You are on page 1of 14

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

JURISPRUDENTIE

Annotatie bij het vonnis in kort geding van het Gerecht in


eerste aanleg van Curaao d.d. 16 november 2015, zaaknr.
KG 74136/2015
Mr. K. Frielink & Prof. mr. L.J.J. Rogier*
Gerecht in eerste aanleg van Curaao
Vonnis in kort geding
(mr. P.W. van Schendel)
16 november 2015, KG 74136/2015
Weliswaar leidt het vorenoverwogene tot afwijzing van de
verzoeken van eisers, maar dit komt doordat de wensen van
eisers in de loop van de procedure grotendeels zijn ingewilligd, terwijl gedaagde voorts goed op koers ligt bij de invoering van maatregelen die uiteindelijk moeten leiden tot het
terugbrengen van de overlast tot aanvaardbare proporties.
Door gedaagde zijn in de loop van de procedure ook diverse
stappen gezet waar het gaat om het geven van voorlichting
aan eisers en andere betrokkenen over gezondheidsaspecten,
alsmede over de inspanningen die zijdens het ministerie van
GMN, al dan niet in samenwerking met de desbetreffende
bedrijven, worden betracht ter vermindering van hinder.
Daaraan schortte het tot dusverre, zo kan aan eisers worden
toegegeven.
Met betrekking tot de punten waar aan de wensen van eisers
niet, nog niet of niet geheel is tegemoet gekomen, dient
bedacht te worden dat aan de overheid in beginsel de vrijheid
toekomt om, rekening houdende met alle betrokken belangen, alsmede met haar mogelijkheden, haar eigen koers uit te
stippelen. De rechterlijke controle hierop dient marginaal te
zijn. Daarbij verdient opmerking dat de mogelijkheden van
een overheid in een kleinschalige samenleving beperkter,
soms aanzienlijk beperkter, zijn dan die van de overheden in

44

grotere economien. Dit heeft tot gevolg dat de elders aangelegde meetlat van overheidsverantwoordelijkheid hier niet
zonder meer past. Dit laatste geldt onverminderd met betrekking tot het streven naar een optimale gezondheidszorg, hoe
hoogwaardig ook.
Geconstateerd mag worden dat de tot nu toe door eisers
bereikte resultaten onmiskenbaar het gevolg zijn van goed
overleg tussen partijen. Het is daarom betreurenswaardig dat
eisers dit pad van overleg niet verder wensen te volgen. Dat
eisers hebben afgezien van nader overleg, betekent vanzelfsprekend niet dat het gedaagde nu vrij staat de ingeslagen
koers niet verder te vervolgen.
In de zaak van:
1 de stichting Foundation Clean Air Everywhere Curaao (FCAE)
2 de stichting Schoon Milieu Op Curaao
(SMOC)
3 ()
4 ()
5 ()
6 ()
alle(n) gevestigd, dan wel wonend, in Curacao,
eisers,
gemachtigden: mr. S.A. in t Veld en mr. P.E.A.L.M.
van de Laarschot,
tegen
de openbare rechtspersoon het land Curaao,
gedaagde,
gemachtigden: mr. E. Kleist en mr. W.R. Flocker.

Mr. K. Frielink is advocaat te Curaao. Prof. mr.


L.J.J. Rogier is emeritus hoogleraar Staats- en
Bestuursrecht van de Erasmus Universiteit Rotterdam
en als bijzonder hoogleraar Staats- en Bestuursrecht
verbonden aan de Universiteit van Curaao.

doi: 10.5553/CJB/221132662016005001005 - Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Annotatie bij het vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Curaao d.d. 16 november 2015, zaaknr. KG 74136/2015

1. Het verloop van de procedure


Eisers hebben op 11 juni 2015 een verzoekschrift
met producties ingediend. Op 18 augustus 2015
hebben eisers een akte wijziging eis genomen. Over
en weer hebben partijen diverse nadere stukken
overgelegd. Het verzoek is ter zitting behandeld op
19 juni, 8 juli, 21 augustus en 19 oktober 2015,
waarbij zowel partijen, als hun gemachtigden, het
woord hebben gevoerd. Op 15 september 2015
heeft een descente in de wijken Wishi en Marchena
plaatsgevonden, waarbij diverse wijkbewoners de
door hen ervaren hinder en hun zorgen daarover
hebben geuit. Daarbij is voorts een bezoek gebracht
aan de dokterspost te Kas Chikitu, alwaar n van de
twee meetstations is geplaatst waarmee door de
Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam
(GGD Amsterdam) in samenwerking met het ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN),
luchtmetingen worden verricht. Tijdens de laatste
behandeling ter zitting hebben eisers het Gerecht
uitdrukkelijk verzocht om vonnis te wijzen. De uitspraak daarvan is bepaald op heden.

2. Het geschil, het verzoek en het verweer


2.1. Het verzoekschrift en de wijziging van eis in
aanmerking genomen, verzoeken eisers als volgt:
Primair
(i) Het Land Curaao, als volgt te bevelen:
(a) het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) en/of het kennisinstituut Toegepast
Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) binnen
vijf dagen na de datum van het in dezen te wijzen
vonnis de opdracht te verlenen de volledige aard en
samenstelling van de in het verzoekschrift beschreven groene aanslag benedenwinds van het industriegebied rond het Schottegat te Curaao te onderzoeken en daarover uiterlijk binnen twee maanden na
dagtekening van het vonnis te rapporteren, een en
ander geheel op kosten van de Overheid,
(b) het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) en/of het kennisinstituut Toegepast
Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) binnen
vijf dagen na de datum van het in dezen te wijzen

vonnis de opdracht te verlenen luchtmetingen te


verrichten benedenwinds van het industriegebied
rond het Schottegat te Curaao betreffende de
zware metalen Vanadium(pentoxide) en Nikkel(oxide), de Polycyclische Aromatische Koolwaterstof Benz[a]pyreen en een of meerdere Vluchtige
Organische Stoffen (VOS) en daarover uiterlijk binnen twee maanden na dagtekening van het vonnis te
rapporteren, een en ander geheel op kosten van de
Overheid,
(c) het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) binnen vijf dagen na de datum van
het in dezen te wijzen vonnis de opdracht te verlenen de gezondheidsklachten die de inwoners van
het gebied benedenwinds van het industriegebied
rond het Schottegat te Curaao ervaren en wat daarvan de oorzaak is of oorzaken zijn, te onderzoeken
alsmede te adviseren over wat de inwoners en
bezoekers moeten ondernemen om te voorkomen
dat zij mogelijk (definitieve) gezondheidsschade
oplopen, en daarover uiterlijk binnen twee maanden na dagtekening van het vonnis te rapporteren,
een en ander geheel op kosten van de Overheid,
(d) de hierboven onder (a), (b) en (c) bedoelde rapportages en hieronder onder (g), (h) en (i) bedoelde
rapportages dienen, indien beschikbaar, onverwijld
respectievelijk binnen n dag na ontvangst daarvan, door het Land ongewijzigd aan eisers ter
beschikking te worden gesteld;
(e) de inwoners van het gebied benedenwinds van
het industriegebied rond het Schottegat te Curaao
binnen een termijn van twee weken na ontvangst
van de bedoelde rapportages op basis van deze rapportages volledige en adequate voorlichting te
geven over de huidige situatie, waaronder in ieder
geval begrepen de betekenis en effecten van de
groene aanslag en de gevolgen van de (zwaardere)
uitstoot van de Raffinaderij alsmede over wat de
inwoners en bezoekers moeten ondernemen om te
voorkomen dat zij mogelijk (definitieve) gezondheidsschade oplopen, en hoe de groene aanslag
dient te worden verwijderd;
(f) op schriftelijk verzoek daartoe binnen een termijn van twee weken na dit verzoek al datgene te
doen wat redelijkerwijs vereist is om de in het

Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1 - doi:10.5553/CJB/221132662016005001005

45

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Jurisprudentie

lichaam van dit verzoekschrift beschreven groene


aanslag in het gebied benedenwinds van het industriegebied rond het Schottegat te Curaao te (doen)
verwijderen, een en ander geheel op kosten van de
Overheid, respectievelijk de kosten van verwijdering
te vergoeden;
(g) binnen 3 dagen na de datum van het in dezen te
wijzen vonnis door de Dienst Maneho di Medio
Ambiente i Naturalesa de installaties op het Isla terrein die bijdragen aan de ernstig toegenomen stankoverlast, waaronder de Final Oil Catchers, de Sour
Water Stripper en de SRU-installaties te laten
inspecteren en alsmede het gebruik van de fakkels te
inspecteren en te toetsen aan de Hindervergunning
die aan de raffinaderij is verleend en hieromtrent te
rapporteren;
(h) voor zover vereist, te bewerkstelligen binnen vijf
dagen na de datum van het in dezen te wijzen vonnis dat de raffinaderij Refeneria Isla het fakkelen van
zuur zwavelwaterstofhoudend gas voor zover niet
als kortdurende noodmaatregel toegepast zal staken
en gestaakt houden en voorts het fakkelen met
onvolledige verbranding (roetvorming) voor zover
niet als noodmaatregel toegepast te staken en
gestaakt te houden en hieromtrent te rapporteren;
(i) de in 2015 door de Dienst Maneho di Medio
Ambiente i Naturalesa (voormalige Milieudienst)
reeds ontvangen en nog te ontvangen (kwartaal)
rapportages door Refeneria Isla, onder meer betreffende het fakkelen van (zuur gas) die bij vergunning
verplicht moeten worden ingeleverd bij de Dienst
Maneho di Medio Ambiente i Naturalesa, aan eisers
ter beschikking te stellen.
(ii) hetgeen hiervoor onder (a), (b), (c) (d), (e), (f), (g),
(h) en (i) staat vermeld dient door het Land Curaao
te zijn voltooid binnen de daarvoor onder (a), (b),
(c), (d), (e), (f), (g), (h) en respectievelijk in (i)
genoemde termijnen, op straffe van verbeurte van
een dwangsom van ANG. 100.000,-- voor iedere dag
of ieder gedeelte van een dag dat zij met de nakoming van elk van deze termijnen geheel of gedeeltelijk- in gebreke blijft respectievelijk blijven, althans
een dwangsom in goede justitie vast te stellen;
(iii) Het Land Curacao te veroordelen in de kosten
van deze procedure, waaronder begrepen de kosten

46

van rechtskundige bijstand en de verschuldigde griffierechten, onder bepaling dat, indien de kosten van
het geding niet binnen tien dagen na de dag waarop
het vonnis aan gedaagden is betekend, zijn voldaan,
daarover vanaf de tiende dag de wettelijke rente verschuldigd is.
Subsidiair:
(iv) Een zodanig vonnis te wijzen als uw Gerecht in
goede justitie zal vermenen te behoren;
(v) Het Land te veroordelen in de kosten van deze
procedure, waaronder begrepen de kosten van
rechtskundige bijstand en de verschuldigde griffierechten, onder bepaling dat, indien de kosten van
het geding niet binnen tien dagen na de dag waarop
het vonnis aan gedaagden is betekend, zijn voldaan,
daarover vanaf de tiende dag de wettelijke rente verschuldigd is.
2.2. Aan deze verzoeken leggen eisers ten grondslag
dat gedaagde, door niet op te treden in de door hen
geschetste noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, jegens hen onrechtmatig handelt.
Daartoe voeren zij aan dat gedaagde op grond van
nationale en internationale normen de plicht heeft
haar inwoners te beschermen tegen gezondheidsrisicos, temeer in het geval deze levensbedreigend
zijn.
2.3. Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3. De beoordeling
3.1. Deze kortgedingprocedure is ingegeven door
een recentelijk ervaren sterke toename van hinder in
diverse vormen vanaf het terrein van de Isla. Deze
hinder wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de
uitstoot van gassen, en bestaat in de eerste plaats uit
stankoverlast. Waar de bovenmatige uitstoot van
gassen veroorzaakt wordt door het zogenoemde
affakkelen, bestaat de hinder voorts uit geluidoverlast en bij duisternis ook uit lichtoverlast. In het bijzonder wordt hinder ondervonden door de verspreiding bij deze uitstoot van een groene substantie, die zich hecht aan muren, tuinhekken, aircos,
autos, boten en andere objecten.
De vorderingen van eisers zijn tweeledig. In de eerste plaats beogen zij daarmee de meest ernstige vor-

doi: 10.5553/CJB/221132662016005001005 - Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Annotatie bij het vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Curaao d.d. 16 november 2015, zaaknr. KG 74136/2015

men van hinder weg te nemen, althans te beperken.


Omdat thans niet duidelijk is welke gezondheidsrisicos de stoffen in de uitgestoten gassen veroorzaken, dient daar volgens eisers voorts onderzoek naar
te worden verricht, waarna de bevolking terzake
afdoende kan worden genformeerd. Aldus beogen
eisers met de vorderingen in de tweede plaats ook
een betere voorlichting door de overheid over de
gezondheidsrisicos te bewerkstelligen.
3.2. Gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat zij
jegens eisers onrechtmatig handelt. Gegeven deze
betwisting, vereist de beantwoording van de vraag
naar de onrechtmatigheid van het handelen zijdens
gedaagde complex nader feitenonderzoek. Daartoe
leent de kortgedingprocedure zich evenwel niet,
gelet op haar aard en het spoedeisend karakter daarvan. De uitkomst van deze procedure mede in aanmerking genomen, ziet het Gerecht evenwel aanleiding om bij de beoordeling van de onderscheiden
vorderingen veronderstellenderwijs van de onrechtmatigheid van gedaagdes handelen in dezen uit te
gaan.

Onderzoek naar aard en samenstelling groene


substantie
3.3. Daags na de eerste behandeling ter zitting heeft
een overleg plaats gevonden tussen vertegenwoordigers van het ministerie van GMN, de SMOC, de
FCAE en de naamloze vennootschap EcoVision N.V.
(EcoVision). Uit een door deze partijen ondertekende verklaring valt af te leiden dat onder meer is
overeengekomen dat EcoVision in overleg met TNO
een representatief aantal monsters zal nemen op de
kortst mogelijke termijn om een versneld voorlopig
resultaat te krijgen wat betreft de samenstelling van
de groene stof door middel van een elementenanalyse en onderzoek naar de verhouding van de elementen en dat EcoVision uiterlijk binnen twee
maanden na ondertekening van de verklaring zal
rapporteren over de uitkomsten van dit onderzoek
aan gedaagde. Op 17 augustus 2015 heeft TNO op
basis van onderzoek van diverse soorten door EcoVision genomen monsters van de groene aanslag
afkomstig van vijf verschillende locaties een rapport
uitgebracht. Daarin is onder meer vermeld:

Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1 - doi:10.5553/CJB/221132662016005001005

Doel van dit onderzoek was om de elementsamenstelling van de groene aanslag te bepalen. Als zodanig kan
dit onderzoek gezien worden als een eerste fase van een
groter onderzoek waarin uiteindelijk dient bepaald te
worden waar de groene aanslag vandaan komt. Uit het
onderzoek kwam naar voren dat de groene aanslag
voornamelijk bestond uit de elementen koolstof, zuurstof, vanadium, nikkel, zwavel, natrium, calcium, silicium en aluminium. Met uitzondering van het Blue
Bay kleefmonster werden deze elementen in alle onderzochte monsters aangetroffen. Nader detail onderzoek
wees uit dat de samenstelling van de groene aanslag erg
heterogeen was ondanks de overeenkomsten in de element samenstelling. ()
Op basis van de aanwezigheid van de elementen vanadium, nikkel en zwavel en de bolvormige morfologie
van sommige aangetroffen deeltjes lijkt de groene aanslag mogelijk afkomstig van industrile bronnen (bijvoorbeeld vliegas afkomstig van de verbranding van
olie ()).
Het verdient daarom de aanbeveling bij nabijgelegen
industrile bronnen (bijvoorbeeld de BOO centrale en/
of de ISLA raffinaderij) stof af te vangen en de samenstelling van dit stof te vergelijken met de resultaten verkregen uit dit onderzoek. Dit stof zou bijvoorbeeld
direct bij de bron verzameld kunnen worden of nabij de
bron indirect uit de lucht op filters kunnen worden
bemonsterd. Verder bleek dat de groene aanslag sterk
heterogeen was in samenstelling en mogelijk als gevolg
van de tijd en omgevingsfactoren (temperatuur, vochtigheid) onderhevig is aan veranderingen in samenstelling, kleur en/of morfologie. Indien er daarom meer
duidelijkheid gewenst is over de exacte identiteit en
mogelijke oorsprong van de groene aanslag verdient het
de aanbeveling (1) eventuele veranderingen in de
samenstelling, kleur en morfologie van de aanslag vast
te leggen als functie van de tijd op een of meer locaties
op Curaao door middel van bemonstering op bijvoorbeeld perspex plaatjes of filters; en (2) de verschillende
componenten uit de groene aanslag van elkaar proberen te scheiden door middel van oplossen, filtreren en/of
centrifugeren en deze vervolgens te analyseren met
daarvoor geschikte technieken (bijvoorbeeld Rntgen

47

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Jurisprudentie

diffractie (XRD)) of inductief gekoppelde plasma massaspectrometrie (ICP-MS)).


3.4. Bij de behandeling ter zitting op 19 oktober
2015 is zijdens gedaagde te kennen gegeven dat zij
in de uitkomsten van voormeld rapport aanleiding
heeft gezien tot een aanvullend onderzoek naar de
verbindingen van de aangetroffen elementen. Het
betreft een technisch complex onderzoek, zodat,
alvorens de onderzoeksvragen richting TNO konden worden geformuleerd, verschillende stadia
dienden te worden doorlopen, zoals het benaderen
van diverse laboratoria. Op basis van de uiteindelijk
gestelde onderzoeksvragen, heeft TNO een offerte
uitgebracht, welke op 12 oktober 2015 door
gedaagde is ontvangen. In die offerte is vermeld dat
een onderzoek, als verzocht, omstreeks twee maanden in beslag zal nemen en dat de kosten daarvoor
27.000,- bedragen. Vervolgens is gezocht naar
middelen, waarmee deze kosten kunnen worden
voldaan. Deze zijn gevonden en het financieringsverzoek is inmiddels voorgelegd aan de daartoe geeigende instantie om te beoordelen of voldaan
wordt aan de comptabiliteitseisen. De verwachting
is dat die beoordeling binnen twee weken plaats
vindt, waarna het verzoek aan de Raad van Ministers
zal worden voorgelegd, aldus gedaagde. Het vorenstaande is door eisers niet gemotiveerd betwist.
Onder deze omstandigheden wordt binnen afzienbare termijn aan het verzoek van eisers tegemoet
gekomen, zodat aan de hierop gerichte vorderingen
het spoedeisend belang is komen te ontvallen.

Luchtmetingen
3.5. Op 7 juli 2015 heeft een Skype-overleg plaatsgevonden tussen mevrouw Constansia-Kook en de
heer Ras, beiden werkzaam bij het ministerie van
GMN, de heer Van Leeuwen, voorzitter van de
SMOC, en een drietal personen, werkzaam bij de
GGD Amsterdam, waarbij het uitvoeren van aanvullende luchtmetingen is besproken. Tijdens dat overleg hebben partijen de GGD Amsterdam verzocht
terzake haar visie te geven, hetgeen hij bij brief van
8 juli 2015 heeft gedaan. In die brief is onder meer
vermeld:

48

Het uitvoeren van luchtmetingen is immers een afweging van de praktische mogelijkheden (technisch en
financieel) en de potentieel verkregen informatie over de
luchtkwaliteit. In andere woorden, overal alles meten is
technisch en financieel niet mogelijk. Gezien de klachten, de (visueel) herkenbare problematiek (de rook uit
de schoorstenen en de groene aanslag) en de bekende
concentraties zwaveldioxide, fijnstof en benzeen, zijn de
vragen over aanvullende metingen niet onterecht.
Voorts is in dat rapport vermeld dat op basis van
een aantal gezondheidskundige en technische afwegingen de visie van de GGD is dat de mogelijke
emissies van een raffinaderij aanleiding geven om
aanvullend onderzoek te verrichten naar (1) vluchtige organische stoffen (VOS), (2) zware metalen
gebonden aan fijnstof (PM10) en (3) polycyclische
aromaten (PAK) gebonden aan fijnstof (PM10). De
onder (2) vermelde metingen vereisen een investering op een locatie met een bestaande meetbehuizing, zoals Kas Chikitu, van omstreeks 20.000,-.
Daarnaast bedragen de kosten voor de analyse in
een laboratorium omstreeks 1.000,- per maand.
De doorlooptijden zijn dusdanig, dat er in het meest
gunstige scenario in januari 2016 op Kas Chikitu
kan worden gestart. Datzelfde geldt voor de metingen, vermeld onder (3). Indien vanuit dezelfde locatie wordt gemeten, is de investering voor een tweede
apparaat niet nodig. Overigens is de voorgestelde
meetopzet eveneens voorgesteld aan het Nederlandse ministerie van Defensie om de luchtkwaliteit
in Julianadorp te meten, aldus deze brief.
3.6. Bij de behandeling ter zitting op 19 oktober
2015 is zijdens gedaagde te kennen gegeven dat de
opdracht om de desbetreffende metingen te verrichten aan GGD Amsterdam is verstrekt. Daarbij is
ervoor gekozen om de metingen vanuit de
bestaande meetstations te verrichten, zoals ook
door GGD Amsterdam is geadviseerd. In de maanden september en oktober 2015 hebben medewerkers van het ministerie van GMN in Nederland cursussen gevolgd op het gebied van de meest recente
meetmethoden voor stoffen in de lucht. Op
1 januari 2016 wordt met de metingen aangevangen, aldus gedaagde. Het vorenstaande is door eisers

doi: 10.5553/CJB/221132662016005001005 - Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Annotatie bij het vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Curaao d.d. 16 november 2015, zaaknr. KG 74136/2015

niet gemotiveerd betwist. Onder deze omstandigheden is aan de verzoeken van eisers tegemoet gekomen, zodat zij daarbij thans geen belang meer hebben.

Gezondheidsonderzoek
3.7. Bij brief van 20 augustus 2015 heeft de GGD
Amsterdam een offerte uitgebracht voor een haalbaarheidsstudie van een gezondheidsonderzoek in
Curacao. In die brief is vermeld dat indien de haalbaarheidsstudie tot de conclusie leidt dat gezondheidsonderzoek haalbaar is, in overleg een nader
onderzoeksplan moet worden uitgewerkt. De haalbaarheidsstudie omvat volgens die brief (1) een
inventarisatie van jaargemiddelde concentraties van
alle gemeten stoffen, (2) een inventarisatie van de
aannemelijke gezondheidseffecten ten gevolge van
de luchtverontreiniging door de Isla, (3) bepaling
welke gezondheidseffecten hieruit volgend kunnen
worden gemeten, op welke wijze, en wat hiervoor
de voorwaarden zijn, (4) een beschrijving van een
grove opzet voor een gezondheidsonderzoek onder
inwoners van Curacao naar de effecten van de luchtverontreiniging ten gevolge van de raffinaderij,
eventueel op basis van een door dr. Boersma in 2008
gedaan voorstel voor een gezondheidsonderzoek, in
het geval wordt geconcludeerd dat dat voorstel voldoende zeggingskracht heeft en technisch en logistiek uitvoerbaar is, en (5) een toetsing van de haalbaarheid en zeggingskracht van de uitvoering van
een gezondheidsonderzoek in de praktijk in Curacao. In die brief is voorts vermeld door welke deskundigen van welke instanties deze werkzaamheden zullen worden gecordineerd en uitgevoerd, dat
de kosten 9.784,- bedragen en dat de rapporten
twee maanden na aanvang van de werkzaamheden
wordt opgeleverd.
3.8. Tijdens de behandeling ter zitting op 19 oktober
2015 is zijdens gedaagde te kennen gegeven dat de
werkzaamheden, het literatuuronderzoek, in het
kader van de haalbaarheidsstudie reeds zijn aangevangen. Deze werkzaamheden worden gecordineerd en verricht door een team bestaande uit deskundigen van de GGD Amsterdam, het RIVM en het
Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS). Op

uitdrukkelijk verzoek van het ministerie van GMN


komt een delegatie van dat team in november op
werkbezoek naar Curacao. De vooruitzichten zijn
dat het onderzoek in december gereed is, en de rapporten daarvan in januari 2016, aldus gedaagde. Het
vorenstaande is door eisers niet gemotiveerd
betwist. Onder deze omstandigheden is aan het verzoek tegemoet gekomen, zodat eisers bij een veroordeling om daaraan te voldoen thans geen belang
hebben.

Ter beschikking stellen rapporten


3.9. Bij de behandeling ter zitting is zijdens gedaagde
naar voren gebracht dat zij weliswaar bereid is om
rapporten ter beschikking te stellen, maar dat wettelijke belemmeringen bestaan tegen het openbaar
maken van rapporten betreffende derden zonder
dat daartoe door deze derden toestemming wordt
gegeven. Indien die toestemming van betrokkenen,
in dit geval n van de op het Isla-terrein gevestigde
industrien, achterwege blijft, is gedaagde in zoverre
gebonden. Het vorenstaande is door eisers niet
gemotiveerd betwist. Deze omstandigheden staan in
zoverre aan toewijzing van de vordering in de weg.

Voorlichting
3.10. Voorafgaand aan de behandeling ter zitting op
19 oktober 2015 is zijdens gedaagde een concept
voor een voorlichtingsbrochure voor het publiek
met betrekking tot de groene substantie overgelegd.
Daarin wordt een toelichting gegeven omtrent de
herkomst, de samenstelling, de gezondheidsrisicos
van en de omgang met die substantie. Tijdens de
behandeling ter zitting op 19 oktober 2015 is zijdens gedaagde onbetwist gesteld dat zij voornemens
is geweest dat concept aan eisers ter bespreking
voor te leggen, zoals eerder was afgesproken, alvorens de brochure onder de desbetreffende bewoners
te verspreiden. In aanmerking genomen dat eisers
thans te kennen hebben gegeven geen prijs meer te
stellen op overleg, staat niets aan de verspreiding
van die brochure in de weg. Gelet hierop zal binnen
afzienbare termijn aan het verzoek van eisers worden tegemoet gekomen, zodat zij bij toewijzing van

Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1 - doi:10.5553/CJB/221132662016005001005

49

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Jurisprudentie

hun daarop gerichte vordering geen spoedeisend


belang meer hebben.
3.11. In de folder is geen definitieve conclusie gegeven omtrent de gezondheidsrisicos van de groene
substantie. Dat wordt in die folder aldus toegelicht,
dat nader onderzoek naar de verbindingen van nikkel en vanadium in die substantie noodzakelijk is
om de gezondheidsrisicos beter in kaart te brengen
en dat dit onderzoek ook zal worden verricht. Zoals
hiervoor onder 3.4. is overwogen, zijn thans vergevorderde stappen daartoe genomen. Eerst nadat
nader onderzoek naar de samenstelling van de desbetreffende elementen is gedaan, kan daarover
informatie aan het publiek worden verstrekt. Deze
omstandigheden staan aan toewijzing van het verzoek in de weg. Daarbij neemt het Gerecht mede in
aanmerking dat zijdens gedaagde is toegezegd dat
deze nadere informatie te zijner tijd aan het publiek
zal worden verstrekt. Het Gerecht ziet geen reden
om aan te nemen dat gedaagde de aldus gedane toezegging niet zal nakomen.

Schoonmaak
3.12. Voor de toewijsbaarheid van deze vordering, is
het aan eisers om te onderbouwen en nader te motiveren dat en waarom gedaagde aansprakelijk is voor
de uitstoot door de desbetreffende bedrijven van
gassen die de groene substantie veroorzaken. Hun
stelling in dit verband dat gedaagde als aandeelhouder van de naamloze vennootschap Refeneria di
Krsou N.V. (RdK) en omdat zij, middels RdK, alle
aandelen in eigendom heeft van de naamloze vennootschap Curaao Utilities Company N.V. (CUC),
inspraak heeft in de productieprocessen van die
bedrijven, is door gedaagde gemotiveerd betwist.
Aldus is door eisers niet aannemelijk gemaakt dat
gedaagde terzake verantwoordelijk en aansprakelijk
is. Reeds om deze reden is de vordering niet toewijsbaar. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat de
enkele omstandigheid dat gedaagde wellicht niet
voortvarend genoeg tegen de veroorzaker(s) van de
overlast optreedt, haar nog niet schadeplichtig
maakt.

50

Inspecties Isla-terrein
3.13. Bij de behandeling ter zitting is zijdens
gedaagde te kennen gegeven dat volgens een inspectieschema periodiek inspecties worden gehouden
op het Isla-terrein, zowel aangekondigd, als onaangekondigd. Deze inspecties vinden plaats in het
kader van de handhaving van de hindervergunningen van de Isla en CUC, dan wel op basis van ontvangen klachten over geluid, stank, fakkelen, roet en
uitstoot van andere stoffen. Van deze inspecties
worden rapporten opgesteld, welke vervolgens aan
de desbetreffende industrien ter reactie worden
voorgelegd. In dit kader worden met de drie bedrijven op het terrein, de Isla, Aqualectra en de naamloze vennootschap Curaao Refinery Utilities N.V
(CRU), tevens gesprekken gevoerd, waarbij de
mogelijke oplossingen voor de geconstateerde
gebreken worden besproken en binnen welke termijn deze kunnen worden gerealiseerd. Zo bestaan
problemen met de sulfur recovery unit, waar het
het verwerken van sour gas betreft. Omdat de oorzaak van de problemen met die installatie niet
gemakkelijk is te achterhalen, worden daarnaar
thans diverse onderzoeken verricht en tests gedaan.
Ditzelfde geldt voor de sour water stripper. Ook
ten behoeve van de verbetering van de werking van
die installatie zijn diverse tests gedaan, waarbij telkens omstandigheden worden aangepast, om de
oorzaak van de problemen te achterhalen. Deze
voorbeelden geven weer, dat zijdens het ministerie
van GMN, in samenwerking met de desbetreffende
bedrijven, daadwerkelijk wordt gewerkt aan oplossingen voor de aan installaties geconstateerde gebreken, aldus gedaagde. Het vorenstaande is door eisers
niet gemotiveerd betwist. Onder deze omstandigheden is aan het verzoek tegemoet gekomen, zodat
eisers geen belang bij hun vordering hebben.

Beperken fakkelen
3.14. Tijdens de behandeling ter zitting op 19 oktober 2015 is zijdens gedaagde toegelicht dat thans
een proces van verbetering gaande is, dat als resultaat zal hebben dat de hinder aanzienlijk zal afnemen. Nadat gedurende een periode van drie jaar
werkzaamheden hebben plaatsgevonden, is nu de

doi: 10.5553/CJB/221132662016005001005 - Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Annotatie bij het vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Curaao d.d. 16 november 2015, zaaknr. KG 74136/2015

afrondende fase bereikt, om per december a.s. een


nieuwe compressor op het Isla-terrein operationeel
te hebben. Met deze compressor kan het gas effectiever worden samengeperst, zodat minder overdruk in de pijpen ontstaat, waardoor minder
behoeft te worden gefakkeld. Het fakkelen dient
immers ter voorkoming van een te hoge overdruk.
Indien deze compressor in werking is, zullen op het
terrein twee werkzame compressoren aanwezig
zijn, waarbij de oude compressor zal worden gereviseerd, aldus gedaagde. Voorts wordt thans ook
gewerkt aan gebreken aan andere installaties, zoals
hiervoor onder 3.13. is overwogen, waarvan het herstel tevens zal leiden tot een afname van de hinder.
Eisers hebben het vorenstaande niet gemotiveerd
betwist. Onder deze omstandigheden zal naar redelijke verwachting binnen afzienbare termijn aan het
verzoek van eisers worden tegemoet gekomen.
Wegens het ontbreken van een spoedeisend belang
ligt ook deze vordering voor afwijzing gereed.
3.15. Voorts is tijdens de behandeling ter zitting op
19 oktober 2015 zijdens gedaagde toegelicht dat het
fakkelen in bepaalde gevallen als noodmaatregel
dient te worden toegepast, om een overmatige druk
en daaruit voortvloeiend ontploffingsgevaar te
voorkomen. Onder deze omstandigheden valt de
afweging tussen aspecten van veiligheid en de door
het fakkelen te ondervinden hinder ten gunste van
het eerste uit, aldus gedaagde. Het vorenstaande is
door eisers slechts in algemene bewoordingen
betwist. Gelet hierop en in aanmerking genomen de
discretionaire bevoegdheid die in dezen aan het desbetreffende bestuursorgaan toekomt, is het verzoek
in zoverre niet toewijsbaar. Daarbij neemt het
Gerecht mede in aanmerking dat sluiting van de raffinaderij uitdrukkelijk niet de insteek van eisers is in
deze kortgedingprocedure, hetgeen overigens ook
de grenzen van een zodanige procedure te buiten
gaat.

Inzage kwartaalrapporten
3.16. Bij de behandeling ter zitting op 19 oktober
2015 is zijdens gedaagde te kennen gegeven dat aan
de heer Van Leeuwen van SMOC inzage is gegeven
in de desbetreffende rapporten van het eerste en

tweede kwartaal van 2015, hetgeen door hem is


bevestigd. Gelet hierop, is aan het verzoek tegemoet
gekomen, zodat een veroordeling daartoe niet meer
op zijn plaats is.

Slotoverweging
3.17. Weliswaar leidt het vorenoverwogene tot
afwijzing van de verzoeken van eisers, maar dit
komt doordat de wensen van eisers in de loop van
de procedure grotendeels zijn ingewilligd, terwijl
gedaagde voorts goed op koers ligt bij de invoering
van maatregelen die uiteindelijk moeten leiden tot
het terugbrengen van de overlast tot aanvaardbare
proporties. Door gedaagde zijn in de loop van de
procedure ook diverse stappen gezet waar het gaat
om het geven van voorlichting aan eisers en andere
betrokkenen over gezondheidsaspecten, alsmede
over de inspanningen die zijdens het ministerie van
GMN, al dan niet in samenwerking met de desbetreffende bedrijven, worden betracht ter vermindering van hinder. Daaraan schortte het tot dusver, zo
kan aan eisers worden toegegeven.
Met betrekking tot de punten waar aan de wensen
van eisers niet, nog niet of niet geheel is tegemoet
gekomen, dient bedacht te worden dat aan de overheid in beginsel de vrijheid toekomt om, rekening
houdende met alle betrokken belangen, alsmede
met haar mogelijkheden, haar eigen koers uit te stippelen. De rechterlijke controle hierop dient marginaal te zijn. Daarbij verdient opmerking dat de
mogelijkheden van een overheid in een kleinschalige samenleving beperkter, soms aanmerkelijk
beperkter, zijn dan die van overheden in grotere
economien. Dit heeft tot gevolg dat de elders aangelegde meetlat van overheidsverantwoordelijkheid
hier niet zonder meer past. Dit laatste geldt onverminderd met betrekking tot het streven naar een
optimale gezondheidszorg, hoe hoogwaardig ook.
Geconstateerd mag worden dat de tot nu toe door
eisers bereikte resultaten onmiskenbaar het gevolg
zijn van goed overleg tussen partijen. Het is daarom
betreurenswaardig dat eisers dit pad van overleg
niet verder wensen te volgen. Dat eisers hebben
afgezien van nader overleg, betekent vanzelfspre-

Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1 - doi:10.5553/CJB/221132662016005001005

51

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Jurisprudentie

kend niet dat het gedaagde nu vrijstaat de ingeslagen


koers niet verder te vervolgen.
3.18. Voor een proceskostenveroordeling van eisers
is, ondanks de afwijzende beslissingen, geen plaats
omdat dit kort geding heeft bewerkstelligd wat zonder dien niet mogelijk is gebleken.

4. De beslissing
Het Gerecht:
wijst het gevorderde af.

Noot
1. De vervuiling die olieraffinage en verwante activiteiten meebrengen is al vele decennia een groot probleem. Dat wordt ook door de raffinaderij in Curaao erkend. Wij zitten in het digestieve systeem van
de bevolking. Door wat zij eten en door wat zij uit
onze schoorstenen inademen, aldus onderdirecteur
Pedro Jimnez tijdens de viering van het feit dat
PdVSA twintig jaar daarvoor de exploitatie van de
raffinaderij van Shell had overgenomen (Amigoe,
3 oktober 2005). Er is in de loop der decennia vele
malen onderzoek gedaan, maar tot een structurele
verbetering heeft dit niet geleid. Zo heeft longarts
dr. C.J.J. Westerman in de periode 1973-1977 onderzoek verricht op Curaao naar chronische niet-specifieke longziekten. Hij is daarop in 1977 gepromoveerd: Chronic Non-Specific Lung Disease in Curaao
(Rijksuniversiteit Groningen). In een later rapport
stelt hij:
De woongebieden () waar de meetpunten
zich bevinden worden verontreinigd door de
raffinaderij-emissies, met name hoge SO4-concentraties. Het is ongetwijfeld zeer goed mogelijk dat er aangrenzende buurten zijn waar nog
hogere concentraties voorkomen. Als men de
gegevens uit het herziene werk van Ferris
(1978) betreffende de effecten van de luchtverontreiniging beschouwt, kan gesteld worden
dat de SO2-, TSP- en SO4-concentraties onder
de rook van de raffinaderij schadelijk zijn voor

52

de gezondheid. De SO2-, TSP- en SO4-concentraties kunnen de vele gevallen van ziekte verklaren, welke voorkomen in het getroffen
gebied.
In een rapport van de Dienst Centraal Milieubeheer
Rijnmond uit 1983 wordt aanbevolen dat er op
korte termijn een verbod moet komen om gedurende langere tijd gas via de fakkel af te laten. Nu,
dertig jaar later, is het probleem nog steeds niet
opgelost. De stichting Schoon Milieu Op Curaao
(SMOC) ageert al jaren tegen de overlast vanaf het
Isla-terrein en heeft samen met anderen diverse
gerechtelijke procedures gevoerd, die tot op heden
echter weinig resultaat hebben opgeleverd (zie voor
een overzicht de noot onder GHvJ 28 mei 2012 in
Caribisch Juristenblad 2012, nr. 3, p. 161-164).
2. In deze civiele procedure in kort geding komen de
stichtingen Foundation Clean Air Everywhere Curaao (FCAE) en SMOC samen met een aantal particulieren (opnieuw) op tegen diverse vormen van overlast vanaf het terrein van de Isla-raffinaderij, zoals
stankoverlast, geluidsoverlast en lichtoverlast en in
het bijzonder de uitstoot van een groene substantie
die zich hecht aan muren, tuinhekken, aircos,
autos, boten en andere objecten, waarvan vermoed
wordt dat deze zeer schadelijk is voor de volksgezondheid. In deze procedure wordt door eisers aangevoerd dat de artikelen 2 (recht op leven), 8 (recht
op een veilige leefomgeving) en 10 (recht om genformeerd te worden over milieugevaarlijke situaties)
van het Europees Verdrag tot bescherming van de
Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM) geschonden worden. Door de Curaaose
overheid wordt gesteld dat (nader) onderzoek is
geboden. In de onderhavige procedure is door de
kortgedingrechter getracht partijen met elkaar in
gesprek te brengen om dit onderzoek in gezamenlijk overleg te doen uitvoeren. Hoewel dit overleg
aanvankelijk tot resultaten leek te leiden, besloten
eisers er na enige rondes uit te stappen. Er hebben
vijf overlegsessies plaatsgevonden waarbij diverse
afspraken en toezeggingen zijn gedaan, die in de
notulen zijn vastgelegd, maar dat alles heeft volgens
eisers tot niets geleid. Zij vroegen de rechter uitein-

doi: 10.5553/CJB/221132662016005001005 - Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Annotatie bij het vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Curaao d.d. 16 november 2015, zaaknr. KG 74136/2015

delijk vonnis te wijzen. De rechter wijst de vorderingen van eisers vervolgens af omdat de Curaaose
overheid volgens hem goed op koers ligt bij de
invoering van maatregelen die uiteindelijk moeten
leiden tot het terugbrengen van de overlast tot aanvaardbare proporties. Hij weigert de overheid een
termijn te stellen, zoals door eisers was gevraagd.
Hierna gaan wij allereerst in op feiten die ten grondslag zijn gelegd aan de verzoeken van eisers. Vervolgens worden de mensenrechten die hier in het
geding zijn onder de loep genomen. Daarna wordt
apart aandacht besteed aan het spoedeisende belang
in dit kort geding en tot slot volg een conclusie.
3. Feiten
Het vonnis is uiterst summier en selectief in de
weergave van de feiten, waarop de verzoeken van
eisers zijn gebaseerd en die overigens voor een groot
deel reeds in eerdere procedures in rechte zijn vastgesteld. Met name de feiten die niet zijn vermeld
zeggen iets over de urgentie van de zaak.
Ten aanzien van de groene substantie worden passages aangehaald uit het rapport dat TNO op
17 augustus 2015 heeft opgemaakt. Daarin is te
lezen dat in de groene aanslag koolstof, vanadium,
nikkel, zwavel, natrium, calcium, silicium en aluminium is aangetroffen. Niet vermeld is onder meer
dat de groene aanslag er al een jaar geleden zat en
dat daar al die tijd door de overheid geen actie op is
ondernomen, noch dat onder andere de nikkelverbindingen en vanadiumverbindingen kankerverwekkend zijn (zoals in de literatuur gedetailleerd is
omschreven) en dat de aanslag zich verspreidt door
middel van minuscule druppeltjes, die door de
omwonenden van het Isla-terrein tot diep in de longen wordt ingeademd. Met het weglaten van deze
feiten wordt de urgentie van het onderzoek miskend. Door de overheid is wel toegezegd een brochure onder de bewoners te verspreiden met betrekking tot de groene substantie, maar over de samenstelling daarvan wordt daarin geen informatie verstrekt, omdat het onderzoek daarnaar nog niet
gereed is.
Ten aanzien van de luchtmetingen wordt een brief
van de GGD Amsterdam aangehaald waarin is te
lezen dat vragen over aanvullende metingen niet onterecht

zijn. Onvermeld blijft dat het Gemeenschappelijk


Hof van Justitie reeds in 2007 heeft geoordeeld: niet
onaannemelijk is dan ook dat Isla met het flaren
zodanige normoverschrijdende piekbelastingen van
het gezondheid- en levensbedreigend fijnstof veroorzaakt, dat haar ook reeds uit dien hoofde
onrechtmatig handelen kan worden verweten
(GHvJ 30 oktober 2007, ECLI:NL:OGHNAA:
2007:BJ7611) en in 2010: dat een eigen bijdrage
zwaveldioxide van Isla van meer dan 80 mg per m3
als jaargemiddelde onrechtmatig is (GHvJ 12
januari 2010, ECLI:NL:OGHNAA:2010:BK9395). In
2010 zijn door de Curaaose overheid meetstations
opgezet: in 2013 werd 150 mg per m3 gemeten en in
2014 170 mg per m3. Waarom er dan aanvullende
metingen nodig zijn blijft onduidelijk. Wat het fakkelen betreft wordt in het vonnis gewezen op een
nieuwe compressor die in december 2015 gereed
zou zijn. Omdat naar redelijke verwachting van het
Gerecht binnen afzienbare tijd aan het verzoek van
eisers op dit punt tegemoet zal worden gekomen
ligt ook deze vordering voor afwijzing gereed, aldus
het Gerecht. Op 28 november 2015 was Isla door
een storing echter alweer gedwongen tot affakkelen,
waardoor een enorme overlast ontstond voor de
bewoners ten westen van het Isla-terrein. Maar bij
de beoordeling van zon situatie komt de overheid,
volgens de rechter, discretionaire bevoegdheid toe.
Ten aanzien van het gezondheidsonderzoek wordt
gewezen op een offerte die de GGD Amsterdam in
augustus 2015 heeft uitgebracht. De resultaten daarvan werden in januari 2016 verwacht, maar waren
eind van die maand (nog) niet beschikbaar. Onvermeld blijft dat het Gerecht onder meer uit eigen
onderzoek ter plaatse op 15 september 2015 reeds
de urgentie van dit gezondheidsonderzoek is gebleken. Tijdens de descente kwamen diverse gedupeerde mensen aan het woord. Zonder uitzondering
noemen de inwoners van het getroffen gebied onder
meer continue klachten als hoofdpijn, rode en tranende ogen, hoest, benauwdheid en astma. De rechter heeft de overheid gevraagd om aan de klachten
van deze mensen aandacht te besteden, maar de
overheid heeft niets gedaan. Gelet op de urgentie
zou het niet misstaan hebben als aan een (zo nodig

Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1 - doi:10.5553/CJB/221132662016005001005

53

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Jurisprudentie

geanonimiseerde) rapportage van het gezondheidsonderzoek een termijn was verbonden.


Ten aanzien van de inspecties op het Isla-terrein was
door eisers bij akte van eiswijziging verzocht door
Dienst Maneho di Medio Ambiente i Naturalesa de
installaties op het Isla-terrein, die bijdragen aan de
ernstig toegenomen stankoverlast, waaronder de
Final Oil Catchers, de Sour Water Stripper en de
SRU-installaties, te laten inspecteren alsmede het
gebruik van de fakkels te inspecteren en te toetsen
aan de aan de raffinaderij verleende Hindervergunning, en hieromtrent te rapporteren. In het vonnis
wordt opgemerkt dat er inspecties worden gehouden, dat daarvan rapporten worden opgesteld en dat
er volgens de overheid wordt gewerkt aan oplossingen voor de aan installaties geconstateerde gebreken. Hiermee is volgens het Gerecht voldoende
tegemoetgekomen aan het verzoek van eisers.
4. Mensenrechten
In hun verzoekschrift doen eisers een uitdrukkelijk
beroep op het EVRM, in het bijzonder op artikel 2
(recht op leven), 8 (recht op een veilige leefomgeving) en 10 (recht op informatie). Opmerkelijk is dat
in het vonnis volstrekt voorbij wordt gegaan aan
deze fundamentele rechten. Het EVRM wordt door
het Gerecht niets eens genoemd, hoewel eisers met
verwijzing naar de relevantie jurisprudentie zorgvuldig hebben onderbouwd in welke zin er strijd
zou zijn met de genoemde artikelen. Hoewel aan
een vonnis in kort geding minder hoge eisen worden gesteld, schiet het op dit punt duidelijk tekort.
Artikel 2 EVRM garandeert het recht op leven. Dit
betreft een absoluut recht in het kader waarvan de
overheid geen discretionaire bevoegdheid (margin of
appreciation) toekomt. Eisers voerden aan dat het
recht op leven de positieve verplichting voor de
overheid bevat om het leven van burgers te beschermen in specifiek het domein van de volksgezondheid en ten aanzien van gevaarlijke activiteiten
(EHRM 1 maart 2005, nr. 69869/01, AB 2006, 274,
Bone t. Frankrijk). Hoewel de hier genoemde positieve
verplichting niet betekent dat de overheid aan iedere
burger in elke mogelijke situatie een absoluut
niveau van veiligheid moet bieden, houdt die verplichting wel minstens in dat de overheid de meest

54

elementaire veiligheidsmaatregelen treft (EHRM 15


december 2009, nr. 4314/02, AB 2010, 292, Kalender.
t. Turkije). Gelet op de fysieke, feitelijke status van de
raffinaderij Isla en de BOO-centrale voldoen die volgens eisers in het geheel niet aan de laatste stand van
de techniek ter bescherming van burgers tegen milieuvervuiling. De overheid heeft hierop volgens
eisers als publieke entiteit alsook als private eigenaar
directe invloed, maar grijpt die mogelijkheid niet
aan om haar burgers te beschermen ten behoeve
van het recht op leven. Ter vergelijking wijzen eisers
in dit verband op de zaak Kolyandenko (EHRM
28 februari 2012, AB 2012, 314) waarin een schending van het recht op leven is aangenomen. Het
betrof hier een overstroming in Rusland na het
lozen van water uit het nabijgelegen reservoir, naar
aanleiding waarvan het water doordrong in de
appartementen van klagers en ternauwernood hun
levens zijn gered. Bij het EHRM klaagden de bewoners dat artikel 2 EVRM is geschonden doordat de
autoriteiten zonder voorafgaande waarschuwing
water hebben geloosd en het kanaal niet hebben
onderhouden. Deze zaak is naar de mening van
eisers vergelijkbaar met wat zich nu in Curaao
voordoet. Ook de Curaaose overheid is al meermalen gewaarschuwd noodzakelijke maatregelen te
treffen om de milieu- en gezondheidsproblemen te
beperken. Maar zij geeft (al jaren) niet thuis en informeert ook haar burgers niet. Kortom, de Curaaose
overheid schendt haar positieve verplichtingen
voortvloeiend uit artikel 2 EVRM. Wij wijzen daarbij
bovendien op de uit dit artikel voortvloeiende verplichting om niet alleen wetgeving en bestuurlijke
condities in het leven te roepen om bedreigingen
van het recht op leven tegen te gaan, maar ook om
preventieve operationele maatregelen te nemen om
personen te beschermen wier leven gevaar loopt
door (criminele) daden van andere personen (EHRM
7 oktober 2010, nr. 12773/03, Pankov t. Bulgarije en
EHRM 11 april 2011, nr. 25732/05, Krivova t.
Oekrane).
Artikel 8 EVRM beschermt het recht op lichamelijke
en geestelijke integriteit en het recht op eerbiediging
van de woning en de positieve verplichting van de
overheid om haar burgers te beschermen tegen

doi: 10.5553/CJB/221132662016005001005 - Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Annotatie bij het vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Curaao d.d. 16 november 2015, zaaknr. KG 74136/2015

milieu- en gezondheidsrisicos. Hoewel de overheid


bij de toepassing van dit verdragsartikel enige margin
of appreciation toekomt, neemt de mate van beleidsen beoordelingsvrijheid sterk af wanneer de belangenaantasting groter is. Naar de mening van eisers
doet precies die situatie zich hier voor, zodat de
overheid zich niet op die beleids- en beoordelingsvrijheid kan beroepen. Overigens, voor zover die
vrijheid al aan de orde zou zijn, houdt die in de eerste plaats in dat de overheid een belangenafweging
maakt en die ook kenbaar maakt. Maar tot op heden
heeft de Curaaose overheid nog helemaal niets van
zich laten horen en ook niets ondernomen. In een
reeks van uitspraken komt het EHRM op basis van
dit artikel telkens tot het oordeel dat een eventueel
economisch belang niet opweegt tegen het recht op
eerbiediging van woning en het recht op eerbiediging van de lichamelijke en geestelijke integriteit.
Dit recht betreft niet alleen de fysieke ruimte, maar
ook het recht op het rustig genot daarvan (EHRM
2 november 2006, AB 2008, 23, Giacomelli t. Itali).
Het EHRM heeft nadrukkelijk geoordeeld dat dit
recht op wonen onder meer bescherming biedt
tegen geluidsoverlast, stank of uitstoot van gevaarlijke stoffen. Niet ter discussie staat volgens eisers
dat de uitstoot van gevaarlijke stoffen door Isla ver
boven alle geldende, internationale normen uitstijgt.
Vast staat dan ook volgens hen dat de overheid de
waarborgen van artikel 8 EVRM jegens de inwoners
van Curaao schendt. In dat verband wijzen eisers
ook op het voorzorgsbeginsel. Dit beginsel houdt in
dat de afwezigheid van zekerheid over het intreden
van milieuschade gelet op wetenschappelijke en
technische kennis op een bepaald moment niet kan
rechtvaardigen dat een staat effectieve en proportionele maatregelen nalaat die zijn gericht op het voorkomen van ernstige en onomkeerbare milieuschade
(EHRM 27 januari 2009, AB 2009, 285, Tatar t. Roemeni). Het beginsel maakt volgens eisers in dit geval
dat de overheid zich niet kan verschuilen achter de
stelling dat zij niet weet in hoeverre de huidige
groene aanslag en andere milieuvervuiling schadelijk is voor de gezondheid van de burgers. De hoeveelheid deskundigenrapporten die beschikbaar zijn
over de uitstoot en de verontrustende conclusies die

daarin zijn opgenomen kunnen dus voor de overheid geen argument zijn om niets te hoeven ondernemen. Zelfs al zou er onduidelijkheid zijn over de
mogelijke negatieve gevolgen van de uitstoot, dan is
er nog steeds alle reden om (preventieve) maatregelen te nemen. Eisers wijzen er terecht op dat artikel 8
EVRM daartoe verplicht.
Artikel 10 EVRM ziet op de vrijheid van meningsuitting. Deze omvat niet alleen de vrijheid om een
mening te koesteren, maar ook de vrijheid om
inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken en het recht om door de overheid te worden genformeerd over milieugevaarlijke situaties
(EHRM 19 februari 1998, nr. 116/1996/735/932,
Guerra. t. Itali). Volgens eisers schendt de Curaaose
overheid dit recht momenteel, omdat zij geen
enkele informatie aan haar inwoners geeft over de
overschrijding van milieunormen, terwijl daar alle
reden toe is. De uitstoot van onder meer zwaveldioxide (SO2) is in strijd met de hiervoor geldende
internationale normen. Het EHRM hanteert bij de
beoordeling van de vraag of de luchtkwaliteit in
overeenstemming is met de hiervoor geschetste
mensenrechten voor de immissie van SO2-normen
van de World Health Organization (WHO). Isla zit
daar stelselmatig ver boven. Uit een rapport van
Ecorys uit 2005, dat door het Gemeenschappelijk
Hof van Justitie wordt aangehaald, blijkt dat er jaarlijks minimaal achttien vroegtijdige doden zijn te
betreuren als gevolg van de uitstoot van Isla en duizenden mensen extra een beroep doen op de
gezondheidszorg (GHvJ 30 oktober 2007,
ECLI:NL:OGHNAA:2007:BJ7611).
Eisers concluderen dan ook dat hun fundamentele
rechten en die van vele duizenden anderen in het
geding zijn en stellen vast dat de overheid tot op
heden ten onrechte niets onderneemt ter voorkoming of (minstens) ter vermindering van de schade
die zij ondervinden. Het onderhavige kortgedingvonnis gaat ten onrechte op geen van deze punten
in.
5. Spoedeisend belang
Een kort geding biedt de mogelijkheid om in een
spoedeisende zaak waarin, gelet op de belangen van
partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad

Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1 - doi:10.5553/CJB/221132662016005001005

55

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Jurisprudentie

wordt vereist, op korte termijn een beslissing bij


voorraad te verkrijgen (art. 226 lid 1 Rv). In de regel
wordt van de eisende partij verwacht dat deze snel
handelt als hij een onaanvaardbare situatie constateert, zijn wederpartij een sommatie stuurt met een
termijn, en dat hij kort na het verstrijken van die termijn zijn verzoek om een voorlopige voorziening
indient. Is in een geval sprake van een niet voor de
hand liggend tijdsverloop, dat de vraag oproept
waarom eiser dat niet eerder heeft gedaan, dan moet
eiser daarvoor een rechtvaardiging kunnen geven.
In de regel zal tijdsverloop het spoedeisend belang
aan een vordering in kort geding ontnemen, maar
het omgekeerde is ook denkbaar, bijvoorbeeld wanneer geringe overlast sluipenderwijs ernstiger vormen begint aan te nemen. In de onderhavige zaak is
(wat sommige vorderingen betreft) sprake van een
(langdurige) voortgaande inbreuk, in het bijzonder
wat betreft de genoemde fundamentele rechten.
Alle vorderingen van eisers worden afgewezen. Dat
gebeurt op verschillende gronden: (i) geen spoedeisend belang bij de vordering (affakkelen); (ii) het
spoedeisend belang is aan de vordering komen te
ontvallen (onderzoek groene substantie, voorlichting); (iii) eisers hebben thans geen belang meer bij
de vordering (inspecties Isla-terrein, luchtmetingen,
gezondheidsonderzoek); (iv) de vordering is niet
toewijsbaar omdat de aansprakelijkheid van het
Land niet vaststaat (schoonmaak); (v) er staan
omstandigheden aan toewijzing van de vordering in
de weg (ter beschikking stellen rapporten van derden waarvoor geen toestemming is gegeven); (v) de
belangenafweging valt ten gunste van het Land uit,
in aanmerking genomen de discretionaire bevoegdheid van het desbetreffende bestuursorgaan (affakkelen); en (vii) er is aan de vordering tegemoetgekomen (inzage kwartaalrapportages).
Hiervoor is aangegeven dat belangrijke feiten in het
vonnis niet zijn vermeld. Deze feiten hadden expliciet in een belangenafweging behoren te worden
betrokken, tezamen met de ernst en de duur van de
schending van het EVRM en de jarenlange passieve
houding van het Land. In het vonnis zijn de belangrijkste vorderingen in feite nogal losjes afgewezen:
het Land heeft toezeggingen gedaan, wat stapjes

56

gezet en ligt, zoals al gezegd, in de optiek van de


rechter inmiddels goed op koers. Tegen de achtergrond van alle relevante feiten en omstandigheden
in deze zaak is de uitkomst niet goed te begrijpen.
De lat voor overheidsverantwoordelijkheid wordt
voor een overheid die jarenlang ernstig in gebreke is
gebleven en op basis van al jaren beschikbare informatie had behoren te handelen, wel erg laag gelegd.
Dat de bewoners onder de rook een spoedeisend
belang hebben en houden bij een overheid die
voortvarend en adequaat optreedt is evident. Het
lukt nagenoeg niet dat in rechte af te dwingen.
6. Pokopoko-beginsel
Het Land mag dan goed op koers liggen, dat is geen
koers die de ernstige schendingen van het EVRM op
korte termijn tot een einde zal brengen dan wel in
ernst zal doen afnemen. Dat volgt uit een (andere)
opmerkelijke overweging in het vonnis, namelijk
dat de mogelijkheden van een overheid in een kleinschalige samenleving beperkter, soms aanzienlijk
beperkter zijn dan die van de overheden in grotere
economien. Dit heeft, zo blijkt uit het vonnis, tot
gevolg dat de elders aangelegde meetlat van overheidsverantwoordelijkheid hier niet zonder meer
past. Welke meetlat dan wel past wordt in het midden gelaten. Daarmee dreigt de toetsing een enigszins arbitrair karakter te krijgen.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de
maatstaven die in de laatste decennia in Nederland
ten aanzien van overheidsgedrag ontwikkeld zijn,
kunnen niet zonder meer in het Caribisch deel van
het Koninkrijk worden aangelegd. Dit uitgangspunt
staat bekend als het pokopoko-beginsel (J. Sybesma,
Huldigt het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van
de Nederlandse Antillen en Aruba het pokopokobeginsel?, TAR-Justicia 2000, nr. 3, p. 192-203). Dit
betekent niet dat er geen grenzen kunnen worden
gesteld aan de vrijheid die de overheid in beginsel
heeft om, rekening houdend met alle betrokken
belangen, alsmede haar mogelijkheden, haar eigen
koers uit te stippelen. Een van die grenzen betreft de
verplichting tot naleving van het EVRM. Door jarenlang een zo goed als passieve houding aan te nemen,
verzoeken en sommaties te negeren, en zo goed als
elke mogelijkheid ongebruikt te laten om maatrege-

doi: 10.5553/CJB/221132662016005001005 - Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor University of Curacao

Annotatie bij de (tussen)beschikkingen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaao en Sint Maarten en van Bonaire,
Sint Eustatius en Saba d.d. 7 augustus 2015, het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, St. Eustatius en Saba d.d. 28 augustus 2015,
KG 31/2015 en het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, St. Eustatius en Saba d.d. 8 september 2015, KG 31/2015

len tot verbetering te treffen, heeft de overheid haar


taak zwaar verzaakt. Dat de overheid daardoor
onrechtmatig jegens de bewoners heeft gehandeld
staat daarmee vast. Dat heeft verder weinig te
maken met de vraag welke (hoge of lagere) meetlat
in een samenleving als Curaao dient te worden
gehanteerd. Er zijn vast verklaringen voor deze houding van de overheid, maar een verklaring is nog
geen rechtvaardiging. Tegen die achtergrond is het
niet goed te begrijpen waarom het vonnis op dit
punt zo mager is gemotiveerd.
7. In verschillende opzichten pleegt men op Curaao wat luchtiger ofwel nonchalanter met risicos
c.q. gevaren om te springen dan in Nederland, zo
constateert C.J.M. Klaassen in haar oratie Antilliaanse
normen, Nederlandse waarden (Curaao, 11 mei 2010).

Maar zij laat daar direct op volgen dat hetgeen alhier


maatschappelijk niet ongebruikelijk of zelfs gebruikelijk is, niet per definitie bepalend is voor hetgeen
maatschappelijk betamelijk is; integendeel. Bovendien merkt zij wat betreft de kwaliteit en het onderhoud van wegen op, dat wat er ook zij van het
gewicht dat toekomt aan de financile armslag van
de overheid, deze geen rechtvaardiging zal kunnen
vormen voor het in stand laten van situaties beneden een aanvaardbaar peil. Deze lijn laat zich doortrekken naar de onderhavige zaak, waarin vaststaat
dat al decennialang sprake is van een onaanvaardbaar peil.
K. Frielink en L.J.J. Rogier

Annotatie bij de (tussen)beschikkingen van het


Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaao
en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba d.d.
7 augustus 2015, het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire,
St. Eustatius en Saba d.d. 28 augustus 2015, KG 31/2015 en
het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, St. Eustatius en
Saba d.d. 8 september 2015, KG 31/2015
Prof. mr. J. Reijntjes*
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaao en Sint Maarten en van
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
7 aug. 2015
(mrs. S. Verheijen, E.A. Saleh en V.P. Maria)
Beschikking gegeven op het verzoek (..) van C,
hierna te noemen: verzoeker.

Het verloop van de procedure

Op 23 juli 2015 heeft de gemachtigde van verzoeker


(..) een verzoekschrift ex art. 43 Sv ingediend. Het
verzoek strekt ertoe dat het Hof het OM een verbod
zal opleggen tot verdere executie van een (..) aan
verzoeker opgelegde gevangenisstraf wegens verjaring van het recht tot tenuitvoerlegging (..) en (..)
zijn onmiddellijke invrijheidstelling zal bevelen.

Prof. mr. J. Reijntjes is als hoogleraar Strafrecht verbonden aan de University of Curaao.

Caribisch Juristenblad 2016 (5) 1 - doi:10.5553/CJB/221132662016005001006

57

You might also like