You are on page 1of 56

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08

Media, Informatie en Communicatie

Afstudeerscriptie

Het verwachtingspatroon van werkgevers in de


Nederlandse journalistiek voor de toekomstige journalist

Onderzoeksrapport
Ryan Claus
Jaar 4 Nieuws & Media

Eerste begeleider: Rob van Durik

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


2

Tweede begeleider: Nusta Nina

Nieuws & Media


11-11-2014

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


3

Voorwoord
Met enige uitloop van de gebruikelijke vier jaar studietijd voor mijn HBO-opleiding Media, Informatie
en Communicatie aan de Hogeschool van Amsterdam, presenteer ik met grote trots mijn
onderzoeksrapport en bijbehorend beroepsproduct aan u en alle andere lezers. Het waren leerzame
studiejaren en deze scriptie is het resultaat van alles wat ik heb geleerd en ervaren in de afgelopen jaren.
De keuze voor mijn onderwerp en alles wat hierna volgde waren logische stappen in mijn studieproces.
Al voordat ik aan deze studie begon, merkte ik dat veel mensen om mij heen zich intensief bezig
hielden met journalistieke activiteiten, veelal voor het pure plezier. Hoewel veel van hen dit niet
professioneel doen, creerden zij intussen wel hele mooie content met een journalistieke lading, zoals
fotos, gemonteerde filmpjes en interessante blogs en verhalen. Al die mensen om mij heen, die in
tegenstelling tot mij geen journalistieke opleiding volgden, zette mij meer en meer aan het denken.
Moet je wel een journalistieke opleiding volgen om werk te vinden in deze wereld? Kan ik beter
zelfstandig aan de slag en het vak zelf aanleren? Hoe denken werkgevers hier eigenlijk over? Deze
vragen stelde ik mijzelf in de klaslokalen. Zo is het idee voor deze scriptie door de jaren heen ontstaan
en besloot ik, toen het eenmaal zover was, op zoek te gaan naar het antwoord op mijn eigen vraag. Een
vraag die mij al heel lang bezig hield en waarvan het antwoord tegelijkertijd heel bruikbaar kan zijn voor
alle andere studenten in de journalistiek, maar ook voor werkgevers zelf en natuurlijk de hogescholen
en universiteiten. Wat verwacht een werkgever in Nederland van de toekomstige journalist? Deze vraag
wilde ik beantwoorden voor mezelf en iedereen die later in de journalistiek aan de slag zou willen.
Deze scriptie is dus bedoeld voor alle journalisten van de toekomst, die net als ik op zoek zullen
moeten naar werk. Als wij weten wat een werkgever van ons verwacht, kunnen wij ons hierop
aanpassen om een betere kans te maken op werk. De scriptie is daarnaast gericht aan hogescholen en
universiteiten met journalistieke opleidingen, opdat ook zij zich kunnen aanpassen aan de
verwachtingen van de beroepspraktijk. De studenten worden immers voorbereid en het lesprogramma
afgestemd op het verwachtingspatroon van de echte wereld van de journalistiek.
Dit onderzoek heb ik in
feite zelf afgewerkt, maar wel met essentile hulp van enorm veel mensen. Het

is niet minder dan toepasselijk om die mensen hier te bedanken. Op de eerste plaats staan natuurlijk de
Hogeschool van Amsterdam en haar begeleiding. Zonder het vele mailcontact met mijn
scriptiebegeleider Rob van Burik was ik niet zo ver gekomen. Dat geldt ook voor mijn sparringpartner
Alexander Pleijter van De Nieuwe Reporter, die mij hier en daar de nodige adviezen en sturing gaf. Tot
slot wil ik alle respondenten die dit onderzoek mogelijk hebben gemaakt bedanken; de 179 hoofd- en
eindredacteuren, managers, supervisors en P&O-medewerkers en natuurlijk de achttien
interviewkandidaten, die zeer behulpzaam mee hebben gewerkt en prima gesprekken leverden voor dit
onderzoek.
Ik wens u een prettige en vooral leerzame leeservaring.

Haarlem,
20 oktober 2014

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


4

Management samenvatting
Journalistiek is een constant ontwikkelend fenomeen. De activiteiten die onder de term journalistiek
vallen veranderen voortdurend, maar ook de manier waarop mensen genformeerd willen worden. Zo
ook het beeld van de ideale journalist. Een goede journalist van vandaag gaat heel anders te werk dan
pakweg dertig jaar geleden, toen onze maatschappij nog functioneerde zonder de helpende hand van
het internet. Tel daar bij op dat de technologische stappen die de wereld heeft gezet in dit tijdsbestek er
voor hebben gezorgd dat iedereen met een internetverbinding zich in feite journalist mag noemen en
het wordt al snel duidelijk dat de echte journalist het niet gemakkelijker heeft gekregen dan zijn
voorgangers van de twintigste eeuw. Met een almaar breder gewenst profiel, een toenemende variatie
van uiteenlopende werkzaamheden n de zogenaamde verwildering van journalistiek sinds de komst
van het internet, is het voor de huidige en toekomstige generaties journalisten geen eenvoudige opgave
om er bij de werkgever uit te springen in hun zoektocht naar een journalistieke carrire.
In deze scriptie geef ik antwoord op de vraag welke verwachtingen en eisen de journalistieke werkgever
in Nederland stelt aan deze journalisten van vandaag en morgen. Dit doe ik middels een
verwachtingspatroon te schetsen van de werkgevers in Nederland, die helder maakt waar een journalist
aan moet voldoen en hoe deze zich kan onderscheiden. Om een dergelijk verwachtingspatroon te
schetsen moeten er keuzes gemaakt worden in onderwerpen en themas, in wat er exact aan de
werkgevers gevraagd moet worden. Door vast te houden aan de grootste en meest relevante zaken kan
een duidelijk verwachtingspatroon geschetst worden, waar journalisten zich op aan kunnen passen.
Dit onderzoek hanteert een vijftal van deze themas om tot het verwachtingspatroon van Nederlandse
werkgevers in de journalistiek te komen. Ten eerste wordt er onderzocht hoe er in de journalistieke
beroepspraktijk tegen een schooldiploma wordt aangekeken en hoe de kansen van werkzoekende
journalisten zonder diploma staan tegenover gediplomeerde journalisten. De tweede indicator is het
belang van werkervaring. Op het gebied van persoonsgebonden eigenschappen en kenmerken wordt er
onderzocht hoe zaken als kennis van het onderwerp, ambitie, motivatie, maar ook zaken als woonplaats
en leeftijd een rol spelen en tot slot welke verschillen werkgevers maken tussen freelancers en vaste
medewerkers. Het onderzoek wordt verricht middels literatuuronderzoek, een digitale vragenlijst aan
179 werkgevers in de journalistiek en een interviewserie met achttien hoofdredacteuren van redacties
door het hele land. De respondenten zijn werkzaam bij tijdschriften, kranten, websites en/of radio- en
televisieomroepen.
De uitkomsten van het onderzoek schetsen een interessant beeld. Uit de resultaten van de
enqute en

interviews blijkt dat


werkgevers zelfstandige en ondernemende journalisten met een specialisatie in n
bepaald thema of onderwerp prefereren. Verder maakt een journalistiek- of ander schooldiploma een
startende journalist aantrekkelijk en zijn nieuwsgierigheid, een sociale instelling en schrijf- en taalniveau
de belangrijkste eigenschappen van een journalist. Dit rapport leert ons dan ook dat journalisten niet
vroeg genoeg kunnen beginnen met zelfstandig te werk te gaan met activiteiten waar zij later geld mee
willen verdienen; voor, tijdens en n de opleiding. Scholen zouden strenger kunnen selecteren op
natuurtalenten, die echt gemotiveerd zijn en gerichte doelen voor ogen hebben. Als deze adviezen
worden opgevolgd, heeft de kwaliteit van Nederlandse journalistiek alle ruimte om zich te ontwikkelen.
Toekomstige journalisten zullen beter voorbereid te werk gaan, meer kans maken op een baan en hun
werk beter kunnen uitvoeren. Een voordeel voor elke Nederlander, die graag goed en volledig
genformeerd wordt over zijn eigen wereld en maatschappij.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


5

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


6

Management abstract
Journalism is an ever-changing phenomenon. Its not only the activities we categorize under journalism,
but also the preferences of the people and how they are informed that are constantly subjective to
change. And with that, the entire way a journalist must go to work has too changed immensely over the
past decades. To name yourself a worthy journalist nowadays is a completely different statement than,
say, thirty years ago, before we had internet in our lives. With all the technological developments in
these last thirty years, making it possible for everyone with an internet connection to call themselves a
journalist on top of this, we can quite easily conclude for ourselves that the real journalists do not
have an easy task ahead of them. Higher expectations, a much wider variety of skills and tasks nd the
heavy increase of journalists since the introduction of the internet have caused for our journalists of
today and tomorrow to have a harder time attracting the attention of their future employers in their
search for a career in journalism.
This thesis answers the question that Dutch journalists of today and tomorrow should all be asking
themselves; what do employers in the Dutch journalism profession expect from me? I answer this
question by drawing an expectation pattern of employers in Dutch journalism, which sharply explains
what a journalist should be capable of and how to separate themselves in a positive way, in order to
improve their chances for a job in Dutch journalism. In order for me to create such an expectation
pattern, researchable subjects and themes must be chosen wisely and what questions exactly must be
asked to the employers has to be thought through. By sticking to most logical and most relevant
subjects, a clear expectation pattern can be made, to which journalists can adapt too.
This research manipulates five subjects to help research the expectation pattern of Dutch journalism
employers. First off, the research finds out how the professional practise of journalism views a school
degree and how the odds of job seeking journalists without such a degree stand against the odds of
their counterparts that do own a relevant school degree. The second indicator to help draw the
expectation pattern is the importance of work experience for a young journalist. Concerning the more
personal characteristics and features, the thesis will also research the importance of knowledge,
ambition and motivation, but also traits like age and residence of the journalists. Finally the research
will point out if employers have a preference for freelancers as opposed to contract workers. This is all
executed through a mix of desk research, an online questionnaire completed by 179 journalism
employers and an interview series with eighteen editors-in-chief across the country. All respondents in
this thesis are working for magazines, newspapers, websites, radio and / or television companies.
The results of this report give an interesting look into the expectations of employers in Dutch
journalism. Through analyzation of the research results, we discover that the employers very much
favor the independent and enterprising journalist, even more so if he or she has one real speciality. A
school degree in journalism or another, relevant subject makes a journalist slightly more attractive,
whilst curiosity, a social attitude and writing and language skills are even more important traits. Hence,
this report teaches us that journalist can not start their exploration into journalism early enough if they
want to be earning money with it one day; before, during and after their study they should already be
working for themselves. Schools should select stricter and only allow true talent, students that are
motivated and have clear goals set for themselves. If these advices were to be followed up, the quality
of Dutch journalism will have the opportunity to grow. Future journalists will be better prepared, more

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


7

likely to land a good job and overall be a lot better at it. This would make for an advantage for each and
every Dutch person, which enjoys being informed well and fully about his own society.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


8

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


9

Inhoud
1

Inleiding

1.1
1.2

Probleemstelling en doelstelling
Opbouw onderzoeksrapport

Methoden & Technieken

2.1

Onderzoeksontwerp

2.2
2.3

2.1.1Literatuurondezoek
2.1.2
Enqute
2.1.3Interview

Operationalisatie
Analysemethode

2
.3.1Kwantitatieve data-analyse
2.3.2Kwalitatieve data-analyse

Journalistiek: een vrij beroep?

3.1
3.2
3.3

Journalistiek als roeping


Naoorlogse journalistiek
De journalistieke opleiding

Technologische revolutie

4.1
4.2

Internetjournalistiek
Journalistiek wordt nog vrijer

5
5.1
5.2

Onderzoeksresultaten:
enqute

Dataverzameling en respons
Kwantitatieve resultaten
5.2.1Schooldiploma
5.2.2Werkervaring
5.2.3Kennis- en specialisatieniveau
5.2.4Secundaire kenmerken
5.2.5Freelance versus vaste medewerkers
5.2.6Open vraag
5.2.7Respondenten

Onderzoeksresultaten: interviews

6.1
6.2

Dataverzameling en respons
Kwalitatieve resultaten
6.2.1Schooldiploma
6.2.2Werkervaring

10
- 12

10, 11
11, 12

13 - 17
13
13, 14
14
14, 15
15,
16

16,
17
17
17

18 - 20
18, 19
19
20

21 - 23
21,22
22, 23

24 - 32
24, 25
26 - 32
26 - 28
28, 29
29
29, 30
30, 31
31, 32
32

33
- 39
33 - 36
36 - 39
36
37

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


10
6.2.3Kennis- en specialisatieniveau
6.2.4Secundaire kenmerken
6.2.5Freelance versus vaste medewerkers
6.2.6Huidige journalisten
6.2.7Overige kenmerken

37, 38
38
38
38, 39
39

Conclusie

7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
7.6
7.7
7.8
7.9

Schooldiploma
Werkervaring
Generalist versus specialist
Secundaire kenmerken
Freelance versus vaste medewerker
Vacatures
Huidige journalisten
Overige kenmerken en eigenschappen
Antwoord op de probleemstelling

40, 41
41, 42
42
42, 43
43
43
43, 44
44
44

Advies

45, 46

Evaluatie

9.1
9.2
9.3

Onderzoeksproces
Validiteit en generaliseerbaarheid
Vervolgonderzoek

47, 48
48, 49
49

10

Literatuurlijst

50, 51

Bijlage I:
Bijlage II:
Bijlage III:
Bijlage IV:

Deelvragen
Antwoorden enqute
Plan van Aanpak
CD-ROM met audio interviews

40 - 44

47 - 49

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


11

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


12

Inleiding
Journalistiek is een breed begrip dat moeilijk te definiren is in n zin. Onder het begrip vallen enorm
veel activiteiten waar zeer gevarieerde mensen voor nodig zijn met nog meer uiteenlopende kwaliteiten,
eigenschappen en kenmerken. Het vak journalistiek wordt dan ook beoefend door zeer verschillende
mensen, ieder met hun eigen kwaliteit. De wereld van journalistiek is voor al deze mensen erg
toegankelijk. Met andere woorden; het is vrij eenvoudig om jezelf tegenwoordig journalist te noemen
en dit gebeurt dan ook al tamelijk snel in onze maatschappij. Deze toenemende trend is toe te schrijven
aan twee oorzaken:
1.
Journalistieke activiteiten zoals interviewen, schrijven en presenteren zijn over het algemeen
activiteiten die iedereen uit zou kunnen voeren, zonder daar voor geleerd of gestudeerd te hebben.
2.
Technologische ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar hebben er voor gezorgd dat tal
van journalistieke activiteiten als filmen, fotograferen en televisie maken zeer toegankelijk zijn
geworden voor de hele bevolking. Het internet speelt een hoofdrol in de toename van mensen die
zelfstandig journalistieke content publiceren.
Deze twee oorzaken zorgen ervoor dat professionele journalisten tegenwoordig steeds meer in
gevaarlijk gebied terechtkomen. Zodra iedereen met een pen, een camera of een internetverbinding
zichzelf op papier journalist mag noemen, wordt in feite de concurrentie voor geschoolde,
professionele journalisten wel heel snel groter en groter. Neem daarbij de jaarlijkse groei van het aantal
geschoolde journalisten (zie Plan van Aanpak, Bijlage III) en de krimpende werkgelegenheid als gevolg
van de economische situatie van de afgelopen jaren en het wordt voor journalisten van vandaag en
morgen wel heel lastig om zichzelf te verkopen aan de journalistieke werkgevers van Nederland. Dit is
een zorgelijke ontwikkeling, omdat het voor de werkgever steeds moeilijker wordt om de goede
journalisten te selecteren en voor de werkzoekende journalist wordt het een steeds lastigere opgave om
werk te vinden. Deze ontwikkeling heeft op zijn beurt negatieve gevolgen voor de journalistiek en de
informatievoorziening in Nederland, aangezien dat door de verwildering van de journalistiek de
kwaliteit ervan in het geding komt. Op het moment dat journalistiek door iedereen wordt bedreven in
plaats van enkel de professionals, kan er geen sprake meer zijn van kwalitatieve journalistiek en dat is
een groot gemis voor de hele samenleving.

Probleemstelling & doelstelling


Precies om deze reden wordt het steeds belangrijker voor journalisten om heel goed op de hoogte te
zijn van de verwachtingen van hun huidige of toekomstige werkgevers. Hoofd- en eindredacteuren,
managers en andere verantwoordelijken op de redacties en omroepen moeten keuzes maken in het
aannemen van de juiste journalist. Zij hebben allemaal een bepaald verwachtingspatroon voor de ideale
journalist, die het meest geschikt is voor het werk. Met dit onderzoeksrapport wil ik uitvinden hoe dit
verwachtingspatroon er uit ziet. Mijn doelstelling ziet er, zoals beschreven in het Plan van Aanpak, als
volgt uit:
Inzicht krijgen in de kenmerken die de werkgevers in de Nederlandstalige journalistiek verwachten van
huidige en toekomstige journalisten, om hier een reportage over te schrijven voor de journalistieke
website De Nieuwe Reporter.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


13

De uitkomst van mijn onderzoek zal ik uiteenzetten in de vorm van een geschreven reportage voor de
website van De Nieuwe Reporter, een magazine over de toekomst van de journalistiek. Dit onderzoek
en de uiteindelijke antwoorden kunnen heel relevant zijn voor de hele journalistieke wereld en
uiteindelijk ook voor de hele bevolking. Als journalisten weten wat er van hen wordt verwacht, hebben
zij vrij spel om zich hier op voor te bereiden en te onderscheiden, wat alleen maar kan zorgen voor
betere journalisten en dus betere journalistiek en informatievoorziening voor het volk. Ook kunnen
hogescholen en universiteiten de uitkomsten gebruiken om eventueel hun programmas aan te passen
op het verwachtingspatroon van de beroepspraktijk. Als de scholen weten wat van hun studenten
worden verwacht, kunnen de leerlingen beter worden voorbereid op het echte werk. De doelstelling
zal worden behaald door de volgende probleemstelling te beantwoorden:
Welke verwachtingen hebben werkgevers in de Nederlandstalige journalistiek van huidige en
toekomstige journalisten?
Dit vraagstuk heb ik in het Plan van Aanpak onderverdeeld in een groot aantal deelvragen. Dit
onderzoeksrapport is de zoektocht naar de antwoorden op die deelvragen en uiteindelijk op de
probleemstelling. In de volgende paragraaf verklaar ik hoe het onderzoeksrapport is opgebouwd.

Opbouw onderzoeksrapport
Dit onderzoeksrapport bestaat uit negen hoofdstukken die samen niet alleen antwoord geven op de
probleemstelling, maar ook een advies bevatten voor de beroepspraktijk en een evaluatie van het gehele
onderzoeksproces. Deze inleiding betreft het eerste hoofdstuk. Na deze introductie volgt het hoofdstuk
Methoden & Technieken, waarin ik toelicht hoe ik mijn onderzoek heb uitgevoerd. In deze toelichting
verklaar ik welke onderzoeksmethoden ik heb toegepast om het verwachtingspatroon te achterhalen en
waarom juist deze. Verder leg ik uit welke hulpmiddelen ik bij het onderzoek heb gebruikt, hoeveel tijd
de onderzoeksmethoden in beslag hebben genomen en welke personen betrokken zijn geweest bij het
onderzoek. Onder het kopje operationalisatie leg ik in dit hoofdstuk verder uit met welke variabelen ik
het tamelijk abstracte verwachtingspatroon meetbaar heb gemaakt in mijn enqute en interviews en tot
slot leg ik uit hoe ik al mijn onderzoeksgegevens heb geanalyseerd om tot conclusies te kunnen komen.
Na de toegelichte onderzoeksmethoden en technieken begin ik mijn daadwerkelijke onderzoek met de
deskresearch. Dit gedeelte van mijn onderzoek beslaat twee hoofdstukken; het eerste deel van mijn
literatuuronderzoek betreft de belangrijkste ontwikkelingen in de geschiedenis van de Nederlandse
journalistiek vanaf de negentiende eeuw tot aan de jaren 80 van de vorige eeuw. Hier onderzoek ik
welke eigenschappen en kenmerken in het begin belangrijker waren voor een journalist en hoe dit is
veranderd en ontwikkeld door de decennia heen. In het vierde hoofdstuk van dit rapport beschrijf ik
middels literatuur en wetenschappelijke bronnen van het internet hoe technologische ontwikkelingen
van de afgelopen dertig jaar het ideaalbeeld van een goede journalist hebben veranderd. Dit geeft meer
inzicht in mogelijke verwachtingen die werkgevers hebben van hun journalisten.
Na het literatuuronderzoek begint het echte werk, oftewel mijn veldonderzoek. In hoofdstuk 5 staan
de resultaten van mijn enqute beschreven en in hoofdstuk 6 licht ik de uitkomsten van mijn interviews
toe. In deze hoofdstukken worden nog geen conclusies getrokken, maar worden alleen de harde
resultaten onder elkaar gezet. Deze resultaten worden ingeleid met een uitleg over hoe de verzameling
van de behaalde resultaten is verlopen, wie bij deze onderzoeksmethoden betrokken waren en hoe deze

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


14

personen reageerden op de onderzoeksmethoden.


Het hoofdstuk erna is een logisch vervolg op de
resultaten, namelijk de conclusies. Aan de hand van de behaalde onderzoeksresultaten uit de
voorgaande vier hoofdstukken, vormt hoofdstuk 7 de conclusie van mijn onderzoeksrapport en het
antwoord op mijn probleemstelling. Hier geef ik het uiteindelijke antwoord op al mijn deelvragen en op
de hoofdvraag, waarmee het feitelijke onderzoek wordt afgesloten. In hoofdstuk 8 eindig ik met een
advies voor de beroepspraktijk en de echte doelgroep van dit onderzoeksrapport, namelijk de huidige
en toekomstige journalisten van Nederland. Het laatste hoofdstuk is een evaluatie van het gehele
onderzoeksproces.
Bij dit onderzoeksrapport zijn vier bijlagen toegevoegd. Deze bestaan uit de deelvragen zoals deze in
het Plan van Aanpak zijn opgenomen (I), de volledige uitkomsten van de enqute (II), het Plan van
Aanpak (III) en tot slot een bijgevoegde CD-ROM met daarop de audio van alle achttien interviews
met de hoofd- en eindredacteuren (IV). De deelvragen (of een selectie hiervan) vormden tevens een
leidraad tijdens de interviews.
Deze negen hoofdstukken, bijlagen en de eerder voorbij gekomen management samenvattingen en het
voorwoord vormen tezamen mijn onderzoeksrapport. Mijn beroepsproduct is een geschreven
reportage, die de bevindingen van dit rapport beschrijft en antwoord geeft op een vraag die zeer
relevant is voor de hele journalistieke beroepspraktijk van vandaag.
2

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


15

Methoden & Technieken


In dit onderzoeksrapport ga ik op zoek naar het verwachtingspatroon van journalistieke werkgevers in
Nederland. Dit onderzoek voer ik uit om toekomstige journalisten te informeren over wat van hen
wordt verwacht n om de kwaliteit van de Nederlandse journalistiek te verbeteren door duidelijk te
maken hoe een goede journalist zich dient te profileren. In dit hoofdstuk zal ik uitleggen op welke
manier ik dit verwachtingspatroon precies ga onderzoeken en welke hulpmiddelen en technieken ik
hierbij toe zal passen. In de eerste paragraaf beschrijf ik het onderzoeksontwerp; welke
onderzoeksmethoden kies ik om mijn probleemstelling te beantwoorden en waarom juist deze? Ook
leg ik in deze paragraaf uit welke middelen ik nodig heb voor deze methoden, hoeveel tijd ik voor alle
onderzoeksmethoden nodig heb en wie er bij dit onderzoek betrokken zijn. In de tweede paragraaf van
dit hoofdstuk licht ik de operationalisatie van mijn onderzoek toe. Hier leg ik uit hoe ik, aan de hand
van zogenaamde meetbare kenmerken, het verwachtingspatroon van een grote groep mensen ga
meten. Tenslotte beschrijf ik in de derde en laatste paragraaf van dit hoofdstuk hoe ik mijn
onderzoeksgegevens zal analyseren om een duidelijk en onderbouwd antwoord te kunnen geven op
mijn probleemstelling en alle bijbehorende deelvragen.

Onderzoeksontwerp
Mijn probleemstelling richt zich op de verwachtingen en daarmee de meningen en het ideaalbeeld van
meerdere personen, in dit geval journalistieke werkgevers in Nederland. Het uiteindelijke doel van mijn
onderzoek is om het antwoord te vinden op de vraag wat hoofdredacteuren, eindredacteuren en andere
verantwoordelijken voor het aannemen van journalisten op redacties en omroepen graag terugzien in
solliciterende journalisten. Dit houdt in dat ik de mening van zo veel werkgevers moet peilen, dat het
een representatief beeld kan geven van de algemene visie van al deze werkgevers samen. Desalniettemin
zullen alleen cijfers van werkgevers geen compleet antwoord kunnen geven op een abstract begrip als
een verwachtingspatroon, aangezien dit om persoonlijke meningen en visies gaat van een grote,
gevarieerde groep van vele verschillende personen binnen het journalistieke vakgebied. Zowel
werkgevers van radio, televisie, internet, tijdschriften en kranten moeten dezelfde vragen gaan
beantwoorden. Hier kunnen dus hele verschillende resultaten uit voortkomen. Het is daarom, voor dit
onderzoek, een vereiste dat ik ook in persoonlijk gesprek ga met journalistieke werkgevers in
Nederland. De manier waarop ik dit onderzoek zal verrichten heeft daarom zowel een kwalitatief
(open) als kwantitatief (gesloten) karakter: aan de hand van harde cijfers zal ik de verwachtingen van
genoeg werkgevers peilen en aan de hand van diepte-interviews zal ik de achterliggende meningen en
verwachtingen van de werkgevers achterhalen. Door middel van literatuuronderzoek zal ik tevens de
ontwikkelingen van het verwachtingspatroon voor journalisten sinds het ontstaan van het vakgebied
schetsen. Mijn onderzoek zal bestaan uit een totaal van drie onderzoeksmethoden; het
literatuuronderzoek (1), een enqute (2) en een interviewreeks (3).
Literatuuronderzoek
Voordat ik aan de hand van een
enqute
en daaropvolgende diepte-interviews onderzoek welke
verwachtingen Nederlandse werkgevers hebben van journalisten, is het nuttig om te weten welke
verwachtingen al bekend zijn. Door te onderzoeken welke eigenschappen en kenmerken van belang
zijn voor een journalist als gevolg van de grootste ontwikkelingen in de Nederlandse journalistiek vanaf

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


16

het beginpunt van het vakgebied tot op de dag van vandaag, is het mogelijk om alvast een redelijk beeld
van het huidige verwachtingspatroon voor de ideale journalist te schetsen.
Het voornaamste hulpmiddel voor dit gedeelte van mijn onderzoek zal een boek zijn dat ik eerder in
Plan van Aanpak heb geraadpleegd; Journalistiek in Nederland: 1850 2000 (2004) van
mediahistoricus, hoogleraar en journalist Huub Wijfjes. Dit is de meest complete en gedetailleerde
beschrijving van de journalistiek in Nederland vanaf de beginjaren in de negentiende eeuw tot aan het
millennium en daarmee een zeer geschikt naslagwerk voor mijn onderzoek. Aan de hand van dit boek
kan ik de belangrijkste ontwikkelingen in de journalistiek op een rij zetten tot aan het jaar 2000 en
daarmee de eerste beelden van het ideale verwachtingspatroon van werkgevers schetsen. In het tweede
deel van mijn literatuuronderzoek zal ik mij meer richten op de periode na 2000, dus de periode van de
internetjournalist. Hiervoor zal ik zowel nationale als internationale literatuur over het internettijdperk
van de journalistiek raadplegen om te achterhalen hoe de verwachtingen voor een journalist zijn
veranderd sinds deze technologische revolutie. Naast tastbare literatuur zullen uiteraard ook essays,
digitale boekwerken en wetenschappelijke bronnen van het internet een grote spelen in mijn
literatuuronderzoek. Het tijdsbestek voor het literatuuronderzoek plan ik op n maand, waarvan ik
gemiddeld drie dagen per week aan het onderzoek besteed.
Enqute
De enqute is een doorslaggevende onderzoeksmethode in dit onderzoek. Als ik een representatief
antwoord wil kunnen geven op de vraag wat werkgevers in Nederland verwachten van huidige en
toekomstige journalisten, moet ik van heel veel verschillende werkgevers weten hoe zij over bepaalde
zaken denken. In mijn Plan van Aanpak heb ik het minimale bereik van honderdvijftig werkgevers
uitgerekend om middels een vragenlijst een representatief verwachtingspatroon te kunnen schetsen die
door te trekken is naar alle journalistieke werkgevers. De snelste en daarom meest logische keuze voor
het afnemen van de enqute is via het internet. De website Thesistools.nl is een handige,
gebruiksvriendelijke website die gratis enqutes aanbied met een looptijd van drie maanden. Via deze
website zal ik de vragenlijst aanmaken en vervolgens middels uitnodigingen per e-mail verspreiden aan
ruim vierhonderd werkgevers in het journalistieke vakgebied van Nederland. Deze e-mailadressen heb
ik enkele maanden geleden verzameld en geordend in een persoonlijke database. Dit is een verzameling
van persoonlijke en algemene e-mailadressen van hoofdredacteuren, eindredacteuren, managers en
algemene adressen van journalistieke bedrijven in Nederland. Betrokkenen bij dit onderzoek zijn dan
ook de werkgevers van veel verschillende bedrijven; van hoofdredacteuren bij grote kranten zoals Het
Parool en NRC Handelsblad tot managers bij kleine, lokale radio-omroepen van dorpjes en gemeenten.
Voor het bewerkstelligen van de database heb ik enkele maanden lang intensief het internet afgestruind,
op tal van websites van kranten, omroepen, tijdschriften en nieuwswebsites. De vierhonderd
e-mailadressen, de website Thesistools.nl en de opgestelde vragenlijst (Bijlage I) vormen samen de
middelen die ik nodig heb voor deze onderzoeksmethode. Hoe ik de uiteindelijke enquteresultaten zal
analyseren staat beschreven in de derde paragraaf van dit hoofdstuk. Voor de enqute plan ik vier
maanden. De looptijd van de enqute op Thesistools.nl duurt drie maanden en ik trek een extra maand
uit voor het analyseren en verwoorden van de resultaten.
Interview
De derde en tevens laatste onderzoeksmethode is het diepte-interview. Een
enqute geeft een anoniem
en algemeen beeld van bepaalde eisen en verwachtingen van de werkgevers, maar alleen via een
persoonlijk gesprek kan ik de respondenten echt ondervragen wat belangrijk is voor een toekomstig
journalist en waarom die verwachtingen belangrijk zijn. Zoals eerder gezegd is mijn probleemstelling en

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


17

daarmee het doel van dit onderzoek voornamelijk gericht op het blootstellen van meningen en ideen,
doelstellingen die bij uitstek zijn te behalen door middel van doorvragen en te gaan zitten met
hoofdredacteuren om over hun ideaalbeeld te praten. Net als bij de enqute geldt ook voor deze
onderzoeksmethode dat er rekening moet worden gehouden met de uiteenlopende meningen van
hoofdredacteuren bij kranten, televisie, radio en tijdschriften. Voor elk van deze verschillende
vakgebieden in de journalistiek zal ik daarom een evenredig aantal hoofdredacteuren interviewen om
een zo compleet mogelijk beeld te geven van het verwachtingspatroon in de Nederlandse journalistiek.
Hierdoor kunnen mijn resultaten en uitkomsten ervoor zorgen dat journalisten van alle genres zich
onderscheiden, wat weer als gevolg heeft dat de kwaliteit van de gehele journalistiek in Nederland
verstevigt. Voor zowel kranten, tijdschriften, radio als televisie zal ik vier vijf hoofdredacteuren
interviewen. Dit doe ik in persoonlijke gesprekken op de eigen redacties van de hoofdredacteuren.
Aangezien ik zowel landelijke, regionale als lokale redacties in mijn onderzoek betrek, zal ik veel
kilometers afleggen met de trein. Via e-mail en telefoon maak ik afspraken met de respondenten,
waarna ik hen zal opzoeken en met een audiorecorder de gesprekken zal opnemen. Vervolgens verwerk
ik de resultaten in dit onderzoeksrapport. Het is lastig om aan te duiden hoe lang deze
onderzoeksmethode zal duren, aangezien dit mede afhankelijk is van de bereidheid en de agendas van
mijn interviewkandidaten. Mijn planning is om totaal drie vier maanden bezig te zijn met afspreken,
reizen, interviewen en uitwerken.

Operationalisatie
Om daadwerkelijk een beeld te krijgen van alle ideen, voorstellen, visies, eisen en meningen van alle
betrokken werkgevers in dit onderzoek, zal ik een keuze moeten maken wat betreft onderwerpen en
themas die ik zal aankaarten in zowel de
enqute als in het diepte-interview. Met andere woorden: het
verwachtingspatroon moet ingedeeld worden in indicatoren die iets zeggen over de verwachtingen van
journalistieke werkgevers. Voor een hoge validiteit van dit onderzoek is het van groot belang dat alle
indicatoren echt iets zeggen over een verwachtingspatroon dat belangrijk is voor de volgende generatie
van journalisten. In de enqute en in de interviews moet ik echt meten wat daadwerkelijk gemeten moet
worden om een bruikbaar antwoord te kunnen geven op de probleemstelling. Hieronder volgt het
overzicht van de meetbare kenmerken die ik toe ga passen in mijn onderzoek en daarmee de manier
waarop ik het verwachtingspatroon operationaliseer:

Schooldiploma

Dit onderzoek moet antwoord geven op de vraag welke kwaliteiten werkgevers in de journalistiek echt
belangrijk vinden bij een beginnende journalist. Een schooldiploma is n van die veelzeggende
kwaliteiten die aangeeft wat een werkgever wel of niet verwacht van een sollicitant. De vraag is of
journalisten mt schooldiploma aantrekkelijker zijn dan werkzoekende journalisten zonder dit diploma.
Dit onderwerp leek mij voor dit onderzoek zeer geschikt, omdat journalistiek een erg breed vakgebied
is, dat uit zeer uiteenlopende activiteiten bestaat waar heel veel verschillende kenmerken en
eigenschappen voor worden gevraagd. Deze kenmerken zijn niet altijd aan te leren. Een voorbeeld
hiervan is nieuwsgierigheid, een eigenschap die elke journalist geacht wordt te bezitten. Het gaat hier
om persoonsgebonden eigenschappen. Mijn doel is om te onderzoeken of deze karaktereigenschappen
van groter belang worden geacht dan een schooldiploma. Met andere woorden; vergroot een diploma
je kans op een baan in de journalistiek?

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


18

Werkervaring

De tweede indicator om het verwachtingspatroon van werkgevers meetbaar te maken is het belang van
werkervaring van journalisten. Vacatures staan er om bekend werkervaring te eisen van de sollicitant. Ik
wil onderzoeken in hoeverre dit in de journalistiek belangrijk is en vooral welke eisen werkgevers op dit
gebied stellen. Hoe kan een startende journalist zichzelf aantrekkelijker maken voor een werkgever? Bij
dit onderwerp betrek ik ook de journalistieke stage en hoe deze wordt beoordeeld door de gemiddelde
journalistieke werkgever. Door te onderzoeken welke en hoeveel ervaring de journalistieke werkgever
van een journalist verwacht, wordt direct duidelijk welk niveau een startende journalist moet hebben.

Kennis en specialisatie

Het is voor een werkgever natuurlijk belangrijk om te weten wat zijn of haar sollicitant daadwerkelijk
allemaal kan en weet. Aan de hand van het onderwerp kennis- en specialisatieniveau zal ik in mijn
enqute en interviews
onderzoeken hoe belangrijk het is voor een journalist om een grote kennis van
het relevante onderwerp te hebben voor die werkgever. Aangezien journalisten altijd de keuze hebben
zich zowel te specialiseren als te generaliseren, ga ik onder deze indicator ook na hoe belangrijk een
specialisatie is voor een journalist en hoe aantrekkelijk generalisten zijn. Uiteindelijk weeg ik grote
kennis van een relevant onderwerp af tegen hoge ambities en motivatie. Welke eigenschap is
belangrijker?

Secundaire kenmerken

In de categorie secundair deel ik die kenmerken en eigenschappen in die niets zeggen over de kwaliteit
van de journalist, maar wel van invloed kunnen zijn voor een werkgever. Denk hierbij aan zaken als de
woonplaats, de leeftijd of de al dan niet gehuwde staat van een journalist. Mijn onderzoek moet
aantonen welke factoren buiten de gebruikelijke kenmerken om als kennis en ervaring nog meer
belangrijk zijn. Door deze eigenschappen op te nemen in dit onderzoek kan een compleet antwoord
gegeven worden op de probleemstelling. Hierdoor kunnen journalisten zich beter voorbereiden en
eventueel aanpassen.

Freelance versus vast

De journalistieke arbeidsmarkt staat er om bekend veel freelance werk aan te bieden in plaats van vaste
banen. Zeker voor toekomstige journalisten kan het erg nuttig zijn om te weten of er verschillen
bestaan in de eisen en verwachtingen van hun (toekomstige) werkgevers in hun zoektocht naar
freelance werk in verhouding tot een vaste baan. Daarom zal ik in de
enqute en tijdens mijn interviews
de werkgevers vragen welke van deze contractvormen aantrekkelijker is om aan te bieden en of zij
verschillende eisen stellen aan de twee.

Analysemethode
De laatste stap in het onderzoeksproces is de data-analyse; de verzamelde data uit de
enqute, de
interviews en het literatuuronderzoek lezen, interpreteren en verwerken tot resultaten. De
onderzoeksresultaten geven de antwoorden op de hoofdvraag en deelvragen, waardoor ik een conclusie
kan schrijven over het verwachtingspatroon van werkgevers in de Nederlandse journalistiek.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


19

Aangezien ik verschillende onderzoeksmethoden toepas voor mijn onderzoek, zal ik op verschillende


manieren mijn verzamelde data moeten analyseren. Voor het analyseren van de uitkomsten van de
enqute pas ik kwantitatieve data-analyse toe; voor het interpreteren en verwerken van de
interviewserie hanteer ik kwalitatieve data-analyse.
Kwantitatieve data-analyse
De website waarop ik de enqute maak, Thesistools.nl, heeft een zeer gebruiksvriendelijke interface die
de resultaten toonbaar maakt zodra de vragenlijst is ingevuld. Een duidelijk overzicht laat per vraag zien
hoe vaak een bepaald antwoord is gegeven op iedere vraag. Deze data is erg eenvoudig te analyseren en
te verwerken in directe resultaten. Zo kan ik direct zien of er verbanden bestaan tussen de beoordeling
van het schooldiploma en hoeveel journalisten daadwerkelijk in het bezit zijn van een diploma, of de
samenhang tussen de tevredenheid over de stagiaires en de nuttigheid van de journalistieke stage. Aan
de hand van de resultaten van Thesistools.nl beschrijf ik in hoofdstuk 5 de onderzoeksresultaten van de
enqute.
Kwalitatieve data-analyse
Voor het analyseren van de voortgekomen data uit mijn interviews met de hoofdredacteuren zal ik veel
audiomateriaal van de opgenomen gesprekken moeten terugluisteren, ordenen, samenvatten,
interpreteren en verwerken. Aangezien de interviews chronologisch gezien mijn tweede
onderzoeksmethode wordt, zullen de resultaten van mijn
enqute al bekend zijn voor ik begin aan de
data-analyse van de interviews. De interviews zijn bedoeld om de achterliggende gedachte van de
enquteresultaten te achterhalen. Dit doe ik door middel van doorvragen en in dieper gesprek te gaan
over de ideen en meningen van de hoofdredacteuren. De argumentatie analyse leent zich daarom
uitstekend voor mijn interviews. Hierin ga ik in de afgenomen interviews op zoek naar argumentatie in
de gesprekken met de respondenten, om zodoende verbanden te vinden met de eerder behaalde
enquteresultaten. Waarom vinden werkgevers het schooldiploma wel of niet belangrijk en komt dit
overeen met de enquteresultaten? Hier werk ik van groot naar klein; door het terugluisteren van de
interviews ga ik op zoek naar de diepere uitleg op de gegeven antwoorden in de enqute.
Aan de hand van de kwalitatieve analysemethode zal ik veelvoorkomende termen noteren tijdens het
terugluisteren. Ik ga op zoek naar een samenhang tussen de interviews; komen de gegeven meningen en
ideen overeen met wat de andere respondenten aangeven in de interviews. Door de belangrijke en
relevante termen te tellen vind ik op
efficinte
wijze de benodigde resultaten, zonder de interviews
onnodig vaak te hoeven terugluisteren. Met de gevonden resultaten ga ik op zoek naar de samenhang
en de verbanden met de enquteresultaten. De interviewresultaten die hieruit zijn voortgekomen
beschrijf ik in hoofdstuk 6 van dit onderzoeksrapport.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


20

Journalistiek: een vrij beroep?


Journalistiek wordt regelmatig als een vrij beroep omschreven. De online encyclopedie Ensie
(Journalist, 2013) verklaart de term vrij in de journalistieke context als volgt: iedereen kan het in
principe doen. Hier zijn geen restricties aan verbonden. Journalistiek is dan ook een vak dat in theorie
door iedereen uitgeoefend kan worden. Beter gezegd; de activiteiten die onder het journalistieke beroep
vallen, kunnen door iedereen worden uitgevoerd. Het afnemen van een interview, het schrijven van
een nieuwsbericht, het publiceren van teksten, fotos, videos en andere media op het internet en ga zo
maar even door. Tegenwoordig zijn deze activiteiten tamelijk eenvoudig te verrichten en toegankelijk
voor een groot deel van de bevolking, maar dit is niet altijd zo geweest. Dit hoofdstuk bespreekt de
ontwikkelingen die het journalistieke vak als vrij beroep heeft doorgemaakt, van oorsprong tot aan het
einde van de twintigste eeuw. Centraal in dit hoofdstuk staat hoe deze ontwikkelingen hebben bepaald
hoe onze verwachtingen van een goede journalist er tegenwoordig uitzien.

Journalistiek als roeping


In zijn boek Here Comes Everybody onderzoekt Shirky (2008) het verschil tussen het journalistieke
vakgebied van vroeger en nu. Shirky legt uit dat het in voorgaande eeuwen enkel geleerden en
intellectuelen waren die journalistieke werken maakten en publiceerden. In hetzelfde onderzoek
concludeerd de auteur het verschil tussen nu en de beginjaren van de journalistiek met de volgende
constatering; letterlijk iedereen kan zichzelf tegenwoordig een journalist noemen. Als we de hierboven
beschreven definitie van journalistiek als vrij beroep terughalen, kunnen we aan de hand van Shirkys
bevindingen stellen dat het journalistieke beroep in de loop van de tijd steeds vrijer is geworden, omdat
het vak in de loop der tijd door steeds meer mensen kon worden uitgeoefend. Deze ontwikkeling is
voor een groot deel toe te schrijven aan technologische ontwikkelingen, die de drempel voor
niet-journalisten om journalistieke activiteiten te verrichten steeds lager hebben gemaakt. Het was in de
beginjaren van het journalistieke beroep moeilijker om jezelf journalist te noemen dan in 2014 het geval
is. De eisen voor een journalist zullen er in die tijd dan ook heel anders uit hebben gezien dan
tegenwoordig het geval is. Toch is het, in het kader van dit onderzoek, belangrijk om te weten welke
kenmerken en eigenschappen voor de journalist in deze beginjaren van belang waren, aangezien de
essentie van journalistiek toen en nu ongewijzigd blijft, ondanks de eerder genoemde maatschappelijke
en technische ontwikkelingen. Om tot een degelijk antwoord te komen op de vraag welke
verwachtingen werkgevers hebben van huidige en toekomstige journalisten, moeten we dus ook een
kijkje nemen in het verleden. Eigenschappen die destijds voor een journalist van belang waren, zullen
niet geheel verdwenen zijn en nog steeds zwaar wegen voor journalisten van nu en de toekomst.
Om te achterhalen hoe moeilijk het in die beginjaren precies was om jezelf een journalist te noemen,
zullen we verder moeten kijken naar de oorsprong van het journalistieke vakgebied in Nederland.
Mediahistoricus, hoogleraar en journalist Huub Wijfjes (2004) constateert in zijn breed gewaardeerde
werk Journalistiek in Nederland: 1850 2000 dat die oorsprong ergens halverwege de negentiende
eeuw plaats heeft gevonden. Wijfjes verklaart dat er in de zeventiende en achttiende eeuw al
verschillende couranten werden uitgegeven in Nederland, maar dit waren eerder prijslijsten,
handelsoverzichten en korte gestandaardiseerde berichten dan echte kranten zoals wij deze nu kennen.
Zelfs in 1870 was journalistiek nog steeds een zeer bescheiden beroep, met ongeveer een totaal van
honderd journalisten in het hele land, die voor een karig salaris werkten (tussen de duizend tot

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


21

drieduizend gulden per jaar). Wijfjes constateert dat in die tijd de zeldzame journalisten hun bezigheden
niet zozeer als een vak zagen, maar als een roeping:

Een mens werd journalist omdat hij bevlogen was


geraakt door een politiek of religieus ideaal en gefascineerd was door wat er in de wereld gebeurde. (p.
18).
Journalistiek werd in deze tijd dus bedreven door een zeer select gezelschap van mensen die
gepassioneerd genoeg waren door politiek of religie om daar meer over te weten te komen. Enkele
decennia later, in 1900, had de oprichter van de eerste politieke partij in Nederland, Abraham Kuypers,
tevens stichter van de Vrije Universiteit, als eerste journalist het idee voor een journalistieke opleiding.
Hoofdredacteuren waren positief gestemd, omdat zij hiermee hoopten op een beter niveau en hogere
status van hun dagbladen. Het bleef echter (voorlopig) bij een idee. In de derde paragraaf zal verder
worden ingegaan hoe en wanneer deze opleiding er uiteindelijk wel kwam.

Naoorlogse ontwikkelingen
De Eerste (1914-1918) en Tweede Wereldoorlog (1940-1945) hebben volgens Wijfjes een grote invloed
gehad op de Nederlandse journalistiek en daarmee op de verantwoordelijkheden van journalisten. De
journalisten n deze oorlogen hadden meer verantwoordelijkheid dan hun voorgangers, oordeelt
pershistoricus Gerard Mulder (2004) in hetzelfde boek van Wijfjes: De oorlog en de daarmee gepaard
gaande propagandaslag dwong de Nederlandse kranten tot een veel sterkere eigen ordening en
interpretatie van de buitenlandse pers en het versterkte de behoefte aan een eigen oordeel. (p. 143).
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid waren na deze gebeurtenissen dus belangrijke eigenschappen
voor een goede journalist. Een andere ontwikkeling uit deze tijd is de toename van brutaliteit en
assertiviteit bij journalisten, omdat de honger naar primeurs steeds groter werd bij de bevolking.
Andere genoemde verwachtingen voor een journalist rond deze tijd zijn lef en originaliteit, zo stelt
Wijfjes. Ook Bardoel, Vos en Van Vree (2002) beweren dat er in de decennia tussen 1945 en 1965
sprake is geweest van een fundamentele verandering in de Nederlandse journalistiek; een
verzelfstandiging van het journalistieke beroep, met meer autonomie voor journalisten enerzijds en een
breder pakket aan taken en procedures voor deze zelfstandige journalisten anderzijds.
We zien dus in de loop van de tijd een verandering in het profiel van een goede journalist, waarbij
nieuwe eigenschappen en kenmerken van belang worden geacht bij een journalist. Net als in de eerder
genoemde beginjaren rond 1850 was journalistiek ook in de naoorlogse periode nog steeds niet het vrije
beroep dat wij tegenwoordig kennen. Hoogleraar Nele Beyens (2003) verklaart dat journalistiek in de
jaren 50 van Nederland nog steeds een levenswijze, identiteit of een roeping was, in plaats van een vak
of beroep. Journalisten waren vaak experts op het gebied van politiek, religie of een ander
maatschappelijk gebied.
De jaren 50 en 60 staan in het teken van de opkomst van televisiejournalistiek en dus een verbreding
van journalistieke werkzaamheden. Wijfjes legt uit dat, onder andere door de popularisering van
televisie, een journalist vanaf deze periode de voorheen gescheiden functies van nieuws brengen,
achtergronden geven en analyses maken vervloeiden in n journalistieke functie. Het begrip journalist
werd door de jaren heen een steeds breder begrip. Mensen die zichzelf journalist noemden moesten
steeds breder te werk kunnen gaan. Doordat de televisie-omroepen een steeds groter bereik kregen in
de jaren 60 n doordat de onderlinge concurrentie tussen dagbladen en radiojournalistiek toenamen als
gevolg van de Nederlandse ontzuiling, waren er steeds meer en jongere journalisten nodig met een
steeds breder gewenst profiel.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


22

De journalistieke opleiding
De vraag naar nieuwe en vooral kritisch-professionele journalisten als reactie op popularisering van de
media werd beantwoord. In 1965 wordt de Stichting Vakopleiding Journalistiek opgericht door een
samenwerkingsverband van journalistenorganisaties, scholen en uitgevers. In Utrecht opent de eerste
opleiding voor het journalistieke beroep een jaar later haar deuren. Deze School voor Journalistiek uit
1966 is daarmee de oudste journalistieke opleiding van Nederland (SvJ, 2014). Het doel van de
journalistieke opleiding was duidelijk, beschrijft Wijfjes:
Inhoudelijk was men het er in de FNJ en bij de werkgevers (...) over eens dat een vakschool op
twee poten zou moeten steunen: training in de techniek en vaardigheden van het vak en
grondige kennisverwerving over onderwerpen waarmee de journalist te maken zou krijgen,
zoals Nederlandse en internationale politiek, economie en cultuur.
(p. 352-353).

De opleiding voor journalistiek is dus in essentie een instrument om de kwaliteit van journalisten te
verhogen, door de techniek van journalistieke activiteiten te verfijnen en de algemene kennis van de
beoefenaars te vergroten. Met dit doel in het achterhoofd, zou een journalist met een diploma dus in
theorie aantrekkelijker moeten zijn dan een ongeschoolde journalist. Of dit in de praktijk ook het geval
is, zal mijn veldonderzoek uitwijzen, waarvan de resultaten en conclusies verderop in dit
onderzoeksrapport te vinden zijn.
Tegenwoordig kunnen studenten wereldwijd op verschillende niveaus geschoold worden in
journalistieke vaardigheden, om na de studietijd een carrire in de journalistiek te realiseren. In
Nederland kunnen studenten kiezen uit verschillende MBO, HBO- of universitaire opleidingen
Journalistiek. De hogescholen en universiteiten zijn verspreid door het hele land. Nog geen vijftig jaar
geleden was het onmogelijk voor journalisten om zich professioneel te scholen, terwijl er in die tijd
toch al lang en breed journalistiek werd bedreven. Sinds de eerste journalistieke student van Nederland
echter in 1969 afstudeerde (Wijfjes 2004), hebben we in de afgelopen 45 jaar te maken gehad met een
mix van zowel geschoolde als ongeschoolde journalisten, elk met hun eigen sterktes en zwaktes. Met
andere woorden: de School voor Journalistiek heeft het vrije karakter van journalistiek niet doen
voorkomen. Het blijft nog altijd een beroep dat door iedereen uitgeoefend kan worden, diploma of
geen diploma.
In hoofdstuk 4 ga ik verder met de technologische ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar en hoe
deze hebben bijgedragen aan de betekenis van journalistiek als vrij beroep, om antwoord te kunnen
geven op de vraag welke kenmerken en eigenschappen verwacht worden van de huidige en toekomstige
journalisten als gevolg van die recente ontwikkelingen.
4

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


23

Technologische revolutie
In het voorgaande hoofdstuk is duidelijk geworden dat de Nederlandse journalistiek in veel opzichten
is veranderd en ontwikkeld sinds haar prille beginjaren in de negentiende eeuw. Als we echter alleen
kijken naar de afgelopen dertig jaar, zien we misschien wel de grootste ontwikkelingen plaatsvinden in
de journalistiek.

4.1 Internetjournalistiek
In een vergelijkend onderzoek van Wilson en Stepp (2008) wordt de stadskrant Chattanooga Times als
voorbeeld genomen om aan te tonen hoe het digitale tijdperk er voor heeft gezorgd dat journalistiek
tegenwoordig op een totaal andere manier wordt bedreven als 28 jaar geleden, in 1986. De
onderzoekers concluderen dat er enkele kritieke aspecten zijn veranderd ten opzichte van 28 jaar
geleden: de lengte van een journalistiek verhaal, de wijze van lokale verslaggeving, de soorten en types
journalistieke verhalen die de krant produceert en de gehele indeling van de krant. Met andere
woorden; kranten schrijven over andere onderwerpen, er is sprake van een andere indeling van de krant
met andere en nieuwe katernen, rubrieken en themas, de berichten en stukken zijn korter dan
voorheen en er bestaan andere methodes voor de verslaggeving. Hieruit kunnen we opmaken dat een
journalist tegenwoordig dus anders moet worden opgeleid dan 28 jaar geleden, om mee te kunnen gaan
met deze maatschappelijke ontwikkelingen.
De bovenstaande veranderingen op journalistiek gebied zijn toe te schrijven aan de vele ingrijpende,
voornamelijk technologische ontwikkelingen in onze maatschappij sinds de jaren 90. Hoogleraar
Alexander Pleijter (2010) beschrijft het ontstaan van de internetjournalistiek in Nederland in 1995 en de
eerste echte nieuwswebsites die in dat jaar gelanceerd werden op het internet. Het publiek was
aanvankelijk niet enthousiast. Dit verklaart Jager (2001) door de nalatigheid waarmee de eerste serie
nieuwswebsites hun berichten vaak overnamen van andere media, zonder enige bronvermelding. Dit
zorgde voor veel argwaan bij het publiek, waardoor de internetjournalistiek in haar beginjaren niet een
heel populair medium was voor de wereldbevolking. Die populariteit zou nog aardig schommelen
voordat mensen hun volle vertrouwen zouden geven aan het internet; in 2000 was het opnieuw
opgebouwde enthousiasme voor het internet in n klap verdwenen als gevolg van gekelderde
aandelenkoersen van internetondernemingen. De terroristische aanslagen van 11 september 2001 bleek
dan weer een positieve ommekeer te zijn op nieuwswebsites, toen bleek dat zij het snelst van alle media
de belangrijkste nieuwsberichten konden verspreiden.
Sindsdien is internetjournalistiek niet meer uit onze maatschappij weg te denken. Deze relatief jonge
vorm van journalistiek vergt andere kwaliteiten van een journalist dan van bijvoorbeeld een journalist in
de jaren 80. Volgens Harper (2003) hebben de ontwikkelingen sinds het ontstaan van het internet de
belangrijkste eigenschap voor de journalist van vandaag
gecreerd
:
veelzijdigheid. Nieuwswebsites zijn
volgens Harper niet gebonden aan n bepaalde vorm van journalistiek, zoals geschreven artikelen of
televisiebeelden, maar juist een combinatie hiervan. Journalisten van tegenwoordig moeten daarom
veelzijdiger kunnen optreden en breder inzetbaar zijn dan hun collegas van honderd of zelfs twintig
jaar geleden;

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


24

Online journalism opens up new ways of storytelling, primarily through the technical
components of the new medium. Simply put, online journalists can provide a variety of
media--text, audio, video, and photographsunlike other media. Data searching provides a
means to access information unable in other media. (p. 1)
Naast veelzijdigheid is er nog n journalistieke eigenschap die zeer sterk verbonden is met de komst
van het internet; de zogenaamde onmiddellijkheid, afgeleid van het Engelse
immediacy
. De snelheid
waarop nieuws op het internet geplaatst kan worden heeft in de afgelopen vijftien jaar voor de enorme
stijging in populariteit gezorgd onder nieuwswebsites. In een onderzoek naar onmiddellijkheid en
transparantie van online nieuws, vat Karlsson (2011) kernachtig samen hoe belangrijk snelheid is voor
online nieuws ten opzichte van haar analoge concurrenten als de krant en televisie:
Studies on the producers of news have focused on immediacy, self-perception and the
normative frame within which online journalists work and their preferences in relation to their
analogue counterparts (OSullivan, 2005; Quandt et al., 2006; Robinson, 2007) reaching to the
conclusion that immediacy is a key and valued feature of online news. (p. 286).
Voor journalisten heeft deze kerneigenschap van online nieuws natuurlijk veel gevolgen. Het nieuws
moet, soms ten koste van de kwaliteit ervan, sneller dan ooit gepubliceerd worden. Natuurlijk is nieuws
altijd pas nieuws geweest als het snel aan het daglicht werd gebracht, maar met internetsites die 24 uur
per dag draaien in plaats van een krant die n keer per dag wordt gepubliceerd of een radio- of
televisieprogramma dat een paar uur per dag zendtijd heeft, moeten journalisten in het internettijdperk
hun nieuws constant publiceren. De journalisten van tegenwoordig moeten daarom nog sneller werken
dan in de tijd vr internetjournalistiek. Karlsson spreekt van een nieuwe, belangrijke eigenschap van
een journalist:
Other research (Bivens, 2008; OSullivan and Heinonen, 2008) indicates that journalists
acknowledge the impact of immediacy but feel that immediacy threatens the quality
of journalism. A somewhat divided conclusion from these studies is that immediacy is an
important and sometimes esteemed trait of the online journalist. (p. 286).

4.2 Journalistiek wordt nog vrijer


In mijn eerste hoofdstuk beschrijf ik journalistiek als vrij beroep. Een groot gevolg van de hierboven
beschreven ontwikkelingen van de laatste jaren, is een versterking van het vrije karakter van
journalistieke activiteiten. Door de opkomst van het internet in de jaren 90 van de vorige eeuw is het
nog makkelijker en toegankelijker geworden om zelfstandig journalistieke items te produceren en
publiceren. Met behulp van het internet, een PC, een camera met filmfuncties, budget microfoontjes en
ga zo maar door, ligt de drempel om journalistieke items te publiceren heel laag. Shirky (2008) legt uit
dat iedereen in staat is om via e-mail, Facebook of een online petitie een groot publiek te bereiken met
nieuwswaardige berichten, waar dit eerder alleen kon via een samenwerking tussen instellingen en
organisaties. Met het wegvallen van deze benodigde samenwerkingsverbanden, is iedereen op het
internet grotendeels vrij om te doen en laten wat hij wil.
Journalisten komen door deze ontwikkeling in gevaar. Ineens hebben zij niet alleen concurrentie van
elkaar, maar van iedereen met een internetverbinding. Voor werkgevers in de journalistiek heeft dit ook
gevolgen; als iedereen zich journalist noemt, hoe weten zij dan nog of zij goede, gedegen journalisten in

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


25

dienst nemen? Een journalist van nu en in de toekomst zal aan steeds strengere eisen moeten voldoen
om in het verwilderde landschap van journalisten een goede kans te maken op een baan. In hoofdstuk
5 en 6 zet ik achtereenvolgens de resultaten van mijn veldonderzoek uiteen, waarbij ik journalistieke
werkgevers door het hele land heb gevraagd naar hun verwachtingen van huidige en toekomstige
journalisten.
5

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


26

Onderzoeksresultaten: enqu

te
Het veldonderzoek van dit rapport bestaat uit een
enqute
en een interviewreeks met achttien
hoofdredacteuren. De resultaten geven een beeld van de verwachtingen van hoofdredacteuren van een
gevarieerde selectie van bedrijven in de Nederlandstalige journalistiek, op het gebied van toekomstige
journalisten. In dit hoofdstuk bespreek ik hoe de
enqute is ingevuld, door wie deze is ingevuld en
wanneer dit precies is gedaan. Deze gegevens vormen de kwantitatieve resultaten van mijn onderzoek.

Dataverzameling en respons
Een jaar geleden, in mei 2013, heb ik op de website Thesistools.nl een eerste versie van een digitale
vragenlijst aangemaakt. Deze vragenlijst is te vinden in de bijlage van dit onderzoeksrapport. Het
maken van de enqute was geen moeilijke opgave, omdat ik in mijn Plan van Aanpak al veel deelvragen
had geformuleerd die bijna direct in de enqute gezet konden worden. De uiteindelijke enqute is tot
stand gekomen met hulp en feedback van mijn sparringpartner, Alexander Pleijter. De eerste versie
ging op 29 mei 2013 online en is vervolgens in totaal 47 keer afgenomen, gedurende een periode van
drie maanden. Na dit tijdsbestek verloopt een enqute op Thesistools.nl. Hierna maakte ik een tweede
versie, waarbij vraag 15 van een extra antwoordmogelijkheid is voorzien en enkele kleine wijzigingen
zijn doorgevoerd, zoals spelling en volgorde. Ook deze versie heeft drie maanden online gestaan. Deze
tweede versie vindt u tevens in de tweede bijlage van dit onderzoeksrapport.
De uitnodiging om de vragenlijst in te vullen verliep via de e-mail, waarin ik aan de hand van een
begeleidende brief de hoofdredacteuren persoonlijk uitnodigde om deel te nemen aan mijn onderzoek
en op de link naar mijn enqute te klikken. Voordat ik de uitnodigingen per e-mail opstuurde, heb ik
getracht om zoveel mogelijk hoofdredacteuren telefonisch te bereiken, om zo de kans dat de enqute
ingevuld zou worden te vergroten. Het verzamelen van de e-mailadressen en telefoonnummers van de
respondenten was een tijdrovende opgave. Tussen november 2012 en mei 2013 heb ik gemiddeld twee
dagen per week het internet afgestruind voor namen, e-mailadressen en telefoonnummers van
hoofdredacteuren in Nederland. Via de zoekmachine van Google belandde ik al snel op enkele handige
websites die een groot overzicht aanbieden van Nederlandse media, zoals
B9.nl
en
Kranten.startpagina.nl
. Nadat ik een behoorlijke database had opgebouwd van contactgegevens en de
enqute eenmaal klaar had in mei 2013, ben ik aan de slag gegaan met het verspreiden.
Gedurende zes maanden in totaal, tussen mei 2013 en november 2013, hebben de eerste en tweede
versie van mijn enqute online gestaan. In dit halfjaar heb ik, met regelmatige onderbreking, gemiddeld
n twee dagen per week de gehele dag achter de telefoon gezeten en uitnodigingen verstuurd naar
hoofdredacteuren door het hele land. Vaker niet dan wel lukte het om een hoofdredacteur direct aan de
lijn te krijgen. Als dit het geval was, vroeg ik deze persoon of ik mijn enqute op mocht sturen. In de
gevallen dat ik een hoofdredacteur telefonisch te pakken kreeg, werd de enqute bijna altijd
daadwerkelijk ingevuld. Dit gold niet voor de hoofdredacteuren die ik niet telefonisch wist te bereiken.
In zon acht van de tien gevallen kreeg ik dezelfde reacties te horen; niet aanwezig, te druk of liever via
de e-mail. Hierna stuurde ik toch altijd de uitnodigingen naar de hoofdredacteur en waar mogelijk naar
zijn of haar persoonlijke e-mailadres, met de naam van de hoofdredacteur bovenaan de uitnodiging.
Tevens noteerde ik welke hoofdredacteuren ik wel en niet had gesproken en, indien het de eerste keer
niet lukte, probeerde ik het op een andere dag een tweede keer. Op n dag belde ik gemiddeld tussen

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


27

de zeventig en tachtig telefoonnummers van kranten, tijdschriften, radio- en televisieomroepen,


websites, weekbladen en vakbladen, van zowel nationaal, regionaal als lokaal niveau. In totaal heb ik
tussen de vijfhonderd en zevenhonderd telefoonnummers gebeld. Alle media zijn in mijn benadering
redelijk evenredig verdeeld, hoewel de tijdschriften en kranten in grotere getale zijn vertegenwoordigd
dan radio- en televisieomroepen. Deze media zijn dus logischerwijs ook meer vertegenwoordigd in mijn
enquteresultaten dan de radio- en televisieomroepen.
De enqute (de eerste en tweede versie samen) is in totaal 179 keer ingevuld. Van dit aantal
respondenten zijn er 97 hoofdredacteur en 26 adjunct-hoofdredacteur. Ook managers of supervisors
(34), eindredacteuren (12) en P&O-medewerkers (9) van journalistieke bedrijven zijn vertegenwoordigd
bij de respondenten. Mijn gestelde voorwaarde om de enqute in te vullen hield in dat de respondent
zeggenschap moest hebben over het wel of niet aannemen en ontslaan van journalisten. Alleen
hierdoor zou de uitslag van mijn enqute representatief zijn voor mijn onderzoek. Van alle 179
respondenten is het grootste gedeelte werkzaam bij een tijdschrift; 98. Een kleiner deel werkt bij een
krant (55) en de overige respondenten werken bij een televisieomroep (8), radio-omroep (5) of een
ander journalistiek bedrijf (13). Een groot deel van de respondenten (74) combineert al deze genoemde
media met werkzaamheden voor een website, hoogstwaarschijnlijk die van hetzelfde bedrijf.
De
vragenlijst is bij elke vraag zo goed als volledig ingevuld. De volgende tabel geeft de variatie in de media
van de respondenten aan die de
enqute hebben ingevuld.

Kwantitatieve resultaten
De enqute bestaat uit 26 meerkeuzevragen, waarbij afwisselend n of meerdere antwoorden mogelijk
zijn, en een open vraag. Verder is de vragenlijst opgedeeld in de volgende categorien: schooldiploma,
werkervaring, kennis- en specialisatieniveau, secundaire kenmerken, freelance versus vaste medewerkers
en achtergrondvragen. De resultaten die uit de ingevulde gegevens naar voren zijn gekomen volgen in
de volgende zeven deelparagrafen.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


28

Schooldiploma
Het eerste onderwerp dat ik aankaart in de
enqute is het belang van het schooldiploma binnen de
journalistiek. Door vragen te stellen over hoeveel journalisten in het bezit zijn van een schooldiploma,
het verschil tussen een journalistiek diploma en diplomas met andere specialisaties en het belang van
een diploma voor de kans op een baan, kan er een beeld geschetst worden van de verwachtingen die
werkgevers hebben op dit gebied. De volgende grafiek geeft aan hoeveel journalisten in Nederland
daadwerkelijk in het bezit zijn van een journalistiek diploma. De vraag is in totaal 179 keer beantwoord,
dus door alle respondenten.

Uit de antwoorden van de respondenten blijkt dat bij 59% van alle redacties de helft of minder van de
journalisten een schooldiploma uit de journalistiek in hun bezit hebben. Ongeveer 38% van de
respondenten hebben op hun redactie wel een merendeel aan journalisten met een journalistiek
schooldiploma in dienst. Slechts in 18,44% van alle gevallen hebben echt alle journalisten een
journalistiek diploma.
Bij de tweede vraag moet de respondent aangeven hoe belangrijk hij of zij een journalistiek
schooldiploma voor een journalist vindt. Uit de antwoorden blijkt dat het merendeel van de
respondenten (52.8%) een journalistiek schooldiploma wel belangrijk vindt, maar niet essentieel. Zie de
grafiek hieronder, waar het belang van een schooldiploma op een schaal van 1 tot 10 (op de X-axis)
wordt afgebeeld tegen de frequentie van het gegeven antwoord (op de Y-axis).

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


29

Een kwart van alle redacties (25.84%) vindt een journalistiek schooldiploma van gematigd belang, dus
niet nodig maar wel handig. De overige 21.35% van alle respondenten vindt een schooldiploma in de
journalistiek onbelangrijk.
Uit de antwoorden van de vragen die hierop volgen blijkt dat bij het grootste deel van de respondenten
(32.96 %) een journalistiek schooldiploma soms het verschil maakt bij een sollicitatie. Voor een kwart
van alle respondenten maakt een sollicitant met een schooldiploma niet meer kans op een baan en voor
nog een kwart is dit vaak wel het geval. Op een minderheid van de Nederlandse redacties (16.2%)
maakt een journalistiek schooldiploma altijd het verschil. Meer dan de helft (51.96%) van de
respondenten geeft de voorkeur aan een diploma journalistiek ten opzichte van andere
schooldiplomas. 36.31% geeft aan dat de voorkeur uitgaat naar een schooldiploma in een specialisme,
zoals economie, politiek of sport.. Een redelijk groot deel van de respondenten(15.08%) heeft geen
voorkeur.
In de volgende vragen worden de respondenten aan de tand gevoeld over hun verwachtingen op het
gebied van het opleidingsniveau van journalisten. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de meeste
respondenten een voorkeur uitspreken voor journalistieke studenten op HBO-niveau (64.08%).
Daarnaast neemt meer dan de helft (53.07%) ook graag universitaire studenten in dienst. Slechts 1.12 %
van alle respondenten spreekt een voorkeur uit voor sollicitanten met een schooldiploma op
MBO-niveau. De overige 6.15% van de respondenten hebben geen mening over het niveau van de
diplomas. De meeste respondenten in Nederland hebben geen voorkeur voor studenten van een
bepaalde hogeschool (78.77%). De overige redacties hebben een verdeelde mening; Hogeschool
Utrecht (11.73 %), Hogeschool Windesheim (7.26%) en de Fontys Hogeschool Journalistiek (6.15%)
genieten een hele kleine voorkeur ten opzichte van de Hogeschool van Amsterdam (3.35%) en de
Christelijke Hogeschool Ede (2.79%). Uit de resultaten blijkt verder dat de meeste respondenten gn
bepaalde voorkeur hebben voor studenten van een bepaalde universiteit (83.24%). De overige stemmen
zijn wederom vrij evenredig verdeeld. De PDOJ Erasmus Universiteit Rotterdam (5.59%), de
Universiteit van Amsterdam (5.59%) en de Rijksuniversiteit Groningen (5.03%) krijgen iets meer

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


30

stemmen dan de Universiteit Leiden (3.35%), de Vrije Universiteit van Amsterdam (1.68%) en de
Radboud Universiteit Nijmegen (ook 1.68%).
Werkervaring

Het tweede onderwerp van de


enqute
behandelt het belang van werkervaring. De respondenten die
deze vraag hebben beantwoord zijn in drie categorien op te delen; een derde (28.09%) van de
respondenten vereist altijd werkervaring van een nieuwe sollicitant, een derde (34.83%) eist niet altijd
werkervaring, maar wel vaak en de andere 34.27% van alle respondenten zegt soms werkervaring te
eisen, vaker niet dan wel. Een kleine 2.81% zegt nooit werkervaring te eisen van solliciterende
journalisten. In de volgende grafiek staat het belang van werkervaring op een schaal van 1 tot 10,
waarbij 10 gelijk staat aan heel belangrijk en 1 gelijk staat aan totaal onbelangrijk, afgetekend tegen de
frequente waarmee dit getal is geantwoord door de 178 respondenten die deze vraag hebben
beantwoord.

Op een schaal van 1 tot 10 geven de meeste respondenten met een 8 (25%), een 7 (23.3%), een 9
(17.61%) en zelfs een 10 (10.8%) aan dat zij werkervaring bij een sollicitant erg belangrijk vinden. Een
klein deel van de respondenten (11.36%) geeft met een 6 aan dat werkervaring niet heel belangrijk is.
De frequentielijn is dalende naarmate het cijfer lager wordt; dat wil zeggen dat de lage cijfers het minste
zijn beantwoord. De minste stemmen zijn voor de getallen onder de 5 (samen 11.94%).
Op het gebied van stages heb ik onder de noemer werkervaring ook een aantal vragen gesteld in de
enqute
. Bijna alle redacties in Nederland werken met stagiaires; een overtuigende 83.52%. De overige
16.48% van redacties hebben nog nooit een stagiaire aangenomen. De respondenten geven hun
stagiaires over het algemeen prima cijfers, voornamelijk een 7 (46.62%) of een 8 (29.73%). Verder is
11.42% van de hoofdredacteuren net tevreden met een 6 en scoort een klein aantal stagiaires een 5 of
lager (samen 9.46%). Een totaal van vier van de 148 respondenten geeft hun stagiaires een 9 of een 10
voor hun stageperiode, beiden 1.35% van het totaal.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


31

De stage wordt duidelijk belangrijker gevonden dan werkervaring, zo blijkt. Van de 178 respondenten
die de vragen over stage hebben beantwoord, vinden 116 van hen (65.17%) een journalistieke stage
essentieel voor de ontwikkeling van een toekomstige journalist. Bijna alle andere respondenten
(30.34%) vinden de journalistieke stage handig en welgeteld drie van de 178 respondenten (1.69%)
vindt de journalistieke stage overbodig. 2.81% heeft geen mening over deze vraag. Uit de
enqute
blijkt
verder dat er relatief weinig journalisten via een stage aan werk komen. Een meerderheid van 61.34%
van de respondenten geeft met een onvoldoende (5 of lager) aan dat dit niet vaak voorkomt. De
overige 38.66% geeft een 6 of hoger, wat dus wil zeggen dat het vrij regelmatig wel voorkomt dat een
stagiaire bij het stagebedrijf blijft hangen of terugkeert na de studie.
Kennis- en specialisatieniveau
Uit de uitslag van deze vragen blijkt dat ambitie en motivatie (76%) vele malen zwaarder wegen dan een
gedegen kennis van het onderwerp of specialisme (17.71%). Een heel klein deel van de redacties
(6.29%) geeft werkervaring als meest zwaarwegende eigenschap om een goede kans te maken op een
baan.
De meeste respondenten hebben een voorkeur voor jonge journalisten, omdat deze
goede ideen en
veel te bieden hebben. Dat zegt 68.97%. Een kleiner deel van alle respondenten (23.56%) geeft de
voorkeur aan oudere journalisten vanwege hun werkervaring. Het kleinste deel (7.47%) geeft aan jonge
journalisten het aantrekkelijkst te vinden omdat zij goedkoper zijn dan hun oudere collegas. Op het
gebied van taal geeft meer
dan de helft (54.75%) van de 179 respondenten aan dat het amper tot niet
belangrijk is dat een journalist andere talen beheerst dan Nederlands en Engels, terwijl een derde
(33.52%) van de respondenten dit enigszins van belang acht. Slechts 11.52% van de 179 respondenten
vindt het wl belangrijk voor een journalist dat hij of zij meertalig is.
Secundaire kenmerken
In de categorie secundaire kenmerken onderzoek ik middels een aantal vragen welke verwachtingen en
eisen de werkgevers hebben op het gebied van kenmerken en eigenschappen die in feite niets zeggen
over de kwaliteit van de journalist. Hieronder valt de leeftijd van een journalist, maar ook de
woonplaats. Uit de
enqute
blijkt dat een werknemer op de meeste redacties in Nederland (38.20%) een
gemiddelde leeftijd heeft van 36 tot 45 jaar. Nt daaronder, met 36.52%, zit de gemiddelde
leeftijdsgroep van 26 tot 35 jaar. Bij 23.03% van alle redacties is de gemiddelde leeftijd 46 jaar of ouder
en bij slechts 2.25% van redacties in Nederland treffen we het gemiddelde aan van 18 tot 25 jaar. In de
volgende grafiek wordt duidelijk dat de leeftijdsgroep van 26 tot 35 het aantrekkelijkst is voor
werkgevers.
Welke leeftijdscategorie geniet bij u de voorkeur voor sollicitanten voor uw redactie?
18-25
26-35
36-45

46 en ouder

35 (20.11 %)
120 (68.97 %)
16 (9.20 %)
3 (1.72 %)

Veruit de grootste voorkeur van alle respondenten (68.97%) gaat uit naar de leeftijdscategorie van 26
tot 35 jaar. 20.11% van alle respondenten geven aan een voorkeur te hebben voor een nog jongere

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


32

groep werknemers, die van 18 tot 25 jaar. Een minderheid van de respondenten (samen 10.92%) geeft
de groep van 36 jaar en alles daarboven aan als meest aantrekkelijke sollicitanten voor hun redactie.
In de laatste vraag van dit deel van de
enqute
ondervraag ik de respondenten hoe belangrijk de
woonplaats is van een journalist. Bijna de helft (47.46%) van alle respondenten beschouwt de
woonplaats van een solliciterende journalist als een belangrijke factor. De andere helft (52.54%) geeft
aan dat woonplaats geen rol speelt bij een sollicitatie voor een journalistieke functie.
Freelance versus vaste medewerkers
Aan de hand van dit thema onderzoek ik of werkgevers een voorkeur hebben voor een bepaalde
werkvorm en of er verschillende eisen worden gesteld aan deze werkvormen. Aan de hand van drie
vragen in de
enqute
heb ik onderstaande grafiek kunnen maken. De grafiek toont de voorkeuren van
de werkgevers.

De meeste respondenten (39.11%) spreekt een voorkeur uit voor freelance medewerkers ten opzichte
van vaste medewerkers (25.14%). Daartegenover staat de 35.75% van alle respondenten die aangeeft
dat zij geen verschil maken in het aannemen van vaste medewerkers of freelancers. Redacties stellen
over het algemeen dezelfde eisen aan medewerkers die op freelance basis werk leveren als aan de
journalisten in vaste dienst, dit wijst 70.22% van de antwoorden uit. Een minderheid van 22.47% van
de respondenten zegt minder en mildere eisen te stellen aan een freelance journalist, terwijl de overige
7.30% juist strengere eisen aan freelancers stelt dan aan hun eigen mensen.
In een drietal vragen werden de respondenten gevraagd hoe de huidige journalisten op hun redactie zijn
binnengekomen. De respondenten worden gevraagd om, op een schaal van 1 tot 10, met een cijfer aan
te geven hoe vaak het voorkomt dat een werknemer op de betreffende manier binnenkomt op de
redactie. Uit de antwoorden is gebleken dat journalisten in de helft van alle gevallen via een normale

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


33

sollicitatie op de redactie binnenkomen, ofwel via een oproep of een vacature waar een sollicitant op
reageert en vervolgens via een sollicitatiegesprek wordt aangenomen. Uit de volgende vraag blijkt dat in
tevens de helft van alle gevallen een journalist wordt aangenomen via zijn of haar netwerk. Uit de
antwoorden op de vraag of journalisten zonder sollicitatieprocedure als freelancer aan de slag kunnen,
vullen de meeste respondenten (63.25%) een 5 of lager als cijfer in, wat dus wil zeggen dat dit niet vaak
voorkomt. Het meest gegeven cijfer is zelfs een 1, met 27.89% van alle respondenten. De respondenten
geven aan vaker wel (63.25%) dan niet (36.73%) de sollicitatieprocedure te willen doorlopen alvorens
zij met een freelancer in zee gaan.
Open vraag
In onderstaande grafiek staan de meest genoemde antwoorden op de enige open vraag uit mijn
enqute. Bij elkaar opgeteld zijn dit de antwoorden van 147 respondenten, ofwel 82,12% van alle
respondenten. Dit is dus een representatief overzicht van alle kenmerken die van belang zijn voor een
startende journalist. Eigenschappen en kenmerken die vier keer of minder zijn benoemd zijn hier
buiten beschouwing gelaten, omdat deze veelal betrekking hebben op hele specifieke werkzaamheden
bij een krant, tijdschrift of omroep en zeggen daardoor dus weinig tot niets over de algemene
verwachtingen van de respondenten.

De grafiek laat zien dat schrijf- en taalvaardigheid de meeste stemmen krijgen van de respondenten,
gevolgd door nieuwsgierigheid. Algemene kennis en ontwikkeling, drive & motivatie en een gedegen
kennis van nieuwe media in combinatie met inzetbaarheid voor crossmediale werkzaamheden volgen
met respectievelijk achttien, zeventien en zestien respondenten.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


34

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


35

Respondenten
Van de 178 respondenten die mijn vragenlijst hebben ingevuld zijn de meesten daadwerkelijk de
hoofdredacteur of adjunct-hoofdredacteur van de betreffende redactie. Dit blijkt uit onderstaande
grafiek, die aantoont welke functies mijn respondenten bekleden.

Uit de grafiek blijkt verder dat de vragenlijst is ingevuld door 12 eindredacteuren (6.74%), 34 managers
en/of supervisors (19.10%) en negen medewerkers van de Personeel en Organisatie-afdelingen
(5.06%). In voorgaande paragraaf werd al duidelijk gemaakt dat de respondenten van deze
enqute bij
een variatie van journalistieke bedrijven
werkzaam zijn. De verdeling hiervan is niet evenredig. De
meeste respondenten zijn hoofdredacteur of manager bij tijdschriften (54.75%), kranten (30.73%) of
websites (41.34%). Minder vertegenwoordigd in deze enqute zijn radio-omroepen (4.47%),
televisieomroepen (2.79%) en andere soorten journalistieke redacties (8.28%). Wel hebben vrijwel alle
respondenten zeggenschap over het al dan niet aannemen van nieuwe journalisten op hun redactie,
waarvan een deel volledig (44.94%) en het andere deel gedeeltelijk (51.69%) zeggenschap hierover
uitoefent. Dit was dan ook min of meer een voorwaarde voor het invullen van de vragenlijst. Welgeteld
zes respondenten (3.37%) voldoen helaas niet aan deze eis. Van alle respondenten voeren er 128
(71.91%) de sollicitatiegesprekken zelf, tegenover 43 respondenten (24.16%) die dit soms doen en de
overige zeven respondenten (3.93 %) die deze gesprekken nooit uitvoeren.
6

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


36

Onderzoeksresultaten: interviews
Met alleen getallen kun je een abstract begrip als een verwachtingspatroon niet schetsen. Met de
enquteresultaten achter de hand is het van groot belang om de diepere beweegredenen van
journalistieke werkgevers te onderzoeken, zodat een compleet en onderbouwd antwoord op de
probleemstelling van dit onderzoek geformuleerd kan worden. In dit hoofdstuk beschrijf ik hoe, waar
en wanneer ik de interviews met achttien hoofdredacteuren heb gedaan. In de eerste paragraaf bespreek
ik hoe de interviews tot stand zijn gekomen, wie ik heb genterviewd en hoe de interviews zijn
verlopen. De tweede paragraaf beschrijft de resultaten en uitkomsten van de interviews. Ook bij dit
deel van mijn onderzoek heb ik hulp gekregen van zowel mijn sparringpartner Alexander Pleijter als
mijn scriptiebegeleider Rob van Burik. Alle interviews zijn in persoon en op locatie afgenomen (op de
redacties), met uitzondering van mijn telefonische interview met Frits van Exter, hoofdredacteur van
Vrij Nederland. De interviews zijn opgenomen op mijn audiorecorder, waarvan alle geluidsbestanden
terug te luisteren zijn op de bijgevoegde CD in dit onderzoeksrapport.

Dataverzameling en respons
Al tijdens de afname van mijn
enqute, tussen mei en november 2013, is de selectie voor mogelijke
interviewkandidaten tot stand gekomen. Toen de enqute was afgerond, kon ik direct aan de slag met
het benaderen van de interviewkandidaten. Mijn belangrijkste doel was om interviews met
hoofdredacteuren van vooraanstaande bedrijven in de Nederlandstalige journalistiek te bewerkstelligen.
De mening van een hoofdredacteur van een grote krant zoals het NRC Handelsblad kan immers een
zwaarwegende betekenis hebben voor een beginnend journalist. Hiertegenover staat dat ik ook een
verscheidenheid in mijn interviews wilde hebben op het gebied van bereik. Met andere woorden; de
hoofdredacteuren moeten niet alleen bij grote nationale redacties werken, maar ook bij kleinere
regionale en lokale redacties. De verwachtingen van de hoofdredacteur van De Telegraaf kunnen er
heel anders uitzien dan die van de hoofdredacteur van de lokale krant uit Emmen. Een andere
voorwaarde voor de selectie van interviewkandidaten was om een gelijk aantal hoofdredacteuren te
interviewen van kranten, tijdschriften en radio- en televisieomroepen. Waar de respondenten van de
enqute enigszins ondervertegenwoordigd zijn bij radio- en televisieomroepen, heb ik er voor gezorgd
dat de verdeling bij mijn achttien interviews wel gelijk verdeeld is. Uit onderstaande grafiek is duidelijk
af te lezen dat de variatie in media meer evenredig is dan bij de enqute het geval is. De kandidaten zijn
actief bij zowel lokale, regionale als nationale bedrijven.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


37

De eerste stap voor de interviewreeks bestond uiteraard uit het opmaken van een lijst van mogelijke
kandidaten. In november 2013 heb ik een lijst opgesteld met twintig hoofdredacteuren per journalistiek
genre; krant, tijdschrift, radio en televisie. Ook de variatie van lokaal, regionaal en nationaal was gelijk
verdeeld. De namen van de hoofdredacteuren en de bijbehorende contactgegevens zocht ik op via de
websites van de bedrijven. In de meeste gevallen stonden de namen en telefoonnummers vermeld op
de website, in andere gevallen alleen het e-mailadres. Waar mogelijk probeerde ik de bedrijven te bellen
en in direct contact te komen met de hoofdredacteur. Dit lukte in ongeveer 30% van de gevallen, wat
dus ruim voldoende was om met achttien hoofdredacteuren in contact te komen. Wanneer ik te horen
kreeg dat een hoofdredacteur niet aanwezig was, belde ik enkele dagen later terug. Zodra ik mijn
kandidaten eenmaal persoonlijk de vraag kon stellen om genterviewd te worden, kreeg ik, op een
enkeling na, altijd een positieve reactie terug. Op deze manier maakte ik dus bij de achttien
hoofdredacteuren een afspraak om op locatie langs te komen om een kort interview van uiterlijk dertig
minuten af te nemen. Alle achttien afspraken waren gemaakt vr 4 december 2013. Het eerste
interview is afgenomen op 9 december 2013 te Breda en het laatste interview is afgenomen op 4 maart
2014 te Amstelveen. In onderstaande tabel staat het volledige schema van afgenomen interviews in
deze periode van drie maanden.
Naam
Henk van Ingen

Bedrijf
BN De Stem

Alex Engbers

De Stentor

Peter Vandermeersch

NRC Handelsblad

Arendo Joustra

Elsevier

Wim Kramer

RTV Utrecht

Functie
Adjunct-hoofd
redacteur
Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r

Datum
9/12/2013 te
Breda
13/13/2013
te Apeldoorn
23/12/2013
te Amsterdam
23/12/2013
te Amsterdam
08/01/2014
te Utrecht

Duur*
27:13

P/T*
*
P

39:34

25:23

14:52

23:26

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


38

Christiaan Reusink

Algemeen Dagblad

Rob van den Berg

NTR

Hoofdredacteu
r
Eindredacteur

Selma Hoekstra

VARA

Eindredacteur

Joost Oranje

NOS

Eindredacteur

Barbara Beukering

Parool

Paul van Riessen

Quote

Thomas Hendriks

Quest

Frits van Exter

Vrij Nederland

Erik Noomen

Nieuwe Revu

Eelco van den


Kerkhoff
Thijs van Veghel

Deventer Radio &


TV
Voetbal International

Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r
Eindredacteur

Mark Snijders

Omroep Gelderland

Bert Kuizenga

RTV Amstelveen

Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r
Hoofdredacteu
r

08/01/2014
te Rotterdam
10/01/2014
te Hilversum
13/01/14 te
Hilversum
28/01/14 te
Hilversum
06/02/2014
te Amsterdam
06/02/2014
te Amsterdam
07/02/2014
te Amsterdam
20/02/2014
te Amsterdam
20/02/2014
te Hoofddorp
25/02/2014
te Deventer
25/02/2014
te Gouda
26/02/2014
te Arnhem
26/02/2014
te Amstelveen

41:42

42:32

24:08

31:40

17:59

24:33

28:59

19:42

34:03

33:52

37:07

33:10

25:44

* Duur van het interview in minuten : seconden


** Interview afgenomen (P)ersoonlijk of (T)elefonisch

De interviews zijn allemaal opgenomen op een audiorecorder (Bijlage IV). De onderzoeksresultaten die
ik in de volgende paragraaf beschrijf komen voort uit deze achttien geluidsbestanden.
Voorafgaand aan de interviews heb ik wel de deelvragen bestudeerd, maar geen nieuwe, speciale
vragenlijst opgesteld voor de achttien kandidaten. Deze keuze heb ik gemaakt omdat ik door middel
van de interviews wil achterhalen wat de meningen en persoonlijke verwachtingen zijn van de
interviewkandidaten. Hierdoor was het niet mogelijk om dezelfde vragenlijst af te werken met elke
respondent. Elk interview is begonnen met de vraag of de respondent zijn of haar top drie van
belangrijkste kenmerken en eigenschappen van een journalist wilde opnoemen. Vanzelfsprekend
kwamen hier veel verschillende antwoorden uit voort, waardoor elk interview vanaf het begin een eigen
vervolg heeft gekregen. Wel ging ik bij alle respondenten alle themas af die in mijn onderzoek aan bod
komen, zoals het belang van een schooldiploma, werkervaring en het kennis- en specialisatieniveau.
Aangezien hoofdredacteuren over het algemeen drukke mensen zijn, wist ik tevens niet hoeveel tijd ik
zou krijgen voor elk interview om al mijn vragen beantwoord te krijgen. Gelukkig viel dit ontzettend
mee; in bovenstaand schema is te zien dat het kortste gesprek bijna een kwartier duurde en dat er zelfs
interviews tussen zitten van meer dan veertig minuten. In de volgende paragraaf bespreek ik de
resultaten van de achttien interviews.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


39

Kwalitatieve resultaten
In mijn onderzoek naar de verwachtingen van Nederlandstalige redacties op het gebied van
toekomstige journalisten maak ik onderscheid in enkele themas. Deze verschillende themas zijn al
voorbijgekomen in het Plan van Aanpak, maar ook in de voorgaande paragrafen over de
enqute. In
deze paragraaf beschrijf ik per thema de belangrijkste en meest genoemde uitspraken, antwoorden en
theorien van mijn interviewkandidaten. Aangezien de duur van alle gesprekken zouden resulteren in
een zeer omvangrijke tekst, heb ik in plaats van het volledig uitschrijven van de interviews gekozen
voor een digitale bijlage op CD-ROM, waarop alle achttien interviews staan en terug te luisteren zijn
voor referentie. De onderstaande uitkomsten en de bestanden op de CD-ROM geven een helder beeld
van het verwachtingspatroon van een representatieve selectie van hoofd- en eindredacteuren van
prominente journalistieke bedrijven in Nederland en daarmee de kwalitatieve resultaten van dit
onderzoek. Net als in de voorgaande paragraaf van de enquteresultaten blijven conclusies ook hier
vooralsnog uit; deze maak ik pas in het volgende hoofdstuk. Hieronder volgt een resultatenoverzicht
van de afgenomen interviews aan de hand van de themas zoals in het Plan van Aanpak van dit
onderzoek beschreven.
6.2.1 Schooldiploma
De belangrijkste kenmerken en eigenschappen van een goede journalist, zoals nieuwsgierigheid en
ambitie, zijn niet aan te leren op een school of bij een studie. Daar zijn bijna alle genterviewde
respondenten het over eens. Het is geen voorwaarde voor een redactie dat een sollicitant in het bezit is
van een hogeschool- of universitair diploma. Het kan wel het verschil maken, omdat de meeste
redacties wel kijken wat een sollicitant kan en wat voor ervaring zij hebben. Hoofdredacteur Alex
Engbers van de regionale krant De Stentor stelt het volgende;
Het is niet zo dat een HBO-tje of een ander diploma een voorwaarde is, maar het is wel vaak
het geval. Soms neem je iemand aan met een HBO-opleiding, soms neem je iemand aan met
een VWO-opleiding, maar dat is niet op voorhand beslissend. Beslissend is: wat kan iemand en
wat zou iemand op termijn kunnen? [05:33].
De journalisten in dienst van de ondervraagde respondenten zijn voor het grootste deel in het bezit van
een schooldiploma. Van deze werknemers bezit het grootste deel een journalistiek diploma, maar er
zijn ook veel werknemers met een gespecialiseerd diploma in dienst. Met name bij radio en televisie zijn
de werknemers vooral afkomstig van gespecialiseerde opleidingen. Er zijn bij alle ondervraagde
respondenten weinig werknemers in dienst zonder een relevant schooldiploma. De respondenten
hebben wel een voorkeur voor specialisten ten opzichte van generalisten. Het liefst hebben zij een
redactie met een overgroot deel aan specialisten die veel weten van n onderwerp of thema en maar
enkele generalisten. De respondenten hebben geen duidelijke voorkeur voor HBO of WO-sollicitanten.
Bij radio en televisie antwoorden de respondenten het meest positief over relevante schooldiplomas,
omdat deze werknemers ook over een bepaald technisch vermogen moeten beschikken.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


40

6.2.2 Werkervaring
Op een enkeling na eisen alle respondenten enige vorm van werkervaring voordat zij aan de slag gaan
als volwaardige werknemer. Veel redacties bieden om deze reden ook een onbetaalde werkplek aan
voor beginnende journalisten om eerst de nodige ervaring op te doen. De respondenten zien graag een
hoge mate van zelfstandigheid en ondernemerschap bij hun sollicitanten. Zo ook Mark Snijders,
hoofdredacteur van RTV Gelderland;
Als beginnend journalist moet je heel veel naar het nieuws kijken en jezelf afvragen wat je goed
en slecht vindt. Je moet jezelf verdiepen in het nieuws. Ook kan een sollicitant zich enorm
onderscheiden door zelf een verhaal te maken en te experimenteren met cameras en verhalen.
Helaas gebeurt dit bijna nooit. [15:25].
De ene respondent stelt hogere eisen dan de andere. Vooral de grote namen als Het Parool, NRC
Handelsblad en Nieuwsuur zijn strenger in het aannemen van nieuwe werknemers. Niet zo zeer de
hoofdredacteuren zelf, maar de richtlijnen van deze organisaties eisen een bepaalde ervaring voor een
nieuwe werknemer. De respondenten van geschreven media eisen meer werkervaring dan radio en
televisie. Respondenten van lokale en regionale omroepen eisen weinig tot geen werkervaring. Bert
Kuizenga van RTV Amstelveen noemt de lokale omroep dan ook de ideale springplank voor
beginnende journalisten om uiteindelijk voor nationale omroepen te werken. De respondenten van
kranten en tijdschriften eisen vaker en meer werkervaring dan hun collegas van radio en televisie.
Over stages zijn alle respondenten zeer te spreken. In de meeste gevallen leveren stagiaires goed werk
en laten een goede indruk achter. Bij ongeveer de helft van alle respondenten komt het regelmatig voor
dat een stagiaire na de stageperiode in dienst blijft of terugkeert. Dit percentage ligt dus iets hoger dan
bij de
enquteresultaten.
6.2.3. Kennis- en specialisatieniveau
Zoals eerder genoemd geven de interviewkandidaten aan dat specialisten de voorkeur krijgen boven
generalisten. Dit is bij de geschreven media het geval, maar ook bij radio en televisie. De respondenten
zien graag dat beginnende journalisten zich focussen op een onderwerp of thema waar zij alles van af
weten en zich daarin onderscheiden. Hoofdredacteur Paul van Riessen van het tijdschrift Quote heeft
hier het volgende over te zeggen;
Ik zou mij als beginnend journalist heel erg gaan specialiseren. Zorg dat je in n ding heel erg
goed wordt, of dat nou interviewen, portretteren, sport of wat dan ook is. Dit is de toekomst
van de nieuwe generatie journalisten. Er is geen behoefte aan mensen die van alles een beetje
kunnen, je moet excelleren. [20:16].
De meerderheid van de respondenten hebben hiernaast ook een duidelijke voorkeur voor een
sollicitant met ambitie en passie voor het vak, ten opzichte van een sollicitant met veel vaardigheden.
Ook de hoofdredacteur van het Algemeen Dagblad, Christiaan Reusink, heeft hier een duidelijke
mening over;
Kennis kun je leren, passie niet. Je moet nieuwsgierig en genteresseerd zijn in mensen en
verhalen. Je moet willen weten hoe de wereld in elkaar zit. Dat kan je niet aanleren. Schrijven
of cameras wel. Scholen zouden dus veel minder moeten kijken naar de cijfers van hun
studenten, maar veel meer naar wat voor type mensen de studenten zijn. [22:58].

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


41

De respondenten maken over het algemeen geen onderscheid tussen journalisten die meerdere talen
spreken of niet. Dit maakt geen verschil bij een sollicitatie.
6.2.4 Secundaire kenmerken
De respondenten geven aan niet nadrukkelijk naar de leeftijd te kijken van een sollicitant, hoewel de
meeste respondenten wel een voorkeur hebben voor jongere journalisten. Termen als leergierig en
ambitieus worden hier veel genoemd door de respondenten. De respondenten waren unaniem in hun
antwoord op de vraag of zij zaken als woonplaats, afkomst, geloofsovertuiging en burgelijke staat
meenemen in hun afwegingen tijdens het sollicitatieproces; nee. Ook noemde niet n respondent een
ander secundair kenmerk waar wel rekening mee wordt gehouden bij een sollicitatie.
6.2.5 Freelance versus vaste medewerkers
Alle achttien respondenten zijn eenduidig over hun voorkeur voor freelance of vaste medewerkers;
tegenwoordig worden er geen vaste contracten meer aangeboden bij zowel krant, tijdschrift, website,
radio als televisie. De respondenten zijn alleen nog maar op zoek naar freelancers. Barbara Beukering,
hoofdredacteur van Het Parool, licht toe:
Wij nemen geen mensen meer in dienst. De nieuwe stroming journalisten kan er van uit gaan
dat die niet meer in vast dienstverband gaan werken. Redacties worden steeds kleiner, wij
werken bijna alleen nog maar met freelancers. Ik heb tweehonderd vaste freelancers, die
gemiddeld n keer per week in de krant staan. Daarnaast heb ik zeshonderd losse freelancers,
die veel onregelmatiger in de krant staan. [02:10].
De eisen en verwachtingen van een vaste medewerker of een freelancer zijn voor alle respondenten
hetzelfde. Wel geeft ongeveer de helft van de respondenten aan zij vaste medewerkers graag op den
duur zien uitgroeien tot specialisten. Ook hier is Barbara Beukering voorstander van:
Journalisten die binnen komen die zeggen dat ze overal over kunnen schrijven, ben ik niet in
genteresseerd
. Een journalist die alles zegt te weten van bijvoorbeeld psychologie of de zorg in
Amsterdam daarentegen, vind ik heel interessant. [04:17].
6.2.6 Huidige journalisten
De meeste werknemers zijn via een normale route naar binnen gekomen op de redacties van de
respondenten, dus via een geslaagde stage of via een sollicitatie voor een open vacature op de website.
Als een werknemer niet in het bezit is van een journalistiek diploma, is hij of zij in de meeste gevallen
wel in het bezit van een ander schooldiploma. Eindredacteur Rob van den Berg, van de landelijke
omroep NTR, zegt:
Op de hele redactie hebben er twee werknemers een journalistiek diploma. De rest heeft een
universitair diploma, een diploma in Geschiedenis, noem maar op. [20:02].
Op de vraag of een jonge journalist aantrekkelijker is met een groot netwerk achter de hand, hebben
veel respondenten geen mening. Degenen die dat wel hebben zijn voornamelijk hoofd- en

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


42

eindredacteuren bij tijdschriften. Deze respondenten zien graag journalisten met handige connecties en
contacten. Bij het sportblad Voetbal International vindt hoofdredacteur Thijs van Veghel dat zijn
journalisten meerdere belangrijke figuren uit de voetbalwereld in zijn lijst van contactpersonen moet
hebben. Ook Frits van Exter, hoofdredacteur van het tijdschrift Vrij Nederland, ziet een netwerk als
een vereiste om aan werk te komen in deze tijden;
Dat heeft alles te maken met de arbeidsmarkt op dit moment. De vraag is vele malen groter
dan het aanbod, dus vindt er verdringing plaats. Dit maakt het erg lastig voor beginnende
journalisten om puur op je eigen idee of voorstel ergens binnen te komen. [16:03].
Een netwerk heeft een lagere prioriteit voor respondenten van kranten, radio en televisie. Op de vraag
welke andere manieren een beginnend journalist op kan vallen of aan werk kan komen, noemden bijna
alle respondenten een grote mate van ondernemerschap. Veelgenoemde voorbeelden zijn het
zelfstandig in elkaar zetten van een item, reportage of artikel en dit vervolgens aanbieden aan een
relevante redactie. Ook bereidheid om een periode onbetaald te willen werken, een eigen website en
originaliteit vallen onder de meest genoemde termen van de respondenten.
6.2.7 Overige kenmerken
De meest genoemde kenmerken en eigenschappen van de respondenten zijn: passie, enthousiasme,
kennis, nieuwsgierigheid en sociale vaardigheden. Volgens de respondenten zijn dit allemaal
eigenschappen die een goede journalist van nature moet bezitten. Deze eigenschappen zijn niet aan te
leren tijdens een studie, zo stellen de respondenten dan ook.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


43

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


44

Conclusie
In dit hoofdstuk geef ik per behandeld onderwerp antwoord op de deelvragen. Hierna volgt het
uiteindelijke antwoord op de probleemstelling: welke verwachtingen hebben werkgevers in de
Nederlandstalige journalistiek van huidige en toekomstige journalisten? en daarmee de uiteindelijke
conclusie van dit onderzoeksrapport.
In het tweede en derde hoofdstuk van dit onderzoeksrapport beschreef ik middels mijn
literatuuronderzoek dat het journalistieke landschap drastisch is veranderd en ontwikkeld sinds het
ontstaan ervan in de vorige eeuw. Maatschappelijke ontwikkelingen, het ontstaan van journalistieke
opleidingen en technologische vernieuwingen van de afgelopen dertig jaar hebben het
verwachtingspatroon van een goede journalist doen veranderen. Dit verwachtingspatroon is van groot
belang voor elke journalist, aangezien de concurrentie onderling groot is, met zowel geschoolde
professionals als ongeschoolde, recreatieve journalisten. Nu de resultaten van zowel mijn kwantitatieve
als kwalitatieve onderzoeken bekend zijn in de vorm van de deskresearch en de uitkomsten van de
enqute en de interviews, kunnen we conclusies trekken die zowel de deelvragen als de
probleemstelling van mijn onderzoek beantwoorden.

Schooldiploma
Het eerste onderwerp dat ik in dit onderzoek
heb aangekaart, is het belang van een schooldiploma voor
Nederlandse journalisten. In hoofdstuk 2 werd al duidelijk dat de journalistieke opleiding ervoor heeft
gezorgd dat er sinds de afgelopen 45 jaar journalisten werkzaam zijn met en zonder schooldiploma. Het
doel van de journalistieke opleiding was om de kwaliteit van journalistiek te verbeteren. Mijn
veldonderzoek heeft aangetoond dat journalistieke werkgevers hier niet al te veel van merken. Aan de
hand van mijn opgestelde deelvragen in het Plan van Aanpak was het mijn doel om te achterhalen of
journalistieke werkgevers in Nederland verwachten dat journalisten van de toekomst in het bezit
moeten zijn van een journalistiek schooldiploma. Het meest kort mogelijke antwoord op deze vraag is:
nee.
Uit de uitkomsten van de
enqute is gebleken dat d
e meeste huidige werkzame journalisten in
Nederland (60%) geen journalistiek schooldiploma in hun bezit hebben. Dit is een behoorlijke
minderheid. Dit merendeel van journalisten zonder schooldiploma is wel bijna altijd in het bezit van
een ander soort schooldiploma, oftewel van een relevante opleiding. Dit blijkt uit de uitkomsten van de
interviews met de hoofd- en eindredacteuren.
Deze opmerkelijke uitkomst is toe te schrijven aan twee oorzaken. De eerste oorzaak zien wij terug in
de interviewresultaten en de ingevulde antwoorden van de open vraag in de
enqute. Hier wordt
duidelijk dat enkele van de belangrijkste eigenschappen van een goede journalist, zoals
nieuwsgierigheid, drive en ambitie, niet zijn aan te leren op een studie. Diploma of niet, een goede
journalist moet je van jezelf zijn, zo luidt de mening van de journalistieke werkgevers in Nederland.
De
tweede oorzaak van het hoge aantal werkzame journalisten zonder journalistiek diploma ligt bij de
trend die nu speelt bij de voorkeuren van hoofdredacteuren in de journalistiek; uit de interviews is
gebleken dat redacties een steeds grotere behoefte hebben aan specialisten in plaats van generalisten
(zie
8.3)
.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


45

Hoewel de huidige journalisten dus lang niet allemaal in het bezit zijn van een journalistiek diploma,
maken toekomstige journalisten wel degelijk meer kans om aangenomen te worden mt een
journalistiek diploma dan zonder. Uit de
enqute is gebleken dat de meeste werkgevers een journalistiek
diploma zeer tot gematigd belangrijk vinden en dus een sollicitant met het diploma wel aantrekkelijker
maakt. Op de vraag of werkgevers liever een sollicitant zien met een journalistiek diploma dan met een
diploma in een gespecialiseerde opleiding, antwoordt iets meer dan de helft zelfs positief. Dit geldt niet
voor n bepaalde sector in de journalistiek; tijdens de interviews gaven hoofdredacteuren van zowel
kranten en tijdschriften als televisie- en radio-omroepen aan een journalistiek diploma waardevol te
vinden. Het is voor toekomstige journalisten dus geen voorwaarde om een journalistiek schooldiploma
op zak te hebben, maar het verhoogt wel je kansen om aangenomen te worden. We kunnen dus
concluderen dat werkgevers graag journalisten met een diploma in de journalistiek aannemen, maar dat
deze zich wel al hebben gespecialiseerd op een bepaald thema of onderwerp. Het gaat hier echter wel
alleen om journalisten op HBO- of WO-niveau; elk niveau daaronder maakt bij journalistieke
werkgevers in Nederland geen schijn van kans, zo is gebleken uit de enquteresultaten. Voornamelijk
studenten van de hogeschool worden het meest gezocht door de werkgevers (64,8%). De school of
universiteit waar de student vandaan komt, maakt voor een werkgever geen verschil. Een afgestudeerde
student van de Hogeschool Utrecht maakt op papier dus niet meer kans dan een concurrerende
sollicitant van de Hogeschool Windesheim van Zwolle en ook tussen de verschillende universiteiten
wordt geen verschil gemaakt.

Werkervaring
Het tweede thema waarmee ik het verwachtingspatroon van werkgevers heb gemeten is het belang van
werkervaring voor een startende journalist in Nederland. De belangrijkste conclusie van de
enqute- en
interviewresultaten
is dat werkervaring een aanzienlijk grotere rol speelt voor werkgevers in de
Nederlandse journalistiek dan een schooldiploma. Vrijwel alle werkgevers eisen eerder wel dan geen
werkervaring van een sollicitant, vaker dus dan dat zij een journalistiek schooldiploma vereisen van een
sollicitant. Uit de
enqute is gebleken dat werkgevers in de journalistiek werkervaring zeer belangrijk
vinden. Het is volgens hoofdredacteuren voor een journalist noodzakelijk om zelfstandigheid en
ondernemerschap te tonen, zo blijkt weer uit de interviews. Een startende journalist verhoogt zijn of
haar kansen dus enorm door zelf op pad te gaan met een camera, zelf interviews af te nemen en zelf
items te produceren. Zo kan een journalist zich onderscheiden, nog veel meer dan alleen een
schooldiploma te presenteren. Vooral journalisten die bij de geschreven media willen werken, zoals
kranten en tijdschriften, doen er goed aan zelfstandig ervaring op te doen. Bij de radio en
televisieomroepen is het voor toekomstige journalisten zinvol dat zij eerst bij lokale en regionale
omroepen ervaring op doen, voordat zij bij de nationale televisie of radio aan de slag kunnen.
De journalistieke stage wordt zeer gewaardeerd door werkgevers. Redacties zijn in de meeste gevallen
meer dan tevreden met de verrichte diensten van hun stagiaires en het komt dan ook regelmatig voor
dat stagiaires een dienstverband overhouden aan hun stage bij de betreffende redactie of omroep. De
geweldige meerderheid van 65.17% van alle respondenten die in de enqute aangeeft dat zij een
stageperiode voor elke journalist essentieel vindt, geeft aan hoeveel aantrekkelijker een journalist is met
deze ervaring op zijn of haar CV. De interviewkandidaten van radio- en televisieomroepen benadrukten
het belang van een stageperiode nog iets meer dan hun collegas bij de geschreven media. Dit is te
verklaren door de nodige technische ervaring en inzicht om aan de slag te kunnen bij deze bedrijven.
Een stage blijkt voor elke journalist een zeer belangrijke en nuttige ervaring.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


46

Generalist versus specialist


Uit zowel de
enqute- als de interviewresultaten is duidelijk geworden dat een gezonde motivatie, grote
ambitie en passie voor het vak belangrijker gevonden worden dan een grote kennis of een breed pakket
aan vaardigheden. In de interviews geven de hoofdredacteuren aan dat een goede journalist van zichzelf
een nieuwsgierig en genteresseerd persoon moet zijn die alles wil weten. Ook uit de vele antwoorden
op de open vraag in de enqute zijn nieuwsgierigheid, drive, passie, ambitie en motivatie veelgenoemde
eigenschappen die een goede journalist dient te bezitten. Het is dus belangrijk dat je als startende
journalist heel gemotiveerd bent om ver te komen en hierbij een grote mate van zelfstandigheid en
ondernemerschap toont.
Uiteindelijk zal elke journalist een richting moeten kiezen, of je nou bij een krant, radio, televisie of elk
ander soort redactie werkt. Een startende journalist doet er zich dan ook goed aan om zich te
onderscheiden van de concurrentie door te specialiseren op n bepaald onderwerp of thema, in plaats
van zich te richten op meerdere onderwerpen of themas. De hoofdredacteuren hebben duidelijk
aangegeven dat de journalisten van de toekomst specialisten moeten zijn. Voor een werkgever zijn
journalisten die een grote kennis hebben van n onderwerp of thema veel aantrekkelijker dan
journalisten met een matige kennis van veel verschillende onderwerpen. Een generalist zal dus steeds
minder in trek zijn bij redacties; de specialist daarentegen juist steeds vaker.
Het spreken van meerdere talen is geen belangrijke eigenschap voor een journalist. Het merendeel van
de werkgevers heeft aangegeven geen verschil te maken tussen sollicitanten die meer talen spreken dan
de gemiddelde journalist.

Secundaire kenmerken
Ook op het gebied van eigenschappen en kenmerken die in feite niets zeggen over de kwaliteit van een
journalist maken kunnen deel uit maken van het verwachtingspatroon van een werkgever. Zaken als
leeftijd, woonplaats, afkomst en dergelijke zijn daarom meegenomen in dit onderzoek. Uit de gestelde
vragen in de
enqute
en de interviews zijn hier enkele conclusies uit te trekken. De belangrijkste hiervan
is op het gebied van leeftijd van een startende journalist. Deze maakt namelijk het meeste kans op een
baan tussen de 26 en 35 jaar, zo blijkt uit de antwoorden van een overgroot deel van de respondenten
van de
enqute; bijna 70%. Een jonge journalist is aantrekkelijker dan een oudere variant, omdat deze
meer ideen en creativiteit zou bezitten en tevens ambitieuzer zou zijn. Te jong (tussen de 18 en 25
jaar) is dan ook weer niet goed, aangezien deze groep tekort schiet op het gebied van ervaring en kennis
van zaken. Leeftijd is dus wel van enig belang, maar uit de interviewresultaten blijkt dat dit zelden een
doorslaggevende factor is bij een sollicitatie.
Op het gebied van al dan niet gehuwde staat en afkomst wordt nooit onderscheid gemaakt door
werkgevers. Dit is wel het geval voor de woonplaats van een journalist. De interviewkandidaten
ontkenden allemaal stellig, maar van de 180
enqute respondenten heeft de helft anoniem laten weten
de woonplaats van een
sollicitant als een belangrijk kenmerk te beschouwen. Een enkeling van de
interviewkandidaten heeft dit toegelicht door uit leggen dat de woonplaats veel kan zeggen over de

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


47

kennis van een journalist over een bepaalde stad of regio. Een journalist uit Leeuwarden zal daarom
minder kans maken op een vacature bij een Amsterdamse krant dan een journalist uit Amsterdam.

Freelance versus vaste medewerkers


De resultaten van de
enqute zijn niet helemaal op n lijn met die van de interviewresultaten. In de
eerstgenoemde onderzoeksmethode wordt namelijk duidelijk dat ongeveer een derde van alle
werkgevers de voorkeur heeft voor freelancers, weer een derde heeft de voorkeur voor vast personeel
en nog een derde heeft helemaal geen voorkeur, terwijl alle achttien interviewkandidaten zeer duidelijk
en unaniem waren in hun oordeel over vaste contracten; deze worden in geen geval meer verstrekt.
Vaste medewerkers worden dus niet meer gezocht door redacties en omroepen, maar de
hoofdredacteuren zouden ze wel graag willen hebben. Voor een startende journalist maakt die voorkeur
echter niets uit; zij lijken enkel en alleen nog als freelancer aan de slag te kunnen gaan in de
Nederlandse journalistiek.
De eisen zijn voor freelancers en vaste medewerkers nagenoeg hetzelfde, in alle sectoren van de
Nederlandse journalistiek. Dit is gebleken uit zowel de enqute- als de interviewresultaten.
Een
freelancer komt niet per se makkelijker aan werk dan een vaste medewerker.

Vacatures
In het Plan van Aanpak heb ik voorgenomen om de verwachtingen en eisen zoals deze in vacatures in
de kranten en de websites staan opgesteld te vergelijken met mijn eigen onderzoeksresultaten. Deze
onderzoeksmethode is vervallen aangezien er gedurende dit onderzoek weinig tot geen journalistieke
vacatures werden aangeboden om een representatieve vergelijking te maken.

Huidige journalisten
Om een conclusie te kunnen trekken over het belang van een netwerk en andere hulpmiddelen om
aan een baan te komen in de Nederlandse journalistiek, heb ik onderzocht hoe de huidige journalisten
aan hun baan zijn gekomen op de redactie of op de omroep. Interessant resultaat uit de
enqute is dat
50% van alle werkzame journalisten via een normale sollicitatie aan hun werk zijn gekomen, dus de
helft op een andere manier. Dit is vanzelfsprekend een heel groot percentage van journalisten dat via
een andere manier binnen is gekomen op hun redactie of omroep.
De voornaamste alternatieven voor een journalist om aan werk te komen, is via zijn of haar stage of
dankzij een goed netwerk. Het belang van de eerstgenoemde methode is al eerder in deze conclusie
besproken; het belang van een netwerk lijkt echter nog belangrijker te zijn voor een jonge journalist.
Uit de enqute blijkt dat bijna de helft van alle werkzame journalisten zijn of haar baan te danken heeft
aan een degelijk netwerk, terwijl een minderheid van 38% via een stage aan zijn of haar werk is
gekomen. Uit de interviews blijkt weer dat vooral hoofdredacteuren bij gespecialiseerde media zoals
tijdschriften en websites een journalist mt netwerk aantrekkelijker vinden dan hun concurrenten
zonder netwerk. Uit de cijfers en antwoorden kunnen we dus opmaken dat een netwerk voor een

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


48

journalist van groot belang is en zelfs een grote kans heeft om de doorslag te geven bij het vinden van
werk.
In de interviews noemden enkele hoofdredacteuren dat zelfstandigheid en ondernemerschap de andere
manieren zijn om aan een baan te komen, dus zelf journalistieke items aandragen. Ook de bereidheid
om onbetaald te werken vergroot de kans op een journalistieke carrire.

Overige kenmerken en eigenschappen


De belangrijkste kenmerken en eigenschappen die een hoofdredacteur verwacht van een journalist zijn
al genoemd in de hierboven behandelde themas en onderwerpen. Wat wel opvalt is dat de meeste
respondenten van de
enqute in de open vraag de schrijf- en taalvaardigheid hebben ingevuld als
belangrijkste eigenschap van een goede journalist, terwijl we middels de resultaten van de andere vragen
en de interviews eerder hebben geconcludeerd dat hoofdredacteuren zaken als passie, ambitie en
motivatie belangrijker vinden dan vaardigheden. Veel hoofdredacteuren verwachten dus ook een goede
schrijf- en taalvaardigheid van een beginnende journalist, in combinatie met passie en ambitie.
Bij de
interviews kwam ook nog de eigenschap van sociale vaardigheden meer dan eens voorbij. Deze
uitkomst kunnen we in verband brengen met het eerdergenoemde belang van een netwerk van een
journalist. Werkgevers verwachten dat een goede journalist een sociaal persoon is die veel nuttige
contacten heeft en maakt, veel vragen stelt en actief is op social media.

Antwoord op de probleemstelling
We zijn aangekomen bij de eindconclusie van dit onderzoek; het antwoord op de probleemstelling
zoals deze in het Plan van Aanpak wordt gesteld. Uit mijn literatuuronderzoek werd al duidelijk dat een
verwildering van het journalistieke landschap in de afgelopen dertig jaar er voor heeft gezorgd dat de
journalisten van de toekomst aan hogere verwachtingen van werkgevers moeten voldoen. We hebben
inmiddels genoeg informatie, onderzoeksresultaten en deelconclusies voorhanden om een kort en
eenduidig antwoord te geven op de grote vraag:
Welke verwachtingen hebben werkgevers in de Nederlandstalige journalistiek van huidige en
toekomstige journalisten?
Antwoord: werkgevers verwachten zelfstandige en ondernemende journalisten met een specialisatie in
n bepaald thema of onderwerp. Een schooldiploma in een journalistiek thema of van een
gespecialiseerde opleiding maakt een startende journalist nog aantrekkelijker bij werkgevers, maar
belangrijker voor werkgevers is een natuurlijk hoog gehalte van nieuwsgierigheid, socialiteit en schrijfen taalniveau. Ook de nodige ervaring wordt verwacht door werkgevers, ook bij jonge en beginnende
journalisten. Tenslotte kan een goed netwerk een doorslaggevende factor zijn voor werkgevers.
Met deze beschrijving is het verwachtingspatroon van de journalistieke werkgever in Nederland
duidelijk gemaakt. In mijn volgende hoofdstuk zal ik aan de hand van deze conclusie een cruciaal advies
formuleren voor zowel toekomstige journalisten als de journalistieke beroepspraktijk.
8

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


49

Advies
Dit onderzoeksrapport heeft aangetoond dat het journalistieke vakgebied constant aan verandering
onderhevig is. Al sinds 1850, de beginjaren van journalistiek, is de manier waarop journalistieke
activiteiten worden bedreven continu ingrijpend veranderd en daarmee ook de verwachtingen van de
ideale journalist. Mijn literatuuronderzoek heeft uitgewezen dat maatschappelijke en technologische
ontwikkelingen in de samenleving voor een verwildering van het journalistieke landschap hebben
gezorgd; meer mensen noemen zich steeds sneller een journalist. De kwaliteit van journalistiek staat
hiermee op het spel, omdat het steeds eenvoudiger wordt om journalistieke items te publiceren en
jezelf daarmee journalist te noemen. De maatschappij krijgt steeds meer informatie te verwerken en
wordt geforceerd om beter te selecteren op nieuwsvoorzieningen. Het is daarom van groot belang dat
journalisten op de hoogte zijn van wat er van hen verwacht wordt, zodat zij zich enerzijds kunnen
onderscheiden van de grote concurrentie om meer kans te maken op een carrire in de journalistiek en
anderzijds om deel uit te maken van een betere kwaliteit journalistiek in Nederland om de maatschappij
zo compleet, efficint en volledig mogelijk te voorzien van informatie.
Mijn veldonderzoek heeft aangetoond dat werkgevers graag natuurtalenten het vak zien uitoefenen, het
liefst nog bijgeschoold door een HBO- of WO-opleiding. De belangrijkste competenties voor een
goede journalist zijn schrijf- en taalvaardigheid, nieuwsgierigheid, socialiteit en zelfstandigheid; een
schooldiploma alleen is geen garantie voor een goede journalist. Genteresseerden voor een
journalistieke opleiding doen er daarom heel goed aan om voor hun studiekeuze na te gaan of zij deze
eigenschappen van zichzelf bezitten. Het is zeer aan te raden dat jongeren zelfstandig experimenteren
met journalistieke activiteiten, nog voordat zij hun studiekeuze maken. Dit kan gezien worden als een
soort test of zij sociale, nieuwsgierige en zelfstandige types zijn die gevoel hebben voor schrijven, taal
of radio en film. Ook scholen kunnen hier aan bijdragen, door een proefprogramma en proefweek
waarin studenten meteen voor de leeuwen worden gegooid en kennis maken met de harde feiten van
het echte journalistieke werk. Journalisten in opleiding moeten tijdens hun studie al bezig zijn met
datgene dat ze na hun studie willen doen. Ook na de opleiding moet deze zelfstandige lijn worden
doorgetrokken en zullen de meeste journalisten alleen nog maar als freelancer aan de slag kunnen.
Hogescholen en universiteiten zouden op een andere manier enorm bij kunnen dragen aan het
verwachtingspatroon van de Nederlandse werkgevers in de journalistiek. Meerdere hoofdredacteuren
hebben tijdens mijn interviewreeks gepleit voor een strengere selectie aan de poort. Journalistieke
opleidingen door het hele land zouden strenger naar de aanmeldingen van hun opleidingen moeten
kijken. Een persoonlijk gesprek of een degelijke test zou al uit kunnen maken hoe gemotiveerd een
aspirerend journalist is en of deze geschikt is voor het verwachtingspatroon zoals dat staat beschreven
in de conclusie van dit onderzoeksrapport. Verder zouden journalistieke opleidingen na kunnen denken
over een langere stageperiode dan de huidige vijf maanden, aangezien werkgevers unaniem zijn in hun
positieve oordeel over de noodzaak en effectiviteit van de journalistieke stage. Hoe meer ervaring op
een een jonge leeftijd, hoe beter het resultaat van de journalist, zo klinkt de mening van de werkgevers.
Eventueel kunnen hogescholen en universiteiten ook aandacht schenken aan de groeiende vraag naar
specialisten, door dit aan te wakkeren bij studenten.
Als de studenten dus eerst naar zichzelf zouden kijken en als de scholen en de Raad voor de
Journalistiek gezamenlijk serieus zouden kijken naar deze opties, zou de toekomstige generatie
journalisten zomaar vele malen beter aan het verwachtingspatroon van journalistieke werkgevers in

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


50

Nederland kunnen voldoen en daarmee de kwaliteit van de Nederlandse journalistiek in zijn geheel
omhoog kunnen brengen. Een uitkomst waar iedereen in Nederland baat bij zou hebben, gezien de
onmisbare rol van goede journalistiek voor elke maatschappij.
9

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


51

Evaluatie
Dit hoofdstuk staat in het teken van mijn persoonlijke evaluatie over het onderzoeksproces. Vanaf het
beginpunt van dit onderzoek tot aan het moment van schrijven van deze evaluatie is er natuurlijk veel
gebeurd en ging niet alles zoals verwacht. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk bespreek ik wat er
allemaal minder goed ging en waarom. Vervolgens behandel ik in de tweede paragraaf de validiteit en
generaliseerbaarheid van mijn onderzoek en tot slot blik ik in de derde en laatste paragraaf vooruit op
eventuele mogelijkheden voor een vervolgonderzoek.

Onderzoeksproces
Deze scriptie heeft bovengemiddeld veel tijd in beslag genomen. Dit komt doordat ik al ten tijde van
het Plan van Aanpak veel buiten mijn studie om werkte, gemiddeld vier dagen per week. Zo bleven er
twee drie dagen plus de avonden na mijn werk over om aan mijn onderzoek te werken.
Nadat mijn Plan van Aanpak vorig jaar in juni werd goedgekeurd, begon ik aan mijn deskresearch. Hier
liep ik al vrij snel vast, omdat ik dit gedeelte van mijn onderzoek nog niet 100% voor mijzelf had
vastgesteld en voorbereid. Voor de enqute en de interviews wist ik vooraf precies welke vragen ik
wilde stellen en welke onderwerpen ik aan wilde kaarten, maar op het gebied van literatuuronderzoek
wist ik, toen het er eenmaal op aankwam, niet precies wat ik wilde onderzoeken. Het idee om een
chronologisch overzicht te maken van de belangrijkste ontwikkelingen in de journalistiek om een
inzicht te krijgen in het verwachtingspatroon van de afgelopen 160 jaar kwam pas nadat ik al wekenlang
bezig was geweest met het zoeken naar bronnen, opschrijven van bevindingen die ik uiteindelijk niet
nodig zou hebben en het bedenken van mogelijke invalshoeken. Hier heb ik aardig wat tijd aan
verloren, hoewel dit proces achteraf gezien wel nodig is geweest om tot de invalshoek te komen die ik
uiteindelijk heb gebruikt. Vanaf het moment dat ik mijn idee duidelijk voor ogen had, verliep de
literatuuronderzoek verder zonder enig oponthoud.
Na de literatuuronderzoek ging ik van start met de
enqute. De eerste en meest tijdrovende stap was
het verzamelen van e-mailadressen van de respondenten voor de enqute. Tijdens het schrijven van
mijn Plan van Aanpak heb ik uitgerekend dat ik minimaal 150 respondenten moest benaderen voor een
representatieve uitslag. Het was een ontzettend lastige opgave om zoveel werkgevers daadwerkelijk
zover te krijgen om een enqute in te vullen. Het eerste knelpunt was het verzamelen van de
contactgegevens van de respondenten. De digitale enqute moest vanzelfsprekend naar veel meer
e-mailadressen opgestuurd worden, omdat werkgevers een moeilijk te benaderen doelgroep vormen.
Het zijn vaak drukke mensen die niet op enqutes zitten te wachten. Uiteindelijk ben ik maandenlang
bezig geweest met het afstruinen van het internet naar de e-mailadressen van hoofdredacteuren en
redacties van alle kranten, radio- en televisieomroepen, tijdschriften en journalistieke websites in
Nederland. Dit resulteerde in een database met contactgegevens van 400 500 kandidaten voor de
enqute. Nu kon het verspreiden van de vragenlijst beginnen en daar verscheen meteen het tweede
obstakel; de zojuist genoemde lastige doelgroep van werkgevers. De meeste uitnodigingen voor de
enqute bleven onbeantwoord, ook na meerdere e-mails ter herinnering. Als gevolg hiervan was ik
genoodzaakt om de werkgevers op te bellen met het persoonlijk verzoek om de enqute in te vullen.
Hiervoor moest ik eerst mijn database van e-mailadressen uitbreiden met zowel de telefoonnummers
als de namen van hoofdredacteuren, voor zover dit mogelijk was om uit te vinden. Het verzamelen van

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


52

deze gegevens en het opbellen van alle uitgenodigde respondenten heeft mij erg veel tijd gekost. Het
hielp enorm als ik mijzelf voorstelde als een journalist van De Nieuwe Reporter in plaats van een
student. Hoofdredacteuren stonden op deze manier meer open voor een telefoongesprek. Hier heb ik
dan ook veelvuldig gebruik van gemaakt. Het bedenken van de vragen, het in elkaar zetten van de
enqute op Thesistools.nl en het uitwerken van de resultaten verliepen wel goed en op tijd. Achteraf
ben ik blij met mijn werkzaamheden, omdat ik veel hoofdredacteuren en andere werkgevers heb
gesproken en leren kennen. Ik ga er van uit dat dit alleen maar handig uit kan pakken voor mijn eigen
toekomst als journalist.
Op het gebied van mijn enqute kan ik rustig concluderen dat ik erg ambitieus ben geweest in mijn doel
om zoveel werkgevers te bereiken. Het is uiteindelijk gelukt, maar er is enorm veel tijd in gaan zitten.
Achteraf zie ik echter geen andere manier waarop ik dit doel had kunnen bereiken, dus spijt van mijn
keuzes heb ik niet.
Dit waren de moeizame momenten in mijn onderzoeksproces. De overige aspecten van het
onderzoeken zijn mij erg goed afgegaan. Met name de interviewserie ben ik zeer trots op, met zeer
aantrekkelijke kandidaten die zichzelf beschikbaar stelden voor een persoonlijk gesprek, zoals de
hoofdredacteuren van kranten zoals het NRC Handelsblad en Het Parool, tijdschriften als Voetbal
International en Elsevier en radio- en televisieomroepen zoals het NOS en de NTR. Het verwerken
van alle resultaten verliep ook volgens schema, waarna ik zoals gepland door kon gaan met het
schrijven van de conclusies en het advies.

Validiteit en generaliseerbaarheid
Voor elk onderzoek geldt dat de uitkomsten ervan alleen van nut zijn voor een ieder als de uitkomsten
van het onderzoek daadwerkelijk iets zeggen over de vooraf bepaalde doelstelling. Heb ik onderzocht
wat ik echt wilde weten en meten? Tegelijkertijd is het voor elk onderzoek van groot belang dat de
uitkomsten generaliseerbaar zijn naar een (veel) grotere groep, in mijn geval letterlijk alle werkgevers in
de Nederlandse journalistiek.
Mijn vooraf opgestelde doelstelling was het verwachtingspatroon van werkgevers in de journalistieke
sector van Nederland te meten. Dit is uiteindelijk zeer goed gelukt. Mijn onderzoek is met andere
woorden zowel valide als generaliseerbaar. Dit is te danken aan de volgende cruciale factoren:

In het operationalisatieproces heb ik een verwachtingspatroon meetbaar gemaakt door de


belangrijkste aspecten van dit patroon als indicator te gebruiken in mijn onderzoek. Zodoende
ben ik veel te weten gekomen over de verwachtingen en eisen in de breedste zin. De
antwoorden geven informatie over veel soorten verwachtingen van de werkgevers, niet alleen
van n of twee aspecten ervan. Met andere woorden; ik heb precies datgene gemeten wat ik
wilde meten.
Het grote aantal werkgevers dat mijn
enqute heeft ingevuld zegt, volgens de berekeningen in
mijn Plan van Aanpak, veel over de verwachtingen van alle andere werkgevers in het land. Het
minimale bereik voor een representatief resultaat was een totaal van 150 respondenten. Met
mijn 179 respondenten ga ik hier ruim overheen.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


53

Naast de enqute heb ik maar liefst achttien interviews afgenomen met hoofdredacteuren uit
alle hoeken van de Nederlandse journalistiek. Het voordeel van een groot aantal interviews is
het ontdekken van de grote lijn in de uitkomsten. Dit is mijns inziens dan ook goed gelukt in
het verwerken van de interviewresultaten.
In het benaderen van interviewkandidaten heb ik er op gelet om een evenredig aantal
werkgevers van radio en televisie te interviewen, aangezien deze verhouding bij de enqutes
niet aanwezig was. Zo zeggen de resultaten van de interviews ook iets over het gehele
journalistieke vakgebied in Nederland.

In mijn conclusie heb ik duidelijke antwoorden kunnen formuleren op alle deelvragen en op de


probleemstelling, met uitzondering van het vacature-onderzoek. Dit heb ik bewust achterwege gelaten,
omdat er niet genoeg vacatures te vinden waren om hier gedegen conclusies uit te trekken. De
uitkomsten van dit onderzoek zijn dus al met al zeker bruikbaar en nuttig voor journalisten, werkgevers
en scholen in de journalistieke kringen van Nederland.

Vervolgonderzoek
Op het gebied van vervolgonderzoek zijn er meerdere denkbare onderwerpen mogelijk. Met name de
hogescholen en universiteiten zouden mijn onderzoeksresultaten kunnen gebruiken om verder te
onderzoeken hoe zij hun curriculum aan kunnen passen om het verwachtingspatroon van de
beroepspraktijk tegemoet te komen. Zo zijn in de interviews al enkele aanwijzingen gegeven door de
hoofdredacteuren, zoals een strengere selectie en het testen van de motivatie en ambitie van de student.
Verder zijn er voor twee andere doelgroepen van dit onderzoek, de (toekomstige) studenten en de
werkgevers, weinig mogelijkheden voor vervolgonderzoek. De resultaten zijn eerder bruikbaar om
daadwerkelijk toe te passen in de praktijk, zoals ik al in mijn advies van dit onderzoeksrapport toelicht.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


54

10

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


55

Literatuurlijst
Bardoel, J., C. Vos, F. van Vree et.al. (2009).
Journalistieke cultuur in Nederland (derde druk)
. Amsterdam:
Amsterdam University Press
Benton, J. (2008)
The Internet: How It Changes Everything About Journalism
. Geraadpleegd op: 9 april 2014,
van:
http://www.nieman.harvard.edu/reports/article/100426/The-Internet-How-It-Changes-Everything-A
bout-Journalism.aspx
Beukering, B. [persoonlijk interview]. 6 februari 2014.
Beyens, N. (december 2003).
Journalistiek, een vak apart. Journalistiek identiteit in de jaren vijftig.
Bijdragen tot
de Eigentijdse geschiedenis, 7, 12, p. 44. Geraadpleegd op: 8 april 2013, van:
http://www.cegesoma.be/docs/media/chtp_beg/chtp_12/chtp12_003_Beyens.pdf
Dasselaar, A. & A. Pleijter. (2010).
Handboek Crossmediale Journalistiek en Redactie.
Amsterdam: Van
Duuren Media.
Engbers, A. [persoonlijk interview]. 13 december 2013.
Harper, C. (2005).
Journalism in a digital age
. Geraadpleegd op: 13 augustus 2013, van:
http://web.mit.edu/comm-forum/papers/harper.html
Hendriks, T. [persoonlijk interview]. 7 februari 2014.
Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Media, Informatie & Communicatie. (2014).
MIC-Schrijfgids
.
[handleiding].
Hoekstra, S. [persoonlijk interview]. 13 januari 2014.
Jager, R., P van Twisk & J.M. Boumans. (2001).
Internetjournalistiek
. Amsterdam: Boom.
Journalist.
(8 december 2010). In Ensie. Geraadpleegd op: 19 maart 2014, van:
http://www.ensie.nl/definitie/Journalist
Joustra, A. [persoonlijk interview]. 23 december 2013.
Karlsson, M. (29 april 2011).
The immediacy of online news, the visibility of journalistic processes and restructuring of
journalistic authority
. Geraadpleegd op: 13 augustus 2013, van:
http://www.academia.edu/561238/The_immediacy_of_online_news_the_visibility_of_journalistic_pr
ocesses_and_a_restructuring_of_journalistic_authority
).
DOI: 10.1177/1464884910388223
Kramer, W. [persoonlijk interview]. 8 januari 2014.
Kuizenga, B. [persoonlijk interview]. 26 februari 2014.

NAFS 11 Afstudeeropdracht 2014/2015 Klas: N08


56

Nederlandse Vereniging van Journalisten. (z.j.).


Conclusies inventarisatie opleidingen.
Geraadpleegd op 17
maart 2013, van:
http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:http://www.nvj.nl/docs/NVJ_Sectie_Inter
net_-_Conclusies_inventarisatie_opleidingen.pdf
Noomen, E. [persoonlijk interview]. 20 februari 2014.
Oranje, J. [persoonlijk interview]. 28 januari 2014.
Reusink, C. [persoonlijk interview]. 8 januari 2014.
Riessen, P. [persoonlijk interview]. 6 februari 2014.
Wilson, M. & C. Stepp. (2008).
Pre-internet versus post-internet news
. Geraadpleegd op: 17 maart 2013, van:
http://drum.lib.umd.edu/bitstream/1903/8092/1/umi-umd-5256.pdf
School voor Journalistiek. (z.j.).
Geschiedenis
. Geraadpleegd op: 17 maart 2013, van:
http://www.svjgeschiedenis.nl/index.php/home.html
Shirky, C. (2008).
Here Comes Everybody
. New York: Penguin Group.
Snijders, M. [persoonlijk interview]. 26 februari 2014.
Van den Berg, R. [persoonlijk interview]. 10 januari 2014.
Van Exter, F. [telefonisch interview]. 20 februari 2014.
Van Ingen, H. [persoonlijk interview]. 9 december 2013.
Van den Kerkhoff, E. [persoonlijk interview]. 25 februari 2014.
Van Veghel, T. [persoonlijk interview]. 25 februari 2014.
Vandermeersch, P. [persoonlijk interview]. 23 december 2013.
Verhoeven, N. (2011).
Wat is Onderzoek?
. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
Wijfjes, H. (2004).
Journalistiek in Nederland, 1850 2000
. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

You might also like