Professional Documents
Culture Documents
2 7 JUJ.l2000 nfYI
"'
~J~'&' 72c(
No.
Voorstel van:
Geza~er I Gedeputeerde
r4-!,
tt-. f/
2 8 JUl' 2000
Gei!QgA@~~8r
Akkoord
Gedeputeerde
Gezaghebber
Akkoord
Gedeputeerde
Gezaghebber
Akkoord
Gedeput~rde
Gezaghebber
Akkoord
Gedeputeerde
Gezaghebber
Akkoord
Gedeputeerde
. I
j
,i
No.
Exp ....................................
EILANDGEBIED CURAAO
HET BESTUURSCOLLEGE VAN HET EILANDGEBIED CURAAO
OvenNegende:
~
t
- dat tegen dit vonnis geen hoger beroep is ingesteld door Ferero zodat het vonnIS
onherroepelijk is en in ieder geval kracht van gewijsde heeft in de procedurele
verhouding Ferero-Pietersz, hetgeen in de daartegen ingestelde request-civiel
procedure is bevestigd;
- dat in de request-civiel procedure van Ferero tegen Pietersz welke uitgemond is in
het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen
en Aruba d.d. 11 augustus 1998, vonnis no. 379, het Hof immers concludeerde tot
de niet-ontvankelijkheid van Ferero in deze poging om het vonnis in de procedure
A.R. no. 552/87 uit 1988 te ontkrachten;
- dat aldus mag worden geconcludeerd dat Ferero de gestelde eigendomsrechten ten
aanzien van Plantage Gato niet heeft bewezen;
- dat in een overweging ten overvloede het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van
de Nederlandse Antillen en Aruba, in het voormelde vonnis d.d. 11 augustus 1998,
A.R. no. 1151/1996 - H 230/98 en A.R. no 1415/1998 vonnis no 379, voorts heeft
geoordeeld dat niet aannemelijk is dat Pietersz op grond van verkrijgende verjaring
eigendom kan pretenderen, aangezien voor die verkrijgende verjaring onder meer
vereist is dat de bezitter te goeder trouw is, conform artikel 1982 BW NA;
dat het Hof het niet aannemelijk acht dat de rechtsvoorgangers van Pietersz, al
aangenomen zij bezitter waren, in redelijkheid en te goeder trouw hebben kunnen
menen gerechtigd te zijn tot de eigendom van de bewuste plantage terreinen;
- dat de erven Pietersz cassatie hebben ingesteld tegen het voormelde Hofvonnis, en
de H~ge Raad daarover zal oordelen;
- dat echter ondertussen het Gerecht in Eerste Aanleg rechtsprekende in Kort Geding
op 9 april 1999 (.A.R. K.G. 28/1999) heeft geoordeeld dat er nimmer is vastgesteld
dat Pietersz eigenaar is van Plantage Gato, terwijl terzake het beroep op de
verkrijgende verjaring door het Hof is overwogen dat niet aannemelijk is dat hun
rechtsvoorgangers in redelijkheid hebben kunnen menen tot dat eigendom
gerechtigd te zijn, waarbij het Hof ervan uitgaat dat voldoende bekend was dat Gato
was nagelaten aan de vrijgemaakte slaven van de weduwe Rasveldt;
- dat de Kort Geding rechter voorts oordeelde dat, uitgaande van beschikkingsmacht
van het eilandgebied over Gato, het eilandgebied mag overgaan tot de aanleg van
de bedoelde nutsvoorzieningen te Gato;
- dat het eilandgebied zich ten doel heeft gesteld om de noodzakelijke water- en
electriciteitsleveranties aan de bewoners van het betreffende gebied mogelijk te
maken aangezien er ter plaatse sprake is van volstrekt deficinte voorzieningen;
dat het eilandgebied deze doelstelling thans ook daadwerkelijk ten uitvoer wenst te
brengen door water- en elektriciteitsvoorziening te Gato aan te doen leggen;
- dat in het licht van het Hofvonnis d.d. 11 augustus 1998, en Hofs oordeel dat geen
van de betreffende procespartijen hun beweerdelijke eigendomsrechten hebben
het
gestaafd, en er zich geen andere pretendenten hebben aangediend,
eilandgebied, gezien artikel 572 BWNA, eigenaar is van Plantage Gato;
1
.,1
dat nu er van moet worden uitgegaan dat het eilandgebied door wetsaandulolng
eigenaar is van Plantage Gato zij over kan en moet gaan tot de aanleg van de
vereiste infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de bewoners van de
bedoelde gronden;
- dat het eilandgebied het, onverminderd het vorengaande omtrent de gerechtelijke
uitspraken van het Gerecht in Eerste Aanleg zittingsplaats Curaao en het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en de
eigendomsverkrijging middels artikel 572 BWNA, van behoorlijk bestuur acht
getuigen indien zij, ten overvloede, een eigen historisch onderzoek laat uitvoeren
terzake de feitelijke ontwikkelingen aangaande de eigendomssituatie van Plantage
Gato, zulks mede met het oog op de door Pietersz en Ferero ten processe
opgevoerde stellingen, ook al zijn deze noch door het Gerecht in Eerste Aanleg
zittingsplaats Curaao, noch door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de
Nederlandse Antillen en Aruba geaccepteerd;
- dat het eilandgebied meent dat het op zijn plaats is om dit historisch onderioek te
laten uitvoeren door een tweekoppige commissie bestaande uit professor dr A.F.
Paula, als hoogleraar verbonden aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen en
de heer Felio Hermilio Colinef, voormalig Afdelingshoofd van Dienst Bevolking en als
vrijwilliger betrokken bij het Centraal Historisch Archief;
- dat voornoemde personen beschikken over de vereiste ervaring en deskundigheid
op het gebied van het benodigde historisch onderzoek en aldus in staat moeten
worden geacht hieromtrent aan het eilandgebied te rapporteren;
- dat voornoemden zich bereid hebben verklaard het onderzoek uit te voeren en
terzake te rapporteren;
dat het eilandgebied de betrokken landsdiensten zal benaderen opdat zij de
onderzoekscommissie bij de werkzaamheden faciliteert;
BESLUIT
I. Te bepalen dat professor dr A.F. Paula en de heer Felio Hermilio Colinet worden
belast met het historisch onderzoek naar de eigendomssituatie van Plantage Gato
sinds de uitvoering van het legaat van de weduwe Sybrecht van Uytrecht van
Rasveldt;
11. De deskundigen te verzoeken voor het onderzoek een periode van twee (2)
maanden uit te trekken;
111.
Te bepalen dat de kosten van het onderzoek door het eilandgebied zullen worden
gedragen, en de voornoemde deskundigen te verzoeken voorafgaande aan hun
werkzaamheden een kostenopgave aan het eilandgebied doen toekomen;
IV.
:.f:..;/
,j
.1
V.
ghebber,
I
"
EILANDGEBIED CURAAO
,
BESTUURSCOLLEGE
AAN:
Prof. Dr. A.F. Paula
De Heer Felio H. CoJinet
In Handen
Uw nummer (letter):
Onderwerp:
Uw brief van:
Ons numme"
9'3/52 ~;llIemstad.
2 juni 1999
Bijlagen:
Onder verwIJzing naar de met uw gevoerde gesprekken terzake van een
historisch onderzoek naar de feitelijke ontwikkelingen aangaande de
eigendomssituatie van Plantage Gato,
met welk onderzoek het
Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaao U gaarne wil belasten en
terzake waarvan uw bereidwilligheid om de opdracht te aanvaarden aan ons
College is bericht. doen wij U hierbij een instellingbesluit toekomen waarin
onder meer het volgende is opgenomen:
[Citaat:]
[Overwegende:]
dat het eilandgebied het, onverminderd het vorengaande omtrent de
gerechtelijke uitspraken van het Gerecht in Eerste Aanleg zittingsplaats
Curaao en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse
Antillen en Aruba en de ejgendomsverkrijging middels artikel 572 BWNA.
van behoorlijk bestuur acht getuigen indien zij, ten overvloede. een eigen
historisch onderzoek laat uitvoeren terzake de feitelijke ontwikkelingen
aangaande de eigendomssituatie van Plantage Gato, zulks mede met het
oog op de door Pietersz en Ferero ten processe opgevoerde stellingen. ook
al zijn deze noch door het Gerecht in Eerste Aanleg zittingsplaats Curaao.
noch door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse
Antillen en Aruba geaccepteerd;
lJ
>
dat het eilandgebied meent dat het op zijn plaats is om dit historisch
onderzoek te laten uitvoeren door een tweekoppige commissie bestaande
uit professor dr A.F. Paula, als hoogleraar verbonden aan de Universiteit
van de Nederlandse Antillen en de heer Felio Hermilio Collnet. 'Ioormalig
Afdelingshoofd van Dienst Bevolking en als vrijwilliger betrokKen bij het
Centraal Historisch Archief;
dat voornoemde personen beschikken over de vereiste ervaring en
deskundigheid op het gebied van het benodigde historisch onderzoek en
aldus in staat moeten worden geacht hieromtrent aan het eilandgebied te
rapporteren;
dat voornoemden zich bereid hebben verklaard het onderzoek Uit te voeren
en terzake te rapporteren;
-
" " .
J''',.J' / ------'['
1 ': --:- ~ ~
BESLUIT
I. Te bepalen dat professor dr A.F. Paula en de heer Felio Hermilio Colinet
worden belast met het historisch onderzoek naar de eigendomssituatie van
Plantage Gato sinds de uitvoering van het legaat van de weduwe Sybrecht
van Uytrecht van Rasveldt;
11.
} 111.
IV.
[Einde citaat]
Bureau Domeinbeheer
Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling en Volkshuisvesting
Dienst Openbare Werken
Afdeling Algemene en Juridische Zaken
Afdeling Financin
Stichting Overheidsaccountantsbureau
Secretarie Eilandsraad
Mr. M. F, Bonapart
27 JULI 2000
Curaao. 26 juli 2000
.~
Coocordiastraat 24,
Alhier
Geacht College,
.- ... -T'
'''':~ ..~
- ...... _~_. -
~",.' ;.~-:.';~::
i- ,'..
_: :
...
.'----
::~K,lrroo~
...... "'":~'"
_-- -----..-
Willemstad, Curaao
Juli 2000
""1
~,illlll
PAPAJA
,
"
1-'~,
'--::----.. . . . .
.uol
.11J7'1
,.t(
('
,
,I
GATO
,
I
,-.
--
\
i
j
,i
~.
-~-
&
.el
\oIECHI
..
,"
INHOUD
I.
A.
B.
C.
D.
I~~~II>I~(;
cONCE~IZ
..........................................................................
11.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
De problematiek ........................................................................ .
De opdracht ............................................................................. .
Aanpak van het onderzoek ............................................................ .
Woord van dank ........................................................................ .
BIJLAGEN
Opdrachtbrief plus Eilandsbesluit betreffende de commissie
Advertentie in Extra dd. 21 en 22 juni 2000
Verslagen van gesprekken
Notarile verklaring van erfgenaamschap Ferero's
Testament van de weduwe van Rasveldt
Archiefstuk inzake grondruil aan de Overzijde
Uittreksel Hypotheekregister
Uittreksels Monumentenregister
Verklaring Belastingkantoor t.a.v. Ferero
.....,
-'"
5
5
5
8
12
13
14
14
15
15
15
16
16
16
16
19
21
22
23
23
24
24
25
I. INLEIDING
A. De problematiek
De eigendomssituatie van de gewezen plantage Gato wordt reeds enkele decennia betwist.
Sinds 1981 zijn er verschillende rechtszaken gevoerd door en tussen partijen die het
(mede-)eigendom van Gato opeisen. Hierdoor is er langzamerhand onduidelijkheid
ontstaan over wie de rechthebbenden inzake Gato zijn.
Bekend is, dat de plantage Gato in de 18de eeuw eigendom was van de predikant ds.
Wigboldus Rasveldt, en na diens overlijden, van zijn weduwe mw. Sybrecht van
Uytrecht. Deze laatste heeft de plantage met bijbehoren bij testament van 1809 gelegateerd aan haar 13 vrijgegeven slaven.
Thans wordt aanspraak gemaakt op het (mede-)eigendom van Gato door de volgende
partijen:
de familie Ferero', afstammelingen van (o.a.) wijlen Gerardus Lazaro Ferero (18861987), die claimen afstammelingen te zijn van n van de 13 vrijgemaakte slaven van
de weduwe van Rasveldt;
de familie Pietersz, afstammelingen van (o.a.) wijlen Francisco Ealalio Pietersz
(1875-1953), die zich beroepen op verkrijgende verjaring;
het eilandgebied Curaao, die voornemens is om, indien niemand voor recht kan
aantonen eigenaar van Gato te zijn, zich ingevolge artikel 572 van het Burgerlijk
Wetboek van de Nederlandse Antillen (BWNA), eigenaar te verklaren van Gato;'
de familie Navarro, afstammelingen van (o.a.) wijlen Nicolina Maria Navarro,
geboren Martina (1890-1974), die menen erfgenamen te zijn van de 13 vrijgemaakte
slaven van de weduwe van Rasveldt, doch zich vooralsnog niet hebben gevoegd bij de
rechtsprocedures om (mede-)eigendom vast te stellen.
Het twistpunt en de onduidelijkheid inzake de eigendomssituatie van Gato treffen niet
slechts de bovengenoemde partijen, maar in de laatste jaren vooral ook de verschillende
bewoners die zich te Gato hebben gevestigd als huurders van stukken grond. Er heeft
echter geen verkaveling plaats gevonden en er bestaan geen infrastructurele voorzieningen zoals geasfalteerde wegen en aanvoer van water en electriciteit, behalve langs de
hoofdweg. Zolang er een geschil c.q. onduidelijkheid bestaat over wie eigenaar(s) is/zijn
van Gato, kunnen deze zaken niet worden geregeld en blijven de bewoners verstoken van
acceptabele woonomstandigheden. Bovendien blijft er een lucht van illegaliteit hangen
boven de verhuring van gronden en de bouw van huizen.
B. De opdracht
Gelet op de hierboven omschreven problematiek, heeft het Eilandgebied Curaao
besloten een historisch onderzoek in te stellen naar de eigendomssituatie van Gato en dit
onderzoek te laten uitvoeren door deskundige historici. Bij Eilandsbesluit van 2 juni
i '199, nummer 5241 a, heeft het Bestuurscollege besloten een tweehoofdige commissie te
belasten met het historisch onderzoek. De opdracht is verstrekt per brief dd. IS juni 1999
nummer 5241b. 2
De commissie bestaat uit professor dr. A.F. (landie) Paula (voorzitter) en de heer Felio
Hermilio Colinet (lid) en heeft zich in de eindfase van haar taakuitvoering laten
ondersteunen door de heer Peter Jordens als secretaris.
Conform de opdracht is het doel van het historisch onderzoek: het vaststellen van 'de
~elijke omwikkelingen aangaande de eigendomssituatie van Plantage Gato .. , sinds de
uitvoering van het legaat van de weduwe Sybrecht van Uytrecht van Rasveldt'.
Uitgaande van deze opdrachtformulering wenst de commissie de volgende kanttekeningen te plaatsen.
Ten eerste gaat het hier om een historisch onderzoek. Omdat het onderwerp van het
onderzoek een eigendomssituatie betre~, ontkomt men er niet aan om ook juridische
aspecten in ogenschouw te nemen. Zo heeft de commissie de volgens het Antilliaanse/
Nederlandse recht beschikbare mogelijkheden van eigendomsverkrijging belicht en heeft
zij keruris genomen van de verschillende rechtszaken die sinds 1981 ten aanzien van Gato
zijn gevoerd. De opdracht aan de commissie is echter niet om een oordeel uit te spreken
over de rechtspraak of een aanbeveling terzake te doen. Evenmin is het de taak van de
commissie om een juridische oplossing te vinden voor de problematiek van Gato.
Een tweede kanttekening betreft het aandachtsgebied (in geografische zin). Volgens de
opdracht betreft de onderhavige problematiek specifiek de plantage Gato. Dit terrein is
kadastraal vastgelegd en omschreven in meetbrief nummer 250/] 974 en rooi bri ef nummer
59/1925 van de Dienst Kadaster. Gato is 89.59 hectare gro()t en ligt ten zuiden van Hatn,
ten westen van Souax Ariba, ten noorden van Malpais en Wechi en ten oosten van
Papaja. 3
De commissie heeft in haar onderzoek echter naast Gato, ook aandacht besteed aan het
stuk grond met opstallen te Otrobanda, dat bekend stond als de Overzijde 68 (oude
straat benaming van Otrobanda) en dat tezamen met de plantage Gato door de weduwe
van Rasveldt aan haar vrijgegeven slaven is vermaakt. In de huidige discussies en
~ Zie bijlage 1.
3 Men treft in de documenten van de 19de eeuw ook de verwijzing "MaJpais alias Gato" of
"Malpais in het middendistrict" aan voor Gato. De naam "Malpais" werd in feit" voor mpt>n'iprP
plantages gebruikt, hetgeen enige verwarring kan veroorzaken. In het Plantageregister van het
Hypotheekkantoor treft men vier plantages aan met "Malpais" in de naam: () MaJpais alias Gato,
(2) Malpais alias Wawoe (7 hectare, ten westen van Juan Domingo bij Zegll''Zorgd~d), (3)
Klein Malpais en rustplaats alias Weitje (Wechi, J34 hectare), en (4) Malpais (Mount Pleasant
en gedeelte Meiberg, 785 hectare). Tegenwoordig is het duidelijk dat de naam Malpais slaat op
de gronden ten zuiden van Gato, dus ten zuiden van de hoofdweg naar Westpunt.
((
'~
rechtsvoering over Gato is weinig of geen aandacht besteed aan dit stuk grond, maar e
historische feitelijkheden inzake de Overzijde 68 zijn naar het oordeel van de commissie
wel zeker relevant, en zelfs doorslaggevend, voor het kunnen vaststellen van de
eigendomssituatie van Gato.
De Overzijde 68 lag op de oostelijke helft van een stuk terrein genaamd de Loos. Dit
gebied kan in de tegenwoordige stadsgeografie worden aangewezen als liggende achter
het casino van Hotel Kur Ulanda (voorheen Hotel Porto Paseo) en in het noorden en
4
westen begrensd door de IJzerstraat.
De derde en laatste kanttekening die de commissie wenst te. plaatsen ten aanzien van de
afbakening van het onderzoek, betreft de tijdsperiode. De opdrachtfonnulering geeft aan
dat het onderzoek moet starten bij 'de uitvoering van het legaat van de weduwe Sybrecht
van Uytrecht van Rasveldt'. Dit betekent dat het onderzoek qua tijdsperiode in principe
moet starten in 1812, toen de akte van executie van haar testament werd verleden.
Uiteraard heeft de commissie ook de jaren direct voorafgaand aan deze gebt:Ul1t:nis in
beschouwing genomen. Het archiefonderzoek van de commissie betreft dan ook
dokumenten gedateerd vanaf 1807. \7 '~' ;;
-- .
---~
.,,~
De commissie heeft ook contact gehad met de heren mr. M.F. Bonaprut t:n mr. M.L.J.J.P.
Willems, advokaten van het Eilandgebied Curaao. Een fonneel interview was echter niet
noodzakelijk vanwege de ampele documentatie die vanuit het archief van hun kant(l()r ter
beschikking is gesteld aan de commissie.
\.Juk ilt:t:ll Je \;vulluissie iddnisch gesproken met notaris meester Rudolph J. Anthony
Palm, die de familie Ferero in januari 1999 heeft bijgestaan door een verklaring van
, De commissie heeft de exacte ligging van de Overzijde 68 niet kunnen achterhalen. Wel weet de
commissie dat bijvoorbeeld de Overzijde 66 in de latere, moderne straatbenaming overeenkwam
met lJzerstraat 68, 70 en 72. De Overzijde 68 moet ietwat ten oosten van de Overzijde 66 hebOen
gelegen, want de Overzijde 65 lag meer naar het westen e%f zuiden (nI. lJzerstraat 48 tlm 66)..
Bekend is dat de rooi brief van de Overzijde 68 van 28 januari 1812 dateert. maar daar de
rooibrieven aanwezig op het HypotheekkantoO in het jaar 1&21 starlen, kon aan de hand .. an oit
gegeven geen nadere informatie worden ingewonnen.
JIIIIII
I.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
'v .
Deze materie wordt mede beheerst door art. 1152 B\VNA. Wanneer er zich bij het
openval1t?n van een nalatenschap (zoals bijvoorbeeld oude plantages) geen erfgenamen
melden of de erfgenamen verwerpen de nalatenschap, dan wordt de nalatenschap als
onbeheerd beschouwd en wordt door het Gerecht in eerste aanleg een curator over deze
onbeheerde nalatenschap benoemd. Indien zich na verloop van drie jaren nog geen, ::"
erfgenamen hebben gemeld, vervalt de nalatenschap aan het Land C.q. het Eilandgebied. '
De commissie heeft middels een gesprek met mw. mr. Klazien van Zwieten, kandidaatnotaris op Notariskantoor van der Plank & Roos, kennis genomen van een door haar
ontworpen juridische constructie voor gevallen van onbeheerde nalatenschap. Die is reeds
toegepast in het geval van de plantage Sosiegu. M\It. Van Zwit:lt:n heeft hel concepl aan
het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaao aangeboden in een brief d.d. 18
februari 2000.
De constructie bestaat erin, dat de Stichting Curatorschap Onbeheerde Nalatenschappenopgericht in januari 1999, met mw. Van Z\It;eten als n vn de drie leden - op een
veiling de plantage Sosiegu verkoopt aan een stichting Sosiegu (met een bestuur van
financieel deskundigen) voor een symbolisch bedrag. De aanwezigen op de openbare
5
Iemand, die voorheen slechts bezitter van een goed was, wordt door tijdsverloop
rechthebbende van dat goed. Het doel van de verkrijgende verjaring is bevordering van de
rechtszekerheid. Uiteindelijk sluit de rechtstoestand weer aan bij de feitelijke toestand:
iemand die in werkelijkheid geen rechthebbende was, maar naar buiten toe wel
:-echthebbende lijkt te zijn, wordt rechthebbel!d~.
Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat een onroerend goed door een persoon aan een
4.l..kier wnh gdeverd. Voor levering van onroerende zaken is inschrijving van de
kveringsakte in de openbare registers vereist en met die inschrijving gaat tevens het bezit
!
, ,~"
Volgens Gerardo Lazaro Ferero (eiser) bestaat er tussen hem en Felipe Benieio Pietersz
(ook bekend als Phil of Fiel Pietersz di Gato, gedaagde) een overeenkomst waarbij
gedaagde namens en ten behoeve van eiser huursommen behoort te innen bij 61 huurders
aan wie eiser gedeelten van plantage Gato in huur heeft uitgegeven. Eiser stelt dat
gedaagde in gebreke is gebleven met de afdracht en wel tot een bedrag van Nafl.
10.248,=. Gedaagde ontkent het bestaan van een dergelijke overeenkomst. Hij geeft toe
huurpenningen te incasseren, maar stelt dat het daarbij gaat om door en ten behoeve van
hemzelf uit eigen hoofde in huur gegeven terreingedeelten, tot het uitgeven waarvan hij
gerechtigd was en is. Gedaagde ontkent de hoogte van het door eiser genoemde bedrag. In
de processtukken en tijdens de pleidooien zijn partijen met elkaar in debat getreden over
de eigendomsvraag van de terreinen. Beide pretenderen daarop eigendomsrechten. Eiser
heeft twee getuigen doen horen. Het Gerecht acht dat eiser niet geslaagd is in het
bewijzen van het bestaan van een huurovereenkomst tussen eiser en gedaagde en wijst
daarom de vordering af. 7
b. F. Pietersz tegen H.R. Pietersz, 9 september 1985
Felipi Pietersz (eiser) verzoekt om Humphrey Raimundo Pietersz (gedaagde) te veroordelen hem de som van Naft. 730,= met rente te betalen voor achterstallige huur van het
perceel grond aangeduid als Gato ] 9 alsmede voor een persoonlijke lening. Gedaagde
stelt dat het hem niet duidelijk is aan wie hij rechtsgeldig huur moet betalen, omdat zowel
eiser als een zekere Ferero beweren verhuurder van het perceel grond te zijn. Eiser brengt
het vonnis van 16 augustus 1982 naar voren. Het Gerecht oordeelt dat zij in dit geding zal
moeten aannemen dat eiser gerechtigd is gedaagde voor de betaling van de reeds
, Schenking (art. 1685 BWNA) is een overeenkomst. waarbij de schenker, bij zijn leven, om niet
onherroepelijk enig goed afstaat ten behoeve van de begiftigde, die hetzelve aanneemt.
Gerecht in Eerste Aanleg, zaak van de eiser G.L. Ferero (gemachtigde: l.F.N. Winkel), tegen de
gedaagde F.B. Pietersz (gemachtigde: J.A. Rojer). Verzoekschrift van 18 september 1981. Eind\onnis nummer 1453 gewezen door rechter F.LJ.M. Heijnen, uitgesproken door rechter C.AA.
'icastia. A.R. nummer 2549/198].
~
vervallen huur aan te spreken. Het Gerecht veroordeelt gedaagde aan eiser de som van
8
~afl. 730,= met rente te betalen.
c. Ferrero tegen Pietersz, 24 oktober 1988
De eisers Ferrero (de enige en algemene erfgenamen van wijlen G.L. Ferrero) vorderen in
hun verzoekschrift dat het Gerecht voor recht verklaart dat zij de enige en uitsluitende
eigenaren van plantage Gato zijn. Zij stellen dat G.L. Ferrero erfgenaam was van de
vrijgemaakte slaven van Rasveldt en gedurende ruim 40 jaar grondbelasting heeft betaald
voor de terreinen. De gedaagde Felipe Benicio Pietersz voert daarentegen aan dat niet
vaststaat dat eisers de enige en algehele erfgenamen zijn van de vrijgemaakte slaven. Hij
beroept zich voorts op verkrijgende verjaring. Gedaagde is op Gato geboren; zijn vader
had toezicht op de terreinen. Hij stelt dat hij zich steeds als de bezitter van de terreinen
heeft gedragen. Eisers stellen dat (1) Maria Cathalina Pieter de grootmoeder van G.L.
Ferrero is en (2) zij dezelfde persoon is als Maria Cathalina Silvania, in de wandeling
genaamd Swaantje, die een vrijgegeven slavin van Rasveldt was.
Het Gerecht oordeelt dat eisers er niet in geslaagd zijn om hun stelling (1) aannemelijk te
maken en dat hun stelling (2) onmogelijk is. Het Gerecht oordeelt derhalve dat eisers
Ferrero met.hebben kunnen bewijzen dat zij door erfopvolging rechthebbenden zijn op de
gronden van plantage Gato en wijst daarom hun verzoek af. Het Gerecht stelt voorts dat
gedaagdes beroep op verjaring niet van invloed is op de beslissing en buiten bespreking
kan blijven. 9
d. Groenenberg en Ferero tegen Pietersz, 24 maart 1997
Ineen valsheidsincident in de hoofdzaken nummers 1996/1151 en 1996/ 1415 (zie rechtszakenf. hieronder) stellen Groenenberg c.s en Ferero c.s. (eisers) dat de in de hoofdzaken
overgelegde kopie van een brief van OGEM NV vervalst is. Eisers overleggen ter
vergelijking een door Kodela NV gewaarmerkte kopie. L.E. & L.S. Pietersz en E. Pietersz
Antomo c.s. (gedaagden) voeren aan dat zij er geen bezwaar tegen maken dat de door
eisers overgelegde gewaarmerkte kopien in de procedures worden gebruikt. Het Gerecht
oordeelt dat hiermee het belang van de incidentele vordering van eisers vervalt. Het
gevorderde wordt dan ook afgewezen. Voor het verdere verloop van de procedures in de
hoofdzaken geldt dat zal worden uitgegaan van de gewaannerkte kopien. 10
Gerecht in Eerste Aanleg, zaak van eiser Felipi Pietersz (gemachtigde: EJ. Maduro) tegen
gedaagde Humphrey Raimundo Pietersz. Verzoekschrift van 18 december ]984. Rechter C.AA.
'icastia.
" Gerecht in Eerste Aanleg, zaak van de eisers Ferrero (gemachtigde: H.W. Braams en H.W.
Braams jr.) tegen de gedaagde Felipe Benicio Pietersz (gemachtigde: AF.M. Torres). Verzoekschrift van 15 of ]6 juni 1987. Eindvonnis nummer 1255 gewezen door rechter GJ. Stoov. A.R.
f"Ummer 552/87.
} Gerecht in Eerste Aanleg. Vonnis nummer 437gewezen door rechter MA. Loth. AR. nummers
996/1151 en 1996/1415.
J
Groenenberg c.s. verzoeken vast te stellen dat de erven Ferero de enige en uitsluitende
eigenaren van plantage Gato zijn. De erven Pietersz (L.E. & L.S. Pietersz, Chato
Properties NV en E. Pietersz Antonio c.s.) vorderen in reconventie dat zij de enige en
uitsluitende eigenaren van plantage Gato zijn. Partijen zijn over en weer erfgenamen van
de partijen die de procedure nummer 552/1987 hebben gevoerd. (Groenenberg c.s.
behoren als opvolgers onder algemene titel van Eufemia Aniceta Ferero tot de erven
Ferero. Chato Properties NV is, naar het oordeel van het Gerecht, een verlengstuk. van de
erven of van enkele van de erven van F.8. Pietersz). Gedaagden voeren als exceptief
verweer aan dat eisers geen nieuwe gronden in de onderhavige procedure aanvoeren. Het
Gerecht onderschrijft dit verweer en verklaart de eisers in de hoofdzaak en het requestciviel niet ontvankelijk. Aangezien het exceptief verweer van gedaagden slaagt, behoeft
.
de reconventione1e vordering geen nadere besprekingY
g. Verzoek van Ferero, 6 januari 1998
Drie appellanten Ferero zijn in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van 25
september 1997 van het Gerecht in Eerste Aanleg (zie zaak e. hierboven). Het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba vernietigt de
beschikking, waarvan beroep, en gelast tot verbetering c.q. aanvulling van de geboorteakte voorkomende in de registers van de Burgerlijke Stand over het jaar 1845 onder
nummer 16 van het derde district in dier voege dat daarin als geslachtsnaam van Maria
Catalina zal worden venneld Pieter, zodat haar juiste namen zullen komen te luiden:
Maria Catalina Pi eter. De beslissing van het Hof is mede gebaseerd op een brief van 4
september 1997 van het interim-hoofd van de Burgerlijke Stand, waarin wordt gesteld dat
i Gerecht in Eerste Aanleg, verzoek van Rafael Arcadio Ferero, Adela Constancia Ferero en
Serapio Martir Ferero. Verzoekschrift van 24 juli 1997. Beschikking nummer 853/1997 gewezen
door rechter l.R. Sijmonsma. EJ nummer 755/1997.
2 Gerecht in Eerste Aanleg, hoofdzaak nummer 1151/1996, van eisers Groenenberg c.s.
(gemachtigden: W.E. Fortin, M. Bijkerk en P.D. Langerak) tegen gedaagden Pietersz c.s. (gemachtigde: E.I. Maduro); request-civiel nummer 1415/1996, van eisers Ferero c.s. (gemachtigden:
W.E. Fortin, M. Bijkerk en P.D. Langerak) tegen gedaagden Pietersz c.s. (gemachtigde: E.I.
\faduro). Vonnis nummer 1447 gewezen door rechter l.R. Sijmonsma. A.R. nummers 1151/1996
en
1415/196.
10
van de zijde van de Burgerlijke Stand geen bezwaren bestaan tegen het door appellanten
verzochte. 13
h. Groenenberg tegen Pietersz (zaak), Ferero tegen Pietersz (request-civiel), 11 augustus
1998
Groenenberg c.s. hebben in de zaak H.230/98 hoger beroep aangetekend tegen het op 6
oktober 1997 uitgesproken vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg. Zij vorderen een
verklaring voor recht, primair dat zij samen met de andere erfgenamen van de vrijgemaakte slaven van de weduwe van Rasveldt eigenaar zijn van Gato, subsidiair dat zij dat
zijn samen met de andere erfgenamen van de vrijgelaten slaven alsmede met L.E. Pietersz
c.s. In de zaak H.229198 hebben de erven Ferero een request-civiel ingediend ter
herroeping van het vonnis van 24 oktober 1988 (zie zaak c. hierboven). In beide zaken
hebben L.E. Pietersz c.s. reconventioneel gevorderd een verklaring voor recht dat zij
eigenaren zijn van Gato, waarbij zij als grondslag aanvoeren dat hun rechtsvoorgangers
door verjaring de terreinen hebben verkregen.
In de zaak H.229/98 worden de erven Ferero niet ontvankelijk verklaard in hun appl,
aangezien een request-civiel slechts kan plaatsvinden door de rechter die het
oorspronkelijke vonnis heeft gewezen. In de zaak H.230/98 wordt zowel het principaal als
incidenteel appl ongegrond verklaard en het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg
bevestigd.
Ten aanzien van de grieven van de erven Ferero stelt het Hof o.m. dat feiten en
bewijsmiddelen betreffende hun afstamming die in 1988 niet zijn beoordeeld of die
geheel nieuw zijn, niet alsnog (in een nieuwe procedure) aan de rechter kunnen worden
voorgelegd. Met andere woorden: men kan niet op dezelfde grond tussen dezelfde
partijen (of hun rechtsopvolgers) over hetzelfde geschilpunt een procedure herhalen, met
het argument dat men over nieuw bewijsmateriaal beschikt of meent te beschikken.
Het Hof oordeelt voorts in een overweging ten overvloede dat het niet aannemelijk is dat
de rechtsvoorgangers van Pietersz, al aangenomen dat zij bezitter waren, in redelijkheid
en te goeder trouw hebben kunnen menen gerechtigd te zijn tot eigendom van Gato,
aangezien' voldoende bekend was dat de plantage was nagelaten aan de vrijgemaakte
slaven van de weduwe van Rasveldt. Daarom oordeelt het Hof dat het niet aannemelijk is
dat Pietersz op grond van verkrijgnde verjaring eigendom kan pretenderen (voor
verkrijgende verjaring is onder meer vereist dat de bezitter te goeder trouw is, confonn
artikel 1982 BWNA). /4
13 Gemeenschappelijk Hof van Justitie, zaak nummer H.539/97 van appellanten Rafael Arcadio
Ferero, Adela Constancia Ferero en Serapio Martir Ferero (gemachtigde W.E. Fortin).
Beschikking nummer 9 gegeven door rechter L.AJ. de Lannoy (president), M.H.H.A. Moes en
R.A.Th.A. Dekkers (leden).
i! Gemeenschappelijk Hof van Justitie, zaak nummer H.230/98 van appellanten Groenenberg c.s.
(gemachtigde: W.E. Fortin) tegen gentimeerden L.E. Pietersz c.s. (gemachtigden: E.1. Maduro en
E.J. Maduro); het request-civiel nummer H.229/98 van appellanten de erven Ferero (gemachtigden: W.E. Fortin en P.D. Langerak) tegen gentimeerden de erven Pietersz (gemachtigden: E.I.
\1aduro en E.J. Maduro). Vonnis nummer 379 uitgesproken door rechters L.AJ de Lannoy
(president) en B.M. Mezas en J. de Boer (leden). A.R. nummers 1151/1996 H.230198 en
l ~ 15/1996 H.229/98.
11
In een kort geding vorderen Pietersz (eisers) een verbod tegen Ferero (gedaagden) om
zich te gedragen als mederechthebbenden op plantage Gato, zich op de gronden te
begeven, en de orde en rust op de gronden te verstoren. Tussenvonnissen zijn uitgesproken op 6 april 1999 en 14 juli 1999. Het Gerecht wenst een comparitie van partijen om te
trachten de zaak bevredigend af te wikkelen. 16
B. Gesprekken
De commissie heeft gesprekken gevoerd met een zevental personen C.q. groepen van
personen. Een aantal hiervan, te weten de gesprekken met Rosalia Ferrero c.s. (gesprek
nummer 2 hieronder), met de familie Navarro (gesprekken 4 en 5) en met enkele
bewoners van Gato (6) hebben plaatsgevonden nadat deze personen reageerden op een
advertentie die de commissie had geplaatst in de lokale ochtendkrant Extra op 21 en 22
17
juni 2000. In de advertentie werd een oproep gedaan aan eenieder die meent informatie
te kunnen bijdragen betreffende de titel van aankomst van Gato, om contact te maken met
de commissie. De commissie wilde namelijk niet haar onderzoek afronden zonder aan
eenieder, en met name personen die de commissie over het hoofd zou hebben kunnen
zien, de kans te geven relevante informatie aan haar kenbaar te maken.
5 Kort geding KG 28/99 van eisers Pietersz (gemachtigden: E.I. Maduro en EJ. Maduro) tegen
de gedaagde,de openbare rechtspersoon het Eilandgebied Curaao (gemachtigde: M.F. Bonapart
en M.L.JJ,P. WilJems). Verzoekschrift van 22 januari ]999. Vonnis uitgesproken door rechter
S.M. van Lieshout.
16 Kort geding 120/99 van eisers Pietersz (gemachtigden: E.I. Maduro en E.J. Maduro) tegen
gedaagden Ferero (gemachtigde: W.E. Fortin).Verzoekschrift van 26 maart 1999. Rechter: P.M.
Knaapen.
- Zie bijlage 2.
12
-------~--
Hieronder worden de meest saillante punten van de zeven gevoerde gesprekken samengevat. De meer uitgebreide notulen van de gesprekken zijn in bijlage 3 opgenomen.
luan Ferero
Richard Ferero
Volgens de Ferero's heeft G.L. Ferero 61 gronden te Gato in huur uitgegeven. Toen hij
niet goed meer kon zien, heeft hij de heer Pietersz ingeschakeld om het toezicht op de
plantage te houden en de huurpenningen te innen en bij hem te Otrobanda afte geven (zie
ook de rechtszaak onder II.A.2.a hierboven). Op een gegeven moment begon Pietersz
echter zichzelf voor te doen als eigenaar en stond hij de huurgelden niet meer af. In het
verleden (voor de jaren 1970) zou er duidelijkheid hebben bestaan over de eigendom van
18
Z'Ie b"l
IJ age 4.
1'1
Gato bij bewoners en overheid. Sinds G.L. Ferero zijn kinderen (erfgenamen) begon te
erkennen en Pietersz zich naar voren begon te schuiven als eigenaar, is de verwarring en
het dispuut over de eigendom van Gato ontstaan.
(1875-1953)
( 1898-1992)
(1925-1999)
De Pieterszen weerleggen de bewering dat Gerardo L. Ferero ooit gronden zou hebben
verhuurd te Gato. Ook vandaag de dag is de familie Pietersz naar eigen zeggen de enige
partij die gronden te Gato verhuurt. In de rechtszaak nummer 2549/1981 (zie paragraaf
II.A.2.a. hierboven) heeft Ferero niet kunnen bewijzen dat er een overeenkomst zou
bestaan tussen Pietersz en hem, noch dat Pietersz huurpenningen bij hem inleverde.
14
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld. Pietersz stellen dat Gerardo Ferero
misbruik maakte van het feit dat hij kon lezen en schrijven en daardoor de boel trachtte te
belazeren.
Een viertal bewoners van Gato heeft de commissie verteld over de huidige problemen te
Gato voor wat betreft (gebrek aan) infrastructurele voorzieningen. Deze personen huren
allemaal grond bij de familie Pietersz, maar volgens hen zijn er huurders te Gato die hun
15
huur betalen aan de Ferero's (dit laatste wordt bevestigd door de Ferero's maar
tegengesproken door de Pieterszen).
7. Gesprek met de heer H.B. Calvo
De heer Calvo is voonnalig Hoofd van de Dienst van het Kadaster en was als zodanig
qua/itate qua voorzitter van de pennanente Commissie Eigendomsuitwijzing. In de jaren
1970 werd de commissie verzocht de eigendomssituatie van Gato vast te stellen.
Toentertijd eiste de heer Gerardo Ferero van het Hof een verklaring voor recht dat hij de
enige en uitsluitende eigenaar was van Gato. De Dienst Kadaster heeft Gato toen
kadastraal vastgelegd (1974). De Commissie Calvo heeft vervolgens getracht de tot dan
toe bekende bezitters van Gato te identificeren en heeft deze per brief van 19 november
1974 vastgelegd (deze brief is door de commissie bekomen bij het Kadaster en wordt
besproken in paragraaf II.B.4 hieronder). Tenslotte begon de Commissie Calvo aan een
antecedentenonderzoek, maar zij heeft dit nooit kunnen afronden. De bezetting van de
Dienst Kadaster was niet optimaal en volgens de heer Calvo is toen prioriteit gegeven aan
'
andere werkzaamheden.
De heer Calvo herinnert zich o.a. dat de Pieterszen ook erfgenamen zouden zijn van de
oorspronkelijke bezitters van Gato, maar dat hun voorouders niet voorkwamen in het
Bevolkingsregister. De heer Pietersz zou de heer Calvo hebben verteld dat hij de
aanspraak van Ferero op Gato erkende, maar dat hij zich als mede-eigenaar beschouwde.
De heer Pietersz had volgens de heer Calvo bewijzen dat hij belasting betaalde, maar het
kan zijn dat hij de betalingen verrichte voor Ferero.
C. Archiefonderzoek
Via het archief van het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en het
Advokatenkantooor Winkel, Soliana & Grol heeft de commissie kennis kunnen nemen
van de voornaamste vonnissen die zijn gewezen in de rechtszaken betreffende Gato. Deze
zijn reeds besproken in paragraaf II.A.2 hierboven. Bij het Advokatenkantoor is terloops
ook kennis genomen van de correspondentie inzake Gato tussen het Advokatenkantoor en
het Eilandgebied Curaao (Bestuurscol1ege, afdeling Algemene & Juridische Zaken,
Dienst Ruimtelijke Ordening & Volkshuisvesting). Voor het onderhavige onderzoek is
een bespreking van deze correspondentie niet relevant.
2. Algemeen Rijksarchief
De commissie heeft haar onderzoek feitelijk in juli 1999 aangevangen door het Algemeen
Rijksarchief in Den Haag, Nederland, te bezoeken. Aldaar heeft de commissie in de
volgende arcbiefbestanden onderzoek verricht:
"Curaao, Archieven na 1828, 1771-1914", bestanddelen 369, 374, 1059, 1060, 1061,
1062, 1063, 1065, 1066, 1067, 1069, 1070, 1071, 1072, 1073, 1074, 1075, 1076,
1077, 1078, 1080, 1081, 1082,1083, 1084
"Curaao, Oude Archieven tot 1828, 1708-1828", bestanddelen 1028 (2x), 1024
"Ministerie van Kolonin, 1814-1849", bestanddeel 3840.
16
Met betrekking tot het onderwerp van het onderzoek heeft de commissie kennis mogen
nemen van de volgende documenten:
In "Aanslag der belastingen op eigendommen.en bezittingen", deel 6, op blz. 118, worden
de vrijgegeven slaven van de weduwe van Rasveldt vermeld. De aanslag betreft zowel
'het huis aan de Overzijde no.68' als 'd~flantagie Malpais in de M.D.' In deel 14, op blz.
27, worden dezelfde gegevens herhaald.
Ook in het "Registratieboek van betaalde rekeningen voor belasting op eigendommen
over 1833-1834", worden de vrijgegeven slaven van de weduwe van Rasveldt vermeld.
Hetzelfde geldt ook voor het jaar 1842.
Verder ontleent de commissie de navolgende gegevens uit de archiefbestanden van het
Algemeen Rijksarchief. Mw. Sybrecht van Uytrecht en ds. Wigboldus Rasveldt (ook wel
Rasvoldt, Rasveld, Rasvelt, Raseveld, Roseveld) traden in 1752 in het huwelijk. Ds.
Rasveldt overl~d in 1759. De weduwe heeft haar inventaris van b~gen op 1 oktober 4
1807 laten ~hrijvCZD en heeft op 13 januari 1808 haar testament laten opstellen. Op 31
juli 1809 liet zij echter opnieuw haar testament opstellen, waarbij het eerste testament
kwam te vervallen.
De weduwe van Rasveldt overleed op 9 augustus 1811 en werd op dezelfde dag begraven.
De akte tot executie van haar testament is op 21 februari 1812 verleden.
: c; De lezer zij verwezen naar de in de Inleiding van dit rapport geplaatste opmerkingen met
betrekking tot de Overzijde 68 en de benaming Malpais voor de plantage Gato.
~0 "Curaao, Oude Archieven tot 1828, 1708-1828", bestanddeel 1028.
1"7
De namen "'an de vrijgegeven slaven zijn opgesomd in de executiebrief van het testament
gedateerd 30 november 1812 als zijnde:
'de MulattinMaria Gerarda Dogter van de Negerin Theya,Leentje Dogter van de
Sambose Clarissa, de Negerin Maria Catharina SiJviana door de wandeling
Swaantje met haar zoon genaamd 'Joseph, de Sambo "Juan Mingeel door de
wandeling Mingeel Sambo, zoon van de negerin Asienta, de Negerin Maria Lucia
door de wandeling Loecietje en haar kinderen ~Francisco & "Bisento, de Mestise
jongen 'Thomas zoon van de Mulattin tatrijn, de Mulatte jongen ..fredrik Martien
Pietersz, de Negerin (vroedvrouw).Mariana, de Neger jongen <"Philippus St. Jago.
zoon van de Negerin Maria Lucia, & de Mulattin Catrijn (wasch vrouw).'
De namen van de 13 gewezen slaven van de weduwe van Rasveldt zijn ook te vinden in
de onderzoekgids van het Algemeen Rijksarchief, "Curaaose vrijbrieven 1722-1863".
De 13 slaven hadden reeds eerder via onderhandse akte hun vrijheid verkrefen, naar
vermelding wegens trouwe dienst. In de notulen van de Raad van Politie2 van 30
november 1812 is vastgesteld dat de weduwe voldoende bezit aan hen had nagelaten om
borg te ~ zodat zij officieel konden worden gemanumitteerd. In de Curaaose vrijbrieven van 1812 treft men de volgende namen aan van de slaven vrijgegeven door de
weduwe van Rasveldt:
< het mulattenmeisje Maria Gerar~ dochter van de negerin Theja (21 oktober 1802)
z - {r het mulattenmeisje Leentje, dochter van de sambose Clarissa (29 oktober 1803)
; - " de negerin Maria Catharina Silvianna alias Swaantje (29 oktober 1803)
f - ~ de negerjongen Joseph, jongste zoon van de negerin Maria Catharina Silviana alias
Swaantje (29 oktober 1803)
:, - r de sambo Juan Mingeel alias Mingeel Sambo, zoon van de negerin Asienta (2 juli
1804)
:.. -;; de negerin Maria Loecia alias Loecitje (10 november 1804)
...,. -~ de negerjongen Francisco, zoon van de negerin Maria Loecia alias Loecitje (10
november 1804)
.I' - ~ de negerjongen Bisento, zoon van de negerin Maria Loecia alias Loecitje (10
november 1804
} -, de negerjongen Philipus St.Jago, zoon van de negerin Maria Loecia (29 juni 1805)
,~ - ~ de mulattenjongen Fredrik Marthien Pietersz (27 maart 1805)
,/ - f de negerin Marianna, vroedvrouw (onderhandse akte van 27 maart 1805)
/,( - ~ de mestieze jongen Thomas, schoenmaker, zoon van de mulattin Catrijn (20 juni
1805)
- - 0 de mulattin Cathrijn, "wasser" (16 augustus 1805). 22
I
21 De Raad van Politie en Justitie oefende alle functies van bestuur, politie en criminele en civiele
justitie uit. Pas in 1816 ging men over tot scheiding van de staatsmachten.
22 To van der Lee. Curaaose vrijbrieven 1722-1863 met indices op namen van vrijgelatenen en
hun voonnalige eigenaren. Den Haag (Nederland): Algemeen Rijksarchief, J998. Vrijbrieven
nummers 11 t1m 23 van 30 november 1812, blz.33J-333.
tR
..........---------------
De beide opsommingen kloppen met elkaar op enige variaties in de spelling van namen
na. Het is derhalve duidelijk welke 13 personen in 1812 mede-eigenaar waren van de
plantage Gato en de huisjes aan de Loos.
Een betrouwbare bepaling van de afstamming wordt echter bemoeilijkt door een
gebrekkige geboorte-registratie tijdens de slavernij-periode, maar vooral ook vanwege het
ontbreken van geslachtsnamen onder de slaven. Pas bij de totstandkoming van het
reglement van 23 maart op de manumissie werd voorgeschreven dat de vrijgelatenen een
officile voor- en achternaam moesten hebben. Onder verwijzing naar dit reglement vindt
op 18 september 1832 de eerste achternaamverlening plaats.23 Aan genoemd reglement
werd echter geen terugwerkende kracht verleend, hetgeen inhoudt dat de door de weduwe
van Rasveldt gemanurnitteerde slaven geen achternaam hadden.
23
Ibid. Blz. 2.
19
slaven van weduwe van Rasveldt. De commissie heeft dergelijke documenten aangetroffen in het Centraal Historisch Archief.
De commissie constateert in deze documenten dat de door mevrouw Ferrero bedoelde
grondruil inderdaad heeft plaatsgevonden en wel op 7 oktober 1868. 24 De grondruil
betreft zijdens de erfgenamen van de gewezen slaven:
'het oostelijk gedeelte van een stuk grond genaamd de Loos en de daarop staande
negen afdakken staande en gelegen alhier aan de overzijde dezer haven aan de
noordzijde van de bredestraat tegens 't gebergte belendende bewesten 't huis en
gronde van de heer G.M. Ellis door een vrije gang naar 't gebergte en ieder met
zijn eigen muur gescheiden beoosten 't westelijke van genoemde Loos door eene
binnenplaats waarvan de helfde is toebehorende aan gem. negen afdakken en de
andere helfde aan 't westelijke gedeelte van de Loos, bezuiden de gemeene gang
na 't gebergte met eigen muur en tranqueer, benoorden 't huis en gronde van de
Luthersche kerk door eigen muur en trankeer aan de Luthersche kerk behorende
gesepareerd, hebbende 't afdak van gemelde kerkhuis afdrup van water der
pannen op deze gronden en hebbende gemelde gebouwen en afdakken enen
gemeenzamen toegang, alles ingevolge acte van overdragt d.d. 5 Mei 1812.,25
Dit is een vrij duidelijke beschrijving van de ligging van de negen afdakken aan de
Overzijde 68 die ook overeenkomt met de geografische aanwijzingen van mw. Ferrero.
De grondruil betreft zijdens het Gouvernment van de kolonie Curaao:
'een stuk grond uitmakende een gedeelte van de gronden, die tot de Westwerf
behooren, gelegen aan de Overzijde dezer haven in de 1e wijk, breder omschreven
bij den koop- en opdragtbrief daarvan d.d. 17 April d.j. met de daarop [door het
Gouvernment gebouwdeJ huisjes tot publieken weg ... '
Dit slaat op de huisjes aan de Ferdinandstraat 33 tlm 47 die vandaag de dag nog in het
bezit zijn van de familie Ferero.
Voor de 'regtbank,26, bestaande uit de heren mr. Sol Cohen Henriquez (waarnemend lid)
en Pieter Theodorus Krafft, compareerden de volgende personen, die niet alleen als
legatarissen worden aangemerkt, maar bovendien 'thans de eenige belanghebbenden
zijn' :
, 1e William Pietersz in huwelijk hebbende Maria Cathalina, zoo voor zich als in
hoedanigheid van vader en voogd van zijnen mindetjarige zoon genaamd Elario
Felix en voorts in zijne hoedanigheid bij Gouvernementsbesluit d.d. 15 juli dj.
No.408 benoemden voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Maria Olaria
met namen Johannes Francisco, Brigita Christina, Johanna Genoveva en Ignacio
Dit is de datum waarop de akte van grondruil is verleden. Het desbetreffende Gouvernementsbesluit is gedateerd 30 juli] 868 no.439.
:5 Koloniaal Archief. Eigendom. Openbare Werken. Belastingen. Inventaris nummer 11.
~~ Vele akten die thans voor een notaris worden verleden, werden vroeger tot stand gebracht voor
het gerecht. Hierin kwam verandering bij de invoering van het reglement op het notarisambt
ingaande I mei 1869.
20
24
1.4.a.
1.4.b.
1.4.c.
IA.d.
I.4.e.
1.4.f.
IA.g.
I.4.h.
I.4.j.
Bij een onderhoud met de heren Lorenzo Asterio en Luis Conzaga Pietersz
voornoemd gaven zij te kennen dat ook John Marco KOEYERS, zoon van de
21
echtelieden Stefanus Koeyers en Maria Monica Pieter, als bezitter dient te worden
erkend, alsook de kinderen van ;
II
NAVARRO Cayetano Alberto en Nicolina Maria Martina:
I1.I.
id. Juliana Catalina
II.2.
id. Ogenio Alberto
II.3.
id. Cecilia Elizabeth
IIA.
id. Paulina Concepcion
11.5
id. Jozef Frederik Anthony
11.6
id. Geertruida Virginia
Il.7.
id. Maria Simona
lI.8.
id. Antonia Maria
Il.9.
id. Emiliano Servanio.'
Uit deze brief blijkt dat de Antilliaanse overheid in 1974 niet op de hoogte was van de
grondruil in 1868 tussen het Gouvemment van de kolonie Curaao en Onderhorigheden
enerzijds en de zeven legatarissen en enige belanghebbenden inzake de Overzijde 68 en
plantage Gato anderzijds.
5. Hypotheekkantoor
Bij het Hypotheekkantoor heeft de commissie voor wat betreft plantage Gato kennis
genomen van het Plantageregister. Onder nummer 173 staat vermeld:
'De plantage Malpais alias Gato, groot 86 hectare, ten name van de erfgenamen
van de vrijgemaakte slaven van de wed. Rasveldt'. Geen titel van aankomst
bekend in de openbare registers ten Hypotheekkantore alhier. Inlichtingen te
bekomen bij de belastingplichtige Gerardus Ferrero, kleennaker, wonende te
Seroe Pretoe, kantoor Colon. ,27
Daarnaast heeft de commissie voor wat betreft Ferdinandstraat 33 tlm 47 kennis genomen
van de Perceelsgewijze Kadastrale Legger. Onder artikel 2418 staat geregistreerd:
'Ferdinandstraat, Stadsdistrict sectie B nummer 1458, huizen en erf, beschermd
monument, groot 200 vierkante meter. Eigenaar: Gerardo Ferero, kleermaker te
Curaao. ,28
Verwezen wordt naar volgnummer 171 van het Verwijzingsboek V B 1, waar staat:
'Ferdinandstraat 33, 35, 37, 39, 41, 43, 45, 47. Zakelijke rechthebbende: de
erfgenamen van de vrijgegeven slaven van de weduwe Roseveld, Gerardo Ferero,
kleermaker, Roodeweg tegenover R.K. kerkhof.'
De gegevens uit de registers van het Hypotheekkantoor vormen een sterke indicatie dat er
een verband bestaat tussen de Ferero's en de plantage Gato met daarbij de oorspronkelijke huisjes aan Overzijde 68 te de Loos. Het gaat hier immers om officile documenten.
17
28
Zie bijlage 7.
Idem.
22
Voorts blijkt uit deze gegevens bovendien weer de nalatigheid van de lokale overheid in
de periode na de 7de oktober 1868, daar zij in haar administratie met betrekking tot Gato
en Ferdinandstraat, geen rekening heeft gehouden met de implicaties van de grondruil die
in dat jaar plaatsvond tussen haarzelf en 7 families gedentificeerd als de erfgenamen van
de vrijgegeven slaven van de weduwe van Rasveldt.
6. Monumenten bureau
Aangezien de huisjes aan de Ferdinandstraat thans vanwege hun architectuurhistorische
waarde erkend zijn als beschennde monumenten, heeft de, commissie ook een bezoek
gebracht aan het Monumentenbureau. In het Register van Beschermde Monumenten staan
Ferdinandstraat 33 tlm 39 en Ferdinandstraat 43 tlm 47, kadastraal nummer I-B 1458,
geregistreerd als monument nummer 16.090.1. Daarbij wordt venneld dat zij 'het
(mede)eigendom van de erven Gerardo Ferero' zijn?9
Ook hier blijkt dus weer duidelijk een verband tussen Gato en Ferdinandstraat, hetgeen
lijkt te wijzen op de in het testament van de weduwe van Rasveldt vastgelegde verband
tussen de plantage Gato en de afdakken aan de Overzijde 68/de Loos. Bovendien
versterkt dit de bewering van de F erero' s afstammelingen te zijn van de 13 gewezen
slaven en dus mede-eigenaar te zijn van Gato (en Ferdinandstraat).
29
30
Zie bijlage 8.
Z'Ie b")
IJ age 9 .
23
kunnen geraken.
1.
De gouvernementstukken betreffende de grondruil die plaatsvond in 1868, waarbij
het Gouvemment der kolonie Curaao de huisjes aan de Ferdinandstraat ruilde voor de
negen afdakken aan de Ovenijde 68 te de Loos, zijn van doorslaggevende aard voor het
vaststellen van de eigendomssituatie van Gato. Uit deze stukken blijkt namelijk dat de
overheid in dat jaar een officile en limitatieve opsomming heeft gegeven van de
personen die op dat moment aanspraak konden maken op de nalatenschappen van wijlen
de weduwe van Rasveldt, i.e. de plantage Gato en de negen afdakken aan de Ovenijde 68
te de Loos.
Aangezien de zeven legatarissen en enige belanghebbenden met voor- en achternaam
staan vermeld, is het nu veel beter mogelijk om aan de hand van (stamboom)ondenoek
de huidige rechthebbenden te bepalen. Degenen die thans claimen nakomelingen te zijn
van de 13 gewezen slaven van de weduwe van Rasveldt, hoeven nog "slechts" aan te
tonen dat zij nazaten zijn van n van de genoemde 7 families.
De commissie is van mening dat de inhoud van de aangehaalde documenten geen ruimte
laat om nog te kunnen spreken van een onbeheerde nalatenschap, vooral gegeven het feit
dat de eig~naren in ieder geval in het jaar 1868 wel degelijk als zodanig door officile
overheidsinstanties werden gedentificeerd en dat er thans nog personen zijn die een
familieverband met n of meerdere van deze erfgenamen kunnen aantonen.
Het is denkbaar dat de Fer(r)ero's hun afstamming van de in de stukken als eerste
genoemde familie, i.e. William Pietersz gehuwd met Maria Cathalina, en waarschijnlijk
evenzeer de als vijfde genoemde Martijn Ferrero, gehuwd met Antonia Petronel1a, in feite
reeds kunnen bewijzen met behulp van de verklaring van afstamming afgegeven door
notaris Palm (zie bijlage 4).
Voorts zou het de commissie niet verbazen indien de reeds vele generaties op Gato
woonachtige familie Pietersz, verwant zou zijn aan minstens n van de vier Pieterszen
genoemd op de lijst van 7 families, te weten William Pietersz, Johannes Martis Pietersz,
Felix [Isbarios] Pietersz of Johannes Pietersz.
Tenslotte Jijkt ook de familie Navarro, uitgaande van hun stamboomgegevens zoals
weergegeven in paragraaf II.B.5 hierboven, een goede kans van slagen te hebben indien
zij zou trachten een familiaal verband aan te tonen met de op de meergenoemde lijst als
vierde vermelde Daniel Manis Conquet enlof diens dochter Cecilia Martina.
2.
Specifiek met betrekking tot de familie Fer{r}ero wenst de commissie - wellicht
ten overvloede - op te merken dat er aanvullend op het door de familie reeds gepleegde
stamboomondenoek, nog additionele aanwijzingen zijn dat zij verwant zouden zijn aan
de 13 vrijgemaakte slaven van de weduwe van Rasveldt (en aan de in 1868 gedentifi-
24
ceerde zeven belanghebbende families) en als zodanig dus mede-eigenaren zIJn van
plantage Gato en Ferdinandstraat 33 tim 47.
De volgende overwegingen doen op z'n zachtst gezegd een sterk vennoeden rijzen dat
een dergelijk verband moet bestaan:
het feit dat de familie Ferero reeds vele generaties lang, de huisjes aan de Ferdinandstraat in bezit heeft;
het feit dat de familie reeds evenlang belastingaanslagen ontvangt (en betaalt) ten
name van de vrijgemaakte slaven van de weduwe van Rasveldt, en wel voor de
plantage Gato en de huisjes aan de Ferdinandstraat tezamen;
het feit dat het Hypotheekkantoor voor wat betreft de huisjes aan de Ferdinandstraat
zowel de vrijgegeven slaven van de weduwe van Rasveldt als de heer Gerardo Ferero
als 'zakelijke rechthebbende' en 'eigenaar' in haar registers heeft opgetekend;
bet feit dat de 8l-jarige mw. RosaJia Ferrero in baar gesprek met de commissie,
laatstgenoemde op het spoor heeft gebracht van de grondruil van 1868.
i1
I
,
~
3.
Concluderend kan ook worden opgemerkt dat de overheid over de jaren heen
. debet is geweest aan grove nalatigheid door haar administratie niet op gedegen wijze te
actualiseren naar aanleiding van de grondruil die plaats vond op 7 oktober 1868. Deze
nalatigheid heeft in grote mate bijgedragen aan het ontstaan n het voortduren van
onduidelijkheid en controverse inzake de eigendomssituatie van de plantage Gato vanaf
de jaren 1970. Ware het niet voor deze nalatigheid, dan had bijvoorbeeld reeds in 1974 de
Commissie Eigendomsuitwijzing onder voorzitterschap van bet toenmalig Hoofd van het
Kadaster, de heer Calvo, op correcte wijze kunnen antwoorden op de aan haar gestelde
vraag, wie de belanghebbende partijen zijn met betrekking tot de eigendom van de
plantage Gato.
4.
Bij het afsluiten van haar onderzoek wenst de commissie tenslotte aan te gev~n
dat er nog altijd geen compleet inzicht is in het historische verloop van alle mogelijke,
relevante gebeurtenissen aangaande de eigendomssituatie van de plantage Gato. Zo
bestaat er geen informatie over wat er zich heeft voorgedaan tussen 1868 (grondruil) en
de jaren 1970 (toen de eigendomskwestie zich begon afte tekenen), hetgeen neerkomt op
een historisch gat van nog altijd ruim 100 jaar. De commissie heeft ook geen verklaring
voor de reductie van het aantal der oorspronkelijke 13 ex-slaven aan wie een en ander in
1812 werd gelegateerd, tot slechts 7 belanghebbende families in 1868, en vervolgens tot
slechts 3 pretendenten (de families Ferero, Pietersz en Navarro) eind 20ste eeuw.
Wel is de commissie van oordeel dat er voldoende nieuwe historische gegevens aan het
licht zijn gekomen om partijen in staat te stellen een goede oplossing te vinden voor de
problematiek van Gato.
B. Aanbevelingen
/1
1.
Op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur geeft de commISSie ht
Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaao in overweging dit rapport aan alle
belanghebbenden te doen toekomen en vrij te geven voo;:P:::u;;b~lr;,ic;;-;a;;tl;-:;e~.--..::..::.-------
25
.
2.
De overheid dient al degenen die thans menen nakomelingen te (kunnen) zijn van
n of meer van de in 1868 gedentificeerde 7 belanghebbende families inzake Gato en de
Overzijde 68, de gelegenheid te geven om zulks door middel van stamboomonderzoek
aan te tonen.
I
I
3.
De overheid (met name het Hypotheekkantoor, de Belastingdienst en het
Monumentenbureau) dient haar registers en overige administratie te actualiseren In
overeenstemming met de grondruil die op 7 oktober 1868 heeft plaatsgevonden.
4.
De overheid dient in goede samenwerking met alle belanghebbenden tot een
praktische, juridisch sluitende, financieel haalbare en bovenal rechtvaardige oplossing te
komen voor de problematiek van Gato. Een en ander zou wellicht mede bevorderd
kunnen worden door de erfgenamen te ontheffen van de in het testament van de weduwe
van Rasveldt gestipuleerde condities met betrekking tot het vruchtgebruik van de
gronden.
"
5.
Zowel de overheid alsmede de families Ferero en Pietersz dienen zich te
bekommeren over de woonomstandigheden van de huurders te Gato en ten spoedigste in
nauwe samenwerking met elkander naar een bevredigende oplossing voor de bestaande
problemen te streven.
I
~
26
EXTRA
PLANTAGE GATO
Tur esnan ku por trese klaridat den e kontroversia relashon ku
Sr. Calvo tabata Hefe di Kadaster pa hopi afia (el a baha na 1996) i komo tal e tabata
presidente di e komishon pennanente "Commissie Eigendomsuitwijzing". Segun Sr.
Calvo ta korda, Gato tabata e Uniko kaso ku e kornishon a atend sin ku el a keda resolv.
E komishon tabata konsistf di: (1) Hefe di Kadaster (qualitate qua), komo presidente, (2)
notario Schildkamp, (3) Hypotheekbewaarder, Sr. Pieters-Heiliger, i (4) un miembro mas
kende Sr. Calv() no por korda su nomber. Un sekretario (sin voto) tabata asisti e
komishon; esaki tabata un funshonario di Kadaster, Sr. GrOning.
Un dia e komishon a haiia komo enkargo pa trata un karta ku Sr. Gerardo Ferero amanda
pa Gerechtshofden kua el a pidi Korte pa deklar su persona dODo di Gato. Sr. Ferero
tabatin un dokumento ku ta bisa ku e ta e \miko heredero di su mama i pues dofio di Gato.
[N.B. e komishon no a tuma nota nunka di e istoria di 13 katibu].
E komishon a kumins na defini Gato. Ta Sr. Pietersz a yuda nan ku esaki. Sr. Ferero no
por a yuda pasobra e no tabata biba na Gato i nunka e no tabat'ei einan. Resultado di e
trabou aki ta e meetbrief#250 di 1974.
Kaba, e komishon a identiftk. e belanghebbenden. A pone aviso den korant. Dra a pone e
'aviso pa di tres biaha, masha hopi hende a present. Den uri karta fech 19 di novmber
1974, resultado di e investigashon aki a keda estables.
E di tres kos ku e komishon a kumins hasi, tabata un investigashon di antesedente. E
komishon 10 mester a hasi e trabou aki pro deo, i bsikamente ta Kadaster 10 mester a hasi
e trabou. Pero, pa falta di sufisiente personal, Kadaster a duna prioridat na otro trabounan
i ta p'esei e komishon nunka no a tennin e investigashon di antesedente.
Segun Sr. Calvo ta korda, Sr. Pietersz tambe tabata heredero, pero su antepasadonan no
tabata pares den registro sivil na Kranshi. Pietersz a yega di konta Sr. CaJvo ku e ta
rekonos ederecho di Ferero riba Gato, pero ku e ta ko-doDo. Fil Pietersz tabatin resibu
demostrando ku el a paga impuesto, pero ta posibel ku el a paga na nomber di Ferero.
Segun Sr. CaJvo, e argumentonan di gobirnu pa deklar su mes dODO di Gato ta debi!, pa
motibu di bezittersdaden. Sr. Calvo ta kere ku tin rnih argumento pa onteigening. Den
kaso di onteigening, 10 mester proba ku e ta sirbi interes general. Esei ta niftk. ku
onteigening 10 por toka solamente e partinan di Gato kaminda tin hrd. Sobr di Gato 10
keda sin solushon. Pues segun Sr. Calvo ta importante pa estables kua parti di Gato tin e
problema di hrmentu di terenD i kua parti no. Dra di onteigening, mester regla un
vergoeding pa e habitantenan aktual; por deposit e vergoeding den un fondo ku ta keda
disponibel pa esnan ku por proba ku nan ta rechthebbende. A yega di usa e konstrukshon
aki pa un kaso di onteigening na Saba ("road around the mountain").
12
No
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18
19
20.
21.
22.
volgende
2
laatst~
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12
13
14.
15.
16.
17
18
19.
20
21.
22.
23.
24.
25.
namen
CEIfTIlAAL
HISTORISOI AROIIEF
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
1.
2.
van agten
3.
4.
5.
6.
7.
agten & aan den voorn(oemde) heer Ziegler zelfs een zil"
8.
9.
Aan den edele heer Jan Hendrik Quast ene somma van
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
"bes [Forbes] eene somma van vier honderd pezos van agten
25.
~~..:.:..:!.:-.~
,,(.~~~~;~~<.,
,,
:,
":..# 1
.I
"'~'-
:: " .
~~.'
,:
1.
2.
3.
beurs
f.
4.
),
5.
6.
i,
7.
';.:
8.
als anderzins
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
,
f
t
~
~
l
~
f
!
i"
.~
... 17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
..... 7 .~""!~."':t...-.,
..
",.(
r ~
. ,
:~ .
.:,
".
~/-?:~-:.:: . :.,
f
l
_"2
;-;'.~.
'.1"
1.
2.
3.
4.
5.
7.
8.
10.
11.
staande
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
23.
24.
25.
26.
...;-;.:,",.~"'~_>".,
. .'4'. !I
I:'\\i .~\i
-"
-!;.""
./'
:i
.:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
1~
9.
1i~:
~,
10.
11.
;f
12.
.~
~
~:
bij
tie deze uijtgezonderd nogtans de voorz(eide) administraDen inhoud dezes ter kennisse van de testa"
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
21.
L. Crisson
22.
H.L. Vegt
24.
H.W. Luydens
~._--"
Quod attestor
W(illem) Prince
Willemstad, Curaao
Juli 2000
""1
~,illlll