewone, Nederlandstalige berichtuitwisselingen, zoals bijvoorbeeld die onder de naam Dina, die tussen augustus 1893 en juni 1894 werd gevoerd. Deze omvat zon zesendertig berichten, waarin beide anonieme partijen elkaar op de hoogte houden over hoe het met ze gaat, of en wanneer er brieven zijn gestuurd en wanneer men elkaar kan ontmoeten. Tt 11 juli 1894; op die dag verschijnt het bericht: Dina! Gij zijt gesnapt! () Een belangstellend lezer, waarna niets meer van Dina wordt vernomen. Maar het kan nog langer; onder de naam A. 1001 S. wordt zelfs gecorrespondeerd over een tijdspanne van zon zes jaar (1885-1891). Evenals de in de inleiding aangehaalde correspondenties onder U. U., waarvan de auteurs tussen april

een waarschijnlijk wel erg onaangename boodschap voor Marie: Marie! Ik zie van je af. Geen uitleg, geen verzachtende woorden. Kort maar krachtig: het is uit. Jaren later, op 24 februari 1899, moet ook J. het ontgelden. Heb van je afgezien, meldt H., gij zijt mij te auw. Taferelen die enigszins doen denken aan het tegenwoordige, even botte, uitmaken per sms. En zo heeft eigenlijk alles zijn weg weten te vinden naar de huidige tijd, waarin huwelijksadvertenties zijn overgegaan naar datingsites en waar facebookpaginas als Hartstocht in de trein de ruimte bieden om op zoek te gaan naar die ene onbekende. En zo lijkt dan, zelfs na een dikke honderd jaar, toch maar weinig veranderd.

Anke Stegehuis is historica. Zij studeerde in 2012 af op het eerste Nederlandse Reisbureau en begon in datzelfde jaar met de website http://geheime-geliefden. tumblr.com, een ietwat uit de hand gelopen hobby.

20 gen.

gen. 21

archiefwijzer

Archivaris en historicus Otto van der Meij bezoekt voor Gen.magazine ieder kwartaal een archienstelling in het land.

Bezoekers zijn steeds meer op zoek naar verhalen in plaats van alleen harde data

et Brabants Historisch Informatie Centrum is het enige van de (voormalige) Rijksarchieven dat huist in een rijksmonument. In plaats van nieuwbouw, werd in 1982 gekozen voor verbouwing van de Citadel, ofwel het oude fort (sinds 1789 een kazerne). Die verbouwing doorstaat de tand des tijds nog altijd glansrijk: dit is voor de bezoeker een van de prettigste archieven om te werken. Recent heeft het BHIC een nieuwe website in gebruik genomen die in de loop van 2014 een hoop extra digitale informatie zal gaan bevatten. Ik spreek met archivaris/ studiezaalcordinator Christian van der Ven en archivaris/studiezaalmedewerkster Marit Bruggeman.

(Genealogie)
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werd begonnen met het klapperen van de DTB-boeken. Die werden toen nog op aparte, gestempelde kaartjes geschreven. We begonnen eenvoudig bij de letter A van onze gemeenten. Fysiek werden de ruimtes daardoor steeds meer gedomineerd door hele rijen met kaartenbakken. In vakantieperioden kon het zo druk zijn dat er extra tafels aan te pas moesten komen; bezoekers zaten dan zelfs op

de kamer van rijksarchivaris Pirenne! Na de verhuizing in september 1985 werd nog enkele jaren doorgeklapperd. De automatisering is bij ons eigenlijk vanuit de genealogie begonnen: die waren daar veel verder mee dan wij. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig werd het programma Excellente dienstverlening gentroduceerd. Eerst begonnen we gewoon met lms over te zetten op microche. Met behulp van deze automatiseringsslag kwamen langzamerhand veel DTBs en de Burgerlijke Stand beschikbaar in een studiezaalinformatiesysteem (SIS), en later tevens op internet. Inmiddels zijn ook de memories van successie en de huwelijksakten van de BS gendiceerd; binnenkort volgen de geboorte- en overlijdensakten.

van de overige schepenbanken binnen ons werkgebied, de chartercollectie plus regesten en kranten. Een breed scala aan bronnen dus. Juist mede vanwege de toevoeging van al deze scans en indexen hebben we de website vernieuwd en opnieuw ingericht.

(Toekomst)
De vraag is ondertussen sterk aan het veranderen. Bezoekers zijn steeds meer op zoek naar verhalen in plaats van alleen harde data. Op onze website staan inmiddels 4.400 verhalen, per plaats gerangschikt. Die gaan vooral over lokale geschiedenis, plaatselijke gebeurtenissen en personen. Zo zie je dat archieven of erfgoed ook steeds meer over identiteit gaan. Mede vanwege het toenemende aanbod elders, zijn wij gestopt met de cursussen paleograe en stamboomonderzoek. Wel bieden we samen met Tilburg nu een online cursus familiegeschiedenis schrijven.

de jaarrekeningen, wapen- en koorboeken hebben gescand en op naam doorzoekbaar gemaakt. Dit archief gaat terug tot begin veertiende eeuw en heeft een internationale culturele uitstraling, omdat de leden ook van ver over de grenzen kwamen. Bijzonder zijn zeker ook al onze oorlogsgerelateerde archieven: niet alleen fascistische organisaties maar bijvoorbeeld ook collecties van oud-gijzelaars van de kampen Sint-Michielsgestel en Haaren. Ook het archief van oudpremier De Quay berust bij ons, zijn dagboeken worden vaak geraadpleegd.

Contactgegevens
BHIC Locatie Den Bosch Zuid-Willemsvaart 2 5211 NW s-Hertogenbosch

(Digitaal)
Digitaal hebben we nu naast de DTBs en de BS ook het bevolkingsregister beschikbaar; verder de militieregisters en protocollen van een aantal schepenbanken. Daarnaast zijn of worden gescand de inschrijfregisters van de strafgevangenissen, repertoria van notarissen, vonnissen van de Raad van Brabant, fotos en kaartenmateriaal (waarvan al veel online staat), protocollen

Correspondentieadres
Postbus 81 5201 AB s-Hertogenbosch Telefoon: (073) 681 85 00 Fax: (073) 614 64 39 E-mail: info@bhic.nl

(Unieke archieven)
Een heel bijzonder archief is dat van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap (een groep geestelijken, maar later ook leken speciaal gewijd aan de Maria-verering) in s-Hertogenbosch, waarvan we

Aaatbrief van tien bisschoppen voor de broederschap, 1335. BHIC: archief illustre Lieve Vrouwe Broederschap in s-Hertogenbosch

Otto van der Meij


Otto van der Meij is archivaris en historicus

22 gen.

gen. 23

vernoeming

Naar wie was uw opa vernoemd?


Met Johannes ben ik vernoemd naar mijn opa van moederskant, Johannes Jacobus Heuff (Wadenoijen 1925), die op zijn beurt was vernoemd naar zijn eigen opa, die ook Johannes Jacobus Heuff (Doorwerth 1847) heette. Maar hoe kwam die aan zijn naam? Dat was even zoeken, want een andere Johannes Jacobus was niet te vinden. Uiteindelijk heb ik geconcludeerd dat hij moet zijn vernoemd naar de twee oudste broers van zijn moeder, Johannes en Jacobus van Voorthuizen Ik ben vernoemd (Wadenoijen 1801 en 1802). naar mijn opa die Johannes van Voorthuizen op zijn beurt was had als oudste zoon natuurlijk dezelfde voornaam als de vernoemd naar vader van zijn vader, Johanzijn eigen opa nes Evertsen van Voorthuijsen (Zoelen 1723). En die was, als tweede zoon, vernoemd naar zijn opa van moederskant, Johannes van Eck.

dossier
Militaire voorouders
Bij Hermannus Hesselink en Johannes van Eck loopt het spoor helaas dood. Toch heb ik wel een idee over de oorsprong van hun namen. Johannes kwam in de Middeleeuwen in gebruik toen ouders hun kinderen begonnen te vernoemen naar Johannes de Doper. Die hoort dus ook in mijn voornaamreeks. En hoe kwam hij aan zijn naam? Van Gabril, zo lezen we in de Bijbel. Eigenlijk heb ik mijn derde voornaam dus te danken aan een aartsengel. Chic hoor. Herman is een Germaanse naam, die moet zijn ontstaan in de tijd dat onze voorouders nog zelf namen verzonnen, misschien wel de prehistorie. Het is maar een idee, maar misschien heette de allereerste Herman aan wie ik dus mijn naam te danken heb wel zo omdat zijn ouders wilden dat hij in het leger (her) dat streed tegen de Romeinen een held (man) zou worden. Het zu kunnen. Maarten van der Meer
Maarten van der Meer is namendeskundige

Ik weet bijna niets van Hermannus Hesselink en Johannes van Eck, twee zeventiende-eeuwers uit respectievelijk Zutphen en Avezaath. Toch heb ik een band met ze. Ik stam niet alleen van ze af, ik ben ook nog eens, hl indirect, naar ze vernoemd. Stamboomonderzoek gaat bijna altijd over achternamen. Je probeert te achterhalen waar ze vandaan komen en wie de eerste drager was. Bijna niemand zoekt uit waar zijn voornaam vandaan komt. Tot voor kort wist ik het zelf ook niet. Ja, Maarten is gewoon een leuke roepnaam en Herman en Johannes waren mijn opas. Maar naar wie waren mijn opas vernoemd? En hoe kwamen die personen dan weer aan hun naam? Ooit moeten er een allereerste Herman en een allereerste Johannes zijn geweest. Wie waren dat?

Als je een zogenoemde voornaamreeks aanlegt, neem je


een verrassende andere route door je stamboom. Je slaat steeds zijweggetjes in naar vrouwelijke lijnen, schoonfamilies en misschien wel personen die helemaal geen familie zijn. Erg leuk om eens te doen. Moeilijk is het niet, want doordat kinderen eeuwenlang volgens vaste regels werden vernoemd, kun je meestal wel achterhalen hoe een bepaalde voorouder aan zijn naam kwam. De eerste vier kinderen kregen de namen van hun grootouders en daarna kwamen de ooms en tantes of soms de ouders zelf aan de beurt.

Laat ik mijn eigen tweede en derde voornaam als voorbeeld nemen. De naam Herman deel ik met mijn vader, opa en overgrootvader. Mijn overgrootvader, Herman van der Meer (Leiden 1878), moet wel zijn vernoemd naar zijn oom Hermanus van der Meer (Leiden 1848) en die heette weer naar een broer van zijn moeder, Hermanus van Meygaarden (Leiden 1828). Hij was een kleinzoon van Harmanus Hesselink (Zutphen 1740), die zelf was vernoemd naar zijn opa, de al genoemde Hermannus Hesselink (Zutphen omstr. 1653). Het aardige is dat de naam Herman tot op de dag van vandaag typisch is voor Twente. Dat ik Herman heet, is dus op zichzelf al een aanwijzing dat ik daar vandaan kom.

24 gen.

gen. 25

kindsoldaten

DOSSIER

5 Voet 1 duim lang


Soldaten
In december 1815 werden bij verschillende korpsen van het jonge Nederlandse leger scholen opgericht. Als leerlingen werden ook kinderen van de militairen die tot het desbetreffende korps behoorden toegelaten. Het leger zelf bestond deels echter ook uit tieners, jeugdigen en zelfs kinderen die cadet of al tamboer, pijper, of zelfs soldaat waren! Voor het dienstplichtig deel van het leger op vrijwillige basis of door middel van loting werd zoveel mogelijk geput uit de ongetrouwde mannelijke inwoners van 18 tot 22 jaar, terwijl de staande armee, dat wil zeggen: de infanterie, jagers en mariniers, rekruten aannam vanaf zeventien jaar mits ten minste 5 voet 1 duim (circa 1.52,5 meter) lang, tenzij nog in de groei. Bij de huzaren, dragonders, lichte dragonders, rijdende artillerie, artillerie te voet, pontonniers, mineurs en sappeurs en treinsoldaten, moesten de rekruten ten minste achttien of negentien jaar oud zijn. Jongens van zestien konden als soldaat of tamboer worden aangesteld; die van veertien en vijftien als pijper, mits ze de vereisten voor de militaire dienst bezaten en schriftelijke toestemming van hun ouders of voogden konden overleggen.

Kinderen in het Nederlandse en het Koninklijk Nederlandsch-Indische leger, 1814-1924

Het Nederlandse leger heeft door de eeuwen heen veel mogelijkheden gekend om kinderen op te nemen. Hoewel voor de hand lijkt te liggen dat tijdens het Ancien Rgime de meeste kinderen in het leger te vinden waren, blijkt verrassend genoeg dat hun aantal waarschijnlijk het grootst was gedurende de negentiende eeuw. tekst Louis Sloos

Cadetten
De korpsen kenden daarnaast zogeheten cadetten (aspirant-officieren). Elke compagnie mocht er vijf aannemen, met uitzondering van de Nationale Militie, aangezien de verschillende milieus van de jongens daar teveel zouden botsen. De cadetten moesten zestien jaar oud zijn en van onbesproken gedrag, van goede komaf, en ze moesten kunnen aantonen dat ze in aanmerking kwamen voor bevordering. Tot slot moesten ze zelf zorgen voor een uitrusting. Wie geen zoon van een officier was diende zijn eigen uniform te betalen. De cadetten verrichtten de dienst van soldaat. Zo kon het gebeuren dat de zeventienjarige Anthony Stratenus sneuvelde bij Waterloo. De familie liet postuum een aandoenlijk portretminiatuur met strijdgewoel op de achtergrond van hem maken. Deze 2e luitenant van het Regiment Lichte Dragonders nr. 4 werd

geboren in 1797 en zou op 7 augustus 1815 achttien jaar geworden zijn. Een vergelijkbaar tragisch lot onderging de even oude Johannes Abraham Vonk (1801-1818), cadet-ankeur bij het 19e Bataljon Oost-Indische Infanterie, van wie eveneens een geschilderd portret bekend is, waarop de tengere jongen ons onbevangen aankijkt. Abraham Vonk vertrok in juli 1816, op vijftienjarige leeftijd, met het schip lAuguste naar Java en arriveerde daar op 11 februari 1817. Hij stierf na twintig maanden Java op 10 oktober 1818. In maart 1814 was ook nog een andere categorie cadetten ontstaan. In Delft werd toen een artillerie- en genieschool opgericht, waar zestig (in juli 1815 112 en in november 1815 al 160) cadetten tot officier moesten worden opgeleid voor de artillerie, genie, het bataljon pontonniers, mineurs en sappeurs, en voor de waterstaat. Hier werden zelfs jongens vanaf veertien jaar toegelaten, wat in november 1814 ook werd doorgevoerd bij de korpsen. Toen de Artillerie- en Genieschool opging in de Koninklijke

Militaire Academie (KMA) in Breda, die in 1828 haar deuren opende, werd de toelatingsleeftijd van veertien jaar gehandhaafd. Pas in 1869 werd deze verhoogd naar zeventien jaar. In 1893 werd in Alkmaar echter weer een Cadettenschool opgericht, waar jongens vanaf vijftien jaar werden klaargestoomd voor de KMA.

Appl in de slaapzaal op de Pupillenschool te Nieuwersluis, in: Photographien der Pupillenschool te Nieuwersluis, aangeboden ter gelegenheid der veertigjarige regeering van Z.M. koning Willem III, 12 Mei 1849/1889 (z.p. 1889). Nationaal Militair Museum, Soesterberg

Regimentskinderen
Omdat in het Nederlandse leger in de loop van de negentiende eeuw het aantal militairen met kinderen was toegenomen, en er zich situaties voordeden waardoor militairen niet zelf of niet goed genoeg voor hun kind(eren) konden zorgen, werd in 1841 een maatregel afgekondigd om dit probleem aan te pakken. Het leger zou voortaan voor elk korps voorzien in de verzorging van enkele kinderen van militairen beneden de rang van officier, die werden aangeduid als regimentskinderen. Hiervoor kwamen uitsluitend wettige zoons van tussen de tien en zestien jaar van werkelijk bij de korpsen dienende militairen in aanmerking. Kinderen van militairen die zich netjes gedroegen,

ijverig en trouw waren, en een groot gezin hadden, genoten de voorkeur, daarbinnen kwamen eerst de kinderen van soldaten aan bod, daarna die van achtereenvolgens korporaals en onderofficieren. Het was wel de bedoeling dat de kinderen gewoon bij hun ouders bleven wonen. Mochten de ouders overlijden, dan zouden zij inwonen bij brave gehuwden soldaten, korporaals of onder-officieren. De ouders of verzorgers werden verantwoordelijk gehouden voor het gedrag van de kinderen en moesten voor christelijke educatie zorgen. In oorlogstijd zouden de kinderen niet bij de troepen verblijven. Zodra de kinderen zestien jaar waren geworden konden ze, bij geschiktheid, als soldaat, tamboer hoornblazer of trompetter aangesteld worden voor een periode van acht jaar. De regimentskinderen mochten niet worden ingezet als oppassers of bedienden of voor het doen van corvee in de kamers enzovoort. Verder

moesten ze worden vermeld in de compagniescontroles, zij het op een aparte bladzijde en onder een afzonderlijk nummer, en aantreden bij inspecties. Ze kregen dan ook een uniform aangemeten conform dat van de infanterie, waarvan de uitmonsteringen de verschillende wapens moesten aanduiden. De regimentskinderen bij de cavalerie kregen voorts een kapotjas die dezelfde kleur had als die van de manteljassen van dat wapen. Dit leverde een aandoenlijk beeld op. Bij het regiment kregen de kinderen naast basisonderwijs les in theorie van de dienst- en exercitiereglementen.

Instructiebataljon
De oprichting van het Instructiebataljon maakte in 1851 een eind aan het instituut van regimentskinderen. Deze instelling, gevestigd in Kampen, moest twee derde van het kader opleiden voor de infanterie voor zowel het leger in

26 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 27

DOSSIER
jongeling naar een van de regimenten cavalerie of het bataljon mineurs en sappeurs gingen. Ook konden ze als tamboer of hoornblazer bij een van de korpsen worden aangesteld. De school werd indertijd omschreven als een inrichting, die het kinderhandje uitsteekt naar de jongelingshand. De pupillen werden net als de regimentskinderen zoveel mogelijk gekleed conform de onbereden korpsen van het leger. Toen deze school per 1 januari 1896 werd opgeheven, was ze inmiddels doorlopen door in totaal nagenoeg tweeduizend jongens. Omdat de kinderen in het Nederlandse leger zich vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw nog vrijwel uitsluitend bevonden op scholen, was sprake van een grote kentering wat betreft hun aanwezigheid toen deze instellingen vrij plotseling verdwenen.

Nederland als in Indi. Hiervoor werden gezonde jongens aangenomen van tussen de zestien en achttien jaar oud die goed kunnen lezen en schrijven en het grondig verstaan van de vier hoofdregelen der cijferkunst alsmede eene lengte [hebben] geevenredigd aan de jaren. Deze vereiste basiskennis werd getoetst door middel van een examen. De jongens werden de hele dag beziggehouden, want dat achtte men pedagogisch verantwoord. Behalve een praktische en een theoretische militaire opleiding, gaf het Instructiebataljon de maatschappelijke vorming voortdurend eene bijzondere aandacht, want veel jongens moesten nog opgevoed worden tot zij een zeker peil van beschaving hadden bereikt. Er was veel belangstelling voor deze nieuwe militaire opleiding. Op 1 januari 1856 waren er al 1677 jongens aangenomen en in 1861 had het Instructiebataljon er inmiddels bijna 4200 opgeleid. Het heeft tot 1924 bestaan en duizenden korporaals en sergeanten geleverd, waarvan velen naar de hogere en zelfs de allerhoogste rangen doorstroomden. Zo werd ondermeer de latere minister van Oorlog H. Colijn (18691944) aan deze school opgeleid. Vanwege het succes van het Instructiebataljon voor de infanterie, werden voor de artillerie vergelijkbare instellingen gesticht. Het Instructiebataljon werd in 1924 opgeheven als gevolg van bezuini-

gingen op de overheidsuitgaven. De instellingen voor instructie bij de artillerie zouden niet veel later volgen. Ook de eerdergenoemde Cadettenschool in Alkmaar verdween.

Antony Stratenus (1797-1815), 2e luitenant regiment Lichte Dragonders nr. 4. Geschilderd miniatuurportret, anoniem. Particuliere collectie. Collectie RKB / Icon. Bureau, Den Haag

De Pupillenschool te Nieuwersluis
Vanwege het gebrek aan vrijwilligers en kader bij het leger, werd in 1877 ook een pupillenschool opgericht, gevestigd te Nieuwersluis. Deze school leek op het kwekelingeninstituut van Lodewijk Napoleon, waar knapen van tussen de twaalf en veertien jaar werden aangekweekt en opgeleid, en was toegankelijk voor zowel zonen van (oud)militairen als zonen van niet-militairen. Laatstgenoemden moesten een bedrag betalen van vijftig gulden per jaar. Bij openstelling bood de school plaats aan vijftig pupillen, waaronder tien zonen van niet-militairen. De denitieve organisatie telde tweehonderd pupillen. Aan de school werd naast het reguliere onderwijs les gegeven in sommige militaire reglementen en voorschriften, in exerceren, schermen, gymnastiek, schaatsen en zwemmen, in oefening met het geschut en de brandspuit en zo mogelijk in sommige beroepen die in het leger van pas konden komen. De kinderen verlieten de school voor hun zestiende, waarna ze vrijwillig doorstroomden naar het Instructiebataljon of de Artillerie Instructiecompagnie, of als

Pupillenscholen in Indi
Het KNIL introduceerde het pupillensysteem eerder dan de landmacht. In 1885 schreef C.F.H. van Campen, infanterieofficier van het KNIL: Een ieder, die met Indische toestanden bekend is en weet, dat het den Indischen soldaat, ter wille van zijne gezondheid, zijn gemak en van het weinige levensgenot, dat deze gewesten den minderen militair aanbieden, is toegestaan zich eene inlandsche huishoudster te nemen, zal begrijpen welke gevolgen dit langdurig verblijf op dezelfde plaats en de daaruit voortgesprotene grootere intimiteit met de bevolking der omliggende kampongs moest hebben. Weldra zag men dan ook eene groote schaar kinderen door het kampement dwalen, met wier toekomst het allertreurigst gesteld was. Luitenant-kolonel C.H.J.F.C. von Lutzow van het Indisch leger begon zich al rond 1845 te ontfermen over deze soldatenkinderen met wier toekomst het allertreurigst gesteld was, zij het uitsluitend met die van Europese afkomst. Met hulp van de officieren in het door hem gecommandeerde garnizoen van

Een groep pupillen met twee instructeurs, 1894. Foto in: H.W. Voorthuis, De Pupillenschool te Nieuwersluis. Haar stichting (1 juli 1877) herdacht (z.p. 1927). Nationaal Militair Museum, Soesterberg

Gedong-Kebo (Midden-Java), die allen belangeloos een dag van hun maandelijks traktement afstonden, bracht hij de kinderen van boven de vijf jaar bijeen in een daartoe afgesloten gedeelte van de kazerne. Voeding werd de kinderen uit de menage verstrekt, hun kleding uit afgekeurde en te kleine uniformen vervaardigd, terwijl een oud en geschikt sergeant-majoor met het toezicht en het onderwijs werd belast. Bovendien onderwees hij hen in het schermen en liet hen met kleine houten geweren exerceren. De inrichting trok de bijzondere aandacht van generaal-majoor baron F.B. von Gageren (1794-1848), die op zijn inspectiereis door Java ook Gedong-Kebo bezocht. Hij pleitte voor een dergelijke militaire inrichting op grotere en bredere schaal. Na correspondentie tussen het Departement van Oorlog, gouverneurgeneraal J.J. Rochussen (1797-1871), die zich eveneens een warm voorstander van deze zaak toonde, en het opperbestuur, werd in oktober 1847 de oprichting van een Korps Pupillen bevolen. Dit korps stond open voor kinderen van tussen de zeven en tien jaar. Het onderwijs bestond behalve uit regulier onderwijs, uit compagnies-

Dit korps stond open voor kinderen van tussen de zeven en tien jaar
administratie, bajonetschermen, espadoneren (met een houwdegen of sabel schermen), batonneren (schermen met een (scherm)stok), schermen, zingen, muziek, dansen en algemene zedenkunde. De kinderen bleven tot en met hun negentiende verjaardag bij het korps om vervolgens over te gaan naar het KNIL. Op papier bestond het korps in eerste instantie uit tweehonderd pupillen. Dit aantal werd echter bij lange na niet gehaald. Teneinde het aantal pupillen uit te breiden werd de school in 1856 gesoleerd van de kazerneomgeving en verplaatst naar Gombong. In 1885 werd het aantal gewenste pupillen vastgesteld op zeshonderd, een aantal dat ook daadwerkelijk meerdere keren werd bereikt. Op 1 januari 1884 bevonden

zich in het leger nog 590 oud-pupillen, terwijl het Pupillenkorps in 1885 283 pupillen telde. Sinds de oprichting van het Pupillenkorps brachten veertien oud-pupillen het tot officier. Tot 1885 werd het onderwijs verzorgd door militairen, na dat jaar gingen alle pupillen van onder de dertien jaar en de zwakkere leerlingen naar een nieuwe openbare lagere school. Alleen de oudste pupillen kregen nog zuiver militair onderwijs. Mogelijk werd deze verandering ingegeven door de wens de pupillen beter Nederlands te leren. Een probleem was namelijk dat de kinderen als gevolg van hun uiteenlopende herkomst een eigen pupillentaal hadden ontwikkeld, vermoedelijk een variant van het tangsi Maleis, het Maleis dat in de kazerne werd gesproken en een mengeling was van Javaans, de talen die gesproken werden op de Molukken en Timor, en het Nederlands, de moedertaal van de vaders van de jongens. De pupillen die oud genoeg waren om het korps te verlaten, doorgaans als ze hun negentiende verjaardag hadden gevierd, doorliepen een herhalingscursus alvorens zij als soldaat overgingen naar een wapen of dienstvak naar keuze bij het KNIL. Ze gingen dan een dienstverband aan van zes jaar en kregen 25 gulden handgeld. Reeds op zeventienjarige leeftijd waren ze onderworpen aan de krijgstucht, en degenen die naar het oordeel van een officier van gezondheid voldoende ontwikkeld waren, konden al op achttienjarige leeftijd over naar het KNIL. De jongens werden opgeleid tot soldaat, terwijl vele van hen qua intelligentie waarschijnlijk met gemak de opleiding tot korporaal of zelfs sergeant hadden kunnen volbrengen. Het Korps Pupillen werd in 1903 vervangen door de Militaire Pupillenschool met

28 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 29

DOSSIER
Regimentskind van de grenadiers, 1841-1850. Tekening in kleur H.M. van Tilburg, 1920-1951. Nationaal Militair Museum, Soesterberg

onderzoek

een directeur in plaats van een commandant. In 1912 werd de school opgeheven, vermoedelijk omdat het einde van de Atjeh-oorlog (1873-1914) in zicht kwam. Hoewel de pupillen standaard een aanstelling kregen als soldaat, waren er toch oud-pupillen van wie de talenten uiteindelijk niet langer genegeerd konden worden. Een aansprekend voorbeeld van zon jongen is Johannes Vallentin Dominicus Werbata (1866-1929), die in 1884 het Korps Pupillen had verlaten om te worden aangesteld als fuselier bij het KNIL. In hetzelfde jaar werd hij gepromoveerd tot leerling opnemer bij de Topograsche Dienst. In 1900 haalde hij het bekende Nederlandse volkstijdschrift Eigen Haard: niet alleen was hij op dat moment Militair opzichter, eerste klasse opnemer, maar tevens Ridder vierde klasse in de Militaire Willemsorde vanwege zijn rol tijdens de Atjeh-oorlog. Vandaag de dag staat Werbata vooral te boek als de vervaardiger van de eerste topograsche kaarten van de Nederlandse Antillen.

Het bleef in Indi niet bij n pupillenschool. De commandant van het Indisch leger van 1869-1873, luitenant-generaal Willem Egbert Kroesen (1817-1873), hoopte op zijn beurt de toestand van zijn inlandse kader te verbeteren door een kweekschool te stichten voor de regimentskinderen van de inlandse militairen, vergelijkbaar met het Instructiebataljon in Nederland. Om te beginnen werd het schoolgaan van deze kinderen bevorderd door openstelling van de korpsscholen voor de zonen van de Europese, Afrikaanse, Ambonese en inlandse onderofficieren en minderen.

In 1870 werd de eerste kinderschool bij de korpsschool geopend, die weldra de behoorlijke vatbaarheid van deze Inlandse kinderen voor goed onderricht bewees. In de jaren 1872 en 1873 volgden nieuwe bepalingen tot opneming van Afrikaanse, Ambonese en inlandse pupillen bij de korpsen. Bij iedere Afrikaanse, Ambonese of inlandse compagnie of detachement met een Europees kader van honderd man sterk, mochten er vier, bij de gemengde compagnien met honderd inlanders als kader eveneens vier, en met minder dan honderd inlanders twee van dergelijke pupillen aangenomen worden. De leeftijd van de kinderen was tussen de zeven en dertien jaar en in de regel bleven ze tot hun zestiende (de vroeg ontwikkelden tot hun veertiende) jaar pupil. Daarna volgde inlijving in het leger, echter zonder handgeld en onder verplichting tien jaar te dienen! In 1884 constateerde de NederlandsIndische genieofficier en latere minister van Oorlog Wouter Cool (1848-1928) echter dat de philantropische instelling, die te gelijk voor het leger zoo hoogst nuttig zou kunnen worden, tot dusverre niet aan de verwachting beantwoordde. De leerlingaantallen bleven in verhouding tot de hoeveelheid kinderen laag. Hij had wel een verklaring voor deze teleurstellende cijfers en schreef: Ons komt de prikkel om van pupil soldaat te worden bij het Nederlands Indische leger zonder handgeld maar de verplichting tien jaar te dienen nu ook zoo bijzonder aanlokkelijk niet voor! Vermoedelijk speelde ook het feit dat de instelling niet gebaseerd was op humane gronden, zoals bij Von Lutzow het geval was, hier een rol.

Op zoek naar militairen in de negentiende en twintigste eeuw


Verhalen over familieleden die als KNIL-militair naar NederlandsIndi vertrokken, een foto van opa in militair uniform of het militaire zakboekje van een oudoom. Het zijn slechts een paar voorbeelden van zaken die je kunnen stimuleren om onderzoek te doen naar voorouders in militaire dienst. tekst Maarten van Bourgondin

De Nationale Militie te Quatre-Bras, 16 juni 1815 Nationaal Militair Museum

Louis Ph. Sloos is conservator bij het Nationaal Militair Museum i.o. in Soesterberg. Zie voor meer informatie en de bronnen en literatuur: Louis Ph. Sloos, Ik ga niet om doodgeschoten te worden, maar om Napoleon dood te schieten. Kinderen in het Nederlandse leger, 1579-1924, in: Armamentaria. Jaarboek Legermuseum 46 (2011) 32-67. Vanaf oktober is dit materiaal en nog veel meer weer raadpleegbaar bij het Nationaal Militair Museum in Soesterberg, het voormalige Legermuseum en het Militaire Luchtvaart Museum, zie: www.nmm.nl.

30 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 31

DOSSIER

Infanterie van het KNIL in mars- en kleine tenue, 1896 Nationaal Militair Museum

en tijde van de Republiek werd in oorlogssituaties gebruik gemaakt van beroepsmilitairen (huurlingen van diverse nationaliteiten) en vrijwilligers. De dienstplicht zoals we die de laatste tweehonderd jaar hebben gekend is een erfenis van de Franse overheersing uit het begin van de negentiende eeuw. De Fransen introduceerden in 1810 een systeem van loting, nummerverwisseling en plaatsvervanging, dat werd overgenomen door het nieuwe koninkrijk. In de daarop volgende eeuwen maakte de dienstplicht allerlei ontwikkelingen door, maar vormde het steeds een belangrijk deel van de samenstelling van onze krijgsmacht. Hoewel het Nederlandse leger tegenwoordig volledig uit beroepsmilitairen bestaat, is de dienstplicht niet afgeschaft. De opkomstplicht is op 1 januari 1996 alleen voor onbepaalde tijd opgeschort.

militieregisters aangelegd, bestaande uit inschrijvingsregisters, alfabetische naamlijsten en lotingsregisters. De gemeentebesturen noteerden jaarlijks de namen van de mannen die binnen de vereiste leeftijdscategorie vielen: 18 (later 19 en 20) tot 23 jaar. Vervolgens werden de loting en de verzoeken om nummerverwisseling, plaatsvervanging en vrijstelling afgehandeld door de militiecommissaris en militieraad van het betreffende district. De militieraden zorgden tot de Militiewet van 2 februari 1912 ook voor de keuring van de dienstplichtigen, welke taak daarna werd overgenomen door speciale keuringsraden.

Militaire stamboeken (1813-1924)


Beroepsmilitairen en ingelote dienstplichtigen werden ingeschreven in de stamboeken van het regiment waarbij ze waren ingedeeld. Deze stamboeken zijn aangelegd en bijgehouden bij alle legeronderdelen (in zowel Nederland als de kolonin), maar helaas niet altijd volledig bewaard gebleven. Vanwege hun brede geograsche spreiding vormen de stamboeken een interessante bron voor genealogisch onderzoek. Uitgebreide verwantschapsrelaties tref je er meestal niet in aan, maar via de staten van dienst is wel een mooi beeld te krijgen van de militaire loopbaan van voorouders. De militaire stamboeken zijn ruwweg in twee delen te splitsen, elk met hun eigen manier van zoeken: de stamboeken van officieren en die van onderofficieren en minderen.

Loting en vrijstelling
De ingeschreven dienstplichtigen kregen bij loting een nummer. De selectie begon bij het laagste nummer en ging vervolgens door totdat het benodigde aantal dienstplichtigen was bereikt. Bepaalde personen, zoals gevangenen, waren van militiedienst uitgesloten. Wie was ingeloot hoefde niet meteen een uniform aan te trekken. Er waren in dat geval drie mogelijkheden om de dienstplicht alsnog te ontlopen. Ten eerste door vrijstelling, bijvoorbeeld op basis van lengte (kleiner dan 1 meter 55), lichamelijke gebreken, broederdienst, een studie theologie of wanneer men de enige wettige zoon was. Vrijstellingen golden voor een jaar. Daarna moest men zich opnieuw als loteling melden. Ten tweede door nummerverwisseling, waarbij tegen betaling het nummer werd geruild met iemand uit dezelfde gemeente die was uitgeloot. En ten slotte door het aanstellen van een remplaant (of plaatsvervanger) uit dezelfde provincie die niet op de inschrijvingslijst stond, eveneens tegen betaling en contractueel vastgelegd ten overstaan van een notaris. Met de wet op de persoonlijke dienstplicht van 2 juli 1898 kwam er een eind aan het remplaantenstelsel.

Inhoud van de stamboeken

Militieregisters (1815-1941)
De grondwet van 1814 voorzag in de vorming van een Nationale Militie voor de landsverdediging: een kern van beroepsmilitairen en de marine, aangevuld met vrijwilligers. In verband met de uitvoering van deze ideen werd op 27 februari 1815 de eerste Militiewet uitgevaardigd. In de praktijk bleek het moeilijk om voldoende vrijwilligers te vinden en moest het gat worden gedicht met behulp van door loting geselecteerde dienstplichtigen (ook wel lotelingen of miliciens genoemd). Voor landmiliciens bedroeg de diensttijd vijf jaar, hun dienstplichtige kameraden bij de marine dienden een jaartje korter. Vanaf 1901 werd de diensttijd voor deze twee groepen verlengd tot respectievelijk acht en vijf jaar. De selectie op basis van loting hield lang stand, maar werd uiteindelijk op 21 februari 1938 afgeschaft. Zestien jaar eerder was er met de Dienstplichtwet van 4 februari 1922 al een eind gekomen aan de bestaande structuur van de Nationale Militie. Desondanks werd de registratie in militieregisters nog tot 1941 voortgezet.

De militieregisters zijn helaas niet voor iedere plaats bewaard gebleven


optraden) kan gebruik maken van de serie Broncommentaren (raadpleegbaar op Historici.nl). In deel V van deze serie wordt aandacht besteed aan de militieregisters.

Waar te vinden
De militieregisters zijn helaas niet voor iedere plaats bewaard gebleven. Ze zijn terug te vinden in gemeentearchieven en bij de regionale historische centra in de provinciehoofdsteden. Zoeken op de termen militieregisters en lotingsregisters via de online inventarissen op archieven.nl en de websites van de afzonderlijke archienstellingen levert een aardig beeld op van het beschikbare materiaal. Toch is het niet per se noodzakelijk om een bezoek aan het archief te brengen. Via militieregisters.nl wordt namelijk een uitgebreide online database beschikbaar gesteld met gegevens uit militieregisters van zeventien Nederlandse archieven. Het zoeken is gratis, maar voor het bekijken van de scans moet worden betaald.

De hoeveelheid beschikbare informatie verschilt per periode en is daarnaast uiteraard ook afhankelijk van de carrire van de betreffende militair. Over het algemeen zijn de volgende gegevens terug te vinden: het stamboeknummer; de naam van de militair; geboorteplaats en -datum; de woonplaats; namen van de ouders; het signalement; de datum van indiensttreding; overplaatsingen; bevorderingen; krijgshandelingen; verwondingen; verlof; onderscheidingen; verwijzingen naar andere stamboekregistraties van dezelfde militair; de datum en wijze van beindiging dienstverband: (eervol) ontslag, pensioen of overlijden. De militaire stamboeken verschaffen geen informatie over de plaatsen waar de militair gelegerd is geweest. Daarnaast zijn ook de gegevens over krijgsgevangenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog erg beknopt. Slechts in uitzonderlijke gevallen zul je informatie tegenkomen over echtgenotes en kinderen.

Inhoud van de militieregisters


De militieregisters bevatten allerlei gegevens, waarvan vooral de signalementen voor genealogen interessant zijn omdat je bij gebrek aan fotos op die manier toch een beeld kunt schetsen van het uiterlijk van je voorouders: de naam van de dienstplichtige; de geboortedatum en geboorteplaats; zijn beroep; de namen van de ouders; het signalement; de reden voor vrijstelling of afkeuring; de datum van inlijving en het regiment waar hij werd ingelijfd. Wie meer wil weten over de structuur van de verschillende lijsten (en de veranderingen die daar in de loop der tijd in

Hoe te zoeken. Officier, onderofficier en mindere


Op de website gahetNa van het Nationaal Archief (NA) is een handige online onderzoeksgids beschikbaar over onderzoek naar militairen vanaf 1813. De wijze van zoeken is afhankelijk van de rang van de betreffende militair. Voor onderzoek naar officieren voldoet een naam. Via de bij het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) raadpleegbare alfabetische naamklappers zijn heel eenvoudig het regiment en bijbehorende stamboek te vinden. Vervolgens kan de stamboekregistratie op microche worden ingezien op de studiezaal van het CBG.

Militiedistricten en -kantons
Om alles in goede banen te leiden werd ons land vanaf 1814 verdeeld in militiedistricten, die op hun beurt waren opgedeeld in militiekantons. Per provincie was de supervisie in handen van de gouverneur, vanaf 1850 aangeduid met de titel commissaris des Konings. Ieder jaar dienden de kantons te zorgen voor de aanlevering van een bepaald aantal dienstplichtigen. Daartoe werden

32 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 33

DOSSIER

Voorlichtingsaffiche in verband met de demobilisatie in 1918 Nationaal Militair Museum

Foto van Jan Mourik ter herinnering aan zijn diensttijd, 1906 Centraal Bureau voor Genealogie

In verband met het onderzoek naar officieren is het goed om te weten dat het Nationaal Militair Museum een project is gestart om de zogenoemde officiersboekjes uit de periode 1811-1941 digitaal te ontsluiten. Deze boekjes bevatten naast de naam ook informatie over rang, regiment, aanstellingsdatum en garnizoensplaats. Op dit moment is het al mogelijk om op de website van het Nederlands Militair Erfgoed te zoeken in een database met officiersnamen uit de periode 1726-1810. Daarnaast vind je op deze website nog allerlei andere interessante militaire collecties en bronnen. Het onderzoek naar onderofficieren en minderen is iets bewerkelijker. Omdat de indexen per regiment zijn opgemaakt, moet in dat geval eerst worden achterhaald in welk regiment de betreffende militair heeft gediend. Zonder die informatie is het zoeken haast onbegonnen werk. Het achterhalen van het regiment kan op meerdere manieren: via de militieregisters (raadpleegbaar bij gemeente- of streekarchief, regionaal historisch centrum, of militieregisters.nl); via de huwelijksbijlagen die een certicaat van militie kunnen bevatten: tot 2012 een bewijs dat de bruidegom stond ingeschreven in de registers van de Nationale Militie (raadpleegbaar bij gemeente- of streekarchief, of regionaal historisch centrum) en via de pensioenregisters van militairen (raadpleegbaar bij het NA). Leveren al deze mogelijkheden niets op, maar is (via overlevering of uit andere bron) wel het dienstjaar en de garnizoensplaats van de militair bekend, dan is er nog een alternatief voorhanden. Met behulp van het boek van H. Ringoir, Vredesgarnizoenen van 1715 tot 1795 en 1815 tot 1940 (raadpleegbaar bij het CBG) is na te gaan welke regimenten er in dat betreffende jaar in die betreffende plaats gelegerd waren. Zodra het regiment bekend is zoek je dat op in de online archienventaris Stamboeken onderofficieren en minderen van het NA en ga je op basis van het lichtingsjaar na welke naamklapper je moet raadplegen. De naamklapper is alfabetisch geordend op de eerste letter van de achternaam en verwijst op basis van het stamboeknummer naar een speciek stamboek. De online inventaris is raadpleegbaar op gahetNA. De naamklapper en stamboekregistratie zijn op microche te bekijken op de studiezaal van het CBG. In bepaalde gevallen is in de alfabetische ordening van de naamklappers een combinatie van twee letters opgenomen. Het betreft dan steeds de eerste letter van de achternaam, gevolgd door de eerste klinker. Een naam als Schrder staat daardoor bijvoorbeeld onder So.

Historie (NIMH) van belang. Dat beschikt over persoonsdossiers van beroepspersoneel van de marine, geboren tussen circa 1865 en 1908. Deze persoonsdossiers zijn ontsloten via een index op naam, die op de website van het ministerie van Defensie kan worden geraadpleegd. Daarnaast beschikt het NIMH over een uitgebreide bibliotheek- en documentatiecollectie met betrekking tot militairen in Nederland en de voormalige kolonin.

Nederlands-Indi en West-Indi
Naast twee online onderzoeksgidsen op gahetNA is er ook een papieren gids beschikbaar voor het onderzoek naar onderofficieren en minderen van het KNIL en het leger in West-Indi: Soldaten overzee. Aanwijzingen voor het doen van onderzoek naar onderofficieren en minderen bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) en bij het leger in WestIndi (1815-1949). De bij het NA berustende stamboeken van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) hebben alleen betrekking op Europese of daarmee gelijkgestelde beroepsmilitairen en Afrikaanse soldaten. De stamboeken van de Europese of daarmee gelijkgestelde in Nederlands-Indi aangenomen dienstplichtige militairen zijn alleen in Nederlands-Indi zelf bijgehouden en nooit naar Nederland overgebracht. Dat geldt ook voor de stamboeken van het reservepersoneel en de inheemse militairen. Voor het onderzoek naar militairen die in West-Indi hebben gediend is het eveneens belangrijk om te weten of ze ter plekke of in Nederland zijn aangenomen. Wanneer dat niet bekend is, kunnen de bij het NA aanwezige pensioenregistraties uit de periode 1868-1925 uitkomst bieden. Die bevatten onder andere het stamboeknummer, aan de hand waarvan de stamboekregistratie kan worden opgespoord. Bij het begin van het onderzoek is het verstandig om een aantal zaken op een rijtje te zetten over de persoon naar wie wordt gezocht: is het een beroeps- of dienstplichtig militair; is hij in Nederland, Nederlands-Indi of West-Indi aangenomen; wat is de datum van indiensttreding en wat is de geboortedatum. De originele stamboeken zijn in te zien bij het NA, maar het onderzoek begint met de naamklappers die op microche op de studiezaal van het CBG zijn in te zien. Start met de periode waarvan je weet of vermoedt dat de indiensttreding plaatsvond en houd rekening met het feit dat de minimumleeftijd voor militairen zestien jaar bedroeg. De stamboeken van het

Voor de periode 1904-1923 is bij het onderzoek naar onderofcieren en minderen ook nog gebruik te maken van de online archienventaris Controlelijsten Landmacht. Deze controlelijsten zijn interessant omdat ze in veel gevallen uitgebreidere informatie bevatten dan de stamboeken. Hoewel er voor de militaire stamboeken op dit moment nog geen website bestaat die vergelijkbaar is met militieregisters.nl, komen er gelukkig wel steeds meer stamboeken online beschikbaar. Via FamilySearch zijn bijvoorbeeld scans te bekijken van stamboeken van onderofficieren en minderen van diverse Nederlandse legeronderdelen uit de periode 18071929. Raadpleging van deze scans gaat het makkelijkst via de website GenVer. Daar wordt op dit moment een index opgebouwd die niet alleen doorverwijst naar de scans van de stamboeken op FamilySearch, maar ook naar militairen die worden vermeld in de online indexen van het NA.

Eerst moet worden achterhaald in welk regiment de betreffende militair heeft gediend
vertoont veel hiaten. Zo ontbreekt over de periode 18301859 de registratie van het lagere marinepersoneel. Met behulp van de op gahetNA raadpleegbare online archiefinventaris Stamboeken Marine, 1813-1940 is na te gaan wat er precies bewaard is gebleven. Het zoeken naar officieren kost wederom de minste moeite. Hun namen zijn via digitale indexen ontsloten. Dat geldt gelukkig ook voor een deel van die van het lagere marinepersoneel. Deze digitale indexen zijn niet alleen via gahetNA te bekijken, maar ook raadpleegbaar met behulp van de al eerder genoemde zoekmogelijkheid op GenVer. In alle andere gevallen zul je eerst na moeten gaan in welke hoedanigheid de militair bij de marine heeft gediend (bijvoorbeeld als dienstplichtig zeemilicien). Vervolgens leiden de inventaris en de beschikbare naamklappers naar het benodigde stamboek. Voor onderzoek naar militairen die bij de marine hebben gediend is ook het Nederlands Instituut voor Militaire

Luchtmacht en marine
Het voorgaande betrof de stamboeken van de landmacht. Het zoeken naar militairen die in dienst zijn geweest bij de luchtmacht of marine wijkt daar voor wat betreft de hier behandelde periode nauwelijks van af. Wel zijn er een aantal dingen om rekening mee te houden. Met betrekking tot de luchtmacht is het belangrijk om te weten dat de gegevens van de militairen die bij dit legeronderdeel dienden in de beginjaren (vanaf circa 1913) werden opgetekend in de stamboeken van de landmacht. De stamboeken van de marine uit de periode 1813-1940 zijn niet verlmd en kunnen bij het NA worden ingezien. Deze serie

34 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 35

vrouwen en kinderen eerst

xxxxx. xxxx xxx

Geschiedenis gaat over mensen


Militieregister van Stoutenburg, met de inschrijving van Aalbert Berg, geboren 12 juni 1830 Archief Eemland

open is. Of laat ik niet overdrijven: bijna iedereen. Maar daarmee hebben we nog geen museum van de Nederlandse geschiedenis. Het Rijks is en blijft vooral een kunstmuseum.

Negentiende-eeuwse stamboekregistraties van onderofficieren en minderen Nationaal Archief

n mei 1987 bezocht ik een aantal historische musea in

KNIL en het leger in West-Indi zijn nog niet via digitale indexen ontsloten. Het Algemeen stamboek Indi is eveneens op microche raadpleegbaar bij het CBG, maar alleen voor militairen die vr 31 maart 1898 uit Nederland zijn vertrokken. De gegevens uit de periode 1898-1949 zijn namelijk nooit naar Nederland overgebracht. In het laatste geval is het Volledig stamboek nog een optie, waarvan de originelen bij het NA ingezien kunnen worden. Deze bron bevat namelijk wel gegevens van na 1898. Daarnaast komen de pensioenkaarten en -registers van de Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP) wellicht van pas. Die bevatten gegevens over ambtenaren en militairen die op 1 juli 1898 in Nederlands-Indi in actieve dienst waren. De SAIP beheert de originele kaarten en het CBG beschikt over kopien op microche. De kaarten en microches zijn niet openbaar. Wel kan schriftelijk (en tegen betaling) informatie uit de kaarten worden opgevraagd bij het CBG en de SAIP. Probeer dus zoveel mogelijk dingen uit wanneer het onderzoek vastloopt. Zo zijn in de stamboeken van het Koloniaal Werfdepot (1843-1890) af en toe inschrijvingen te vinden van militairen die zijn teruggekeerd uit Nederlands-Indi. In dat geval worden ook de loopbaangegevens uit hun KNIL-tijd vermeld.

gezet en kan bij het CBG worden geraadpleegd. De originele stamboeken berusten bij het NA. Daar zijn ook de stamboeken die niet op microche beschikbaar zijn in te zien.

Militairen na 1924
De bij het NA en CBG raadpleegbare stamboeken hebben betrekking op de periode 1813-1924. Onderzoek naar familieleden die na 1924 in dienst zijn gegaan is alleen mogelijk na contact met de afdeling semi-statische archiefdiensten (voorheen BRIOP) van het ministerie van Defensie. Op de website van het ministerie staat meer informatie en een pdf-bestand met een formulier waarmee gegevens kunnen worden opgevraagd.

Londen. Het was een soort studiereis: hoe musealiseren de Britten hun geschiedenis? Ik weet nog goed dat ik het meest onder de indruk was van de National Portrait Gallery. Daar kon je de loop van de Britse geschiedenis volgen aan de hand van een fantastische reeks portretten die chronologisch in zalen werden tentoongesteld. Opvallend was dat het begrip portret niet al te letterlijk werd genomen. Als er maar mensen waren uitgebeeld. Bovendien was het meer dan een museum vol dode mensen, want er hingen ook portretten van voetballers, popidolen en andere beroemdheden uit de wereld van nu. Het museum ging dus over geschiedenis n over de actualiteit, n het liet diverse vormen van portretkunst zien. Sindsdien heeft het idee me niet meer losgelaten dat ook wij in Nederland een dergelijk museum zouden moeten hebben. Want laten we wel wezen: geschiedenis gaat over mensen.

De beschikbare bronnen voor dit onderzoek zijn divers, maar voor de negentiende en twintigste eeuw spelen vooral de zogenoemde militieregisters en militaire stamboeken een belangrijke rol. Hoe verder vervolgens terug in de tijd, hoe schaarser helaas de gegevens worden. Bronnen: Alle internetlinks bij dit artikel zijn opgenomen in het dossier nota bene@gen. op de CBG-website. Maarten van Bourgondin is werkzaam bij de afdelingen Uitgeverij, en Onderzoek en Inlichtingen van het Centraal Bureau voor Genealogie.

We zijn ruim 25 jaar verder en Nederland-museumland heeft intussen heel wat meegemaakt. Zo is het Rijksmuseum maar liefst tien jaar vanwege verbouwing gesloten geweest vijf jaar langer dan gepland. In deze periode speelde ook een ander debacle: the rise and fall van het Nationaal Historisch Museum. Ook al riep het Rijksmuseum dat er al een NHM was het Rijks is immers onze nationale schatkamer, zowel van kunst als van geschiedenis politiek Den Haag besloot toch dat Nederland ook een apart geschiedenismuseum moest krijgen. Veel discussies later leek het erop dat het enige waarover men het eens kon worden, de plaats van vestiging was: Arnhem. En zelfs dat besluit bleef tot de laatste snik omstreden. In het najaar van 2012 werd na zon tien jaar gedoe de stekker getrokken uit het plan voor een NHM. Het Openluchtmuseum heeft nu de opdracht om de canon van Nederland tentoon te gaan stellen, in samenwerking met het Rijksmuseum van Amsterdam. En nu? Iedereen is blij dat onze nationale schatkamer weer

Moeten we onze plannen voor een geschiedenismuseum dan maar opgeven? Ja en nee. Ja, omdat we tevreden moeten zijn met het Rijks als nationale schatkamer. Nee, omdat er altijd nog dat aanstekelijke voorbeeld is van de Britse National Portrait Gallery. Op 19 december 2013 stond er een stukje in de Volkskrant waar mijn hart van opsprong. Plan voor Nederlands portretmuseum, luidde de kop erboven. Het is een idee van portretfotograaf Koos Breukel. Ook hij is enthousiast over de Londense Portrait Gallery, vindt dat we zoiets ook in Nederland zouden moeten hebben en heeft wat mensen om zich heen verzameld die het plan steunen. Op de vraag van de krant of het hem gaat lukken, antwoordt hij resoluut: Als ik ergens aan begin, dan lukt het. Desnoods hanteer ik de botte bijl. Dat klinkt strijdbaar, dat klinkt goed. En ik hoop echt dat hij gelijk heeft, en dat de nationale portrettengalerij van Nederland dan ook net zon historische dimensie gaat krijgen als de National Portrait Gallery in Londen. Geschiedenis gaat over mensen, dat weten wij genealogisch genteresseerden maar al te goed. En daarom wens ik Koos Breukel vanaf deze plek veel succes! Els Kloek
Els Kloek is historica en auteur van o.m. 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (2013)

Waar te vinden
Een omvangrijk deel van de bewaard gebleven stamboeken en naamklappers uit de periode 1813-1924 is op microche

36 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 37

xxxxx avontuur militair

DOSSIER

Ons bloed heeft gevloeid voor het Keizerrijk

De verrassende militaire avonturen van twee Roermondse rechterszonen

38 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

Napoleon op weg naar de keizerskroning, 1804. Olieverfschilderij door Jacques Bertaux (1745-1818). Museum Carnavalet, Parijs

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 39

DOSSIER

Waar demografen en sociaal-economische historici zich richten op patronen in levenslopen, weet de genealoog dat individuele levens zich verrassend vaak niets aantrekken van dergelijke patronen. De even tragische als hilarische wederwaardigheden van twee jongemannen uit Roermond vormen hiervan een sprekend voorbeeld. tekst Joost Welten

overstuur naar het huis van buurman Martin Proust, een kleermaker in de Sint Jansstraat in Roermond, een zijstraat van de chique Swalmerstraat.6 Ze vertelt hem dat haar zoon Pierre zijn vader te lijf wil gaan met een mes. Nadat ze deze mededeling heeft geslaakt, valt ze auw op de drempel. De kleermaker spoedt zich naar het huis van de familie. Onderweg komt hij Pierre Timmermans tegen, die in een furieuze toestand verkeert en god verdoomt [= verdoemt] my roept. Het incident loopt met een sisser af: rechter Timmermans mankeert niets, de auwgevallen mevrouw Timmermans is het enige slachtoffer. Elisabeth Proust, de zus van de kleermaker, verklaart dat dergelijke incidenten schering en inslag zijn bij de familie Timmermans.7

Handtekening van Pierre Timmermans op zijn paspoort, 1802. Gemeentearchief Roermond

1 Franciscus Joannes Albertus Ramaeckers is op 6 februari 1746 in Roermond geboren. Na zijn rechtenstudie in Leuven wordt hij advocaat in Roermond. Vanaf 1796 vervult hij rechterlijke functies. Hij trouwt op 27 augustus 1778 te Roermond met Maria Josephina Catharina Theresia Rosart, die in Kortrijk is geboren maar die Spaanse voorouders heeft. Joannes Michael Timmermans is op 11 januari 1751 in Roermond geboren. Hij trouwt op 30 november 1777 te s-Gravenhage met Catharina Joanna van Loenen en vestigt zich daarna als advocaat in Maastricht. Vanaf 1795 vervult hij rechterlijke functies, eerst in Maastricht en met ingang van 6 juli 1800 in Roermond. E.M.A.H. Delhougne, De leden van de Roermondse rechtbank 1800-1964, De Limburgsche leeuw 12 (1964) 1-76; H. v.d. Bruggen, Mr. Frans Ramaeckers, de eerste Roermondse rechtbankpresident (18001816), in: A.M.J.A. Berkvens, H.J.J.M. v.d. Bruggen en R.M.L.M. Magne, red., Rechtspraak in Roermond. Van Soevereine Raad naar Rechtbank Limburg (1580-2012) (Hilversum 2013) 133-138. 2 Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL) Nieuw Rechterlijk Archief (NRA) inv.nr. 1990, brief van Marson aan maire Quisthoudt van Roermond d.d. 24 november 1801. 3 RHCL NRA inv.nr. 1990, brief van Marson aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond d.d. 26 november 1801.

Dienstplichtig soldaat
Voor jongemannen die hun draai in het leven niet kunnen vinden, kan een gang naar het leger vaak geen kwaad. Dat is immers de perfecte leerschool in discipline. In Roermond bestaat aan het begin van de negentiende eeuw de dienstplicht al, in tegenstelling tot het grootste deel van het huidige Nederland, waar de dienstplicht pas per 1 januari 1811 wordt ingevoerd. Roermond is als onderdeel van de Oostenrijkse Nederlanden in 1795 ingelijfd door Frankrijk, een lot dat Holland pas medio 1810 zal treffen. Roermond is een Franse stad waar Franse wetten gelden. Dit geldt ook voor de wet op de dienstplicht die in 1798 is ingevoerd. Krachtens deze wet is iedere jongeman dienstplichtig, zodra hij de leeftijd van twintig jaar bereikt. Van alle twintigjarigen uit een plaats wordt elk jaar een aantal jongemannen opgeroepen voor de legerdienst. In vredestijd duurt de dienstplicht vijf jaar, maar ten tijde van oorlog is er geen limiet aan de duur van de dienstplicht. Pierre Timmermans wordt twintig in het jaar IX van de Franse Republiek (23 september 1800 22 september 1801). Hij neemt dan ook als dienstplichtige van de lichting van het jaar IX deel aan de loting. Deze valt samen met de loting van de jongens van de lichting van het jaar X. Roermond dient zeven rekruten te leveren voor actieve dienst en zes reservisten die later kunnen worden opgeroepen.8 In het stadhuis van Roermond trekt Timmermans een lot dat hem bestemt voor de reserve. Op 10 december 1802 volgt een militaire keuring, waarbij hij wordt goedgekeurd.9 Op 14 februari 1803 vertrekken de dienstplichtigen die hebben geloot voor actieve dienst vanuit Roermond naar hun legereenheid.10 Al in juli 1803 worden er reservisten van de lichting IX opgeroepen voor actieve dienst.11 Ook reservist Pierre Timmermans wordt iets later opgeroepen. Hoe vreemd het misschien ook moge klinken, de ouders houden Pierre nog steeds de hand boven het hoofd. Ze bieden aan om een remplaant voor zoonlief aan te trekken, die in zijn plaats naar het leger zal vertrekken. In het Franse leger hoeft een dienstplichtige namelijk niet zelf te dienen, maar mag hij ook een vervanger sturen. Er zijn altijd avonturiers te vinden die tegen betaling van een inke som geld hun geluk willen beproeven in het leger. Pierre Timmermans maakt geen gebruik van dit aanbod. Hij onderwerpt zich liever aan het militair dan aan het ouderlijk gezag.12 Hij wordt ingedeeld bij het 13e regiment dragonders, dat is gelegerd te Breda. Dragonders zijn cavaleristen die niet alleen over een sabel beschikken, maar ook over een karabijn (een musket met een verkorte loop). Dragonders kunnen zowel te paard als te voet opereren, al worden ze in de praktijk meestal als ruiters ingezet.

ranciscus Ramaeckers en Joannes Timmermans zijn in de Franse tijd beiden rechter aan de arrondissementsrechtbank van Roermond.1 Twee zonen van hen, respectievelijk Pierre Timmermans en Cosm Ramaeckers, worden allebei militair in het leger van Napoleon. Ondanks de gelijkaardige sociale achtergrond ontwikkelen de carrires van deze zonen zich in tegenovergestelde richting.

Een recalcitrante jongeman


Pierre Timmermans mogen we met recht een enfant terrible noemen. Op 24 november 1801 doet Ren Marson, die in Roermond werkt als controleur van zilverwerk en als raadsman bij de rechtbank, bij de burgemeester van Roermond zijn beklag over Pierre. Marson spreekt van een gemene streek waartoe alleen hij in staat is: elke avond worden mijn voordeur en mijn bel besmeerd met stront. Mijn vrouw en mijn jongste dochter hebben Pierre Timmermans enkele dagen in de gaten gehouden en hebben hem op heterdaad betrapt. Ik heb daarvan melding gemaakt bij de vader van Pierre Timmermans, die ervoor gezorgd heeft dat de smerigheid vier dagen lang ophield. Maar eergisteren is de vuiligheid weer begonnen, en vandaag is het wederom raak. Op het moment dat ik u schrijf zit mijn voordeur onder de viezigheid.2 De burgemeester legt de zaak voor aan de officier van justitie. Ook Marson licht de officier van justitie in, waarbij hij hem vraagt om de zaak discreet aan te pakken: ik verzoek u om u met rechter Timmermans te verstaan zodat de reden van mijn klacht wegvalt, zonder dat u de veroorzaker van de ellende publiekelijk bekendmaakt.3 Vijf dagen later trekt Marson zijn klacht in. Als raadsman kan hij rechter Timmermans, de vader van de smeerlap, beter te vriend houden, zal hij hebben gedacht.4 De officier van justitie reageert laconiek op de klacht. Hij ziet geen reden om Pierre Timmermans te vervolgen, omdat hij in het wetboek van strafrecht geen artikel aantreft dat het bevuilen van gebouwen strafbaar stelt.5 Vindt dit voorval in 1801 plaats, een jaar later komen we Pierre Timmermans wederom tegen in een niet al te fraaie rol. Op 19 juli 1802 holt mevrouw Timmermans helemaal

Ze vertelt dat haar zoon Pierre zijn vader te lijf wil gaan met een mes

4 RHCL NRA inv.nr. 1990, brief van Marson aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond d.d. 1 december 1801. 5 Gemeentearchief Roermond (GAR) Archief van kanton en gemeente Roermond 1796-1930 (AKGR) inv.nr. 409, brief van Ploem, de officier van justitie van het arrondissement Roermond, aan de maire van Roermond, d.d. 26 november 1801. 6 Het adres is bekend uit: GAR AKGR inv.nr. 3778. 7 RHCL NRA inv.nr. 1990, getuigenverklaringen afgelegd tegenover de heer Ploem, officier van justitie van het arrondissement Roermond, op 23 juli 1802. 8 GAR AKGR inv.nr. 412, besluit van Loysel, prefect van het departement Nedermaas, d.d. 23 oktober 1802. 9 GAR AKGR inv.nr. 412, brief van luitenant Mordellet, die toezicht houdt op de rekrutering in het arrondissement Roermond, aan de maire van Roermond, d.d. 8 december 1802. 10 GAR AKGR inv.nr. 412, brief van rekruteringsofficier Mordellet aan de maire van Roermond, d.d. 8 februari 1803. 11 GAR AKGR inv.nr. 414, brief van Hennequin, de plaatsvervanger van de prefect van het departement Nedermaas, aan de maire van Roermond, d.d. 9 juli 1803. 12 GAR AKGR inv.nr. 413, brief van rekruteringsofficier Mordellet aan de maire van Roermond d.d. 21 april 1803.

Desertie
De Markt te Roermond. Met waterverf ingekleurde tekening, waarschijnlijk door Alexander Frans van Aefferden. De troepen die zijn afgebeeld, zijn nationale militie (infanterie) en dragonders (cavalerie) van het Nederlandse leger. Part. coll, Amsterdam

Het Franse leger krijgt Pierre Timmermans niet in het gareel. Al snel smeedt Pierre plannen om te deserteren, een plan waarin hij ook zijn kameraden betrekt. Hij werpt zich op als leider van een collectieve desertie en eist van de andere deelnemers aan de operatie zelfs geld voor hun deelname aan de vaandelvlucht. Als goed opgeleide rechterszoon spreekt hij zowel Frans als Nederlands, waardoor hij gemakkelijk contacten kan leggen in en buiten het regiment. De desertie slaagt en Pierre Timmermans vlucht naar vertrouwd

40 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 41

DOSSIER

De rechtbank van het arrondissement Roermond (tribunal de premire instance) is gevestigd in het voormalige jezuetenklooster in die stad. Kladtekening van Alexander Frans van Aefferden uit 1815. Regionaal Historisch Centrum Limburg, familiearchief Michiels van Kessenich

terrein. Hij houdt zich op in het oosten van Bataafs-Brabant, niet ver van de streek waar hij vandaan komt. Dat hij zich in de Meierij van s-Hertogenbosch niet ontpopt als een brave burger, mag geen verrassing heten. Als deserteur kan hij onmogelijk met reguliere arbeid de kost verdienen. Het duurt niet lang of Pierre Timmermans staat bekend als de leider van een dievenbende die de Meierij onveilig maakt. De autoriteiten loven een beloning van tweehonderd gulden uit voor zijn arrestatie. Dit komt de gendarmes van de brigade van Heythuysen ter ore. Deze gewapende hoeders van het Franse gezag realiseren zich dat een voortgezet verblijf in Bataafs-Brabant onaantrekkelijk is geworden voor Pierre Timmermans. Gezien de prijs op zijn hoofd zal hij waarschijnlijk terugkeren naar de Franse Republiek, zo bedenken de gendarmes. Net over de grens in Frankrijk zal de crimineel in de koude wintermaanden onderdak zoeken bij oude bekenden. Op donderdagavond 17 januari ontvangen zij hierover een concrete tip, waarschijnlijk van douaniers. Douaniers gewapende beambten in groene uniformen zijn massaal aanwezig in de streek waar Frankrijk grenst aan de Bataafse Republiek. De grens tussen beide staten loopt hier door moeras, heide en andere woeste gronden en is slechts gemarkeerd door een greppel, plaggenhopen en een enkele grenspaal. Grensposten langs de wegen zijn er niet. Langs Bataafse zijde van de grens is er niemand die toezicht houdt. Smokkelaars hebben daardoor vrij spel, tenzij ze een patrouille van Franse douaniers tegen het lijf lopen. In Leveroy is een eenheid van deze douaniers gehuisvest. Zij beschikken over informatie dat Timmermans zich regelmatig ophoudt in de herberg van Pierre Nijs in hun standplaats, een gehucht in de gemeente Nederweert.

Herbergier Nijs kent de jongen en diens vader goed, want zij hebben in het verleden regelmatig bij hem aangelegd. Tijdens het laatste bezoek van vader en zoon Timmermans aan de herberg, heeft Pierre zijn dragonderuniform gedragen. De vertrouwelijkheid tussen waard en gast blijkt op het moment waarop de gendarmes Pierre Timmermans boeien en afvoeren. De herbergier geeft een Franse kroon een groot zilveren muntstuk aan de arrestant, zodat deze geen honger hoeft te lijden tijdens zijn detentie. De arrestant wil een schuldbekentenis tekenen voor het ontvangen geld, maar de herbergier vindt dat niet nodig. Heeft Pierre Timmermans zich pas in de ochtend van 18 januari 1805 vervoegd in de gelagkamer van Nijs in Leveroy, of heeft deze herberg voor hem vaker als verblijfplaats gediend? In het laatste geval heeft de herbergier hulp verschaft aan een deserteur, een vergrijp waarop een strenge straf staat: minimaal een jaar gevangenisstraf plus een geldboete. De dienstplicht is niet geliefd. Alleen door strenge straffen uit te delen aan dienstplichtontduikers en deserteurs en aan iedereen die hen helpt, kan de Franse staat de jongemannen tot gehoorzaamheid dwingen. Zodra dorpelingen naar de gevangenis worden geleid omdat ze dienstplichtontduikers onderdak hebben verleend of te werk hebben gesteld, neemt het animo sterk af om deze jongemannen te helpen. Om deze wetgeving uit te kunnen voeren, heeft de Franse staat op lokaal niveau een sterke arm nodig. De gendarmes militairen die politietaken uitvoeren vormen dit gewapende gezicht van de Franse staat. Zij voeren de wet op de dienstplicht uit en arresteren dienstplichtontduikers en deserteurs. De gendarmerie is efficint opgezet, met kleine brigades van ieder vijf man die op korte afstand van elkaar zijn gelegerd. Plaatsen als Heythuysen, Weert, Roermond en Maaseik huisvesten ieder een gendarmeriebrigade. De curieuze maatschappelijke positie die Pierre Timmermans inneemt als rechterszoon die op het criminele pad is beland, heeft directe consequenties voor het justitieel onderzoek naar de rol van herbergier Nijs. Formeel moet dat onderzoek worden geleid door de directeur van de jury van het arrondissement Roermond, ofwel onderzoeksrechter Timmermans. Maar hij is de vader van de opgepakte deserteur! Vanwege deze persoonlijke betrokkenheid bij de zaak, neemt een andere rechter de functie van Timmermans over. Wanneer de zaak voorkomt bij de rechtbank is rechter Timmermans evenmin van de partij. Aangezien de zaak in een drievoudige kamer wordt behandeld en er in Roermond slechts drie rechters zijn onder wie Timmermans completeert een raadsman de rechtbank als tijdelijke rechter. Deze rechters geven aan herbergier Nijs het voordeel van de twijfel. Volgens hen staat niet onomstotelijk vast dat de herbergier vr de ochtend van de arrestatie onderdak heeft verleend aan de deserteur. Bovendien hebben de gendarmes de deserteur aangetroffen in de gelagkamer, niet in een privvertrek. Van een waard kan men bezwaarlijk verwachten dat hij de antecedenten van zijn gasten controleert. Herbergier Nijs gaat vrijuit.13

Soldaat uit het 20e regiment dragonders. Ingekleurde gravure, uitgegeven door Martinet. Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Brussel

Twee gewapende gendarmes lopen de gelagkamer binnen van herbergier Nijs

13 Deze reconstructie is gebaseerd op het dossier van het proces tegen Pierre Nijs in RHCL NRA inv.nr. 1622 en op het verslag van de zitting van de rechtbank in Roermond over deze zaak in RHCL NRA inv.nr. 1589. 14 Archives Nationales (Parijs), inv. nr. F/1cIII/ Meuse Infrieure /5, adhesiebetuiging aan Napoleon van Roermondse notabelen onder wie de rechters Ramaeckers en Timmermans d.d. 9 maart 1804.

Scne in een herberg


De dag nadat de gendarmes de tip hebben ontvangen komen ze in actie. Het is vrijdag 18 januari 1805, tussen tien en half elf in de ochtend. Twee gewapende gendarmes lopen de gelagkamer binnen van herbergier Nijs. Twee collegas houden buiten de wacht. De zestigjarige herbergier schrikt zo van de komst van de gendarmes dat hij nauwelijks een glas jenever voor hen kan schenken, zoals hij zelf naderhand verklaart. Hij beseft dat de belangstelling van de gendarmes op deze winterdag niet uitgaat naar zijn zelfgestookte brandewijn, maar naar de jongeman die in zijn eentje bij de kachel zit. De herbergier heeft deze roodharige jongeman, die gekleed gaat in een blauwe boerenkiel en die zijn gezicht half verscholen houdt achter een halsdoek en een hoed, eerder op de ochtend herkend als Pierre Timmermans uit Roermond, deserteur uit het 13e regiment dragonders van het Franse leger.

Het Franse staatsapparaat in een grensstreek


De napoleontische staat is niet alleen via gendarmerie en douane stevig verankerd in de samenleving. Ook de medewerking van Fransgezinde notabelen doet een duit in het zakje. Notabelen uit de regio die we tegenwoordig Midden-Limburg noemen, committeren zich aan het Franse gezag. Dit geldt voor de vader van Pierre Timmermans, voor zijn collegas en voor andere notabelen in Roermond. Iedereen die ertoe doet in deze stad, tekent in maart 1804 bijvoorbeeld een petitie om het gezag van Napoleon te schragen na een mislukte samenzwering tegen dit staatshoofd.14 De voorzitter van de arrondissementsrechtbank van Roermond die zich op 25 april 1805 buigt over de aanklacht tegen herbergier Nijs, luistert naar de naam Franois Ramaeckers. Deze vooraanstaande persoon is een half jaar eerder waarschijnlijk uitgenodigd om namens het arrondissement Roermond de Sacre bij te wonen, de keizers-

Bereden gendarme in parade-uniform. Aquarel van Carle Vernet uit 1812. Muse de lArme, Parijs

42 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 43

DOSSIER

Een sergeant-majoor gaat met het regimentsvaandel in de hand voor in een aanval op een veldschans. Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Brussel

kroning van Napoleon in Parijs.15 Het is onduidelijk of rechter Ramaeckers de plechtigheid in eigen persoon bijwoont, of dat hij zijn negentienjarige zoon Cosm Ramaeckers de honneurs laat waarnemen. Het is zelfs mogelijk dat beiden op 2 december 1804 in Parijs acte de prsence geven. De stad Roermond mag naar dit evenement twee jonge gardes dhonneur afvaardigen, die zelf hun uniform mogen betalen.16 Slechts een handvol jongemannen is nancieel in staat om dit erebaantje te vervullen, zodat de kans groot is dat Cosm Ramaeckers een van de twee gelukkigen is. Volgens een familietraditie is hij althans present in Parijs. Terwijl Pierre Timmermans in december 1804 ergens ronddoolt in de Bataafs-Franse grensstreek, is Cosm Ramaeckers op 2 december dus waarschijnlijk aanwezig bij de Sacre. Hij zal onder de indruk zijn. Alleen al de omvang van de Franse hoofdstad imponeert. Terwijl Roermond in 1804 nog geen vierduizend inwoners telt, wonen in Parijs ongeveer zevenhonderdduizend mensen. Na Londen is het verreweg de grootste stad van Europa. Napoleon spaart op deze dag kosten noch moeite om de grandeur van zijn heerschappij te tonen. Langs de route van paleis naar kerk staan aan weerszijden rijen militairen, die het publiek op gepaste afstand houden. In de stoet zelf rijden zeven- achtduizend cavaleristen in parade-uniform, waarbij de militaire kapellen van de diverse eenheden voor muzikaal vertier zorgen. Het is een pompeuze bedoening, al zijn de omgangsvormen toch niet heel erg stijf. Een palfrenier die achter op de koets van Napoleon staat, springt bijvoorbeeld van de koets wanneer hij een bekende langs de weg ziet staan. Hij begroet hem even en springt daarna weer op de voor hem bestemde plank.17

Een grenadier (links) en een fuselier (rechts) van het 16e regiment lichte infanterie van het leger van Napoleon. Aquarel. Brown University, Providence, USA

Een militaire carrire


Na zijn verblijf in Parijs meldt Cosm Ramaeckers zich als vrijwilliger voor het Franse leger. Hij wordt ingelijfd in het 112e linieregiment, dat speciaal is opgezet voor vrijwilligers uit de Zuidelijke Nederlanden. We mogen het aan de goede connecties van zijn vader toeschrijven dat Cosm reeds op 24 maart 1805 wordt benoemd tot tweede luitenant, de laagste officiersrang. Het is in het leger van Napoleon zeer ongebruikelijk dat iemand die geen militaire ervaring heeft en die evenmin een officiersopleiding heeft doorlopen, meteen een officiersrang krijgt. Waar rechter Ramaeckers zich in het voorjaar van 1805 dus trots kan laten voorstaan op de militaire bliksemcarrire van zijn zoon, moet rechter Timmermans in het reine komen met het spoor van destructie dat zijn zoon heeft achtergelaten. Aanvankelijk is Cherbourg de standplaats van Cosm Ramaeckers, maar in het voorjaar van 1806 vertrekt het 112e regiment naar Bordeaux en Bayonne om daar de kust te bewaken. In oktober 1806 krijgt het regiment een andere rol. Via Clermont-Ferrand, Lyon, Grenoble en de tweeduizend meter hoge Mont-Cnis-pas marcheert het naar zijn nieuwe standplaats, de vestingstad Alessandria in de Povlakte.18 Lang blijft Cosm Ramaeckers daar niet, want op 23 juni 1807 wordt hij overgeplaatst naar het 3e lgion de rserve de lintrieur, dat is gelegerd in Rennes. Cosm, die inmiddels is bevorderd tot eerste luitenant, mag daar rekruten gaan opleiden. De legioenen in totaal vijf vormen een buitenbeentje in het leger van Napoleon. Ze zijn in het leven geroepen om een schending van de conscriptiewetgeving te maskeren. Officieel wordt een jongeman pas op zijn twintigste verjaardag dienstplichtig, maar op 7 april 1807 heeft Napoleon alvast tachtigduizend man van de lichting van het jaar 1808 opgeroepen. Deze jongens zijn op dat moment pas achttien of net negentien jaar oud. Om de kritiek op deze maatregel te pareren, brengt hij de achttienjarige jongens voorlopig niet onder bij reguliere eenheden die aan het front worden ingezet, maar bij legioenen die uitsluitend in het binnenland opereren.19 Ook deze schijn van legaliteit houdt niet lang stand. Hoewel Napoleon naam maakt als wetgever, laat hij zichzelf nooit de wet lezen. Op 16 oktober 1807 richt hij een legerkorps op, met generaal Dupont als commandant. Diverse bataljons van de eerdergenoemde legioenen deelt hij in bij dit korps. Ook Ramaeckers en zijn mannen spoeden zich naar Bayonne, de standplaats van dit korps, waar ze op 16 november arriveren. Nauwelijks zijn ze daar aangekomen, of ze krijgen de opdracht om Spanje binnen te trekken. Dat de jongens nog geen twintig zijn, doet er opeens niet meer toe. Deze voorhoede de eerste divisie marcheert eerst naar Vittoria, maar trekt daarna die-

20 L.J. Wagr, Les prisonniers de Cabrra. Souvenirs dun caporal de grenadiers (1808-1809) (Parijs 1902) 65-187.

15 Franois Bernard van de Renne heeft de Sacre bijgewoond als president van het kiescollege van het kanton Roermond, zo vermeldt hij op 2 juni 1805 in een brief. RHCL NRA inv.nr. 1993. Ramaeckers stond als president van de arrondissementsrechtbank hoger in de rangorde van Roermondse notabelen, zodat de kans groot is dat hij inderdaad werd uitgenodigd voor de keizerskroning. RHCL Frans Archief inv.nr. 986. 16 GAR AKGR inv.nr. 416, brief van Liger, onderprefect van het arrondissement Roermond, aan de maire van Roermond, d.d. 25 augustus 1804, met als bijlage een besluit van de onderprefect van dezelfde dag. 17 J. Cabanis, Le Sacre de Napolon. 2 dcembre 1804 (Parijs 1994) 219. 18 E. Cruyplants, Histoire illustre dun corps belge au service de la Rpublique et de lEmpire: la 112e demi-brigade: ctes de lOcan, Italie, Espagne, 11e Corps de la Grande Arme, 1803-1814 (Brussel 1902) 82-83. 19 G. Valle, La conscription dans le dpartement de la Charente (17981807) (Parijs 1937) 565-569.

per het binnenland in, via Burgos, Madrid en Toledo. De bevolking beziet de komst van de Franse troepen argwanend, maar van een openlijke strijd is nog geen sprake. Dat verandert op 2 mei 1808, als Madrid en in zijn kielzog heel Spanje, in opstand komt. Het is duidelijk geworden dat het Spaanse koningshuis het eigen land onder druk van Napoleon heeft verraden en de macht aan de Fransen heeft overgedragen. Een groot deel van de bevolking accepteert dat niet. Wanneer generaal Dupont met zijn betrekkelijk kleine voorhoede inclusief Cosm Ramaeckers op 7 juni 1808 Crdoba bereikt, in het uiterste zuiden van Spanje, is zijn positie penibel geworden. Deze voorhoede is ver verwijderd van Franse versterkingen in het achterland. Dupont besluit daarom naar Bailn op te trekken om de communicatie met zijn tweede divisie te herstellen. Daar stuit hij evenwel op een Spaans leger dat hem de weg verspert. Na een kort doch fel gevecht ziet generaal Dupont geen andere uitweg dan overgave. Volgens de capitulatie van 21 juli 1808 mogen de Franse krijgsgevangenen naar Frankrijk terugkeren, maar de Spanjaarden houden zich niet aan deze afspraak. De krijgsgevangenen worden eerst ondergebracht op schepen in de haven van Cdiz en worden later onder gruwelijke omstandigheden vastgehouden op Cabrera, een eiland ten zuiden van Mallorca. Afgezien van de krijgsgevangenen woont er niemand. De gevangenen worden als dieren aan hun lot overgelaten. Als alles goed gaat, arriveert elke vier dagen een schip met eten. Kleren of schoenen voeren de Spanjaarden niet aan, zodat de duizenden krijgsgevangenen na verloop van tijd nagenoeg of volledig in hun nakie rondlopen.20

Jeugdig enthousiasme
Tijdens zijn diensttijd correspondeert Cosm Ramaeckers regelmatig met zijn ouders in Roermond. Deze brieven zijn niet bewaard gebleven. Na de nederlaag in de veldslag bij Bailn stopt hij met de briefschrijverij, omdat postverkeer over de linies heen onmogelijk

Cosm Ramaeckers schrijft van 30 juni 1809 tot en met 12 april 1810 in totaal vier schriftjes vol met zijn belevenissen als napoleontisch officier en krijgsgevangene in Spanje. Naderhand bindt hij deze in n boekje in. Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Brussel

44 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 45

DOSSIER

Franse rechters dragen rond 1800 halange zwarte togas, met daarop een driekleurig lint, in de kleuren van de Franse vlag. Ingekleurde gravure van Labrousse uit 1796. Brown University, Providence, USA

is. Met terugwerkende kracht noteert hij zijn ervaringen in schriftjes. Cosm doet dit in de vorm van denkbeeldige brieven aan zijn ouders. Deze Franstalige schriftjes zijn in 1925 door een nazaat geschonken aan het Legermuseum in Brussel, waar ze nu nog zijn.21 We treffen in deze geschriften een jeugdig enthousiasme voor de oorlogvoering aan, dat op de huidige lezer naef overkomt. Juist daarom is het belangrijk om er kennis van te nemen. Anders begrijpen we niet welk een ontzag en enthousiasme er anno 1808 bestaan voor Napoleon en zijn leger. Deze vurigheid komen we bijvoorbeeld tegen in de levendige beschrijving die Cosm geeft van een militaire actie, waar hij in de zomer van 1808 aan deelneemt. Generaal Dupont heeft net het commando gegeven om een brug in de buurt van Crdoba stormenderhand te veroveren. Cosm schrijft: Meteen klinkt van alle kanten de kreet de brug op, lawaai van het kanon, geweervuur, tamboers die het signaal tot de aanval roffelen, geschreeuw van opgewonden soldaten, gekerm van gewonden, gehinnik van paarden, de aanblik van stervende mannen, een wolk van rook en stof, vermengd met de geur van het kruit, vormden een geheel dat de zintuigen op allerlei manieren raakte. Maar alles was ondergeschikt aan de drang om te winnen en het verlangen om zich te onderscheiden. Over een officier die de dood vindt door voorop te lopen bij de bestorming van de brug die zo-even ten tonele is gevoerd, schrijft Cosm: Wat een mooie dood. Gelukkig zij die de gelegenheid vinden om zich te onderscheiden. Men krijgt niet altijd die kans. Tijdens de veldslag in Bailn op 19 juli 1808 dicht Cosm zichzelf een heldenrol toe: Ik zou er een arm voor hebben gegeven om het Lgion dhonneur te verwerven, maar dat moment was voor mij nog niet aangebroken. Vanaf het eiland Cabrera waar hij als krijgsgevangene verblijft, richt hij zich denkbeeldig tot zijn ouders in Roermond: Als ik gedood word, kunnen jullie zeggen: ons bloed heeft gevloeid voor het Keizerrijk, en in plaats van terneergeslagen te zijn, zullen jullie juist trots kunnen zijn op dit verlies. Hoewel deze uitspraken een hoog retorisch gehalte hebben, vormen ze toch meer dan een curiosum. Napoleon heeft in zijn leger met succes een militaire cultuur gecreerd met vaderlandsliefde, eer en glorie als centrale elementen. Op alle mogelijke manieren stimuleert hij soldaten om heldendaden te verrichten. Cosm is beslist niet de enige militair die glorie een hoger goed vindt dan behoud van lijf en leden.22

Militaire cultuur
De ontberingen die hij als krijgsgevangene meemaakt, laten Cosm evenwel een lagere toon aanslaan. Bij een Oostenrijkse gezant probeert hij in het gevlei te komen door te vermelden dat hij geboren is in Roermond, destijds onderdeel van de Oostenrijkse Nederlanden. Schaamteloos probeert hij voorspraak te verkrijgen op grond van het feit dat hij geen geboren Fransman is. Maar terwijl Cosm zich stilaan niet meer zon standvastig aanhanger van de Franse keizer toont, is hij in zijn geboortestad Roermond uitgegroeid tot een held. Wanneer de puissant rijke Henry Joseph Michiels van Kessenich op 18 februari 1808 officieel wordt genstalleerd tot nieuwe burgemeester van Roermond, stelt hij meteen een daad. Na zijn installatie in de Roermondse raadszaal kondigt de nieuwe maire zijn eerste besluit af: in de raadszaal zal hij portretten van vier beroemde stadgenoten laten plaatsen. De eerste persoon die deze eer waardig is, is Cosm Ramaeckers. Hij krijgt deze blijk van waardering als de eerste van Roermonds zonen die de graad van officier heeft behaald in het leger van Zijne Majesteit de Keizer & Koning.23 Niet alleen in het oude Frankrijk, maar ook in een Nederlandstalige uithoek van Napoleons keizerrijk bloeit een militaire cultuur op. De sporen hiervan treffen we van hoog tot laag aan. Zelfs sommige dienstplichtige soldaten zijn trots op hun metier, zoals blijkt uit de portretten die ze van zichzelf laten maken in uniform.24

21 De weduwe Adam-Ramaeckers schenkt de in een boekje ingebonden schriftjes op 31 oktober 1925 aan het Legermuseum in Brussel. Deze cruciale informatie over de vindplaats van het document ontbreekt in de overigens voortreffelijke uitgave van het geschrift door J.R. Cayron in: Carnets de la Fourragre, XII, nr. 2 (juni 1956) 77-106, nr. 3 (september 1956) 165-184 en nr. 4 (december 1956) 255-282. Deze publicatie is integraal opgenomen in de bundel Du Tage Cabrera. Souvenirs de deux lieutenants et dun caporal (Parijs 1999). 22 Het standaardwerk op dit terrein is: M.J. Hughes, Forging Napoleons Grande Arme. Motivation, military culture, and masculinity in the French army, 1800-1808 (New York 2012).

Huwelijksplannen in een uithoek van Europa


De ommezwaai van Cosm heeft het gewenste effect. Doordat hij zich niet langer als een napoleontische held in de dop voordoet, maar als een Oostenrijks onderdaan die per abuis in het Franse leger is terechtgekomen, laat de Spaanse junta hem vrij. Op 30 december 1809 zet hij koers naar Cagliari op Sardini. Vermomd als matroos vaart hij vervolgens op een schip onder Russische vlag naar het Franse eiland Corsica. Sardini is in oorlog met Frankrijk, zodat een normale reis uit den boze is.

Op 14 november 1810, zeven maanden na zijn aankomst in Bastia, krijgt Cosm een aanstelling in het regiment Isembourg, een Duits regiment in het leger van Napoleon dat in 1811 wordt hernoemd tot het 2e rgiment tranger. Het feit dat Ramaeckers de Duitse taal beheerst, speelt allicht een rol bij deze benoeming. Hij dient met dit regiment in het koninkrijk Napels, een satellietstaat van Frankrijk. In 1813 wankelt het rijk van Napoleon, zeker wanneer Oostenrijk zich in augustus voegt aan de zijde van de geallieerden: Rusland, Pruisen, Engeland en Zweden. Met het 2e rgiment tranger trekt Ramaeckers naar het noorden van Itali om daar de opmars van Oostenrijkse troepen te blokkeren. Op 7 oktober 1813 wordt hij na een gevecht om de strategisch gelegen plaats Mhlbach in Zuid-Tirol krijgsgevangen genomen door Oostenrijkse troepen. Ditmaal komt Ramaeckers niet weg met het verhaal dat hij oorspronkelijk een Oostenrijkse onderdaan is. Zijn krijgsgevangenschap zit hij ver van het front uit, in de Servische stad Sid, in de grenszone van het Habsburgse rijk. In de vroege negentiende eeuw hebben krijgsgevangen officieren een grote bewegingsvrijheid, zolang ze op erewoord beloven om niet te ontsnappen. Ze mogen dan deelnemen aan het sociale verkeer en zijn vaak een graag geziene gast in de betere kringen. Dit geldt ook voor Cosm, want anders is niet te verklaren dat hij zijn hart verpandt aan Josephine von Homer, een vrouw uit het naburige Vukovar (tegenwoordig Kroati). Gezien haar naam behoort zij tot de Duitstalige elite die de bestuurlijke ruggengraat vormt van het Habsburgse Rijk. Blijkbaar is het Cosm menens, want hij vraagt zijn ouders permissie om met Josephine in het huwelijk te treden. Op 27 juni 1814 verlenen zijn ouders deze toestemming per notarile akte, voor alle zekerheid zowel in het Frans als in het Latijn.25 De datum wijst erop dat Cosm deze toestemming in mei heeft gevraagd. Het nieuws van de val van Napoleon op 11 april 1814 heeft zich snel verspreid over Europa. Nu de oorlog voorbij is, kunnen krijgsgevangenen weer corresponderen met hun verwanten in den vreemde. Om onbekende redenen ziet Cosm vrijwel meteen af van zijn huwelijksplannen. Hij wacht de ouderlijke toestemming niet eens af. Al op 24 juli 1814 meldt hij zich in Frankrijk weer bij het leger, zodat het bijkans onmogelijk is dat hij in de tussentijd in Servi de documenten uit Roermond heeft ontvangen. Het ligt evenmin voor de hand dat hij zijn verloofde heeft meegenomen naar Frankrijk. Op 29 augustus 1815 krijgt Cosm van zijn ouders andermaal toestemming om in het huwelijk te treden, nu met Marie Anne Moriau uit Brussel.26 Ditmaal voegt hij wel de daad bij het woord. Cosm heeft per 1 december 1814 ontslag genomen uit Franse dienst en dient per 10 december van dat jaar als officier in het nieuwe Nederlandse leger. In de slag bij Waterloo ontbreekt hij, zodat hem het leed blijft bespaard om tegen oude kameraden te strijden. Op 29 januari 1824 gaat hij met pensioen, waarna hij zich met zijn vrouw terugtrekt in Thorn, in de buurt van Roermond.27 Een oom van hem, Joannes Ramaeckers, is al decennia lang pastoor van dit dorp, wat wellicht meespeelt bij de keuze voor deze plaats. Cosm neemt zich voor om hier zijn memoires te redigeren met het oog op een publicatie, maar hij laat ze uiteindelijk onberoerd.28 In 1830 kiest hij opnieuw voor een militaire carrire, ditmaal aan de zijde van de Belgische opstandelingen. Vier jaar later, op 21 februari 1834, overlijdt hij in Brussel. De levens van de Roermondse rechterszonen Cosm Ramaeckers en Pierre Timmermans zijn heel verschillend verlopen. De een wil een held worden, de ander wil niet deugen. Toch heeft de keuze voor een militair bestaan in beide gevallen voor verrassingen gezorgd. In het leger van Napoleon weet geen enkele militair waar hij aan toe is. Avontuur is er het enige wat standaard is. Wat er met Pierre Henry Louis Joseph Timmermans na zijn arrestatie is gebeurd, is nog in nevelen gehuld. De kans is evenwel reel, dat hij het napoleontische avontuur heeft overleefd en er met terugwerkende kracht ook nog trots op was.29

Cosm vraagt zijn ouders permissie om met Josephine in het huwelijk te treden

23 RHCL Familiearchief Michiels van Kessenich inv. nr. 113, brief van de gemeenteraad van Roermond aan de prefect van het departement Nedermaas d.d. 25 februari 1808. 24 J. Welten, In dienst voor Napoleons Europese droom. De verstoring van de plattelandssamenleving in Weert (Leuven 2007) 353-365. 25 De door de rechtbank van het arrondissement Roermond bekrachtigde Latijnse vertaling is pas op 1 juli 1814 gereed. GAR Notarieel Archief (NA) inv.nr. 10.105, minuutakte met volgnr. 116 van notaris Dirix d.d. 27 juni 1814. 26 GAR NA inv.nr. 10.11, verwijzing naar akte van notaris Dirix te Roermond met volgnr. 140 d.d. 29 augustus 1815. 27 Zijn vrouw Maria Anna Moriau bevalt op 2 april 1825 in Thorn van een dochter, die evenwel slechts vijf maanden leeft. 28 Legermuseum Brussel, inventaris 17, doos 8, inv.nr. 292, notitie van 7 januari 1825. 29 Op 20 februari 1858 ontvangt de in 1780 in Maastricht geboren Pierre Joseph Timmermans de Sint Helenamedaille, bestemd voor veteranen uit het leger van Napoleon. Op dat moment woont hij in Schaerbeek. Aanvullende gegevens zijn moeilijk te vinden, omdat de papieren van de burgerlijke stand van de gemeente Schaerbeek verloren zijn gegaan door een brand in het gemeentehuis op 17 april 1911.

Historicus Joost Welten schrijft boeken over de Franse tijd, zoals Met Napoleon naar Moskou. De ongelooijke overlevings tocht van Joseph Abbeel (Leuven 2011: uitgeverij Davidsfonds).

46 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 47

portret & verhaal

De ingenieurs Kiers: genieofficieren in dienst van de Staat

DOSSIER

De van oorsprong Groningse familie Kiers bracht drie officieren van het korps genie voort. De bekendste van hen was Klaas Willem Kiers (omstr. 17221759), die zoals is te zien op een klein ivoren miniatuur de jonge prins Willem V (1745-1808) de beginselen van het vestingbouwen heeft bijgebracht (afb. 1). Kiers bijzondere album amicorum, dat in 1938 gelijktijdig met het miniatuur door het Groninger Universiteitsmuseum werd aangekocht, geeft een interessant beeld van zijn opleiding, carrire, leven aan het hof en maatschappelijke contacten. Aert Schouman tekende hierin in 1753 zijn portret (afb. 2). In het leven van Kiers speelde stadhouder Willem IV een belangrijke rol. De prins had een grote belangstelling voor natuurwetenschappen en technische studies. Hij creerde aan zijn hof in Den Haag honoraire functies met een wiskundige inslag, waarvan Klaas Willem Kiers die van ingenieur-modellist kreeg toebedeeld. Mogelijk zijn de door hem gemaakte modellen zoals die zijn vermeld in de inventaris van de stadhouder in de Franse tijd naar Parijs gebracht en daar gebleven. Bekend is dat Kiers in de periode 1750-1751 twee kaarten en een tekenboek met ruim honderd gedetailleerde vestingtekeningen van Nijmegen samenstelde. Ook tekende hij de vestingen van Naarden en Namen. Hij was zowel landmeter als ingenieur en werd in 1753 als luitenant benoemd in dienst van de Staat. In zijn album amicorum worden tal van zijn ingenieuze vindingen geprezen, varirend van ventilatiesystemen voor het veldhospitaal en verlichting voor een laboratorium tot een salpetermolen. Eind 1757 besloot Klaas Willem de Staatse dienst te verlaten om zich in Amsterdam te vestigen als zeepzieder en chemisch ondernemer. Toen hij twee jaar later plotseling overleed, liet hij een buitenplaats aan de Amstel met een indrukwekkende boedel achter. Klaas Willem Kiers werd op 9 oktober 1759 in de Eilandskerk te Amsterdam begraven. Na zijn uitdiensttreding nam zijn jongere broer Adecco Willem (1736-1804) het stokje over. Tevredenheid over zijn inzet tijdens zijn opleiding en zijn inspanningen werd in november 1757 beloond met een benoeming tot luitenant ingenieur in het genie regiment. Vervolgens kreeg hij in 1758 de opdracht tot het voltooien van een model van de stad Namen, een taak die oorspronkelijk aan zijn broer was toegekend. De militaire carrire van Adecco Willem Kiers vorderde gestaag en hij werd in 1768 benoemd tot kapitein-luitenant.

Klaas Willem Kiers


Adecco Willem werd in 1777 tot kapitein en op 26 september 1778 tot majoor bij het Departement van Staats-Brabant langs de Westerschelde bevorderd. Ondanks zijn hoge rang bemoeide Kiers zich nog met het traditionele handwerk van de ingenieurs, zoals blijkt uit de kaart van fort Rammekens aan de Schelde uit 1785 die aan hem wordt toegeschreven. In 1792 werd Kiers luitenant-kolonel-directeur. Deze hoogste post van zijn regiment vervulde hij tot het einde van zijn dienstbetrekking in Staatse dienst in 1795. Addeco Willem overleed in zijn woonplaats Bergen op Zoom op 5 augustus 1804. De minst bekende militair ingenieur uit de familie Kiers was Adecco Willems jongste zoon Ebbo Willem van Volbergen Kiers (1774-1836). Hij werd in 1790 benoemd tot 2de luitenant in het korps genie en diende het Staatse leger tot 1795. De komst van de Fransen betekende ook het einde van deze kleine dynastie.
Sabine Craft-Giepmans conservator bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie

Gegevens voor deze bijdrage zijn ontleend aan: F. van Til, Archimedes in kundigheit, Ulisses in beleit, Achilles in dapperheit. Het Album Amicorum van Klaas Willem Kiers (c. 1722/1759), ingenieur-modellist van stadhouder Willem IV, Studium 6 (2013) nr. 2, 61-78. S.E. Craft-Giepmans, Ingenieur Kiers, leraar vestingwerken van Willem V, RKD Bulletin, Bijdragen voor Rudi Ekkart (december 2012) 18-23.

48 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 49

molukkers in het leger

DOSSIER

Voor Nederland en Oranje!


Molukse militairen waren van oudsher zeer gewild in het Nederlandse koloniale leger, vanwege hun moed en trouw aan het Nederlandse gezag. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog en de jaren die daarop volgden onderscheidden zij zich in het verdedigen van de Nederlandse belangen. Vorig jaar kregen enkelen van hen postuum een militaire onderscheiding uitgereikt. tekst Ron Habiboe
Een adellijke krijger van Manipa (F. Valentijn); kapitein Jonker zou hiervoor model hebben gestaan Brigade Marechaussee (1893)

e jaren 1870-1914 staan bij historici bekend als de periode van het moderne imperialisme. Verschillende, internationaal concurrerende Europese mogendheden waren druk doende om hun koloniale bezit uit te breiden. Tijdens deze wedloop kwamen vrijwel geheel Afrika, Oceani en grote delen van Azi onder Europees bestuur. De Europese mogendheden maakten bij deze koloniale expansie dikwijls gebruik van lokale etnische bevolkingsgroepen, die in de woorden van de Amerikaanse sociologe Cynthia Enloe werden bestempeld als martial race: moedige en vaardige strijders. Uit deze groepen werden militairen gerekruteerd voor het koloniale leger. Zij kregen een speciale, bevoorrechte behandeling om hun loyaliteit te winnen en te behouden. Zo beschikte het Britse leger in India bijvoorbeeld over de Ghurkabrigade, een aantal elite-eenheden samengesteld uit Nepalese militairen. Nederland had in Nederlands-Indi zijn zogeheten Amboineesche militairen.

Ambonese militairen
Tot ongeveer 1870 beperkte de Nederlandse koloniale aandacht in de Indische archipel zich hoofdzakelijk tot het eiland Java. Op de andere eilanden was het Nederlandse bestuur veelal begrensd in kleine koloniale enclaves. Deze zogeheten buitengewesten waren van aanzienlijk minder economisch en politiek belang voor Nederland. Al aan het begin van de negentiende eeuw ondernam het Indische gouvernement pogingen om meer militairen op Ambon te werven. Zo werd het handgeld voor hen verschillende malen verhoogd, waardoor een Ambonees ongeveer tweemaal zoveel handgeld kreeg als een Javaan of Soendanees. Ambonese onvrede over laakbare ronselpraktijken hadden echter tot gevolg dat de Ambonese formatie in het koloniale leger meer en meer moest inkrimpen. Dat het leger de formatie van Ambonese militairen in het koloniale leger graag wilde uitbreiden, hield verband met hun verworven naam als het meest

gevechtswaardige deel van het leger. De tot dan toe bekendste Molukker die voor de Nederlanders had gevochten, stond bekend als kapitein Jonker (omstr. 1630-1689). Hij was de zoon van een vorst van het eilandje Manipa en tijdens de jaren 1656-1683 vocht hij met een compagnie Ambonezen mee met de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Zo vocht Jonker in Ceylon en tal van plaatsen in de Indische archipel. Hij onderscheidde zich hierbij als een trouwe, strijdvaardige en succesvolle bondgenoot van de VOC. Voor zijn bewezen diensten in Ceylon kreeg Jonker in 1672 een gouden doos met daarin een op perkament geschreven akte van traktementsverhoging. Enkele jaren later bewees de VOC nogmaals hulde aan Jonker: hij kreeg een gouden penning ter waarde van driehonderd rijksdaalders. Ook tijdens de negentiende eeuw, tot in 1873, doorliepen Ambonezen een opmerkelijke militaire loopbaan in het koloniale leger. De meest opmerkelijke was wel Joseph Rakarias (1812-1867). Op Java geboren uit Ambonese ouders, werd hij op zijn dertiende jaar als tamboer opgenomen in het leger. Joseph

maakte zijn eerste krijgsverrichtingen mee in de Java-oorlog (1825-1830) en er volgden nog vele expedities. Na een reeks van bevorderingen volgde in 1858 uiteindelijk zijn promotie tot 1e luitenant der infanterie. In 1865 werd hij bovendien alsnog benoemd tot ridder der 4e klasse van de Militaire Willemsorde, wegens zijn den Lande bewezen bijzondere diensten en zijn schitterende daden. Joseph was niet getrouwd met zijn partner, maar na zijn dood kreeg zijn dochter toch tot haar achttiende verjaardag een speciale maandelijkse graticatie van het gouvernement van vijftien gulden, als beloning voor de schitterende daden van haar vader.

met hernieuwde kracht ingezet. Opnieuw gingen de handgelden voor Ambonezen enkele malen omhoog. Echter, eerst nadat er speciale voorrechten werden gepresenteerd, leverde de werving een positief resultaat op. Zo werd Ambonezen een pensioen in het vooruitzicht gesteld. Bij de standaarduitrusting voor Ambonese militairen kwam schoeisel.

In 1896 begon de werving vrucht af te werpen


Er kwamen speciale Ambonse scholen voor de kinderen van Molukse militairen en de legerleiding schonk meer aandacht aan de gemeenschappelijke godsdienst die de christen-Molukkers met Nederland deelden. In 1896 begon de werving vrucht af te werpen. Dat jaar tekenden ruim duizend Molukkers voor het koloniale leger. Hierna volgde een zodanige toeloop van Molukse militairen dat de werving enkele jaren werd stopgezet.

De Atjeh-oorlog (1873-1914)
De Nederlandse koloniale expansie werd in 1873 ingeluid door de Atjeh-oorlog. In de jaren die volgden, werd ook op andere plaatsen in de buitengewesten het voorheen nominale Nederlandse gezag nu ook daadwerkelijk gevestigd. Witte plekken op de bestuurlijke landkaart van Nederlands-Indi raakten ingekleurd. Aan het begin van de Atjeh-oorlog werd de werving van militairen in de Molukken

In 1917 telde het NederlandschIndische leger in totaal ruim 39.000 man. Hieronder waren 8.649 (Indo-) Europeanen, 17.854 Javanen, 9.503 Amboineeschen en ruim 3.000 Soendanezen en andere landaarden. De legerleiding rekende echter niet alleen Molukkers tot Amboineesche militairen maar ook Menadonezen (Sulawesi). Van de 9503 Amboineeschen waren slechts 3519 man daadwerkelijk afkomstig van de Ambonse eilanden. Het betrof hier weliswaar nog geen tien procent van het leger, maar de totale bevolking van de Ambonse eilanden telde slechts enkele tienduizenden. Het Oost-Indische leger zag aanvankelijk weinig kans om Atjeh te onderwerpen, maar in 1890 kwam er verandering in de situatie met de oprichting van het zogeheten Korps Marechaussee van Atjeh en Onderhoorigheden. Het betrof een korps van ruim tweehonderd man die opereerden in kleine zelfstandige

50 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 51

DOSSIER
nu inmiddels sergeant 1e klasse, voor andere krijgsverrichtingen geridderd met de Militaire Willemsorde 4e klasse. Philip Latukonsina trekt ook om een andere reden de aandacht. Zijn familienaam komt oorspronkelijk uit het islamitische dorp Pelauw op het eiland Haruku, maar Philip was een christen en ook zijn ouders, hoogstwaarschijnlijk Petrus Latukonsina en Jacoba Berhitu, waren christenen. Philip trouwde met de christelijke Rebecca Uktolseja. Waarschijnlijk was Philips vader, grootvader of andere voorvader oorspronkelijk moslim en is hij christen geworden, wat in de Molukken gezien de scheiding tussen beide geloofsgemeenschappen een opvallende keuze is. Tijdens de Atjeh-oorlog werd de Militaire Willemsorde 4e klasse in totaal aan tweehonderd marechaussees toegekend. De helft van hen waren (Indo-)Europeanen. Onder de anderen bevonden zich ruim tachtig Ambonese marechaussees van wie er vijfenveertig, een kwart van het totaal, daadwerkelijk afkomstig waren van de Ambonse eilanden. Twee Ambonese marechaussees zijn bovendien geridderd met de Militaire Willemsorde 3e klasse: H. Salawono (1908) en Th. Nussy (1911). In het Gedenkboek van het Korps, op de namenlijst van gesneuvelde marechaussees (1892-1910) die begraven zijn op de militaire begraafplaats Peutjoet in Atjeh, komen eveneens talrijke Ambonese namen voor. Bijna een derde van de bijna 165 genoemde marechaussees betreft Ambonezen die hun loyaliteit aan Nederland hebben bekocht met hun leven. Veel van deze Molukse familienamen vinden we overigens tegenwoordig terug in Nederland, zoals Halatu, Latul, Nanlohij, Polnaja, Reawaru, Sahetapy, Sekewael, Soumokil, Tahapary en vele andere.

brigades die een contraguerrilla voerden. De brigades werden geleid door Europese officieren en enkele Europese en niet-Europese onderofficieren, en bestonden geheel uit Amboineesche en Inlandse marechaussees. Het korps groeide in 1899 uit tot ruim 1200 man en het keerde de strijd in Atjeh uiteindelijk in het voordeel van Nederland. Met de zogeheten pacicatie van Atjeh in 1914 bakende Nederland zijn aaneengesloten koloniale rijk in Indi af langs de grenzen van het Indonesi zoals wij dat nu kennen. Molukse militairen in het koloniale leger hebben hier in belangrijke mate aan bijgedragen.

Het korps groeide in 1899 uit tot ruim 1200 man


geant 1e klasse. In 1900 wist Semuel zich speciaal te onderscheiden bij een verrassingsaanval op de Atjehse versterking bij Gunung Meu. Hij drong als eerste de versterking binnen en wist daarbij vier vijanden uit te schakelen. Voor deze actie ontving Semuel in 1901 de Militaire Willemsorde 4e klasse. Ook de Ambonese marechaussee Philip Latukonsina, ongetwijfeld een goede bekende van Semuel Hukom, want uit hetzelfde geboortejaar 1878 en eveneens oorspronkelijk afkomstig van het eiland Haruku, werd ingezet bij de oorlog in Atjeh. In 1904 trok hij samen met overste G.C.E. van Daalen door het Gajo-gebied. Tijdens de bestorming van het zwaar versterkte dorp Badak traden verschillende Ambonese marechaussees op de voorgrond, zoals J. Sopacuaperu, P. Wattimury en sergeant J. Anakotta. Allen ontvingen hiervoor de Militaire Willemsorde 4e klasse. Ook Philip Latukonsina onderscheidde zich hier door zijn moed. In 1912 werd Philip,

Van links naar rechts Semuel Hukom, Philip Latukonsina, Koos Pattinama, Ventje Hukom

Ambonese marechaussees
Tal van Ambonese marechaussees hebben zich tijdens de Atjeh-oorlog onderscheiden als overtuigde verdedigers van de koloniale belangen van Nederland in Indi, als bondgenoten van Nederland en het koningshuis. Een van hen is Semuel Hukom, oorspronkelijk afkomstig van het dorp Oma op het buureiland van Ambon, Haruku. In 1894 tekende Semuel in Ambon, op vijftienjarige leeftijd, als fuselier voor het koloniale leger. Hij werd al snel ingezet bij de strijd in Atjeh waar zijn speciale verrichtingen hem het Eereteken voor belangrijke krijgsbedrijven 18731896 Atjeh opleverde. De Atjeh-oorlog was in volle gang en Semuel klom op naar de rang van Amboineesch ser-

De Tweede Wereldoorlog
Toen in januari 1942 de eerste Japanse troepen in Nederlands-Indi landden, was de Tweede Wereldoorlog ook in Indi een tastbaar feit. Indi werd min of meer onder de voet gelopen. In maart capituleerde het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Molukkers speelden op veel plaatsen in Nederlands-Indi een rol in het verzet tegen de Japanse bezetting. Een van de bekendste Molukse verzetslieden

Onderwerping van Gajo-hoofden door Van Daalen, 1904

is wel sergeant 2e klasse KNIL Julius Tahija, die met een klein detachement van dertien KNIL-militairen in juli 1942 een grootscheepse Japanse landing in Saumlaki op het eiland Tanimbar wist af te slaan. Hij werd hiervoor in september 1942 benoemd tot ridder 4e klasse der Militaire Willemsorde. Op het eiland Sumatra werden in 1942 verschillende regionale verzetsgroepen actief die bekend stonden onder de verzamelnaam De Rode Zakdoek (Maleis: Sapu Tangan Merah). De naam verwijst naar de speciale rode zakdoeken die op de Ambonse eilanden worden gebruikt als bescherming tegen persoonlijk onheil en zij duidt tevens op de belangrijke inbreng van Ambonezen in het verzet. Een van de verzetsleiders in Sumatra was de Molukse sergeant 1e klasse infanterie KNIL, Jacobus Anthonij (Koos) Pattinama. Hij werd op 17 mei 1906 in Ambon geboren en was oorspronkelijk afkomstig van het dorp Oma op het eiland Haruku. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak was Koos Pattinama gelegerd in Padang, waar hij met zijn vrouw en dochters verbleef. Hij opereerde hier als leider van de regionale zogeheten Sluippatrouille rond Padang en Fort de Kock aan de westkust van Sumatra. Een van zijn medeverzetslieden binnen de Sluippatrouille was de Molukse sergeant 1e klasse Infanterie KNIL, Frits (Ventje) Sefried Gustaaf Hukom. Ventje Hukom, overigens geen zoon van de eerder genoemde Semuel Hukom, werd op 26 december 1904 in Koeta Radja (Atjeh) geboren en was evenals Pattinama oorspronkelijk afkomstig van het dorp Oma.

Eind 1942 werden Pattinama en Hukom verraden


De voornaamste activiteiten van zowel Sapu Tangan Merah als de Sluippatrouille waren het verzamelen van gegevens rond de sterkte en positie van de Japanse troepen en het treffen van voorbereidingen voor een eventuele geallieerde landing. Eind 1942 werden Pattinama en Hukom verraden. Samen met enkele andere verdachten werden zij naar Singapore getransporteerd waar zij op 25 april 1943 werden gexecuteerd. De lichamen van beiden zijn nooit teruggevonden.

Naar de soevereiniteits overdracht


Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 kreeg het Nederlandse gezag nauwelijks kans om zich te bezinnen op de inrichting van een naoorlogs Nederlands-Indi, want twee dagen na de overgave proclameerden Indonesische nationalisten, onder leiding van Soekarno en Hatta, de onafhankelijke Republiek Indonesi. Niet veel later openden groepen fanatieke Indonesische nationalisten de jacht op Europeanen en anderen die zich nauw verbonden voelden met Nederland,

onder wie groepen Molukkers. Deze periode, die ook wel bekend staat als de Bersiap-periode, duurde tot in 1946. Nederland wilde niet toegeven aan de aspiraties van de Indonesische nationalisten, maar de twee zogeheten politionele acties die het Nederlands gezag weer moesten herstellen, hadden niet het gewenste resultaat. Onder druk van de Verenigde Naties haalde de Nederlandse regering bakzeil en droeg zij op 27 december 1949 de soevereiniteit over aan de Verenigde Staten van Indonesi. Tijdens de Bersiap-periode (19451949) speelden Molukkers een belangrijke rol bij de bescherming van (Indo-)Europeanen en Molukkers. Veel Molukse militairen vochten bovendien mee tijdens de politionele acties. Er is nog nauwelijks onderzoek verricht naar de rol van Molukse KNIL-militairen tijdens deze chaotische periode; hun geschiedenis ligt nog grotendeels verborgen in militaire stamboeken en ander archief- en bronnenmateriaal. Hun rol als verdedigers van Nederlandse belangen in Nederlands-Indi leeft vooral voort in de verhalen van ooggetuigen en bij de kinderen en kleinkinderen van de toenmalige Molukse militairen.

Postume erkenning
Drie jaar geleden stelde de inmiddels 86-jarige luitenant-kolonel b.d. Jacques Z. Brijl zichzelf tot doel om aan oud-militairen die bereid zijn geweest om offers te brengen voor Nederland

52 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 53

DOSSIER

cbg weet raad


verzet in plaats van trouw aan Nederland. Bovendien laat Van Kaam diverse Molukkers aan het woord die tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesi expliciet de kant van de Indonesische nationalisten hadden gekozen. Inmiddels is het bij een breder publiek bekend dat niet alle Molukkers in Nederlands-Indi zich altijd loyaal aan Nederland hebben betoond. Toch lijkt het te ver gaan om het beeld van de eeuwenlange Molukse trouw aan Nederland simpelweg af te doen als een mythe, zoals Van Kaam suggereert. Tijdens de Pattimuraopstand vochten er immers ook Ambonezen mee aan Nederlandse zijde. Zo werd de 2e luitenant infanterie Matheus Thomas Pietersz uit Saparua in 1818 nog speciaal onderscheiden met de Militaire Willemsorde 4e klasse voor zijn bijdrage aan het neerslaan van de opstand. Minder gelukkig waren Salomon Dias en Bartholomeus Telusa, twee Ambonese fuseliers van het Nederlandse leger in Indi die om het leven kwamen. Ze staan vermeld op de Staat van gekwetste en gesneuvelde burgers in 1817, een document in het Nationaal Archief van Indonesi. Tijdens de dekolonisatie van Indonesi waren er inderdaad Molukkers die de kant van de Indonesische nationalisten hadden gekozen. Aan de andere kant hebben Molukse militairen tot aan de soevereiniteitsoverdracht van Indonesi in belangrijke mate bijgedragen aan de vestiging, consolidatie en de verdediging van het Nederlandse gezag in de Indische archipel. Het is deze groep van voornamelijk christelijke Molukkers in Nederlands-Indi die het beeld van de Ambonese trouw aan Nederland en Oranje hebben mee bepaald. Deze band heeft eraan bijgedragen dat er in 1951 circa 3500 Molukse militairen met hun gezin naar Nederland kwamen voor een tijdelijk verblijf.

Algemene dossiers en familieadvertenties


Met de voortschrijdende beschikbaarheid in databases van gegevens uit de burgerlijke stand en de DTB ben je ook als CBGer steeds meer geneigd om bij een vraag om informatie eerst die databases te raadplegen in plaats van de eigen verzamelingen. Dat dit niet altijd verstandig is, bleek toen we de volgende vraag moesten oplossen. Dit jaar bestaat onze organisatie 125 jaar. Graag zouden we iets meer willen weten over de oprichter van het oorspronkelijke bedrijf. We weten helaas alleen zijn naam en de plaats waar hij werkte: Pieter van der Graaf in Rotterdam. Kunt u ons helpen? Voorheen begonnen we het onderzoek met een rondgang door onze eigen bibliotheek en algemene verzamelingen, zoals de familieadvertenties en de algemene dossiers op familienaam. TegenDan maar woordig wenden we ons meestal eerst tot WieWasWie en/of De terug naar het Digitale Stamboom. Dat deden we in dit geval ook, echter zonder eenvoudige bruikbare informatie te vinden. handwerk in het Dan maar terug naar het eenvoudige handwerk in het CBG-depot. bleek een gouden greep. In het algemene dossier op de naam CBG-depot Dat Van der Graaf vonden we een envelopje met drie advertenties, in 1891 en 1892 geplaatst door P. van der Graaf Azn uit naam van de rma VAN DER GRAAF & CO te Rotterdam. De toevoeging Azn aan de naam vormde een waardevol gegeven voor het verdere onderzoek. Gezocht moest dus worden naar een Pieter van der Graaf met een vader wiens voornaam met een A begon. Daarna ging het snel. In de familieadvertenties vonden we enkele overlijdensberichten uit 1912 van een Pieter van der Graaf Azn. En advertentie was ondertekend door de weduwe, een andere door de procuratiehouders van de rma Van der Graaf & Co. Dan weet je dat je beet hebt. Pieter van der Graaf overleed in december 1912 in Amsterdam,
ruim vijftig jaar oud. Hij was gehuwd met mevrouw H. van den Ende. In De Digitale Stamboom en WieWasWie vonden we zoekend op de combinatie van deze familienamen de vermelding van hun huwelijk in Kralingen op 30 april 1885. Vader Van der Graaf bleek Arie te heten. Met behulp van de collectie persoonskaarten en persoonslijsten en ook weer de familieadvertenties bleek het mogelijk om een schat aan informatie te vinden over de nakomelingen van Pieter van der Graaf en Hendrika van den Ende. Ook hun zonen hadden een groot deel van hun werkzame leven doorgebracht bij het door hun vader begonnen bedrijf. Ten slotte kwamen uit het algemene dossier ook nog uittreksels van de geboorte- en overlijdensakte van Pieter van der Graaf tevoorschijn.

een eervolle onderscheiding uitgereikt te krijgen. Zo werd vorig jaar, op zijn voordracht en bemiddeling, door het ministerie van Defensie aan twee Molukse KNIL-militairen postuum het Mobilisatie-Oorlogskruis toegekend vanwege hun verzetsactiviteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het gaat hier om de sergeanten 1e klasse Koos Pattinama en Ventje Hukom. Omdat de inhoudelijk meer toepasselijke Verzetsster OostAzi niet meer wordt uitgereikt, heeft het ministerie gekozen voor het meer algemene Mobilisatie-Oorlogskruis met een speciale vermelding op het bijbehorende certicaat. Voor beide militairen werd de postume onderscheiding in ontvangst genomen door een dochter. Allebei die dochters waren destijds nog erg jong, maar zij herinneren zich nog goed dat hun vader afscheid van hen nam, en dat zij verwachtten hem niet veel later weer thuis te zien komen. Achteraf bleek het een denitief afscheid te zijn geweest. Zij hebben hun

Overhandiging Oorlogskruis door burgemeester Jan Broertjes aan mw. A. Sekewael-Pattinama, dochter van J.A. Pattinama. Beilen, 18 juni 2013 (Foto: M. Sekewael)

Zij hebben hun vader niet meer teruggezien


vader niet meer teruggezien en kregen later te horen dat hij was gexecuteerd door het Japanse bezettingsleger.

Literatuur
M.H. du Croo, Marechaussee in Atjeh (Maastricht 1943). Cynthia Enloe, Ethnic soldiers. State security in divided societies (Athens University of Georgia Press 1980). Gedenkboek van het Korps Marechaussee van Atjeh en Onderhoorigheden, 18902 april 1940, uitgegeven ter gelegenheid van het gouden jubileum van het Korps Marechaussee (Korps Marechaussee 1940). L.F. van Gent, Nederland-Ambon (18981921) (Balai Poestaka 1924). B.R. Immerzeel en F. van Esch (red.), Verzet in Nederlands-Indi tegen de Japanse bezetting 1942-1945 (Den Haag 1993). Ben van Kaam, Ambon door de eeuwen (Baarn 1977). Franois Valentijn, Oud en Nieuw OostIndin II (Dordrecht/Amsterdam 1724) H.C. Zentgraaff, Atjeh (2e druk, Batavia z.j.).

Door de eeuwen trouw


In zijn boek Ambon door de eeuwen uit 1977 presenteert journalist Ben van Kaam een ander beeld van Molukkers dan, zoals hij aangeeft de door-de-eeuwen-trouw-mythe zoals Nederlanders en Molukkers (tot dan toe) doen geloven. Het betreft hier het beeld van een eeuwenlange trouw van Ambonezen aan Nederland en het vorstenhuis van Oranje. Van Kaam nuanceert dit beeld door onder meer de zogeheten Pattimuraopstand in 1817 in herinnering te brengen, een opstand van Molukkers tegen het terugkerende Nederlandse koloniale bestuur na enkele jaren van Brits tussenbestuur in de Molukken (1796-1803 en 1810-1817). Hier was dus sprake van

Sytske Visscher Ron Habiboe is historicus en freelance onderzoeker. Hij werkt momenteel aan een proefschrift over de Molukkers in Den Haag vanaf 1900.

Medewerkers van de afdeling Onderzoek en Inlichtingen van het CBG behandelen in deze rubriek telkens een interessante genealogische vraag die zij kregen voorgelegd.

54 gen.

DOSSIER MILITAIRE VOOROUDERS

gen. 55

beelddragers

Westerstraat, Amsterdam omstreeks 1931

Films en negatieven
Onderzoek naar de familiegeschiedenis beperkt zich niet tot de harde feiten uit papieren archiefbestanden. Ook fotos en lmbeelden kunnen veel vertellen over een familie. Met de snelle opvolging van beelddragers is het echter wel zaak dit materiaal zodanig te bewaren dat het ook voor volgende generaties nog leesbaar is. tekst Martine Zoeteman-van Pelt en Sytske Visscher

Ook een stukje familiegeschiedenis

egelmatig etsen wij samen vanuit ons werk in Den Haag naar onze gemeenschappelijke woonplaats Leiden. Onderweg praten we liefst zo min mogelijk over de dagelijkse werkpraktijk. Wel komen allerlei daaraan gerelateerde onderwerpen aan bod. Zo bleek dat we allebei beschikken over een groot aantal oude super-8 lmpjes, videobanden en negatieven. We stelden elkaar de vraag wat we van plan waren daarmee te doen. Gewoon in de kast laten liggen vonden we beiden geen serieuze optie. Als je maar lang genoeg wacht is het materiaal z broos geworden dat het vanzelf uit elkaar valt en de videobanden kunnen niet meer worden afgespeeld doordat de benodigde apparatuur al lang geleden is ingestort. En dat is jammer, want die lmpjes en negatieven evenals natuurlijk de nog oudere fotos zijn ook onderdeel van onze familiegeschiedenis. Ze geven extra kleur aan de kale feiten die we vinden in het papieren familiearchief en kunnen onze verhalen zo mooi illustreren.

Een familiedag van de familie Visscher was in 2012 voor Sytske de aanleiding om de super-8 lms die haar schoonvader en zijzelf in de jaren tachtig hadden gemaakt, aan elkaar te plakken tot een chronologisch geheel. Dat leverde ruim negen banden met in totaal 241 minuten familiesentiment op. Niet alleen de (klein)kinderen Visscher en hun inmiddels ook in de familie opgenomen partners waren enthousiast bij het zien van de schokkerige geluidloze beelden uit nog niet eens zo lang vervlogen tijden. Hn kinderen vonden het ook prachtig om hun ouders bij (over)opa en (over)oma in de kwekerij annex tuin tussen de kweektabletten te zien ravotten en om diezelfde overopa daarin aan het werk te zien. De super-8 lmpjes vormen maar een deel van het Visscher-erfgoed. Van de andere kant van de familie zijn er enkele tientallen zwart-wit negatieven van fotos uit de jaren twintig en dertig, door opa Koch in Amsterdam en Putten met een zogenaamd boxje gemaakt en zelf ontwikkeld. Hoewel ze altijd netjes in een album hebben gezeten zijn de fotos inmiddels toch wel wat beschadigd. Zelf

scannen van die fotos leverde helaas scans op met krassen en oneffenheden.

Kopie op leesbare drager


De super-8 lms van het gezin Zoeteman lagen nog steeds boven in een kast in het ouderlijk huis. Martines vader had omstreeks 1970 zijn echtgenote een lmcamera gegeven. Maar eigenlijk was vooral hij degene die er mee lmde. Daarnaast zorgde hij ervoor dat de oorspronkelijke lmcassettes van vijf minuten na ontwikkeling aan elkaar werden geplakt (letterlijk, met speciaal plakband) tot lms van ongeveer drie kwartier tot een uur. Zon twintig jaar geleden, bij een van de laatste lmavondjes, maakte Martine een overzichtje van wat er op de lms te zien was. Weer een paar jaar later ging de projector kapot. Een intensieve zoektocht op Marktplaats leverde wel soortgelijke maar helaas niet meer goed werkende projectors op. Zo bleven de lms jarenlang liggen. Inmiddels had ze wel de babylms van haar oudste dochter, die eind jaren negentig geboren werd, overgezet van VHS naar digitaal. Direct toen het mogelijk was, sloot ze haar videocamera aan

56 gen.

gen. 57

Amsterdam-Noord omstreeks 1928

Still uit bruiloftslmpje, jaren zeventig

Still uit lmpje, jaren zeventig

op de nieuwe DVD-speler en kon zo alles digitaliseren. Vervolgens realiseerde ze zich dat er toch k eens iets gedaan moest worden met haar eigen baby- en kinderlms. Al pratend besloten we er een gezamenlijk project van te maken. Martine ging via internet op zoek naar mogelijkheden om zelf te scannen en/of het te laten doen. Wij bleken al snel uiteraard niet de enigen te zijn die bezig waren met het (opnieuw) bereikbaar maken van oude familielmpjes, fotos en negatieven. In The New York Times publiceerde Bertram Lyons op 5 juni 2013 het artikel Tips on Archiving Family History, part 2, waarin hij speciek ingaat op vragen over het conserveren van lms en fotos. Lyons benadrukt twee zaken. Het is van belang om ook voor de toekomst de originele

lms en negatieven in goede staat te houden. Een eerste vereiste hierbij is dat ze in elk geval donker en droog bewaard worden. Voor het goed conserveren van bewegende beelden is echter mr nodig dan alleen bewaren. Want wat hebben de volgende generaties over honderd jaar aan puntgave lms, wanneer er nergens meer een projector voorhanden is die ze af kan spelen? Of als videorecorders niet meer zijn aan te sluiten op de nieuwste televisietoestellen? Als die er dan nog zijn. Daarom is het belangrijk om tevens een bekijkbare kopie op een leesbare drager te hebben. Meestal volstaat het om na twee nieuwe generaties van beelddragers de lms weer eens te converteren of om te zetten, om technisch bij te blijven voor de toekomst. Met zon ingebouwde pauze omzeil je

bovendien technische eendagsvliegen als bijvoorbeeld de Blu-ray disk, die bij het grote publiek nog niet echt is aangeslagen. Bijkomend voordeel is ook nog dat de wet van de remmende voorsprong weinig invloed heeft.

Zelf lms inrijgen


Terug naar de praktijk van nu: we gaan onze lms en negatieven (laten) scannen. Maar hoe en waar? Allereerst is het nodig om te inventariseren om hoeveel meter lm het gaat. Op de lmspoel staat een aanduiding, waardoor je kunt inschatten hoeveel meters of in de Anglosaksische maat feet je hebt aan lm. Tel al die meters of feet bij elkaar op. Het bedrijf waar je je materiaal laat scannen kan dat aantal later omzetten in minuten lm, want dat is de eenheid waarop de kosten van digitalisering worden berekend. Vervolgens is het de vraag met welke onderneming je in zee gaat. Er zijn er vele. Via de fotozaak op de hoek is digitaliseren vaak wel mogelijk. Meestal zullen zij de lms echter per post opsturen naar een centrale. Omdat wij het risico dat ons kostbare materiaal in de post zou zoekraken absoluut wilden vermijden, zochten wij naar een zelfstandig bedrijf in de regio, waar wij zelf de lms en negatieven konden inleveren en ook weer ophalen. Zo kwamen wij terecht bij de rma Trigger in Nieuwegein. Niet alleen de goed verzorgde website met uitgebreide

We zagen mooie beelden uit het verleden terug, inmiddels overleden familieleden lopen over ons beeldscherm
toelichting en voorlichting over de vele opties trok ons aan. Meer nog werden we gelokt door de mogelijkheid de lms zelf te scannen met de Flashscan. Na een telefonische afspraak daar aangekomen, bleek het inrijgen van de lms in de machine toch vrij ingewikkeld. Bovendien kun je zelf alleen scannen in de eenvoudige SD-kwaliteit. Wil je een hogere kwaliteit dan moet je het werk toch aan de specialist overlaten. Daarbij komt, zo vertelde een medewerker van Trigger, dat mensen die hun lms bij het bedrijf zelf scannen, de beelden vaak heel lang niet meer hebben gezien. Zij zitten dan enthousiast te kijken naar wie er op staat, terwijl de professional ziet dat er al vijf minuten boven in beeld een balk verschijnt, die digitaal weggepoetst kan worden. Uiteindelijk kozen we ervoor het bedrijf onze lms in HD-kwaliteit te laten scannen. Het scannen van fotos kun je thuis goed doen met de scanopties van een all-in-one printer. Daarnaast zijn er

Amateurlm Platform
Steeds meer archiefdiensten en musea hebben belangstelling voor lm- en fotomateriaal van particulieren. Sinds 2002 worden wereldwijd jaarlijks de Home Movie Days gehouden. In vervolg op de Nederlandse Home Movie Days lanceerden het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum, het Gronings AudioVisueel Archief en het Stadsarchief Rotterdam in 2013 gezamenlijk

in samenwerking met het publiek. Acquisitie gebeurt het Amateurlm Platform. door actieve crowdsourcing: Doel van dit platform is de online en real time tijdens lacunes in de amateurcolde jaarlijkse Home Movie lecties van Beeld en Geluid Days in het Amsterdamse en de partners op te vullen. lmmuseum Eye. Via een De nadruk ligt op videoma- aanmeldformulier op de teriaal uit de periode tussen website kunnen lms 1980 en 2005, in binnen- en die al op YouTube staan buitenland gemaakt door worden aangeboden, Nederlanders. Amateurbeel- maar ook kun je rechtden uit deze periode ontbre- streeks lms uploaden. ken in vrijwel ieder archief. Zie voor meer informatie Dergelijk materiaal kan www.amateurlmplatform.nl alleen verzameld worden

tegenwoordig ook goede dia- en negatievenscanners op de markt. Nadeel van deze scanners is echter dat slechts n formaat dias en n formaat negatieven gescand kan worden. Voor de oudere formaten negatieven 6x9, kleinbeeld, half-kleinbeeld en andere afwijkende formaten worden geen raampjes meegeleverd. Daarom liet Sytske door Trigger ook de ruim 250 negatieven uit de collecties van haar grootvader en haar ouders overzetten naar digitale bestanden. Scannen op een hoge resolutie is het beste, al kost dat uiteraard meer geheugenruimte. Let daarbij op wat Bertram Lyons in The New York Times aangeeft: het is belangrijk om negatieven en afbeeldingen niet alleen in JPEG-formaat op te slaan, maar ook in een ongecomprimeerd bestand (zoals bijvoorbeeld TIFF). Want telkens als je een JPEG opslaat, wordt deze gecomprimeerd en daardoor minder gedetailleerd.

Kleurenfoto op briefkaartformaat
Na een paar weken konden we de lms, de negatieven en de aangeleverde externe harddisk met daarop de digitale kopien ophalen. Het heeft ons beiden een paar honderd euro gekost, maar we zijn erg blij met de resultaten. We zagen mooie beelden uit het verleden terug, inmiddels overleden familieleden lopen over ons beeldscherm. Om de lms verder te verwerken kocht Martine het videobewerkingsprogramma Corel Video Studio Pro X6, maar er zijn diverse andere programmas op de markt. Met dit pro-

gramma kunnen de lms digitaal in stukjes geknipt worden en kun je er teksten aan toevoegen, waardoor het idee ontstaat van de oude geluidloze speellms. Zo kun je voor familieleden aparte lms samenstellen van beelden die juist voor hen interessant zijn. Ook is het mogelijk om van losse lmbeeldjes zogenaamde stills te maken. Naast de zwartwit fotos van het huwelijk van haar ouders heeft Martine nu ook een mooie kleurenfoto op briefkaartformaat, die ze maakte van een beeldje uit een heel kort kleurenlmpje dat op die bijzondere dag gemaakt werd. Om onze scans op te slaan hadden we zelf een lege harddisk van 2TB ingeleverd. Voor vertrek kregen we ook nog het dringende advies om direct na thuiskomst het digitale materiaal op minimaal n maar bij voorkeur twee andere dragers op te slaan. De ene drager kun je thuis bewaren en gebruiken om het materiaal te bewerken. De andere drager kun je bij iemand anders in bewaring geven, waardoor het risico van verlies of diefstal een stuk kleiner wordt. En niet alleen dat doemscenario beperk je op die manier. Ook een harde schijf kan zomaar dienst weigeren. Met twee kopien achter de hand ben je dan niet plotseling al je dierbare en duur gescande beelden kwijt.

Martine Zoeteman-van Pelt en Sytske Visscher zijn werkzaam bij de afdeling Onderzoek en Inlichtingen van het CBG

58 gen.

gen. 59

onderzoek

De verjaardag van Jan de Jong


Jan de Jong, veel Nederlandser kun je niet heten, zo lijkt het. De familienaam De Jong is de meest voorkomende naam in Nederland, ongeveer 85.000 Nederlanders hebben deze achternaam. En de voornaam Jan is weliswaar al een tijdje qua populariteit over zijn hoogtepunt heen, er zijn nog steeds 200.000 mannen en 15 vrouwen die die naam dragen. tekst Leendert Brouwer beeld Bert Verhoeff
Afname van de naam Jan (1880-2010)

Varkenshouder Jan de Jong


copyright CBG/Meerteninstituut

eer vrouwen gaan met een afgeleide vorm door het leven, zoals Jantje (25.000), Jantina (7500), Jansje (6000), Jantine (2500) en Jantien (2000). De naam Jan is een roepnaamvorm van de Bijbelse naam Johannes en is eeuwenlang veelvuldig als doopnaam gegeven. Dat de naam De Jong de meest voorkomende naam is, is aan de ene kant wel begrijpelijk, maar het is ook merkwaardig. Laat het geen domper op de feestvreugde zijn in huize De Jong, maar gezegd moet worden dat de achternaam De Jong eigenlijk geen naam is. Het is een toevoeging waarmee een familielid of buurtgenoot van een ander met dezelfde voornaam en dezelfde toenaam werd onderscheiden, zoals men nu junior afgekort tot jr. achter een naam plaatst. Dan gaan we terug tot de tijd dat veel mensen nog geen vaste familienamen

hadden, maar men wel met een patroniem geregistreerd werd waaraan men kon zien wat de voornaam van de vader was, of in mindere mate de voornaam van de moeder; een metroniem. Men heette bijvoorbeeld Cornelis Jansz of Cornelia Jansdr, dat wil zeggen Cornelis de zoon van Jan en Cornelia de dochter van Jan. Of Claes Aagten: Klaas de zoon van Agatha. Zo kon het voorkomen dat vader en zoon dezelfde namen hadden, waarbij de een zich toch van de ander moest onderscheiden: bijvoorbeeld Rombout Romboutsz de Oude en Rombout Romboutsz de Jonge. In de periode waarin het Koninkrijk der Nederlanden ontstond kreeg ook de burgerlijke stand vorm. Al onder Franse heerschappij werd de bevolkingsadministratie dankzij de instelling van een gemeentelijke burgerlijke stand verbeterd. De bevolking werd in 1811-1812 in de gelegenheid gesteld om een vaste familienaam aan te nemen, op het grootste deel van het grondgebied van het huidige Nederland had men echter al een achternaam, dus ging men daar niet naar het stadhuis om er een in een naamsaannemingslijst te laten vastleggen. Of zon achternaam nu alleen maar een patroniem was, een beroepsaanduiding of een ander soort bijnaam, en of hij almaar anders gespeld werd, dat deed er kennelijk niet zo toe. Gaandeweg bleef er dankzij het erfelijkheidsprincipe van de burgerlijke stand binnen gezinnen en hun nakomelingen nog maar n naam over die van generatie op generatie in exact dezelfde spelling overging. Zo versteenden patroniemen, dat wil zeggen dat volgende generaties ook Jansen (= zoon van Jan) gingen heten hoewel hun vader geen Jan was. Familienamen zijn fossielen die herinneren aan een actualiteit in een ver verleden. Jansen is de meest voorkomende familienaam die op een patroniem

teruggaat. Daarom mogen we veronderstellen dat Jan in vroeger tijd absoluut de populairste roepnaam moet zijn geweest. Ook de toevoeging de Jong werd tot familienaam gemaakt. De grote frequentie van deze naam laat zich echter vooral verklaren door het feit dat de familienaam in 1811 massaal daar werd aangenomen waar de mensen wl naar het stadhuis gingen om een naam te laten registreren: in Friesland, en in nog enkele streken waar veel mensen nog geen vaste achternaam hadden, zoals de Veluwe. Nu wankelt de naam De Jong als de meest Nederlandse. Hierboven is al een vraagteken gezet achter de historische status van De Jong als naam maar er kan toch moeilijk ontkend worden dat zoveel mensen De Jong heten. In geograsch opzicht kan evenwel betwijfeld worden dat De Jong de meest Nederlandse is omdat het toch vooral een Friese naam is. Op de verspreidingskaart van de naam De Jong zien we weliswaar dat deze naam ook veel voorkomt in de Randstad, maar we mogen aannemen dat daar veel Friese immigranten uit de laatste twee eeuwen onder zijn. Beduidend dunner is de naam langs de Nederlandse oostgrens verspreid. Dat Jan de Jong zon oer-Nederlandse naam is of lijkt, is eigenlijk het gevolg van een tijdsopname van beperkte duur. In de traditionele samenleving van vr 1960 deed Jan het heel lang goed. Maar daarna komt de naam al gauw niet meer voor in de top-tien van de populairste jongensnamen. Je mag dan ook veronderstellen dat de verjaardag van Jan de Jong geen kinderfeestje meer is. Dat de naam De Jong al zo lang de meest voorkomende familienaam is, is te danken aan een snapshot in 1811. Zullen al die Friese gezinshoofden er destijds aan gedacht hebben dat

de toenaam waarmee zij functioneel bekend waren in hun eigen kleine gemeenschap, en die zij uit onverschilligheid maar op het stadhuis lieten bevestigen, twee eeuwen later nog steeds zou worden gedragen door nakomelingen die zich over de Randstad en de hele wereld hebben verspreid? Waarschijnlijk niet. Maar wie weet maakt ene Jan de Jong op zijn verjaardag van de gelegenheid gebruik om op te merken dat hij weliswaar zeer gesteld is op zijn Nederlandse identiteit, maar toch ook uniek wil zijn: hij gaat het geld dat hij voor zijn verjaardag heeft gekregen besteden aan een naamswijziging! Hij wil geen De Jong meer heten, hij wil niet altijd maar een junior blijven, hij wil zichzelf zijn met een aparte door hemzelf gecreerde naam. En dat mag hij. Niet iedereen in Nederland kan zomaar zijn naam wijzigen omdat hij dat wil, maar als je een naam hebt die zo veel voorkomt dat iemands identiteit erdoor aangetast wordt, dat er hinderlijk sprake kan zijn van persoonsverwisseling, dan kan hij toestemming krijgen voor een wettelijke naamswijziging bij Koninklijk Besluit. Jan de Jong heet voortaan Jan Big, Jan Gitaar, Jan Jonogmeer, enzovoort. Lang leve Jan de Jong!
Bronnen: Nederlandse Voornamenbank (http://www.meertens.knaw.nl/nvb/), Nederlandse Familienamenbank (http:// www.meertens.knaw.nl/nfb/). Dit artikel en de bij dit artikel gebruikte fotos van Bert Verhoeff zijn ook opgenomen in: Bert Verhoeff, NL (uitg. Lecturis Eindhoven 2013) 34,50 Leendert Brouwer is verbonden aan het CBG als onderzoeker voor de Nederlandse Familienamenbank

Gitaarleraar Jan de Jong

60 gen.

gen. 61

kijk op bronnen 11

l in de Middeleeuwen beschikte een vorst over een eigen leger, ridders die hij kon oproepen in tijden van oorlog, maar ook na die tijd beschikten vorsten nog voornamelijk over legers huursoldaten. Deze militairen waren niet in vaste dienst, maar werden aan het eind van een campagne of jaar ontslagen. Zij kwamen uit landen als Engeland, Schotland, Zwitserland en Duitsland. De militairen echter die deel uitmaakten van garnizoenen in steden waren wel in vaste dienst.

Onderzoek naar militairen vr 1795


Ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden, de periode tot 1795, bestond er nog geen dienstplicht in ons land. Het leger bestond voornamelijk uit huurlingen.
tekst Yvonne Prins foto CBG

Links en literatuur
Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie: www.nimh.nl Het Legermuseum: www.legermuseum.nl H.L. Zwitser, De militie van den Staat: Het leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden (Amsterdam 1991). Artikelen over de registratie van militairen in Gens Nostra XXVII (1972) 353-394 en XXVIII (1973), 30-60 en 357-416 en XXXIX (1984) 249-263. Gegevens over Zwitserse militairen zijn gepubliceerd in: Murray Bakker Albach, De Zwitserse regimenten in Staatse dienst 1693-1797, Gens Nostra XLII (1987) 254-289. Over Schotse militairen is gepubliceerd in het Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en in de Brabantse Leeuw, vermeld in Gens Nostra XXVII (1972) 386-387. F.J.G. ten Raa, F. de Bas en J.W. Wijn, Het Staatse leger 1568-1795 (Breda/Den Haag 1911-2013). H. Ringoir, Afstammingen en voortzetting der Infanterie (Den Haag 1977). H. Ringoir, Afstammingen en voortzettingen der Cavalerie en Wielrijders (Den Haag 1977), Afstammingen en voortzettingen der Artillerie (Den Haag 1979), Afstammingen en voortzettingen der Genie en Trein (Den Haag 1980), Hoofdofficieren der infanterie van 1568 tot 1813 (Den Haag 1981), Nederlandse generaals van 1568 tot 1940 (Den Haag 1981).

Officieren
Het oppergezag over het leger hadden de Staten-Generaal, die nauw samenwerkten met de stadhouder, die de opperbevelhebber van het leger was. De hoogste officieren werden door hen benoemd. De Raad van State, een ander overheidsorgaan, hield zich bezig met de uitvoerende taken op het gebied van defensie. De Raad was verantwoordelijk voor werving, monstering, betaling en ontslag van de troepen en had de zorg voor de bevoorrading en het onderhoud van het leger. Dit was onderverdeeld in infanterie, cavalerie en artillerie, waaronder tot 1688 de genie was ondergebracht. De hoogste officieren werden door de Staten-Generaal benoemd en de lagere door de Raad van State. Werving van soldaten gebeurde door algemene troepenwerving of door het sluiten van verdragen voor de levering van complete regimenten met een buitenlandse vorst. Hoe weet je nu dat een voorouder militair was? Meestal door een vermelding in een kerkelijke doop- of trouwinschrijving van voor 1795. Maar hoe kom je meer te weten over deze voorvader?

Eerst is het belangrijk om te weten welke rang hij had. Over officieren is veel meer te vinden in de archieven dan over een gewone soldaat. De Raad van State was de instantie die de zorg had over het leger, zodat het archief hiervan een belangrijke bron is voor onderzoek. Dat is bij het Nationaal Archief te raadplegen. In de resolutieboeken van dit archief is veel informatie te vinden over militairen, vooral over officieren. De resolutieboeken zijn meestal voorzien van een index op persoons-, plaats- en zaaknaam. Voor onderzoek naar officieren kunnen de commissieboeken worden geraadpleegd. Hierin staan de akten van aanstelling vanaf in het algemeen de rang

Hoe weet je nu dat een voorouder militair was?

van kapitein en hoger, maar helaas geen gegevens die voor genealogen interessant zijn. Een index is te vinden op de website van het Nationaal Archief. De serie is niet compleet, de boeken over de periodes 1600-1640, 16641672, 1700-1704 en 1793 tot april 1794 ontbreken. Voor deze perioden kunnen de alfabetische registers van de in de resoluties van de Raad van State vermelde commissies en eedsaeggingen ingezien worden. Informatie betreffende een loopbaan van een officier in het Staatse leger is te vinden in de naam- en ranglijsten van officieren die gepubliceerd zijn in de zogenaamde officiersboekjes. Deze zijn vanaf 1725 verschenen, maar helaas is de serie niet compleet tot 1795. Ze zijn digitaal doorzoekbaar op de website www.NederlandsMilitairErfgoed.nl. Een belangrijke bron voor onderzoek naar opnieuw voornamelijk officieren is verder de collectie Wakker, die bij het Centraal Bureau voor Genealogie op microche raadpleegbaar is. Deze bevat namen van militairen die in een aantal bronnen voorkomen, zoals de Staten

van Oorlog (jaarlijkse begrotingen) en de commissieboeken van de Raad van State, Zeeland en Groningen. Verder zijn gegevens ontleend aan garnizoensplaatsen. In de Staten van Oorlog zijn gegevens over betalingen aan officieren, maar ook aan ambtenaren, zoals gerechtsboden, ingenieurs, predikanten en Nederlandse gezanten te vinden.

Lagere officieren en soldaten


Voor benoemingen van officieren beneden de rang van kapitein, die op de loonlijst van een gewest stonden, kan gezocht worden in de resoluties en/of commissieboeken van de Staten van die gewesten in de provinciale archieven. Wat gewone soldaten betreft: uit de periode voor 1795 zijn ongeveer twintig stamboeken bewaard gebleven, allemaal uit de tweede helft van de achttiende eeuw (vanaf 1773). Deze stamboeken zijn aangevuld met conduite-, rangeer-, en recrutenlijsten. In een stamboek en een recrutenlijst vindt men de staat van dienst en persoonlijke gegevens van een soldaat. In een conduitelijst zijn de

vaardigheden van de militair te vinden; in een rangeerlijst wordt alleen de rang, lengte en leeftijd vermeld. Het CBG bezit een index op naam op de genoemde stamboeken en -lijsten, maar er kan ook in de index op de website van het Nationaal Archief gezocht worden op landmacht: officieren, onderofficieren en manschappen (Staatse militairen). Om te kunnen nagaan waar een militair trouwde of zijn kinderen liet dopen, is het van belang te weten in welke garnizoensplaats(en) het legeronderdeel waarbij hij diende gelegerd was. Dit kan worden achterhaald door het raadplegen van H. Ringoir, Vredesgarnizoenen van 1715 tot 1795 en 1815-1940 (Den Haag 1980). Voor het zoeken naar het huwelijk van een militair kan nog de collectie Wolters bij het CBG op microche gebruikt worden. H.J. Wolters heeft in het verleden de huwelijksregisters van een groot aantal Nederlandse garnizoensplaatsen en barriresteden uit de periode 1648-1811 bewerkt. Helaas is het bestand niet voor de hele Republiek als geheel, maar alleen per plaats of streek doorzoekbaar.

Yvonne Prins is werkzaam bij de afdeling Onderzoek en Inlichtingen van het CBG

62 cbg magazine

Gen. 63

armoriaal
Geregistreerd ten behoeve van Marten Albertus Brouwer, geb. Dalfsen 21 oktober 1945, wonende te Dalfsen, zoon van Derk Jan Brouwer en Martina Gerritdina Ekkelenkamp, voor alle naamdragende nakomelingen van Lambert Berents die bij zijn huwelijk te Warnsveld op 11 maart 1713 als eerste met deze achternaam voorkwam. Aanvrager stamt af van Berent Hendricks, molenaar, bierbrouwer en herbergier op de Voorster molen en De Hof, die op 9 november 1680 te Warnsveld trouwde met Lambertina van t Jaenk. Wapenregistratienr. 1.208 2 september 2013 hopbel. Dekkleden: blauw, gevoerd van zilver. Dit wapen is in 2013 ontworpen H.C. t Jong. Geregistreerd op verzoek van Johannes Gerardus Wilhelmus Maria Goeijenbier, geb. Poeldijk 15 augustus 1953, wonende te Oudelande, zoon van Gerardus Jacobus Maria Goeijenbier en Maria Cornelia van Kester, voor al zijn naamdragende nakomelingen. Aanvrager stamt af van Adriaen Goeijenbier die in 1572 te s-Gravenzande stierf. Wapenregistratienr. 1.207 15 augustus 2013 W. Gutbier, Familie Goedbier, Goeijenbier, Gutbier (Nordstrand 1977) stig uit Annen, die te Haren op 10 mei 1801 onder patroniemen in het huwelijk traden. Wapenregistratienr. 1.209 25 juli 2013
Wapenregistratienr. 1.209 25 juli 2013

In deze rubriek, Armoriaal, zullen in de komende nummers van Gen. de laatste wapenregistraties van het Centraal Bureau voor Genealogie worden getoond. Daarna zal op deze plek in het blad worden ingegaan op historische en recente ontwikkelingen in de wereld van de heraldiek. Beijk

Daalen, van
Doorsneden: a in goud twee uitkomende zwarte paardenhoofden en -halzen met gouden hoofdstellen; b in goud rood rechtgetralied van drie palen en vijf dwarsstaken, gelegd vanaf de snijlijn tot op de schildrand. Helmteken: drie waaiersgewijs geplaatste antieke weversspoelen, rechts goud, links rood, waarover zwart. Dekkleden: rood, gevoerd van goud. Dit wapen is in 2013 ontworpen door A.J.C. van Breugel. Geregistreerd op verzoek van Franciscus Louis van Daalen, geb. s-Gravenhage 15 februari 1936, wonende te Zeven (D), zoon van Mattheus Johannes van Daalen en Anna Maria Antonia Jansen, voor alle naamdragende nakomelingen van Franciscus Louis van Daalen (geb. Leiderdorp 31 aug. 1873, overl. s-Gravenhage 26 april 1951). Aanvrager stamt af van Jan Marcelisz van Daalen uit Amersfoort die op 26 juni 1683 te Leiden in ondertrouw ging met Annetge Jans van Es. Wapenregistratienr. 1.211 1 oktober 2013

Van voorschrijven naar beschrijven


Omdat het Centraal Bureau voor Genealogie heraldiek als een van de belangrijke facetten van familiegeschiedenis beschouwt, heeft het zich herbezonnen op de taken die zij zich op dit vlak heeft gesteld. Van 1971 tot nu was er vooral een voorschrijvende, normerende kant: het CBG informeerde het publiek over hoe een wapen correct gevoerd werd en controleerde desgevraagd de afstammingsgegevens. Een en ander mondde vaak uit in een wapenregistratie. Heraldiek heeft echter ook een beschrijvende kant, die je objectief of wetenschappelijk kan noemen. Wat wordt er onder het publiek gesignaleerd? Hoe vaak komt een bepaalde guur voor? Welke families zouden op grond van hun wapen aan elkaar verwant kunnen zijn? Welke familie heeft zich ooit wederrechtelijk andermans wapen toegeigend? Voor deze vragen is men aangewezen op de informatie in databanken, op grond waarvan gefundeerde beweringen gedaan kunnen worden. Voorschrijven en beschrijven zijn zodoende in een voortdurende interactie met elkaar. Op 26 november 2013 heeft het CBG haar Heraldische Databank (HDB) die al vanaf 1997 bestond online gezet (www.heraldischedatabank.nl). Met bijna honderdduizend records met afbeeldingen, wapenbeschrijvingen en bronvermeldingen is het een stap dichter bij het groeiende digitale publiek gekomen. Het CBG zet haar middelen maximaal in om deze databank verder uit te bouwen en te optimaliseren. Zij blijft het landelijke expertisecentrum als het gaat om de juiste toepassing van familiewapens, alleen zal dit niet meer door middel van wapenregistraties gecerticeerd worden. In deze ontwikkeling krijgt het publiek een actief participerende rol, bijvoorbeeld door extra gegevens of afbeeldingen aan te dragen. Er wordt zelfs gedacht aan een publiekscollectie, waarbij een onbekend glas-in-loodraampje of een zegelring uit particulier bezit worden gedocumenteerd. Wie heeft het betreffende wapen aangedragen? Op welke datum is dat gebeurd en waar bevindt het wapen zich? Het CBG stopt dus niet met het registreren in de zin van documenteren.
Guus van Breugel Guus van Breugel is heraldicus bij het CBG

Kepersgewijs doorsneden van rood en goud, drie zwarte bijen, 2-1, gevleugeld en getekend van het n op het ander. Helmteken: een waaiervormige bos van vijf groene eikenbladeren en vijf gouden, groen gedopte en gesteelde eikels. Dekkleden: rood, gevoerd van goud. Dit wapen is in 2012 ontworpen door H.C. t Jong Geregistreerd op verzoek van Joannes Bosco Beijk, geb. Sassenheim 23 april 1953, wonende te s-Gravenhage, zoon van Gerardus Joannes Beijk en Anna Cornelia Alida Vermin, voor alle naamdragende nakomelingen van Cornelis Willemse Beuijck, ged. Vogelenzang 22 november 1682. Aanvrager stamt af van Willem Jansz Beuijck en Jacomijntje Claas, de ouders van Cornelis, die vanaf 1670 in Vogelenzang bij Lisse kinderen lieten dopen. Wapenregistratienr. 1.212 7 november 2013

Da Pra Galanti
In groen drie rood geknopte rozen, in het schildhoofd vergezeld van drie bijen, alles goud. Helmteken: een rode rechter leeuwenpoot en -klauw, links overgaand in een vleugel, houdende een rood beslagen en gesnoerde gouden jachthoorn. Dekkleden: groen, gevoerd van goud. Dit wapen is in 2013 ontworpen door Marco Foppoli in samenwerking met H.C. t Jong. Geregistreerd op verzoek van Amedeo Soren Luigi Da Pra Galanti, geb. Londen 7 april 1998 (Nederlands staatsburger), wonende te Milaan, zoon van Lorenzo Da Pra (naamswijziging in Da Pra Galanti per presidentieel decreet, Rome 30 oktober 1986) en Olivia Anne Therese Mathijsen, voor alle naamdragende nakomelingen van de vader van de aanvrager. Aanvrager stamt af van Giovanni Da Pra, Italiaans handelsvertegenwoordiger te Trist (thans Itali), overl. aldaar na 1876. Hij trouwde met Agnese Bencich (1844-1899). Wapenregistratienr. 1.215 10 december 2013

7 november 2013

Buijn
Doorsneden, A: in goud een staande rode os; B: in zilver drie groene klaverbladen, 2-1. Helmteken: een uitkomende rode os. Dekkleden: groen, gevoerd van zilver. Dit wapen komt in de achttiende eeuw op zegels voor, onder andere dat van de chirurgijn Jacob Buijn in 1748, met wie de aanvrager in de zijlijn verwant is. De kleuren zijn bekend uit de collectie SteenkampDamstra en genomen van een ander zegel uit de achttiende eeuw. Geregistreerd op verzoek van Sjoerd Bernard Buijn, geb. Rotterdam 11 mei 1980, wonende te Amsterdam, zoon van Frederik Karel Buijn en Annemarie Buissink, voor de naamdragende nakomelingen van de stamvader. Aanvrager stamt af van Hendrick Andriesz van Buijinck die op 23 november 1628 te Utrecht trouwde met Grietgen Dircks Lathouwe(r) en wiens nakomelingen zich Buijn gingen noemen. Wapenregistratienr. 1.206 24 juli 2013

De Groot
In blauw een zilveren stierenkop en een zilveren rechterank beladen met drie blauwe lelies, waarlangs een smalle zilveren staak. Helmteken: een ten halve uitkomend paaslam, houdende een kruisstaf van natuurlijke kleur, het kruis van goud, waaraan een gespleten witte wimpel met een rood kruis. Dekkleden: blauw, gevoerd van zilver. Dit wapen is in 2013 ontworpen door de aanvrager en drs. R.G. de Neve. Geregistreerd op verzoek van Borgert-Jan de Groot, geb. Westlaren 23 april 1972, wonende te Zuidlaren, zoon van Harry de Groot en Helena Oosterveld, voor de aanvrager en al zijn naamdragende nakomelingen. Aanvrager stamt af van Jan Jansz de Groot (overl. 1837), afkomstig uit Dalen, landbouwer, en Ennegien Jans Meijer (overl. 1846), afkom-

Welke families zouden op grond van hun wapen aan elkaar verwant kunnen zijn?

Brouwer
In rood twee uitkomende brouwersspanen, onderaan vergezeld van een rechtarmig molenijzer, alles zilver. Helmteken: een gekruiste kwast en penseel, rood gesteeld, zilver gebust en goud gehaard. Dekkleden: rood, gevoerd van zilver. Dit wapen is in 2013 ontworpen door H.C. t Jong.

Goeijenbier
In blauw een zilveren bierkan naar een zeventiende-eeuws tinnen voorbeeld, boven vergezeld van twee gesteelde gouden hopbellen naast elkaar. Helmteken: een gesteelde gouden

64 gen.

gen. 65

digitaal

familiegeheim

Redenering
dopeling mijn voorouder was. Oftewel: waarom denk ik dat de vermelding in de ene akte betrekking heeft op dezelfde persoon als een vermelding in een andere akte? Die identiteitsvraag is volgens mij nog belangrijker dan de ultieme genealogische vraag: wie zijn de ouders? Onze stamboomprogrammas zijn voor documentatie van het onderzoek vaak beperkt tot bronvermeldingen en nodigen Er bleken twee niet uit om onze redeneringen gelijknamige vast te leggen. Daarom maak neven te zijn en ik nu voor ingewikkelde gevalik had de doop len een onderzoeksrapport van de verkeerde waarin ik mijn bevindingen en te pakken redeneringen vastleg. Dat rapport maak ik in Word en kan ik eenvoudig aan de betreffende personen koppelen. Met de gelijknamige neven is alles goed gekomen. Door de gevonden bronnen nauwkeurig te analyseren en met elkaar te vergelijken kon ik bewijzen welke neef mijn voorouder was. Mijn kwartierstaat is completer dan ooit, want de grootmoeder van de foute neef was een hardnekkige doodloper terwijl de voorouders van de goede neef wel te vinden waren. En het artikel wordt dankzij dit complexe bewijs een stuk interessanter.

In veel families bestaan er geheimen, maar het geheim in de familie Kotte was wel heel bijzonder. Pas toen Conny van de Velde-Kotte 43 jaar was hoorde ze dat tante Lies, die zij altijd had beschouwd als een lieve oudere zus van haar vader, in werkelijkheid diens moeder en dus Connys grootmoeder was geweest. En vijftig jaar eerder had haar vader pas bij zijn eindexamen HBS gehoord dat zijn zus Lies zijn moeder was. tekst Laurens Beijen

Kort nadat ik met genealogie was begonnen, werd me door een andere onderzoeker op het hart gedrukt dat ik altijd mijn bronnen moest noteren. Nu denk je nog dat je wel onthoudt waar je alles gevonden hebt, maar op den duur verzamel je zo veel dat je het echt niet meer weet. Goede raad waar ik veel aan heb gehad. Het verwerken van bronnen werd haast een anatomische exercitie: de bron werd ontleed in verschillende stukjes informatie over personen of relaties. Elk stukje informatie werd in het juiste veld in het stamboomprogramma ingevoerd en voorzien van een bronvermelding. Jarenlang dacht ik dat deze aanpak voldoende was om mijn onderzoek goed te documenteren.

Voor een genealogisch artikel dat ik aan het schrijven ben


nam ik een deel van mijn kwartierstaat opnieuw onder de loep. De doop, het huwelijk en het overlijden waren allemaal netjes voorzien van een bronvermelding, maar bij nadere beschouwing hadden de bronnen betrekking op twee verschillende personen. Er bleken twee gelijknamige neven te zijn en ik had de doop van de verkeerde neef te pakken. De ouders klopten dus ook niet. Ik realiseerde me dat er een belangrijk stuk in mijn documentatie ontbrak: mijn redenering waarom ik dacht dat die

Een lang verzwegen familiegeheim


Ondertrouwd, maar niet getrouwd
Ik denk nog steeds dat haar onrecht is aangedaan. De nu tachtigjarige mevrouw Conny van de Velde-Kotte uit Zwijndrecht denkt nog vaak terug aan haar grootmoeder, die zij gekend heeft als tante Lies. De geschiedenis begon in 1905. Aan de Rommelkade in Vlissingen, de huidige Emmastraat, stond het populaire vergaderlokaal annex danscaf Admiraal De Ruyter van George Kotte. Het werd veel bezocht door marinemensen en medewerkers van de scheepswerf De Schelde. Een van hen, een jongeman uit Indi, voelde zich aangetrokken tot Georges oudste dochter Elisabeth (Lies) Kotte. Lies was nog maar zeventien toen ze zwanger van hem werd. In de familie werd later verteld dat de dreigende schande aanleiding was om het caf te verkopen en met het hele gezin hals over kop naar de andere kant van het land te verhuizen.
Caf Admiraal De Ruyter in Vlissingen

Yvette Hoitink
Yvette Hoitink is genealoog en projectmanager Zie nota bene@gen. voor links naar in deze column genoemde websites en voor meer achtergrondinformatie.

advertenties

Het gezin Kotte, dat in die tijd tien kinderen telde, werd op 31 augustus 1905 ingeschreven in Nijmegen. Op 4 april 1906 verhuisden de Kottes naar het dorp Doornenburg in de gemeente Bemmel. In de bevolkingsregisters van beide gemeenten werd George Kotte aangeduid als reiziger, een oude term voor vertegenwoordiger. Opvallend is dat in het bevolkingsregister van Bemmel op hetzelfde adres ook de Indische jongeman werd ingeschreven. Hij heette Hendrik Rudolph Beijen en was in 1881 geboren op het eiland Ternate. Ook hij werd aangeduid als reiziger. Op de zondagen 22 en 29 april 1906 werd voor het gemeentehuis van Bemmel de ondertrouw van Hendrik en Lies afgekondigd. Op 5 mei 1906, dus zes dagen na de tweede afkondiging, beviel Lies van een zoontje. De jongen kreeg de voornamen Hendrik Rudolph

66 gen.

gen. 67

xxxxx
3 x Hendrik Rudolph Beijen

Joop Kotte

Marie Johan. De voornamen van zijn vader, die in de geboorteakte overigens niet werd genoemd, waren daarin dus duidelijk te herkennen. Het huwelijk van Lies en Hendrik ging echter niet door. Het schijnt dat George Kotte hem bij nader inzien geen betrouwbare huwelijkspartner voor zijn dochter vond. Ondanks het afspringen van het huwelijk bleef Hendrik Rudolph aanvankelijk bij de familie Kotte in huis wonen. Na zes maanden verhuisden de Kottes naar Utrecht. Volgens het bevolkingsregister van Bemmel vertrok Hendrik Rudolph op dezelfde dag ook naar Utrecht, maar in de Utrechtse registers is hij niet te vinden. Hoe lang hij daarna nog in Nederland is gebleven, is onbekend; uit een krantenbericht uit 1911 blijkt dat hij toen weer in Indi was.

Een lang bewaard geheim


De ouders van Lies zorgden voor haar zoontje, dat Joop genoemd werd, alsof het hun eigen kind was, en de jongere kinderen in het gezin wisten niet beter dan dat Joop gewoon een broertje was. In 1908 werd in Utrecht nog een elfde eigen kind geboren: Jurriaan. Hij was dus een oom van Joop, die twee jaar ouder was. Begin 1908 verhuisde Lies zonder haar

zoontje naar Rotterdam. Zij was pianiste en trad onder andere op als muzikaal begeleidster van stomme lms. In 1909 verhuisde ook de rest van het gezin Kotte naar Rotterdam. Eigenlijk was het de bedoeling om naar Amerika te emigreren, maar dat plan kon niet doorgaan: twee dochters bleken tbc te hebben en zouden daarom niet in Amerika toegelaten worden. Die dochters overleden in 1910 en 1911. Het plan om te emigreren werd echter niet opnieuw opgepakt. Lies trouwde in 1912 met de bioscoopbeambte Leendert Pieter Riede. Het huwelijk was niet erg gelukkig en eindigde in 1921 in een echtscheiding. Een jaar later trouwde Lies met de twaalf jaar jongere violist Paul Lbeck, die ze in het muzikale circuit had leren kennen en met wie zij af en toe samen optrad. Dat huwelijk hield wel stand. Joop dacht intussen nog steeds dat Lies zijn oudste zus was. Dat duurde tot 1925, toen hij in Rotterdam zijn HBSdiploma haalde. In verband daarmee moesten zijn geboortegegevens op tafel komen, en pas toen werd hem verteld dat Lies zijn moeder was, en een man uit Indi zijn vader. Het was een grote schok voor Joop. Pas toen werd hem ook duidelijk dat zijn jongere broer Jurriaan, met

wie hij altijd veel samen deed, eigenlijk zijn oom was. Een andere verrassing was dat uit een aantekening in het geboorteregister bleek dat Leendert Riede in 1916 Joop als zijn zoon had erkend. Daardoor had Joop zonder het te weten officieel de naam Riede gekregen. Dat de naamswijziging voor de betrokkenen onbekend was, blijkt ook uit de publicatie van de uitslag van het HBS-examen in de krant: daar werd Joop gewoon vermeld als H.R.M.J. Kotte. Mede omdat Joop geen enkele band had met Riede, werd de erkenning in januari 1926 door de rechtbank in Arnhem weer doorgehaald. Vanaf toen heette Joop ook formeel weer Kotte.

Lies Kotte bij de piano. Omstreeks 1950

Twee broers, getrouwd met twee zusjes


Joop en Jurriaan bleven veel met elkaar optrekken. Ze kregen verkering met twee zusjes Monfrooij. In augustus 1929 trouwden ze op dezelfde dag en combineerden ze hun bruiloftsfeest. Joop ging werken bij de AmsterdamIncassobank in Rotterdam, waar hij later procuratiehouder werd. In 1946 werd hij nancieel redacteur bij de NRC. Jurriaan werd boordwerktuigkundige bij de KLM. Hij maakte verschillende vluchten naar Indi. In december 1931 kwam er een dramatisch bericht: het toestel de Ooievaar was tijdens een terugvlucht uit Indi na een tussenlanding in Bangkok verongelukt. Het toestel had bij het opstijgen onvoldoende hoogte gemaakt, had een dijk geraakt en was over de kop geslagen. Er waren vier bemanningsleden en drie passagiers aan boord; zes van hen, onder wie Jurriaan, kwamen om het leven. Het was de zwaarste ramp die de Nederlandse luchtvaart tot dan

Joop wilde beslist niet dat Conny iets zou horen over zijn onwettige geboorte
toe had getroffen. KLM-directeur Albert Plesman kwam het trieste nieuws persoonlijk aan Jurriaans vrouw vertellen. dat tante Lies, die in 1963 overleed, haar nooit heeft mogen vertellen dat zij haar grootmoeder was. Lies had altijd wel veel aandacht voor Conny en ze had haar onder andere een mooie ring en ook haar piano gegeven, maar Conny had daar nooit iets bijzonders achter gezocht. Nu vraagt ze zich af hoe het leven van haar grootmoeder zou zijn geweest als zij destijds van haar vader wel met haar vriend had mogen trouwen, en hoe het zou zijn geweest als zij van haar zoon wel openhartig met haar kleindochter had mogen praten.

Weer een geheim


In 1933 kregen Joop en zijn vrouw hun enige kind, Constance (Conny). De geschiedenis herhaalde zich daarna in een iets andere vorm. Joop, die een zorgzame vader voor Conny was, wilde beslist niet dat Conny iets zou horen over zijn onwettige geboorte. Dat bleef zo toen Conny volwassen werd en trouwde. Pas nadat Joop in 1976 overleden was, vertelde Connys moeder haar wat er vroeger gebeurd was. Ze hoorde toen ook dat bijna alle andere familieleden al heel lang op de hoogte waren. Conny vindt het nog steeds erg jammer

De ouders van Lies zorgden voor haar zoontje, alsof het hun eigen kind was
68 gen.

Vondsten op internet en in de archieven


Het verhaal over Joop Kotte kwam ik op het spoor via een krantenbericht uit april

1906 op de website van het Regionaal Archief Nijmegen. Daarin stond dat in Bemmel een zekere H.R. Beijen (24) in ondertrouw was gegaan met een zekere E.C.F.H. Kotte (17). Dat verbaasde me, want een familie Beijen in Bemmel was ik bij mijn genealogische onderzoek nog niet tegengekomen. Het huwelijk dat op de ondertrouw had moeten volgen was op internet niet te vinden. Via genver.nl vond ik wel de afkondiging van de ondertrouw. Daaruit bleek dat de bruidegom Hendrik Rudolph Beijen heette en op Ternate in Nederlands-Indi was geboren. Toen kon ik hem wel plaatsen: hij behoorde tot het Indische takje van wat ik de IJsselsteinse familie Beijen noem. Over een huwelijk met een meisje Kotte had ik echter nooit iets gelezen. Ook in het archief in Nijmegen, waar de archiefstukken uit Bemmel worden bewaard, was de trouwakte niet te vinden, maar ik vond er wel de geboorteakte van het zoontje van Elisabeth Kotte. Ik was benieuwd naar de verdere lotgevallen van die jongen. Als het iets anders was gelopen, zou hij immers Beijen hebben geheten. Een zoektocht op het internet

gen. 69

De favoriete voorouder van een onderzoeker

favo

Joop en Jurriaan Kotte, 1924

Paviljoen van de familie Beijen, Soekaboemi omstreeks 1920

en in de bevolkingsregisters van Bemmel, Utrecht en Rotterdam leverde niets op, maar uiteindelijk vond ik in de verzameling familieadvertenties van het CBG de overlijdensadvertentie van Hendrik R.M.J. Kotte, uit 1976. Daarin werden de namen van zijn dochter en schoonzoon genoemd. Na het nodige speurwerk in oude en nieuwe telefoongidsen vond ik hun huidige adres. Ik was bij hen van harte welkom en ze waren erg blij met de informatie die ik had over de familie in Indi.

De familie in Nederlands-Indi
Hendrik Rudolph Beijen, de vader van Joop Kotte, werd geboren in 1881 (volgens sommige bronnen in 1880 of 1882) op het eiland Ternate. Zijn vader, Hendrik Rudolph Beijen senior, was toen militair commandant van dat eiland. Zijn moeder werd in de onder-

trouwakte uit Bemmel aangeduid als de inlandsche vrouw Dinah. Hendrik Rudolph senior was in 1843 geboren als zoon van de Barneveldse huisarts Johan Franco Beijen. Hij werd in 1859 kadet bij de infanterie en werd in 1863 benoemd tot tweede luitenant bij de infanterie voor Oost-Indi. Vanwege zijn moedige optreden bij gevechten in Atjeh kreeg hij in 1874 de Militaire Willemsorde. Hij bracht het tot kapitein bij het Oost-Indische leger. Na zijn pensionering woonde hij in Soekaboemi op West-Java. Hij overleed daar in 1922. Hendrik senior erkende naast Hendrik junior ook drie andere kinderen van inlandse vrouwen. Op de familiesite Beijen/Beyen (bijvoorbeeld op http:// www.beijen.net/jofr8.htm) is meer informatie over hem en zijn nakomelingen te vinden.

In de roerige tijd na de Indonesische onafhankelijkheid, werd Hendrik Rudolph vermoord bij een roofoverval
70 gen.

Hendrik junior vertrok in 1899 naar Nederland. In augustus 1899 slaagde hij voor het toelatingsexamen van de kweekschool voor machinisten in Amsterdam. Hij maakte de opleiding niet af; na twee jaar werd hij op verzoek ontslagen. Het is niet bekend wat zijn bezigheden daarna waren, maar hij schijnt in ieder geval in 1905 in Vlissingen te hebben gewerkt. Ergens in de jaren 1906-1910 ging Hendrik terug naar Indi. Hij werkte daar onder andere bij een plantage, bij een ontsmettingsstation en bij de tinwinning bij het eiland Banka. In 1912 en 1914 erkende hij twee kinderen van inlandse vrouwen. In 1930 werd hij nogmaals vader. Tijdens de Japanse bezetting zat hij onder andere gevangen in het kamp Ambarawa ten zuiden van Semarang. Hij overleefde het kamp. In 1952, in de roerige tijd na de Indonesische onafhankelijkheid, werd Hendrik Rudolph vermoord bij een roofoverval. Toen hij als administrateur van een rubberonderneming onderweg was met geld voor het uitbetalen van de lonen, werd hij staande gehouden door overvallers, en beroofd en doodgeschoten waarschijnlijk omdat hij had laten blijken dat hij een van de overvallers herkende.

na de terugkeer van Hendrik Beijen naar Indi nog een keer contact was geweest tussen de families. Oom George, een broer van Lies die hofmeester was bij de Rotterdamsche Lloyd, was omstreeks 1920 tijdens een van zijn reizen op bezoek geweest bij de familie Beijen in Soekaboemi. Hij was daar vriendelijk ontvangen. Conny kreeg later een foto die hij daar heeft gemaakt. Paviljoen van de fam. Beyen Soekaboemi, stond er op.Verdere informatie over de familie uit Indi had ze niet, en ze wist ook niet dat er tegenwoordig leden van die familie in Nederland wonen. Nadat ik kennis had gemaakt met Conny en Dick van de Velde, heb ik hen in contact gebracht met Lenie de Roy van Zuydewijn-Beyen uit Heerlen. Lenie is de in 1930 geboren dochter van Hendrik Rudolph Beijen junior. Lenie vertelde dat zij altijd heeft geweten dat ze een onbekende halfbroer had gehad. Er was echter een misverstand: zij had van haar moeder gehoord dat hij degene was geweest die bij het ongeluk met het KLM-vliegtuig om het leven was gekomen. Haar vader was na het bericht over het neerstorten van het vliegtuig intens verdrietig en terneergeslagen geweest. Waarschijnlijk verkeerde ook hij in de veronderstelling dat zijn zoon toen was omgekomen. Hij heeft er daarna nooit meer over willen spreken. Toen haar vader in 1952 werd overvallen en vermoord, was Lenie in Nederland voor een opleiding tot secretaresse. Zij kon de begrafenis dus niet meemaken. Kort daarna keerde ze terug naar Indonesi en trouwde daar. In 1958 werden zij en haar man, die bedrijfsleider van een plantage was, gedwongen om Indonesi te verlaten. Lieve mensen, ik vind het zo ontzettend jammer dat wij nu pas met elkaar in contact komen, schreef Lenie aan de familie Van de Velde. Inderdaad, soms moeten genealogen meer haast maken.

In Keulen geboren
Mia Dittmar begon zon veertig jaar geleden, als twintig
jarige, met genealogisch onderzoek. De aanleiding was haar achternaam; ze wilde weten waar die vandaan kwam. Inmiddels heeft ze de oorsprong van Dittmar kunnen traceren tot in Thringen, een paar eeuwen geleden. Een Duitse oorsprong dus. Het grappige is, dat mijn vader hartstikke Nederlands was, Een blijvende terwijl mijn moeder ondanks haar oer-Nederlandse naam werkkring bij Teulings juist het Duitse aspect in ons gezin vertegende bezetter woordigde. zag hij niet Mias moeder werd in 1931 geboren in Keulen, als dochter zo zitten van een Duitse moeder en een Nederlandse vader. Haar grootvader had zich aan het eind van de negentiende eeuw in Keulen gevestigd, maar zijn Nederlandse nationaliteit had hij nooit opgegeven, waardoor ook zijn zoon, Adrian Teulings, de vader van mijn moeder, officieel een Nederlander was.

Vanwege die Nederlandse nationaliteit werd Adrian Teulings in 1939 gemobiliseerd in het Nederlandse leger. Na de nederlaag was hij krijgsgevangene en werd door de Duitsers ingezet als vertaler, vanwege zijn tweetaligheid. Een blijvende werkkring bij de bezetter zag hij niet zo zitten maar hij voorzag ook moeilijkheden vanwege die dubbele nationaliteit in het gezin, dus probeerde hij met vrouw en dochter een onderduikadres te vinden. Toen dat mislukte zagen ze zich gedwongen terug te keren naar Keulen, waar ze als vreemdelingen zonder recht op hulp leefden. Adrian Teulings werd, na de geallieerde bombardementen die Keulen teisterden, ingezet als lijkenruimer. Hij kreeg wondroos en overleed in 1944. Zijn vrouw en dochter, Mias moeder, vonden onderdak in de buurt van Dresden, waar ze honger en kou leden en in de winter van 1944 ooggetuige waren van het beruchte bombardement op Dresden. Op het eind van de oorlog lukte het hen nog op het nippertje naar Nederland te vluchten: terwijl vanuit het oosten de Russen Leipzig binnentrokken, vertrokken zij met de laatste trein westwaarts. Mias moeder was veertien toen de oorlog eindigde.
Haar familie was tijdens de oorlog versplinterd geraakt, er werden mensen vermist die nooit zijn teruggevonden, ze voelde zich ook later nog familieloos, aldus Mia. Daarbij kwam, dat ze als Duits-sprekenden niet echt hartelijk werden bejegend. Grootmoeder sprak alleen Duits, en later van dat prins BernhardNederlands. Bij familie in Arnhem heeft mijn moeder in een paar weken tijd op een zolderkamertje Nederlands geleerd. Zo vlekkeloos, dat vervolgens niemand meer geloofde dat ze in Duitsland was opgegroeid. Het naoorlogse anti-Duitse klimaat maakte ook, dat ze haar Duitse roots verzweeg. Onlangs hoorde ik haar tegen iemand zeggen ik ben in Keulen geboren en volgens mij was dat echt voor het eerst dat ze dat zomaar zei. Ik denk dat ik onbewust mijn moeder haar wortels heb willen teruggeven met mijn onderzoek. Lilian de Bruijn
Lilian de Bruijn is redacteur bij het CBG

Een nieuwe kennismaking


Toen Conny van de Velde-Kotte na het overlijden van haar vader verteld werd over diens afkomst, hoorde ze ook dat er

Laurens Beijen is rechter-plaatsvervanger in Haarlem en voorzitter van de Stichting Diogenes Leiden

gen. 71

Gesignaleerd
Algemeen
van na 1975, waaronder de status aparte van Aruba en de staatkundige hervormingen van de Antillen tot 2010. tocht 1911-2011. Het verhaal van een verloren gewaande patrouille (s-Hertogenbosch 2012). G. dAviau de Ternay, Les Lieutenants des Marchaux de France. Dictionnaire Gnalogique (Parijs 2012). N.H.A. Boldewijn, R. Dors en H.E. Lamur, Herrnhutter archieven Suriname (Paramaribo 2007-2011) 6 dln. Zie het Dossier migratie op www.cbg.nl. I. van Dullemen en T. Groen, 100 x 100. Honderd portretten van honderdjarigen (3e druk, s-Gravenhage 2010). J. Finestone, The Royal Family of Thailand. The Descendants of King Chulalongkorn (Bangkok 1989). B. Haunfelder, Die konservatieven Abgeordneten des Deutschen Reichstag 1871-1918. Ein Biographisches Handbuch (Mnster 2010). M. Lefebvre, Dictionnaire Biographique des Invalides dcors de la Lgion dHonneur sous Napolon (Parijs 2008). S. Mellor, Greys Ghosts. Men of the Scots Greys at Waterloo 1815 (Londen 2012). H. Nieuwenhof, Uitgeverslijst van Nederlandse prentbriefkaarten (Soest 2008). J. Nimmergut, Deutsche Orden und Ehrenzeichen 1800-1945 (Regenstauf 2010). A. von Sallach, Die Orden und Ehrenzeichen unserer Republik (4e druk, Regenstauf 2011). B. Sonneck, Les dcors de la Lgion dhonneur de la Mayenne. Dictionnaire biographique des membres de la Lgion dhonneur, ns, dcds ou dcors en Mayenne (Mayenne 2006). R. Willoughby, For God and the Empire. The Medal of the Order of the British Empire 1917-1922 (Londen 2012). R.G.M.L. Stiles, Taming the Tiger. The Story of the India General Service Medal 1908-1935 (Londen 2012). C. Zacker, Anleitung und Ahnenforschung. Familienchronik und Familienwappen (4e druk, Regenstauf 2006). J.Ph. Zanco, Dictionnaire des Ministres de la Marine 1689-1958 (Parijs 2012). S. van der Zee, Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker (Amsterdam 2010).

algemeen familienamen
rijke rol zou spelen. In de loop van de negentiende eeuw kwamen er boekhandelaren in de familie voor, en wat later ook predikanten. Er ontstonden vier takken: de Geurts-tak met papiermakers en washouders, de Rakhorst-tak met boekhandelaren, de Van Es-tak met predikanten, onder meer in de VS en Canada, en ten slotte de Hengeveld-tak met landbouwers. Het met smaak gellustreerde boek bevat ook familieoverleveringen. Aardig is het verhaal over het tuinbeeld waaronder Jan Jacob Berends (1750-1834) in 1813 zijn geld voor de Kozakken verborg. Dit beeld (Tante Fie) werd in 2009 door de auteur opgespoord. Adres van de Stichting Esse Non Videri: Woudenbergseweg 11, 3953 ME Maarsbergen. Zie ook www.essenonvideri.nl. Amsterdam. Daar kwamen zijn nakomelingen tot grote welstand. Zij behoorden tot de aanzienlijkste families van Amsterdam en brachten verschillende burgemeesters voort. Als kooplieden bekleedden ze prominente posities in de VOC en de WIC. In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstond een tak te Utrecht met predikanten en enkele bijzondere vertegenwoordigers als Hendrik Adriaan van Beuningen (medeoprichter van de Steenkolen Handelsvereniging) en diens zoon Daniel George van Beuningen, wiens collectie mede de basis van het Museum Boijmans Van Beuningen vormde. Het boek is mooi gellustreerd met afbeeldingen van onder andere schilderijen, portretten, familiewapens en kunstvoorwerpen.

heraldiek

topograe

17E EEUW TOT BEGIN 20E EEUW

(Abcoude 2013) 235 blz., ill., index.

Dekolonisatie
J. Jansen van Galen,
AFSCHEID VAN DE KOLONIN. HET NEDERLANDSE DEKOLONISATIEBELEID 1942-2012

Meidagen 1940
J.W. de Leeuw
NEDERLANDSE GESNEUVELDEN IN DE MEIDAGEN 1940

Van Beuningen
M. Breij
EEN VIGILANTE FAMILIE. HET GESLACHT VAN BEUNINGEN IN AMSTERDAM EN UTRECHT

(Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact 2013) 606 blz., ill., index. Prijs 44,95. Het Nederlandse koloniale rijk in Azi, Afrika en Amerika groeide vanaf het einde van de zestiende eeuw uit tot een wereldimperium, dat na de Japanse bezetting van Nederlands-Indi in 1942 werd afgebouwd. John Jansen van Galen (1940) heeft al verschillende publicaties over de Nederlandse kolonin op zijn naam staan. In dit samenvattende werk zet hij een genuanceerde en minder stigmatiserende visie op het Nederlandse dekolonisatiebeleid uiteen. Dit goed leesbare boek begint met het ontstaan en de groei van het Nederlandse wereldrijk en het opkomende nationalisme in OostIndi in de twintigste eeuw. Het tweede deel betreft de dekolonisatie van Indonesi sinds 1942, het nieuwe statuut met Suriname en de Nederlandse Antillen in 1954, het opgeven van Nieuw-Guinea in 1962 en de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Het laatste deel gaat over de postkoloniale periode

(Soesterberg: Uitgeverij Aspekt 2012) 336 blz., ill. Prijs 44,95. In de meidagen van 1940 sneuvelden zon drieduizend Nederlandse militairen, krijgsgevangenen, enkele burgers en medewerkers van het Rode Kruis en politiemensen. Dit boek is een eerbetoon aan deze gevallenen, die hier in alfabetische volgorde worden genoemd. Van hen worden biograsche gegevens vermeld, zoals leefjaren, onderdeel en rang, onderscheidingen en wijze van overlijden. Voor het samenstellen van dit boek werd vooral gebruik gemaakt van de Erelijst van de Koninklijke Landmacht. Maar ook andere bronnen, als publicaties en rapporten werden geraadpleegd. Het sober uitgevoerde gedenkboek in oblongformaat besluit onder meer met informatie over oorlogsschepen, de Stichting Ereschuld en Dankbaarheid (SED), kaartjes van de krijgsverrichtingen op verschillende vliegvelden en luchtfotos van de Grebbeberg.

Familienamen

(Maarsbergen: Stichting Esse Non Videri 2013) 248 blz., ill.

In dit fraai uitgegeven boek wordt de prominente familie Van Beuningen uit Amsterdam en Utrecht voor het voetlicht gebracht. Deze familie ontleent haar naam waarschijnlijk aan het dorp Beuningen bij Nijmegen. Stamvader Jan Geurtz van Boeningen/van Bningen woonde in de tweede helft van de vijftiende eeuw in Nijmegen. Zijn achterkleinzoon Dirck Jansz van Beuningen (omstr. 1530-voor 1580) vertrok naar

De Boer
J.W.A. Deerenberg
EEN AMSTERDAMS GESLACHT DE BOER. VANAF EERSTE KWARTAAL

Deze familie stamt af van een varensgezel uit Husum in Sleeswijk-Holstein, Michiel Barentszoon, die in het begin van de zeventiende eeuw in Amsterdam terechtkwam. Zijn nazaten gebruikten aanvankelijk patroniemen. Vanaf het begin van de achttiende eeuw werd door hen de naam De Boer gevoerd. De schrijver suggereert dat deze naam afkomstig is van het beroep appelkoopman, dat in de familie

Uitgelicht
In 1976 werd de Werkgroep Negentiende Eeuw
opgericht. Mede dankzij de activiteiten van de werkgroep (zoals het uitgeven van een documentatieblad en het organiseren van symposia) heeft het negatieve beeld dat men van de negentiende-eeuwse literatuur had (kabbelend domineesgerijmel) een herwaardering ondergaan. Het voorliggende boek is in zekere zin een aanvulling op de in 2009 verschenen studie Alles is taal geworden, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1800-1900 van Willem van den Berg en Piet Couttenier. Werden daarin de levens van de letterkundigen heel beknopt beschreven, Ellendige levens probeert dat gemis te ondervangen. In afzonderlijke artikelen wordt onder anderen aandacht besteed aan: Jacob Haafner (1754-1809), Elisabeth Maria Post (1755-1812), Willem Bilderdijk (1756-1831), Jan F. Helmers (1767-1813), Hendrik Tollens (17801856), Elias A. Borger (1784-1820), Charles E. Boniface (1787-1853), Adriaan van der Hoop (1802-1841), Jacob van Lennep (1802-1868), Gerrit van de Linde (1808-1858), Eduard Douwes Dekker alias Multatuli (1820-1887), 1830-1899), Betsy Perk (1833-1906), Franois HaverSchmidt alias Piet Paaltjens (1835-1894), Marcellus Emants (1848-1923) en Catharina Alberdingk Thijm (1848-1908).

Berends
A.G. Berends
HET GESLACHT BERENDS. VAN MEESTER PAPIERMAKERS TOT BOEKHANDELAREN, VERKONDIGERS VAN HET WOORD EN ANDEREN

Zoals aan hun leefjaren valt af te lezen stierven enkele van deze geportretteerden jong. Twee schrijvers pleegden zelfmoord. Ook waren er die hun hele leven gebukt gingen onder een ongelukkige jeugd. Jacob van Lennep vormde een uitzondering in dit gezelschap. Deze geestige, charmante en ontwikkelde man verwekte zowel voor als tijdens zijn huwelijk bij verschillende vrouwen buitenechtelijke kinderen. Door deze schandalen ontgingen hem weliswaar een hoogleraarspost en een herverkiezing als lid van de Tweede Kamer, maar zijn leven werd er niet ellendig door. Aad van der Tang

Overige
R. van Arkel e.a., De Honger-

(Amersfoort 2013) 188 blz., ill., index. Adres van de samensteller: Barchman Wuytierslaan 144, 3818 LM Amersfoort. E-mailadres: ton@berends-nl.com. Stamvader Berend Hendriks was sedert 1696 voor de helft eigenaar van een papiermolen te Ugchelen bij Apeldoorn. In deze omgeving bloeide de papierindustrie, waarin de familie Berends een belang-

R. Honings en O. Praamsma (red.)


ELLENDIGE LEVENS. NEDERLANDSE SCHRIJVERS IN DE NEGENTIENDE EEUW

(Verloren, Hilversum 2013) 25,-

72 gen.

gen. 73

algemeen familienamen
voorkwam. Leden van de familie De Boer verdienden onder meer de kost als koopman, scheepstimmerman, zeeman en waagdrager. De hoofdmoot van het boek bestaat uit een parenteel van de stamvader. In vrouwelijke lijn komen onder meer de familienamen Deerenberg, Grimberg, Lutz, Rijpma en Vasseur voor.

heraldiek

topograe
Stamvader Huibert de Haas (overl. 1744) was afkomstig uit Deventer. Hij vestigde zich in Zutphen, waar hij werkzaam was in de zeemindustrie en diaken was bij de doopsgezinde gemeente. Hij trouwde achtereenvolgens met Catrina Barners (1699) en Elsje Nabuur (1729). Huibert had ook banden met Amsterdam waar hij een huis bezat. Zijn gelijknamige kleinzoon (1737-1829) was zeembereider, koopman, landeigenaar en later rentenier te Zutphen. De kunstschilder Jacobus Schoemaker Doijer was gehuwd met een kleindochter van Huijbert de Haas jr. en schilderde zijn portret. In de loop van de achttiende eeuw trokken familieleden naar Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen. De grootste tak ontstond in West-Friesland in plaatsen als Bovenkarspel en Enkhuizen. De Gelderse tak breidde zich uit in Velp en Arnhem. Vanuit Zutphen emigreerden leden van deze familie naar Zuid-Afrika (1857) en de Verenigde Staten (1907). Familiefotos in zwart-wit verluchten dit mooie familieboek. en Agns Quix (1901-1986), die beiden uit Maastricht afkomstig waren. De familie Hustinx stamt uit het Belgische Emael. In 1436 verkreeg voorvader Arnoldus Hustijns Willemszoon van Emael het burgerschap van Maastricht. Eerst bekende voorvader van de familie Quix was Joannes Quix die in 1677 te Holtum bij Born in het huwelijk trad met Anna Louffen. Alle voorouders zijn vrij uitvoerig beschreven en gedocumenteerd. Vele Limburgse families passeren de revue zoals Palmen, Heyligers, Linssen, Nijpels, Rutten en Limpens. Een alfabetisch register ontbreekt helaas, maar daar hebben de samenstellers, aldus het voorwoord, bewust voor gekozen. voor de naam De Jong koos. Haije de Jong trouwde in 1803 met zijn nicht Trijntje Jelles de Jong. Hun nazaat Haije de Jong (1904-1966) was aanvankelijk werkzaam als elektricien in Harlingen. Eind jaren twintig vestigde hij zich in Eindhoven waar hij bij Philips een baan had gevonden. Zijn oudste dochter Tineke Bergsma-de Jong (1931) stelde samen met haar partner Adri Sterk deze smaakvol gellustreerde familiegeschiedenis samen. Hierin is ook veel aandacht voor het boerenleven en de turfgraverij in Friesland in voorbije eeuwen. Het boek bevat veel gegevens over aangetrouwde families zoals Bergsma, De Bock, Braaksma en Draaisma. Maassen (geb. 1794) waren beiden militair. Johannes maakte de veldtocht naar Rusland mee en kwam waarschijnlijk om het leven tijdens de overtocht van de Berezina in november 1812. Zijn jongere broer sneuvelde een jaar later. Een ander lid van deze familie, Antoon Evert Maassen (1807-1865), nam deel aan de verdediging van de Citadel van Antwerpen in 1832. De nu levende Maassens stammen af van Barend Reinier Maassen (1845-1931) en zijn vrouw Johanna Jacomina Eshuijs (1846-1920). Veel kleurenfotos verluchten dit familieboek, dat besluit met een index op aangehuwden en verwanten en een schematische stamboom.

gesignaleerd
Historisch Centrum Groninger Archieven en beslaan meer dan vierhonderd paginas. Een transcriptie daarvan is in het tweede deel van deze biograe te vinden. Eilardus de Ruiter (1795-1833), vader van vier kinderen, kwam uit een fatzoenlijke familie uit Oude Pekela waar hij stalhouder was. Hij stal geld van de landmeter Fokko Frederik Nieuwold van Hulten en werd wegens deze diefstal veroordeeld tot geseling, brandmerk en acht jaar tuchthuis. Na een verzoekschrift aan de Koning werden de eerstgenoemde twee straffen vervangen door een half uur te pronkstelling op een schavot. Behalve Eilardus de Ruiter en zijn familie komen ook andere personen en families in beeld, zoals Van Hulten, Van Meurs, Modderman en Piron. Als bijlagen zijn een kwartierstaat van Eilardus de Ruiter en een overzicht van zijn nakomelingen opgenomen.

VAN PROF. IR. A.S. KEVERLING BUISMAN (1890-1944)

(Bergen (N.H.): BetaText 2013) 104 blz., ill. Adres van de uitgever: Prins Bernhardlaan 10, 1862 EM Bergen (N.H.).

Duermeyer
A. Dermeijer
SCHWARZWALD (BADEN-WRTTEMBERG) TAUSEND JAHRE DRMER BIS DRMEYER UND VARIANTE VERSCHREIBUNGEN

Borstel
W.F. Borstel jr.
VAN BORSCHEL VIA BORSSEL TOT AAN BORSTEL

(Hoofddorp: Uitgeverij Eigen Boek B.V. 2013) 115 blz., ill., index. Prijs 22,-. Adres van de samensteller: Brederostraat 15F8, 2042 BA Zandvoort. Zie ook www.borstel.info. Het eerste exemplaar van dit boek kreeg Romy Borstel, de oudste dochter van de samensteller, voor haar achttiende verjaardag. Met haar en haar jongere zus Dominique begint deze familiegeschiedenis, die van het heden naar het verleden wordt gevolgd. De eerste voorvader in mannelijke lijn die in Nederland werd geboren was de militair Peeter Borstel. Hij zag in 1766 in Nijmegen het levenslicht en overleed in 1810 te Coevorden. Zijn vader Johann Jacob Borschel (1727-1781) was ook militair. Zijn familie was afkomstig uit het dorp Breitau bij Sontra in Hessen-Kassel. De oudste gegevens over deze familie (zestiende-eeuws) werden aangetroffen in de archieven van de stad Weienborn.

Keverling Buisman
A.S. Keverling Buisman
ALBERT SYBRANDUS. HET LEVEN

De schrijver is vernoemd naar zijn grootvader Albert Sybrandus Keverling Buisman (1890-1944), die sedert 1919 hoogleraar grondmechanica aan de Delftse Hogeschool was. Het eerste hoofdstuk van het boekje is gewijd aan de directe voorouders van Opa Albert. Diens grootvader Hamke Buisman (1823-1879) was de eerste van de familie die geen boer of schipper werd, maar onderwijzer. In Sneek, waar hij schoolhoofd was, werden zijn tien kinderen geboren. Zijn zoon Jan Anne Buisman (1855-1937) trouwde in 1884 met Hiltje Keverling (1858-1931), aan wier familie in dit boekje ruim aandacht wordt besteed. Hun beide zonen, onder wie Opa Albert, voerden sedert 1932 de dubbele geslachtsnaam Keverling Buisman. Behalve op het (gezins)leven van Albert Keverling Buisman wordt in deze verzorgde biograe ook ingegaan op de grondmechanica, het vakgebied waaraan hij zijn bekendheid dankte en waarover hij een gezaghebbend leerboek schreef. In Nederlands-Indi was hij verbonden aan de Technische Hogeschool Bandoeng. In 1939 vertrok hij met zijn vrouw en jongste dochter voor de derde keer naar Indi. Hij overleed in 1944 in een Japans interneringskamp. Als bijlagen zijn genealogische overzichten van de families Buisman en Keverling opgenomen.

(Utrecht 2011) 363 blz., ill. Adres van de samensteller: Wim Sonneveldlaan 137, 3584 ZR Utrecht. De familienaam Duermeyer en spellingsvarianten komt, behalve in de Duitstalige landen, onder andere ook in Nederland voor. Dit boek bevat een bundeling van onderzoeken naar verschillende families met deze namen, met name in BadenWrttemberg. De oudst bekende gegevens over een familie Drmer dateren van rond 1150 en betreffen personen die in het zuiden van het Zwarte Woud in Essbach aan de Rijn woonden. Later trokken leden van deze familie in noordelijke richting, naar Stuttgart en omgeving, de Elzas en ten slotte naar Pennsylvania, USA.

De Jong
A.A. Sterk, T. Bergsma-de Jong en H. Eising
BEKNOPTE GENEALOGIE VAN HET VOORGESLACHT VAN HAIJE DE JONG (1904-1966). OER BOEREN EN TURFGRAVERS EN HARREN NEITEAM T IT FRYSKE MARREGEBIET

Maassen
B.R.A. Maassen
MAASSEN UIT ARNHEM. GEHEEL HERZIENE EN AANGEVULDE UITGAVE

De Ruiter
J.J. de Boer
EILARDUS DE RUITER. EEN AAN LAGER WAL GERAAKT LID VAN EENE FATZOENLIJKE FAMILIE

Hustinx
E. Hustinx en J. Moers ylvani, USA.
HUSTINX-QUIX. KWARTIERSTAAT, GENEALOGIE EN FAMILIEGESCHIEDENIS. DEEL 1

(Maastricht 2013) 466 blz., ill. Adres van de tweede samenstelA. Wood-de Haas ler: Eisenhowerlaan 67, 6191 VV KRONIEK VAN DE FAMILIE DE HAAS Beek (L.). E-mailadres: / DEHAAS jefmoers@hetnet.nl. (Berkhout 2013) 312 blz., ill., index. Dit omvangrijke boek in groot formaat (het eerste van twee delen) Adres van de samenstelster: Westeinde 256, 1647 ML Berkhout. bevat de kwartierstaat van Els Hustinx (1938). Zij is een dochter E-mailadres: annetwood@quicknet.nl. van Jacques Hunstinx (1890-1986)

De Haas

(Ermelo [2013]) 128 blz., ill., index. Adres van de eerste samensteller: Henriette van Heemstralaan 31, 3851 WB Ermelo. De genealogie begint met Poppe Jetses, die in de eerste helft van de zeventiende eeuw landbouwer te Sint Nicolaasga was. Zijn nazaat Michiel Haijes (1759-1826) was landbouwer en veenbaas in Rotsterhaule en behoorde daar tot de hoogstaangeslagenen. Later boerde hij minder goed en was hij klompenmaker in Echten. Michiel nam in 1811 te Koudum de naam Boersma aan, terwijl zijn zoon Haije (1781-1860) te Rotsterhaule

(Hoofddorp 2013) 140 blz., ill., index. Adres van de samensteller: Vrijbuiterhof 10, 2132 TL Hoofddorp. In 1986 verscheen de eerste versie van deze genealogie. Sindsdien zijn er zoveel nieuwe gegevens gevonden, dat een nieuwe uitgave gerechtvaardigd was. Stamvader Reijnier Maassen (omstr. 17271810) trouwde in 1756 te Arnhem met de uit Emmerich afkomstige Wilhelmina Yving. In 1763 verkreeg hij het burgerschap van Arnhem. Blijkens de betreffende inschrijving was hij geboortig van dese stad. Zijn doopinschrijving werd in Arnhem echter niet aangetroffen. Zijn kleinkinderen Johannes Willem (geb. 1784) en Wijnand

(Boekelo 2013) 282 blz., ill., index. Adres van de samensteller: Pastoor Schneiderstraat 43, 7548 CM Boekelo. E-mailadres: jabo1941@planet.nl. Meer dan dertig jaar geleden trof de samensteller een in Groningen ingekomen kopie aan van een overlijdensakte uit Leeuwarden. Hieruit bleek dat zijn betovergrootvader Eilardus de Ruiter op 8 augustus 1833 in de Leeuwarder strafgevangenis was overleden. Deze vondst vormde de aanleiding tot een uitgebreid onderzoek naar het leven van deze voorvader, waarbij de stukken betreffende diens proces uit 1827 een belangrijke rol speelden. Deze stukken berusten bij het Regionaal

Sijtsma
F. Jellema en C. Sijtsma
FAMILIEBOEK SIJTSMA

(z.pl. 2013) 394 blz., ill. Adres van de tweede samensteller: Skollanswei 44, 9035 BT Dronrijp. In deze familiegeschiedenis staat Hendrik Sytzes Sijtsma (18291904) centraal. Van hem is zowel een kwartierstaat als een parenteel opgenomen. In 1855 trouwde hij te Franekeradeel met Ynskje Gerbens Faber met wie hij vijftien kinderen kreeg. Dit resulteerde in een omvangrijk nageslacht! Hendriks overgrootouders van vaderszijde (kwartieren 8 en 9) waren Sytze Gerrits (overl. 1796) en Stijntje Harmens. In 1775 verhuisden ze

74 gen.

gen. 75

algemeen familienamen
met hun kinderen van Hantum naar Achlum. Zoon Pieter Sijtzes (1761-1828), de grootvader van Hendrik, nam in de Franse tijd de familienaam Sijtsma aan, afgeleid van het patroniem Sytzes. De nakomelingen van Hendrik Sijtsma en Ynskje Faber woonden voor het grootste deel in Sexbierum, Midlum en Harlingen. Hun kleinzoon Age Dijkstra (1887-1958) vestigde zich in Hull (Iowa, U.S.A.) en trouwde daar in 1915 met Henrietta Vis, een Amerikaanse van Nederlandse afkomst. Onder hun vele nakomelingen in de Verenigde Staten komen nazaten met de familienamen Brummel, Hoekstra en Stienstra voor. Onder de Nederlandse nazaten van Hendrik Sytses Sijtsma vinden we onder meer leden van de families Haitsma, Greving, Giliam, Leyendekker, Joustra en Alkema. Mooie zwart-witfotos complementeren dit degelijke familieboek.

heraldiek

topograe

gesignaleerd

Uitgelicht
de rma J. Verkerke en Zonen op, een groothandel in Aardappelen en Spaansch fruit. (Vandaar de titel van het boek.) Stamvader Jan Matthijsse Verkerke kwam uit SintMaartensdijk waar hij omstreeks 1660 werd geboren. Zijn nazaten bleven tot in de negentiende eeuw op Tholen wonen. In 1880 trouwde Johannis Verkerke (1859-1933) met Hendrika Verhoeven en vestigde zich te Bergen op Zoom. Hij was de vader van genoemde Willem Johannes Verkerke. In het boek wordt ook aandacht besteed aan de voorouderlijke families Wakkee, Verhoeven en De Nij. ven in dit boek, zullen echter wel juist zijn. De nakomelingen van de vermeende bastaarden zijn ook in vrouwelijke lijn uitgewerkt, wat de grote omvang van het (niet als bedlectuur geschikte) boek verklaart. Families die de revue passeren zijn onder meer Van Aggelen, Bonnekamp, Dietz, Eikendal, Van der Ende, Van Gaalen, Grter, Guurink, Hardeman, Ho(o)gervorst, Hoynck van Papendrecht, Van der Kreeft, Regoor, Van der Vinden en Wichers. voor verwante families, zoals Van der Lede, Van Heemskerk, Van der Meer, Van Abbenbroek, Van Liesveld en Van Groeneveld.

Ykema
C. Bakker en M.E. Ykema
DE YKEMAS VAN WYMBRITSERADEEL

Marjoleine OppenheimSpangenberg OVER ZIJ EN IK (De Geus, Breda 2013) 18,95

De gruwelen van WO2 spelen nog steeds een belangrijke rol in de familiegeschiedenis. Of misschien wel: nu des te meer. Veel overlevenden hebben niet kunnen of willen praten over de verschrikkingen die ze hadden meegemaakt. Vaak weten de kinderen wel dt hun ouder verschrikkelijke dingen had meegemaakt, maar weten ze niet precies, wat. Die kinderen zijn nu zelf vijftig of zestig, en realiseren zich dat hoewel ze geen benul hadden van de zwaarte van de ervaringen van hun ouders ze zich voortdurend bewust zijn geweest van iets. Van dingen die je nooit mocht doen, of mocht zeggen, omdat dat je ouder vreselijk verdrietig zou maken. Of boos. Zo ervoer ook de schrijfster dat. Haar moeder, de joodse Riel van Duren, werd in de oorlog gevangen genomen en overgebracht naar

kamp Westerbork. Vandaar kwam ze terecht in Auschwitz, bij de groep vrouwen die door de arts Clausberg werd gebruikt voor zijn onderzoek naar sterilisatie. Ze wist aan dat lot en aan vergassing te ontkomen en werd aan het einde van de oorlog door de Duitsers meegevoerd naar Bergen-Belsen, waar ze alsnog bijna overleed aan vlektyfus. Thuisgekomen bleek haar halve familie vergast. Haar dochter beschrijft de gebeurtenissen, en aan de hand daarvan de invloed die ze op hr leven hebben gehad. Vriendjes die werden ingepalmd met de verhalen over de hel, de ruzies over aandacht, over het stuklopen van het huwelijk van haar ouders. Altijd was de oorlog aanwezig. Dimphna Groffen

Van der Woerd


J.H. van der Woerd
DE FAMILIE VAN DER WOERD VAN HOLLAND. GENEALOGIEN OF PARENTELEN EN BIOGRAFIEN

Willem III
H. de Iongh
KONING WILLEM III EN ZIJN BASTAARDEN. HET BEEST DER BEESTEN

ek.

Verkerke
L.F.W. de Klerk
SPAANSCH FRUIT. HET GESLACHT VERKERKE VANAF 1660

(Kaatsheuvel 2013) 107 blz., ill. Adres van de samensteller: Burg. Van der Heijdenlaan 6, 5171 JL Kaatsheuvel. E-mailadres: len@deklerkhome.nl. Stond in Het spoor terug. Het Zeeuwse geslacht De Klerk vanaf 1570 (Genealogie 19 (2013) a. 2, 39) de familie van vaderskant centraal, nu besteedt Len de Klerk aandacht aan de familie van zijn moeder. Grootvader Willem Johannes Verkerke (1888-1955) richtte samen met zijn vader en twee broers in Bergen op Zoom

(Soesterberg: Uitgeverij Aspekt 2013) 393 blz., ill., index. Prijs 21,95. Koning Willem III (1817-1890) had een bedenkelijke reputatie. Zijn bijnaam Koning Gorilla dankte hij onder meer aan zijn seksuele uitspattingen. In dit boek geeft Hanno de Iongh een overzicht van de bastaarden die hem van Willem III bekend zijn, inclusief hun nageslacht. De meeste vrouwen bij wie de koning kinderen zou hebben verwekt waren van eenvoudige afkomst. Overigens zijn de meeste affaires gebaseerd op familieoverlevering en geruchten, zodat niet zeker is of het cht om buitenechtelijke spruiten van de koning gaat. De genealogische gegevens betreffende het nageslacht van deze kinderen, zoals weergege-

(Gouda 2013) 280 blz., ill. Prijs 39,65 (excl. verzendkosten). Adres van de samensteller: Calslaan 22, 2804 RT Gouda. E-mailadres: woerdko@planet.nl. Samensteller Joop van der Woerd (1948) maakt in dit boek onderscheid tussen echte en onechte Van der Woer(d)(t)en. Tot de eerste groep rekent hij onder meer het riddermatige geslacht Van der Woert, beginnend met Dirck I van Voorne (1136-1204) en zijn zoon Floris I van der Woert, die leefde van 1178 tot 1230. Daarna volgen negen (fragment) genealogien van andere families Van der Woerd, zoals de Adrianustak waartoe de samensteller zelf behoort. De onechte takken omvatten elf families, die deels in de vorm van een parenteel zijn uitgewerkt. Genealogische schemas helpen om deze ingewikkelde familiegeschiedenis inzichtelijk te maken. Ook is er veel aandacht

(z.pl. [2013]) 393 blz., ill., index. Adres van de eerste samensteller: Geffenstraat 3, 6844 HB Arnhem. E-mailadres: c.bakker920@upcmail.nl. Deze familie droeg al ver voor de Franse tijd (toen het aannemen van een geslachtsnaam verplicht werd gesteld) een familienaam, iets wat onder Friezen van het platteland uitzonderlijk was. Johannes Ykes (1636-1702) en zijn zoon Yke Johannes (16801751) waren de eersten van hun geslacht die zich Ykema noemden. Johannes vader Ycke (of Eecke) Sybrens was in de eerste helft van de zeventiende eeuw veehouder te Sandrden bij Oudega. In deze streek woonden zijn voorouders zeker vanaf het einde van de vijftiende eeuw als eigenerfde boeren. In de achttiende eeuw bekleedden leden van deze familie openbare functies als kerkvoogd, ontvanger en mederechter in Westhem en Ferwoude. Er worden drie takken onderscheiden. De eerste tak betreft de afstammelingen van Johannes Ykes Ykema (17171798). De gezinnen van vrouwelijke nakomelingen worden ook beschreven, zoals dat van Anna Ykema (1910-1984), de moeder van de voormalige minister van nancin en president van De Nederlande Bank Wim Duisenberg

(1935-2005). Hierna volgen overzichten van de nakomelingen van Johannes broers Harmen Ykes Ykema (1722-1782) en Theodorus Ykes Ykema (1730-1821). Elk overzicht wordt voorafgegaan door een hoofdstuk met historische en biograsche bijzonderheden en wordt besloten met een index. Een apart hoofdstuk is gewijd aan enkele aanverwante families, zoals Van Berkum, Brolsma, Buma, Von Chrismar, Duisenberg, Jorritsma, Laverman Van Mesdag en Vorsterman van Oyen.

Overige
J. Blom, De ontwikkeling tot mens [Blom] (Leusden 2010). G.A. Boertje, Pietertje Boertje, 1864-1920. De eerste Rozenburgse vrouw met de familienaam Boertje (z.pl. [2007]). G.A. Boertje, Fadette C.J.A. Boertje, 1907-1984. De vrouw van luitenant-generaal Hubert F.J.M.A. von Frijtag Drabbe (Rozenburg 2008). M. de Rocha Carneiro, La Descendance de Dom Miguel 1er de Bragance [Bragana], Roi du Portugal 1802-1866 (Parijs 2010). C. Pernot, Mgr. Buckx, een grote

onbekende zoon van Born (z.pl. 2010). N.A. van Beek, Het geslacht Carbentus (s-Gravenhage 2011). E.J.C. Boutmy de Katzmann, Carter (s-Gravenhage [2010]). B. Lever, Pieter de Clercq (18491934) en de Friesland-collectie in Arhus (z.pl. 2009). J. Rouffaer-Ham, Parenteel Cornelisse (Middelburg 2009). A. Cuffez, Genealogie van Cuffez en varianten Coffez en Couffez. Deel V: Cuffer, Cuffet en addenda (Oostende 2011). P. Daalhuizen, Van Johann im Dahl (1670-17??) tot Jan Daalhuizen (1905-1973) en zijn nageslacht (Nieuwegein 2010) 2 dln. G.J. Dankbaar, Het geslacht Dankbaar (z.pl. [2010]). Z.M. Deurvorst, Kwartierstaat van Zeno Melchior Deurvorst (geb. 14 juni 1928) t/m 17e generatie (Warnsveld 2005). J. Miedema en W. Wanders, Het Jentje Jobs en Job Jentjes-volk van Weidum, Wommels en Baard (1600-1800) (Domna en Grota) (z.pl. 2010). P. Benschop, Genealogie Druijff (z.pl. 2005). M. van der Velden, Eberstadts in

The Netherlands (2e druk, Rotterdam 2013). J. van Erve, De nakomelingen van Walterus van Erven, sedert 1828 Walterus van Erven Dorens (Nieuwegein 2009). H. Feringa en C. Feringa, J.K. Feringa. Dagboek. Ontvoering uit Nederland. Verblijf in Duitschland. Terugkeer uit Duitschland. Verblijf in Eindhoven. Terugkeer naar Rotterdam (z.pl. 2004). E.H.P. Cordfunke, Een HollandsSchots avontuur, 1291-1292. De claim van Floris V op de Schotse troon (Utrecht 2005). P. van Leeuwen, Familie Gerbrands 1845-2010 (Delft 2010). Z.M. Deurvorst, Parenteel van Alida Maria Adriana Louisa Bnhoff en Petrus Cornelius van Goens (Warnsveld 2011). B. de Graaff, Negen generaties De Graaff. Een Enkhuizer vissersgeslacht vanaf begin 18e eeuw (Dieren 2010). F. Harwig, Genealogie Harwig (Hasselt 2011). L. Hauer en T. Boswerger, Genealogie van Cordt Hauer (Loosdrecht 2009). K. Helder, Stamreeks van Christiaan Heller-Helder von Rotheim in

het Hessische-Darmstadt te Duitsland naar Nederland (Groningen 2011). A. Bothof, Kwartierstaat Van Hengel - Biesheuvel (Oegstgeest 2010). A. Hesselink en G. Hesselink, De opa van mijn opa [Hesselink] (Bellingwolde 2010). B. Huenges Wajer, Geschiedenis van de familie Huenges. Oorsprong en ontwikkeling (Sweikhuizen 2011). A.J. Jans, Kwartierstaat van Xander Jurjen Jans (Zoetermeer [2010]). E.J.C. Boutmy de Katzmann, Remmert (s-Gravenhage [2010]). F.F. Schachtschabel, Genealogy of Hansson-Reppe from Reppe, Vestvagoy, Lofoten, Norway (Zoetermeer 2008). F.T.M. Resink, Kwartierstaat Resink - Van Otterdijk (Utrecht [2010]). A.P.A. van Rooden, Genealogie van de familie Ruiter (Dordrecht 2009). A.T.M. Ruygt, Genealogie geslacht Ruijgt - Ruig - Ruigt Ruych - Ruygt - Ruijcht - Ruijght - Ruijch (Tiel 2004). A. Bekkenkamp, J.W. Samberg,

76 gen.

gen. 77

gesignaleerd
Fenomeen. Het levensverhaal van de pastor van Twickel en Twente (1890-1976) (Delden 2006). G.H. Schuur, De voorouders in kwartierstaten van Geuko Hendrik (Gudi) Schuur, geb. Winschoten 2 april 1944 (Berkel en Rodenrijs 2009). E.J.C. Boutmy de Katzmann, Seelig (s-Gravenhage 2010). C. Groen, Mijn Indische jaren (1945-1950). Open brief aan Dr. Herman Smit (Amersfoort 2009). M.E.A.J. Spaan, Het geslacht Spaen van Camphuysen. Een familiegeschiedenis in documenten (Kranenburg-Ntterden 2010). A. Tasseron en S.J.A. Tasseron, Tasseron - Van der Voet; Tasseron - Spaargaren; Tasseron - Zaal - Boot (Hoogeveen/[Amstelveen] 1984-2010). A. Brouwer, Het nageslacht van Geert Theisens en Janna Salomons (Ermelo 2010). Genealogie van Popke Fokkes Veenstra (Haarlem 2011). N.J. Kemper, De familie Verguldebijl in Montfoort en Rotterdam (Nieuwegein 2010). T. Vermeulen, Genealogie van de familie Vermeulen (Zwijndrecht 2010). N.A. Kosters, Genealogie van het geslacht Verschoor (5e druk, Sleen 2011). E.J.C. Boutmy de Katzmann, Verstrijden (s-Gravenhage [2010]). R.P. Mouton, Kwartierstaat Vink - Bonhof. De voorouders van Jan Alex Vink (Zeist 2010). H. Zanting, Van Friese Komaf. Antje van der Vlugt en haar familie [...] (z.pl. [2010]) 2 dln. F.A.J.M.J. Mom, Kwartierstaat Vreuls - Vleu (Sittard 2010). B.H. Wajer en T. Wajer, Geschiedenis van de Medemblikse familie Wajer. Oorsprong en ontwikkeling (Oegstgeest 2011). N.J. Kemper, Hendrikje Watzema en haar voorouders (Nieuwegein 2010). W. Bolderheij en G. Meulmeester, Johannes Justus Weijher (1726-1808), een stadsregent (Weesp 2010). H.R. van der Woude, Genealogie Wigersma (Zuidlaren 2011). G.B. Sanders, Genealogie Wolf (Maastricht 2010). H. Zanting, Carst Pieters, plm 1600-1670, een aparte voorvader [van moederszijde van de samensteller] in Hoogeveen en Zuidwolde (Maartensdijk 2008). A. van Houte-Zwerver, Liber Amicorum Mense Minzes Zwerver & Anna Tallina Timmer (Zwolle 2009). (Burgum: Stichting Streekmuseum-Volkssterrenwacht Burgum 2013) 216 blz., ill. Prijs 24,50 (excl. verzendkosten). Te bestellen bij uitgeverij Probook Media te Zwolle (www.probookmedia. nl). Adres van de samensteller: Wageningenstraat 18, 2150 AN Nieuw-Vennep. E-mailadres: nanbos@planet.nl. De zuivelindustrie is in Friesland nog steeds van groot belang. Vanaf het einde van de negentiende eeuw werden er in deze provincie veel zuivelfabrieken gesticht, vaak in coperatief verband. In 1904 richtte Arnoldus Werumeus Buning in Eastermar (Oostermeer) een particuliere stoomzuivelfabriek op. Behalve aan de productie van de fabriek wordt in dit gedenkboek veel aandacht geschonken aan de leidinggevenden en het personeel van de onderneming. Van bijna alle personeelsleden, waaronder melkrijders en melkcontroleurs, zijn korte levensbeschijvingen opgenomen. Bijzondere aandacht is er voor de familie Boterkooper, die in de twintigste eeuw een zeer prominente rol speelde in de zuivelindustrie. Behalve Welgelegen bezat de familie zuivelfabrieken in Surhuisterveen, Noordwijk (Gr.) en Schoonrewoerd in Zuid-Holland. In 1964 werd Welgelegen gesloten en in 1977 gesloopt. In een bijlage is een overzicht opgenomen van alle melkleveranciers in het dorpsgebied van Eastermar van na de Tweede Wereldoorlog. lieke adel, adel in het Overkwartier (nu Midden- en Noord-Limburg), de afnemende politieke invloed van de adel in de negentiende en twintigste eeuw, het functioneren van de huidige ridderschap en vastgelegde herinneringen aan het vroegere adellijke leven. Het boek is fraai gellustreerd met kleurenafbeeldingen van onder andere archiefstukken, familiewapens, landkaarten en portretten.

algemeen familienamen
Spoorweg Maatschappij. Vervolgens wordt aandacht besteed aan hotels, warenhuizen en particuliere woonhuizen. Tot de laatste categorie behoren onder andere de panden Sophialaan 9 (familie Douwes Dekker), Surinamestraat 20 (familie Couperus), Regentesselaan 176 (echtpaar Kloos-Reyneke van Stuwe), Nieuwe Uitleg 16 (Margaratha Geertruida Zelle alias Mata Hari), Van Merlenstraat 124 (de schilder Toorop) en Nassaulaan 11 (echtpaar Van Deventer-Maas). Architecten met een NederlandsIndische achtergrond krijgen speciale aandacht, zoals Berlage, De Bazel en Wierenga (Nirwanaat). Deze uitgave is het resultaat van het project Sporen van Smaragd - Nederlands-Indisch erfgoed in Den Haag, 1853-1945, dat door de gemeente Den Haag werd gestart om Indische sporen in het Haagse stadsbeeld te inventariseren.

heraldiek

topograe

Topograe

Eastermar
E. Bosma
WELGELEGEN TE EASTERMAR. EEN PARTICULIERE ZUIVELFABRIEK 1904-1964

Gelderland
C.O.A. Schimmelpenninck van der Oije e.a. (red.)
ADEL EN RIDDERSCHAP IN GELDERLAND. TIEN EEUWEN GESCHIEDENIS

s-Gravenhage
A.A. Kroon en A. Wagtberg Hansen
SPOREN VAN SMARAGD. INDISCH ERFGOED IN DEN HAAG, 1853-1945

grondgebied van Rijswijk bevond. De hofstede Ypenburg is steeds in het bezit geweest van deftige Hollandse families. De eerste eigenaar was Pauwels van Beresteijn (15481625), die Ipenburch in Rijswijkerbroec rond 1600 verwierf. Na hem volgden nog vier Van Beresteijns tot 1702, toen de buitenplaats achtereenvolgens eigendom werd van de families Vallensis, Van Vredenburg, Steijn en De Drevon. In de 1835 verwierf de familie Van der Goes van Naters het landgoed. Een halve eeuw later werd Ypenburg op een veiling gekocht door mr. Willem van der Mandele. Toen Van der Mandele in 1925 overleed was er van zijn buitenplaats weinig meer over. In 1932 verrees op ongeveer dezelfde plaats een modelboerderij, die eveneens Ypenburg werd genoemd. Tot de afbraak in 1980 boerde de familie Vaandrager op deze hoeve.

Uitgelicht
Aan de hand van zijn vele publicaties en nagelaten correspondentie schreef Scheffer een prachtige biograe van zijn grootvader, losoof en cultuurpessimist Herman Wolf. Wolf, die met zijn familie vanuit Keulen naar Amsterdam emigreerde, wist zichzelf al op jonge leeftijd op de kaart te zetten. Op 19-jarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste lososche verhandeling. Er zouden er nog veel volgen. Hij verdiepte zich in Schopenhauer, en herkende zich in diens pessimistische wereldbeschouwing. Dat pessimisme werd heftig versterkt door de barbaarsheid van de Eerste Wereldoorog. Naast de losoe ging zijn belangstelling uit naar de letteren; Duits n Nederlands. Hij correspondeerde met schrijvers als Frederik van Eeden, Thomas Mann en Stefan Zweig. Hij werd leraar Hoogduits, eerst aan de HBS, later aan de Openbare Handelsschool. Naast het lesgeven schreef hij, ondermeer over zijn held Goethe. Na de
verkiezing van Adolf Hitler tot Rijkskanselier in 1933 raakte Wolf zijn vertrouwen in de mens en het humanisme kwijt. Hij verdiepte zich in de omgang met de eindigheid van het leven en uiteindelijk in de parapsychologie. De neutraliteit van Nederland en zijn groeiende verontrusting over de anti-Joodse maatregelen maakten het leven voor Wolf steeds zwaarder; de sucide van zijn vader raakte hem diep. Zijn ontslag bij de OHS en het afnemen van zijn redacteurschap van het Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte en Psychologie, beide vanwege zijn jood-zijn, gaven de genadeklap. In 1942 overleed hij aan de gevolgen van een hersentumor Dimphna Groffen

Paul Scheffer
ALLES DOET MEE AAN DE WERKELIJKHEID. HERMAN WOLF 1893-1942

(De Bezige Bij, Amsterdam 2013) 24,90

(Zwolle: Wbooks 2013) 384 blz., ill., index. Prijs 49,95. Dit prachtig vormgegeven boek opent met een groepsfoto van de leden van de Ridderschap van Gelderland. De Ridderschap nam het initiatief tot het samenstellen van deze historisch-wetenschappelijke uitgave over adel en ridderschap in Gelderland vanaf de middeleeuwen tot heden. In dit gewest het Rivierenland in het bijzonder woonden van oudsher de meeste adellijke geslachten. Ofschoon er over de geschiedenis van de Gelderse adel al veel is gepubliceerd, bestond er nog geen totaalstudie zoals over de adel in Limburg en Zeeland. In deze leemte probeert dit handboek te voorzien. Verschillende historici belichten allerlei aspecten van de Gelderse adelsgeschiedenis vanaf de tiende eeuw tot onder andere de vorming van drie ridderschappen in Gelre en Zutphen vanaf 1621. Onderwerpen die aan de orde komen zijn onder meer de katho-

(s-Gravenhage: Uitgeverij De Nieuwe Haagsche 2013) 368 blz., ill. Prijs 29,95. Voor verlofgangers en repatrianten uit Nederlands-Indi was Den Haag een aantrekkelijke plaats om te verblijven of te wonen. Zo bestonden er verschillende Indische verenigingen en waren er plekken waar de talrijke (oud-)Indigangers elkaar konden ontmoeten. In de residentie zijn veel monumenten te vinden die herinneren aan het Indische verleden van Den Haag. In dit prachtige boek in groot formaat wordt dit architectonisch erfgoed, waarin een vermenging van oosterse en westerse stijlen is te zien, op thematische wijze beschreven en afgebeeld. Eerst komen de bestuursgebouwen aan bod, zoals het voormalige ministerie van Kolonin en het Paleis Noordeinde. De internationale handel wordt vertegenwoordigd door onder meer de gebouwen van de Bataafsche Petroleum Maatschappij en de Nederlands-Indische

Ypenburg
F.J.A.M. van der Helm
BOEREN OP YPENBURG. ONTSTAAN EN VERGAAN VAN DE HOFSTEDE YPENBURG

Sint-Petersburg
P. Holtrop e.a. (red.)
TWEE EEUWEN NEDERLANDERS IN SINT-PETERSBURG. DE HOLLANDSE KERK ALS SOCIAAL EN RELIGIEUS MIDDELPUNT

(Hoogwoud: Kirjaboek [2013]) 126 blz., ill., index. Prijs 17,50 (excl. verzendkosten). Adres van de samensteller: Jacob Mosselstraat 80, 2595 RJ s-Gravenhage. E-mailadres: helmhuis@ ziggo.nl. De naam Ypenburg heeft in Den Haag en omgeving een bekende klank, vooral dankzij het voormalige vliegveld Ypenburg. De huidige Haagse woonwijk Ypenburg heeft zijn naam niet alleen aan het vliegveld te danken maar ook aan een buitenplaats, die zich op het

(Zutphen: Walburg Pers 2013) 304 blz., ill., index. Prijs 19,95. In het door tsaar Peter de Grote (1672-1725) gestichte Sint-Petersburg beschikten Hollandse koopen vaklieden over een kerkje op het erf van vice-admiraal Cruys op het Admiraliteitseiland. In 1717 werd de eerste Hollandse predikant naar Sint-Petersburg beroepen. De Hollandse gemeente telde vanaf de eerste helft van de negentiende

78 gen.

gen. 79

gesignaleerd
eeuw ongeveer 250 kerkleden. De Russische Revolutie van 1917 maakte niet direct een einde aan deze kerkelijke gemeente. In 1927 droeg het laatst-overgebleven kerkenraadslid de inventaris en het archief van de kerk aan de Russische regering over. Dit boekje bevat twaalf bijdragen over de Hollandse gemeenschap in Sint-Petersburg. Na inleidingen over de Hollandse Hervormde kerk en Hollandse protestanten in Sint-Petersburg volgen artikelen over de Schiedamse bouwfamilie Van Boles, de emigratie van de kunstenaars Georg Gsell en Dorothea Merian naar Sint-Petersburg, het conict-Carp in de Hollandse Hervormde kerk, de oorspronkelijk Vriezenveense Ruslui-families Harmsen en Engberts, de predikant W.L. Welter, de laatste kerkelijke voorzitter Franois Schmitt in de jaren 1920-1927, het gebruik van het Duits in de Nederlandse kerkdienst en herinneringen aan Sint-Petersburg van Egbert Engberts (1875-1955). Ook is er een uitstapje naar de Hollandse gereformeerde kerk te Riga in de achttiende eeuw. Van de familie Engberts/Scholl Engberts is een fragmentgenealogie opgenomen. ziene uitgave van dit boerderijenboek uit te geven. Na inleidingen over boerderijtypen, het gemengde bedrijf en de veertig veehouderijen van omstreeks 1950 volgt een overzicht van alle historische boerderijen en hun bezitters en bewoners in Warmond. De eerste drie boerderijen die aan bod komen zijn Weltevreden aan de Beatrixlaan en t Fort en De Burcht aan de Burgemeester Ketelaarstraat. Veel van de besproken boerderijen bestonden al in de zeventiende eeuw. De hoeve Endepoel was ooit eigendom van de graven van Holland en werd al in de veertiende eeuw in de grafelijke leenregisters vermeld. De historische beschrijvingen worden begeleid door illustraties van oude kaarten, tekeningen en fotos van de bewoners uit de negentiende en twintigste eeuw. Families die voor het voetlicht komen zijn onder andere Van Rijn, Ramp, Van Leeuwen, Van der Geest, Vergeer en Warmerdam. Kadastrale Atlas Gelderland 1832. Elst en Lent (Arnhem 2012). W. Nolten, 535 jaar Clerus te Eygelshoven / Hopel 1477-2012 (Heerlen 2012). H. Krner en A. Hansert, Frankfurter Patrizier. HistorischGenealogisches Handbuch der Adeligen Ganerbeschaft des Hauses Alten-Limpurg zu Frankfurt am Main (Neustadt an der Aisch 2003). R. de Waal e.a., Hagenaars in oorlogstijd. Ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog (s-Gravenhage 2005). M.M.J. Put en M. van Dijk, 2000 jaar Heerlen. Van Romeinse nederzetting tot moderne stad (Heerlen 1998). K. van der Hoek e.a., Kadastrale Atlas Gelderland 1832. Huissen (Arnhem 2012). K. Schilder, Zegels aan charters in het oud-archief van Kampen 12511781 (Kampen 2012). U. Schwarz, Kln und sein Umland in alten Karten (Keulen 2012). T. Voss, Die Familien der ev.-luth. Kirchengemeinde Marienhafe (1680-1900) (Aurich 2012). D. Neemann, Die Familien der Kirchengemeinde Nesse (16141910) (Aurich 2012). A.C. Zeven, Nijkerk. Was- en lakzegels in het gemeentearchief (z.pl. 2011). J.G.C. Simonis, Zielzorgers in het Bisdom Roermond 1840-2000 (Sittard 2001). Naamlijst van het Bisdom Rotterdam (Rotterdam 2007). H. Munk, Petruskirche Steinhude. Die Kirche im Dorf [...] (Steinhude 2003). F.I. Kappers, De IJseren Hoet. Onderzoek naar de geschiedenis van perceel, bebouwing, eigendom en bewoning van Oudegracht 293 (Utrecht 2009). F.I. Kappers, De Rooster. Onderzoek naar de geschiedenis van perceel, bebouwing, eigendom en bewoning van Oudegracht 279 (Utrecht 2012). D.J. Wijmer, Vianen in 1832. Grondgebruik en eigendom. Tekst en kaarten. Kadastrale Atlas Provincie Utrecht, 17 (Utrecht 2009) 2 dln. P.A. Donche, Edelen, leenmannen en vorstelijke ambtenaren van Vlaanderen 1464-1481-1495 (Berchem-Antwerpen 2012). K. van der Hoek en G. Dijkhuizen, Kadastrale Atlas Gelderland 1832: Vorden (Arnhem 2011). J. Haag, Canon van Waterland. De geschiedenis van Waterland in 23 verhalen (z.pl. 2010). M. Hagen, Die Familien der Kirchengemeinde Weene (1671-1911) (Aurich 2010). J.P. Blokker, Wormer families (Wormer 1992-2003) 2 dln. J.W. van Maren, Bestuurders van Woudenberg tussen 1739 en 1852 (Woudenberg 2010). G. Hartendorf, 57 jaar IJmuider Reddings-Brigade (Haarlem 2008). K. Schilder, Archief van het schoutambt IJsselmuiden. Inventarisnr. 12 (1665-1686) (Kampen 2012). J. van der Velde, Proeven van Zoetermeerse Zuivel (Zoetermeer 2010). P. Drapers, Groeistad Zoetermeer 1962-2012 (Zoetermeer 2012).

ondertussen bij het CBG...

De Heraldische DataBank van het CBG


Sinds onze website online is,
www.heraldischedatabank.nl, heb-

nele beschrijving, kunnen contact opnemen via heraldiek@cbg.nl.

Overige
R. Egeter van Kuyk e.a., De CASscholen [Batavia]. Gedenkboek bij de viering van 110 jaar Carpentier Alting Stichting (Schoorl 2012). W.R.C. Alkemade en J.P.J. Lokker, De kaasrepubliek. Een korte geschiedenis van politiek en bestuur in Bodegraven (Bodegraven 2010). Kleine Reeks. Verhalen over de geschiedenis van Stad en Heerlijkheid Borculo. Nr. 1-9 en 11 (Borculo 1993-2004). Mitteilungen der Dr. OttoBeuttenmller-Bibliothek der Stadt Bretten (Bretten 2002-2004). H. van der Made, Buitenverblijf Decima. Feiten uit de historie van een Brummens buitenverblijf (Brummen 2012). B. Stroeve en H. Stroeve, Station Dedemsvaart. Sporen van toen (Avereest 2012). J. Ottersberg, Die Familien der Kirchengemeinde Dornum (17061900) (Aurich 2012). K. van der Hoek en G.J. Mentink,

Jochem Kroes en Aad van der Tang Jochem Kroes en Aad van der Tang zijn werkzaam bij het CBG

Warmond
A. van Noort
DE KUNST VAN HET BOERENLEVEN. GESCHIEDENIS VAN WARMONDSE BOERDERIJEN

(2e herziene druk, Warmond: Historisch Genootschap Warmelda 2013) 192 blz., ill. Prijs 22,50 (excl. verzendkosten) Verkrijgbaar via www.warmelda.nl. Het Historisch Genootschap Warmelda besloot vanwege grote belangstelling om een tweede her-

ben veel enthousiaste bezoekers de gebruiksvriendelijke databank geprezen. Desalniettemin zijn er punten waar nog aan wordt gewerkt: een lijst met veelgestelde heraldische vragen en een lijst met heraldisch jargon, waarmee men weer gemakkelijker kan zoeken. De icoontjes in de vorm van een kaartenbak die de collectie Muschart voorstellen, zullen geleidelijk worden vervangen door scans van de originele ches. De icoontjes in de vorm van een doorgestreepte camera zullen worden weggewerkt. Naar aanleiding van allerhande binnengekomen tips beginnen ook de plannen omtrent een heraldische publiekscollectie langzaam gestalte te krijgen: een deelverzameling waarvoor het publiek afbeeldingen en informatie volgens een vast sjabloon kan aanleveren. Het wapen wordt daarmee niet gecerticeerd, maar gesignaleerd. Particulieren of instellingen die heraldische collecties van diverse aard bezitten en zoeken naar een vorm van digitale ontsluiting en professio-

Kennismakings bijeenkomsten CBG


Voor nieuwe Vrienden organiseert het CBG in 2014 weer een aantal gratis kennismakingsbijeenkomsten op maandagochtend. U wordt ontvangen met koffie, daarna krijgt u een korte uitleg over de website en de studiezaal. Ten slotte volgt een rondleiding door de depots van het Bureau. Bij voldoende ruimte kunnen ook niet-Vrienden aan de bijeenkomst deelnemen. Zij betalen een bedrag van 10,-. De bijeenkomsten vinden plaats op 10 maart, 14 april en 12 mei 2014 van 10.30-12.30 uur. Het maximale aantal deelnemers is vijftien. Opgeven is mogelijk tot uiterlijk een week tevoren via cursus@cbg.nl.

standaard bronnen op internet om informatie over hun familie en over archieven te zoeken. Maar er is veel meer te vinden door een andere zoekmethode te gebruiken. In deze ndaagse cursus geeft Eric Hennekam stapsgewijs aan hoe u te werk kunt gaan. Datum en tijd: maandag 31 maart 2014, 09.30 16.00 uur (lunchpauze 12.30 13.30 uur). Kosten 75,- per cursusdag (te voldoen na ontvangst van een factuur) inclusief koffie en thee; exclusief lunch. Maximaal veertien deelnemers. Aanmelden tot uiterlijk twee weken voor de cursusdag via cursus@cbg.nl. Vermeld daarbij: cursus Eric Hennekam 31 mrt. (Bij afmelding n 24 maart wordt de volledige cursusprijs in rekening gebracht). Volgende gelegenheid maandag 28 april.

Belgische migratie naar Nederland op website Familiekunde Vlaanderen


Aan de website (beheerd door Familiekunde Vlaanderen) www. Familiegeschiedenis.be is onlangs het themadossier Migratie toegevoegd. Door middel van verhalen en bronnen wordt daarin een interessant beeld geschetst van de migratiebewegingen van onze zuiderburen. Daarbij gaat het niet alleen om migratie naar de buurlanden, maar ook om de trek naar de andere kant van de Atlantische Oceaan en om Vlaams-Waalse migratie binnen het land. De bijdrage over de Belgische migratie naar Nederland is verzorgd door het CBG. In die bijdrage wordt ondermeer aandacht besteed aan Zuid-Nederlandse migranten in de Gouden Eeuw, Belgische strohoedenmakers en Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Dagcursus Eric Hennekam


Op maandag 31 maart geeft Eric Hennekam bij het CBG een cursus geavanceerd via internet personen en archieven zoeken. Veel genealogen en andere archiefonderzoekers gebruiken

80 gen.

gen. 81

diensten & publicaties

advertenties

GENEALOGIEN ZIJN ONZE SPECIALITEIT

Centrum voor Familiegeschiedenis


Het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) is een centrum voor familiegeschiedenis, dat de beoefenaren van de genealogie behulpzaam is door het beschikbaar stellen van verzamelingen, het uitgeven van publicaties, het verstrekken van adviezen en het verrichten van onderzoek.

de daarvoor geldende regels. Mocht u een schenking willen doen, dan kunt u deze overmaken op IBAN: NL40INGB0000065260 t.n.v. Stichting Centraal Bureau voor Genealogie.

Internet www.cbg.nl
De website van het CBG is een virtuele vraagbaak en ontmoetingsplek voor genealogen. De site bevat algemene informatie, de CBG-catalogus, een online onderzoeksgids familiegeschiedenis, een forum en een registratie van lopend onderzoek beide voor gegevensuitwisseling tussen bezoekers , onze onderwerpsdossiers, de Familienamenbank en andere links. Voor heraldische informatie is er een speciale site: www.heraldischedatabank.nl Op www.stamboomnederland. nl vindt u digitale resultaten van eerder onderzoek. U kunt het CBG ook volgen via Facebook (zie QRcode) en Twitter (@CBGenealogie)

Recente uitgaven
NEDERLANDS ADELSBOEK deel 97 (2012) Vos-Wil, lxv, 466 blz. Prijs 63,(Vrienden 58,-). NEDERLANDS PATRICIAAT deel 92 (2013) xv, 472 blz. Prijs 57,50 (Vrienden 52,-). C.P. Mulder en M. Spaans EEN EEUW
HELDEN. HET CARNEGIE HELDENFONDS 1911-2011 (Den Haag

K WA L I T E I T S P R O D U K T I E S Uitgave voor uw of voor ons risico Kleine en grote oplages Wij adviseren u graag in de wijze van uitvoering: offsett / printing on demand wijze van binden formaat materiaal omslag kleur Raadpleeg onze website voor meer informatie

Studiezaal
Onze studiezaal in Den Haag biedt toegang tot onze grote bibliotheek met meer dan honderdduizend banden; zowel boeken als tijdschriften. Daar zijn ook onze uitgebreide verzamelingen te raadplegen: onder meer familieadvertenties, bidprentjes en familiedossiers, de heraldische databank, microches met genealogische bronnen uit Nederland, de voormalige overzeese gebiedsdelen en het buitenland en speciale genealogische collecties. In de bibliotheek en de verzamelingen bevinden zich de resultaten van eerder onderzoek; raadpleging ervan voorkomt dubbel werk. De studiezaal is geopend op dinsdag van 10.00 tot 21.00 uur, woensdag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur. Zie ook onze website in verband met mogelijk gewijzigde openingstijden.

Vrienden van het CBG


Het CBG steunt op een overheidssubsidie, op de opbrengst van geleverde diensten en producten en op de contributie van ruim 10.000 Vrienden. Vrienden ontvangen het kwartaalblad Gen., krijgen korting op publicaties en diensten en hebben gratis toegang tot de studiezaal van het bureau. Ook ontvangen zij per contributieperiode van n jaar 500 gratis eenheden voor de digitale studiezaal. De jaarlijkse contributie bedraagt 40,- (jongeren tot 21 jaar betalen slechts 20,-). De contributie kan worden voldaan via automatische incasso of betaling van de factuur. Huisgenoten van Vrienden kunnen vrije toegang tot de studiezaal krijgen tegen betaling van een contributie van 17,25 per jaar. Vrienden in het buitenland betalen 57,75.

2011), 112 blz. met dvd. Prijs 29,95 (Vrienden 25,-). C.P. Mulder en P.A. Christiaans
VOOR ONS EN ONS HUIS. MEER DAN HONDERD JAAR HUISORDE VAN ORANJE 1905-2005

Onderzoek door het CBG


Onderzoek in opdracht door medewerkers van het CBG is mogelijk, na goed overleg en na gemaakte afspraken over doelstelling en afbakening van het onderzoeksterrein. Het tarief voor onderzoek in opdracht bedraagt 18,- per kwartier (Vrienden 15,). Als starttarief wordt minimaal een half uur in rekening gebracht. Het vriendentarief geldt niet voor zakelijk gebruik, zoals onderzoek voor notarile doeleinden.

Postbus 62 1870 AB Schoorl 072 5093131 www.pirola.nl

(2011) (Den Haag 2013) 456 blz. Prijs 39,95 (Vrienden 34,95). De prijzen op deze pagina zijn geldig tot en met 31 december 2014, zijn onder voorbehoud van drukfouten en inclusief verzendkosten (tenzij anders aangegeven) en BTW. Bij bestelling uit het buitenland worden hogere verzendkosten berekend. Deze en andere publicaties zijn te bestellen via onze website (www.cbg.nl > uitgaven), telefonisch (070-3150510) of per post (CBG, Postbus 11755, 2502 AT Den Haag).

Digitale studiezaal
In de Digitale Studiezaal kunnen thuis gedigitaliseerde onderdelen van de CBG-collectie worden geraadpleegd. Voor Vrienden is het mogelijk om uitsluitend via de website tegen een aantrekkelijke korting extra eenheden aan te schaffen boven de jaarlijkse gratis eenheden waar zij recht op hebben. Eenheden kosten per 100 stuks 5,75 (Vrienden 5,15), per 200 stuks 10,30 (Vrienden 9,30) en per 500 stuks 22,90 (Vrienden 20,65).

ANBI-instelling
Het Centraal Bureau voor Genealogie is aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling. Dit houdt in dat het CBG geen belasting hoeft te betalen over ontvangen erfenissen en schenkingen. Degene die het Bureau een schenking doet, kan zijn gift van de inkomsten- of vennootschapsbelasting aftrekken, binnen

Recticatie
In het Jaarboek 2013 zijn helaas storende fouten geslopen. De naam Van Koningsbergen op p. 95 moet zijn: Koningsberger, Demoedt op p. 97: Demoed.

82 gen.

Oorlogsslachtoffer

familiekroniek

Teun Ootjers (1899 1947). Mijn schoonvader, maar ik heb hem niet gekend. Hij was zeeman en voer op de grote vaart als bootsman. In de nacht van 7 december 1939 voer hij met het vrachtschip de Tajandoen, groot 8158 B.R.T. van de Stoomvaart Maatschappij Nederland in het Kanaal, op weg van Antwerpen naar Nederlands-Indi met aan boord 54 bemanningsleden en 14 passagiers. Het was een half jaar voor de oorlog uitbrak en hij behoorde tot de eerste oorlogsgetroffenen van WO2. Vanaf duizend meter werd de boot getorpedeerd en tot zinken gebracht. Tot op heden ligt hij nog op de zeebodem. Drie bemanningsleden waren op slag dood, sommige geredden wisten via de schroefastunnel van het schip te ontkomen.

land gebracht; het schip ging verloren. De lading werd grotendeels geborgen. Maar Teun was alles kwijt, zijn scheepskist met persoonlijke eigendommen was verloren gegaan. Boosdoener van alle ellende was de U-47, onder commando van Oberleutnant zur See Gnther Prien, de meest gedecoreerde nazi, die 31 schepen tot zinken heeft gebracht, waaronder het slagschip HMS Royal Oak. Op 8 maart

ondermeer naar Moermansk in Rusland; dat werd ook wel de dodenvaart genoemd. Na de oorlog maakte hij nog n reis en kwam toen thuis om te sterven. Zijn weduwe Hendrika Kouwen bleef met twee kinderen achter. Geen man en geen uitkering en in het begin ook niet erkend als oorlogsslachtoffer. Nadat zij een brief aan de Koningin had geschreven gebeurde dat alsnog.

Hendrika Kouwen kreeg een jaar na het overlijden van haar man nog een brief van hem
1941 werd de U-47 door de Britten tot zinken gebracht en is met 45 opvarenden vergaan. Na het ongeluk met de Louis Shield zou Teun Ootjers worden overgevlogen naar Nederland, maar wegens de oorlogsdreiging ging dat niet meer. Door bemiddeling van de Maatschappij Nederland is hij op de trein gestapt naar Genua, waar hij kon aanmonsteren op een schip naar Amerika. Gedurende de gehele oorlog heeft hij gevaren voor de oorlogsindustrie,

Het toegesnelde vrachtschip Louis Shield, 6057 ton zwaar en 139 meter lang, was op de terugreis van Buenos Aires naar Antwerpen. Dit schip nam in het donker 62 drenkelingen aan boord; men durfde geen licht te maken vanwege de duikboot die mogelijk nog in de buurt was. Zo snel als mogelijk was probeerde men in ondiep water te komen, maar omdat de kustlijn in het donker moeilijk was te zien liep de Louis Schield vast op de rotsen. Met een Engelse reddingsboot werd iedereen aan

Gedurende de oorlog kon Hendrika via de Maatschappij Nederland wekelijks 18 gulden ophalen bij een kapiteinsweduwe in Alkmaar. Later bleek dat die elke week f 1,50 inhield voor de moeite. Hendrika Kouwen kreeg een jaar na het overlijden van haar man nog een brief van hem, die via het Rode Kruis van Engeland naar Frankrijk was gebracht en daar al die tijd in een kelder van een kasteel was blijven liggen. Een paar weken voor haar honderdvijfde verjaardag is Hendrika in augustus 2006 te Heerhugowaard overleden en bij haar man begraven.
Dirk Floorijp, Lisse

In deze rubriek staan bijzondere fotos, voorwerpen en familieverhalen centraal. Heeft u ook een bijdrage voor deze rubriek, bel 070-3150596 of stuur een e-mail naar uitgeverij@cbg.nl.

You might also like