Professional Documents
Culture Documents
EEN CRIMINEEL
LIEGT NIET ALTIJD...
en andere waargebeurde misdaadverhalen
DE FONTEIN
Het merendeel van deze columns/verhalen is eerder gepubliceerd
in het weekblad Panorama.
– 5 –
De moord op Cor van Hout 2 94
‘Een wijf met twee koters...’ De zaak-Bolhaar 97
Gezworen vijanden 100
Mijn naam is... 103
Een jongensdroom komt uit... 106
De moord op Nicky Verstappen 2 109
Uit liefde voor de prinses 112
Ik heb een alibi! 115
De lange arm der wet 118
Het mysterie rond de dood van Arno Betist 121
Van enig misdrijf is niet gebleken... 124
Twaalf jaar is 4.380 dagen 127
De moord op Wilma Bress – miss Lovett 130
De Schiedammer parkmoord 133
Van bajesklant tot scheepsmagnaat 136
Het recht in eigen hand... 138
De dubieuze methoden van HP/De Tijd 1 141
Een onvergetelijk tv-seizoen 144
De liegende korpschef 147
De moord op Lieke Snel 150
Wat is uw pincode? 153
Moord zonder lijk 156
Marteling via de tandtelefoon 159
De doem der verdenking 162
Prisoner 466/64 165
De dubieuze methoden van HP/De Tijd 2 168
Een civiele kwestie? 171
Just give me the facts...! 174
Het recht heeft zijn loop, of toch niet? 177
‘De Vries moet een kogel door zijn kop!’ 180
Mabel... ken je me nog??? 1 183
Mabel... ken je me nog??? 2 186
Een crimineel liegt niet altijd... 189
Bij de dood van Nico van U. 192
Mijn woord van eer... 195
De ontvoering die mijn leven veranderde 197
Koninklijke snelheidsduivels 201
De aantrekkingskracht van begraafplaatsen 204
– 6 –
De afloop van de paskamermoord 207
Meten met twee maten 210
De dood ten gevolge hebbende 213
Grote bestrijders van kleine criminaliteit 216
Het Ajax-shirt van Nicky Verstappen 219
Premier of minister van Justitie? 222
Een fatale e-mail? 225
De Baarnse moordzaken 228
Justitie als patiënt 231
Gerrit de Stotteraar is dood... 234
De Deventer moordzaak: schuldig of onschuldig? 237
– 7 –
Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten
Voorwoord
Woede, verbazing en emotie...
Dit boek beschrijft een periode van ruim anderhalf jaar, van half 2002 tot
het begin van 2004. En ik overdrijf geenszins als ik zeg dat dit misschien
wel de meest turbulente episode uit mijn journalistieke loopbaan is,
waarin ik – ook toevallig in 2003 – mijn 25-jarig jubileum als misdaadver-
slaggever vierde. Een periode met mooie successen en beloningen, maar
ook met gebeurtenissen die diep ingrepen in mijn persoonlijk leven.
Maar er gebeurde nog veel meer in die anderhalf jaar. Nadat we vijf
jaar vruchteloos naar Marion en Romy van Buuren uit Bergen hadden
gezocht, werd hun graf eindelijk in de Egmondse duinen gevonden,
hemelsbreed slechts een paar kilometer van hun huis. De Twee van
Putten kregen van het hof in Leeuwarden een recordschadevergoe-
– 9 –
ding uitgekeerd voor de lange tijd die zij ten onrechte voor de moord
op Christel Ambrosius in de cel hadden gezeten. Heineken-ontvoer-
der Frans Meijer werd na een even lange juridische strijd aan Neder-
land uitgeleverd voor het resterende gedeelte van zijn straf, nadat ik
hem in 1994 in Paraguay had ontdekt. In Brabant voorkwamen we
met een even gewaagde als unieke verborgen camera-actie een drie-
voudige huurmoord in het onderwereldmilieu en lieten stap voor stap
zien hoe zo’n gruwelijk misdrijf werd beraamd en voorbereid.
Verder staat in dit boek ook beschreven wat er allemaal gebeurde toen
eind 2003 bekend werd dat ik nadacht – niet meer dan dat – over een
mogelijke politieke carrière. Minister of misdaadverslaggever?
Maar niet alles lukte in die bewogen anderhalf jaar. De moord op Ar-
thur Ghurahoo uit Utrecht bleef helaas onopgelost, er kwam nog geen
licht in de tragedies rond Nicky Verstappen, Marianne Vaatstra en
Andrea Luten, waar ik al veel langer dan die anderhalf jaar aan werk.
Van week tot week heb ik mijn ervaringen en gevoelens over al deze
zaken en onderwerpen beschreven. Persoonlijke observaties van op
zichzelf staande gebeurtenissen en incidenten, maar ook van langer lo-
pende affaires. Analyses van wat er goed en fout gaat in ons strafrecht,
doorspekt met mijn eigen filosofieën, opvattingen en verlangens in een
wereld die aantrekt en afstoot en al meer dan 25 jaar mijn werkterrein
vormt. Vaak wordt mij gevraagd hoe ik dat zo lang volhoud. Wat drijft
mij daarin? Wel, daar heb ik geen lang voorwoord voor nodig. Het ant-
woord is simpel. Drie woorden slechts: Woede... Verbazing... en Emo-
tie. En als u dat na lezing van dit boek begrijpt is mijn doel geslaagd.
– 10 –
De moord op Natascha Meijer
In de zomer van 1993 kreeg ik een aangrijpende brief van Ilone Meijer,
een 58-jarige weduwe uit Rotterdam die zich eigenlijk had voorgeno-
men mij nooit te schrijven. Twaalf jaar geleden, op 23 juli 1990, was
haar dochter, de toen 21-jarige Natascha Meijer vermoord en de dader
daarvan was nooit gepakt. Ze wilde graag dat de recherche dat mis-
drijf nog eens onder de loep nam, nu er tegenwoordig met behulp van
dna zoveel meer mogelijk is. Ze wilde dat ‘netjes’ doen, in alle stilte
en niet via de media, zoals tegenwoordig zo vaak gebeurt. Dat laatste
wilde ze de nu 15-jarige dochter van Natascha, die drie jaar was toen
haar moeder werd vermoord, niet aandoen. Sindsdien voedt Ilone
zelf haar kleinkind op, in betrekkelijke anonimiteit en die moet zo
veel mogelijk gewaarborgd blijven. Media-aandacht draagt daar niet
aan bij, zo oordeelde zij terecht. Ze nam daarom twee jaar geleden, in
april 2000, contact op met de politie Rotterdam-Rijnmond en legde
nog eens uit wat er twaalf jaar geleden was gebeurd. Ze had Natascha
zelf gevonden in haar woning aan de Rotterdamse Beukelsdijk. Ilone
had onraad geroken toen haar dochter niet belde om even te informe-
ren hoe het met de kleine ging die een weekeindje bij oma logeerde.
Natascha was gewurgd, een vreselijke aanblik, maar toch was Ilone
blij dat zij zelf haar dochter had gevonden en zij het niet van een re-
chercheur aan de deur hoefde te horen.
– 11 –
juli 2000 kreeg ze van de korpsleiding een verheugend bericht. Men
schreef dat het dossier van Natascha ‘opnieuw bestudeerd zal worden’
en dat de bevindingen naar de hoofdofficier van justitie zouden wor-
den gezonden. Daarna bleef het lang stil. Maanden verstreken. En
toen Ilone Meijer op 18 januari 2001, zeven maanden nadat het on-
derzoek was toegezegd, een gesprek had met de Rotterdamse politie,
kreeg ze een enorme klap te verwerken. Ja, er waren zeker dna-spo-
ren, vertelde men haar, waar men nog iets mee kon, maar nee, er was
voorlopig geen recherchecapaciteit om daar mee aan de slag te gaan.
En dus had de korpsleiding ‘besloten het onderzoek naar Natascha’s
dood niet te heropenen’. In een brief werd haar toegelicht dat het ‘gro-
te werkaanbod enerzijds en het krappe aantal rechercheurs ander-
zijds’ dit hadden veroorzaakt.
Ilone Meijer schreef boos en teleurgesteld een brief aan ‘Den Haag’,
aan GroenLinks en D66, waarin ze vroeg of het klopt dat je in Neder-
land als slachtoffer geen gehoor vindt als je je keurig bij het juiste lo-
ket meldt. Letterlijk schreef ze: ‘Dan krijg je te horen dat ze geen tijd
hebben voor oude zaken: nummer trekken en op je beurt wachten.
Moet dat zo? Ik wil geen sensatie, ik wil niet zielig doen, ik wil niet
alle media over me heen trekken. Ik wil gewoon een eerlijke kans.
Maar dan sta je dus gewoon voor een dichte deur.’ De politici schre-
ven terug dat haar brief hun ‘geraakt’ had en dat ze goed begrepen dat
het voor nabestaanden ‘niet te verkroppen is’ dat er een tekort aan re-
cherchecapaciteit is. Maar daarna volgden lange alinea’s waarin werd
uitgelegd dat het nu eenmaal niet anders kan en dat er ‘op termijn
echt wel verandering komt in deze onbevredigende situatie’. Geen
spoeddebat. Geen Kamervragen. Geen actie. Niets. In Nederland ma-
ken politici zich nu eenmaal liever druk om een paar vrijgelaten bolle-
tjesslikkers die met 300 gram cocaïne in hun maag ons land binnen-
komen, dan over een moeder wier dochter is vermoord. Dat is de
bittere werkelijkheid.
– 12 –
brief. Een brief die ze nooit hadden willen schrijven. Haar eerste regel
luidde: Geachte heer De Vries, na twee jaar van wachten op een ade-
quaat antwoord van justitie wend ik me nu tot u. Misschien, heel mis-
schien, kunt u iets voor mij doen...’
– 13 –
Wat ik de rest van de week doe...
– 14 –
Tussendoor moeten er dikke dossiers worden gelezen van soms dui-
zenden pagina’s. En dan heb ik het nog niet over de berg post en de e-
mailtjes die dagelijks binnenkomen met aangrijpende verzoeken om
hulp. We kunnen niet iedereen van dienst zijn, maar willen wel in ie-
der geval iedereen antwoorden. Dit alles doe ik dus de ‘rest van de
week’. En als u dit gelezen hebt, zult u begrijpen dat ik een zucht van
verlichting slaakte toen wij afgelopen week de laatste aflevering van
het tv-seizoen bij de zender afleverden. Het was weer gelukt! Daarna
volgde traditioneel een van de leukste avonden van het jaar: met alle
medewerkers op stap, ontspannen wat eten en drinken en terugblik-
ken op een van de meest enerverende tv-seizoenen van de laatste ja-
ren. Een jaar met klinkende successen, waarvan we door tijdgebrek
eigenlijk veel te weinig hebben genoten, zo stelden we vast toen we
bij een glas bier de onderwerpen nog eens bespraken: de slijpersfami-
lie Petalo, die met een verborgen camera-actie werd ontmaskerd als
een bende nietsontziende afpersers, die bedrijven voor miljoenen
heeft benadeeld. De leider van deze criminele organisatie hoorde
deze week zes jaar tegen zich eisen. De moord op Wendela Hagen-
doorn uit Huizen, die een jaar na dato door een gouden tip van ons
programma werd opgelost. Haar lijk was in de tuin door haar man be-
graven, die de op handen zijnde scheiding niet kon verkroppen. En, o
ja, de flitsauto’s van de politie die zelf veel te hard reden en door ons
met verborgen camera’s op heterdaad werden betrapt, een reportage
die ook 3vo-woordvoerder Bert Woudenberg de kop kostte en waar
heel autorijdend Nederland van heeft gesmuld! Maar we legden ook
de praktijken van een leraar en jeugdtrainer vast, die via internet en
met behulp van fikse bedreigingen een minderjarige jongen naar zijn
huis probeerde te lokken voor het hebben van seks. Ook hij is gearres-
teerd en later veroordeeld. En in een spannende race tegen de klok
hebben we de verjaring van de drievoudige moord op Corrina Bolhaar
en haar twee kinderen in Amsterdam-Zuid weten te voorkomen. Ook
hiervoor is een verdachte gepakt. We onthulden een levendige handel
in valse schilderijen van Herman Brood en in een ver land maakten
we een onthullende reportage over Bert S. die daar in een superge-
heim getuigenbeschermingsprogramma zit nadat hij drugsbaron
Henk Orlando R., alias de Zwarte Cobra, aan de politie had verraden.
We waren natuurlijk bij het herzieningsproces van de Puttense
moordzaak, de zaak der zaken, die in zo’n glorieuze vrijspraak is
– 15 –
geëindigd, nadat wij daar veertig uitzendingen aan hebben besteed.
En nog ben ik lang niet volledig, maar meer ruimte heb ik hier niet.
En eigenlijk ook geen tijd, want ik sta op het punt om een weekje naar
de zon te gaan en hoop daar even de rust te vinden om na te genieten
van een onvergetelijk seizoen. En dan ben ik, met uw goedvinden,
even niet bereikbaar! Nou ja, alleen voor hele dringende zaken dan...
– 16 –
Geen blunders in de
Puttense moordzaak?
– 17 –
ders?’ Argumenten waarover men van mening kan verschillen... Als-
of het in deze zaak om een studentendebat ging – nondeju! – met als
hoofdprijs een boekenbon, in plaats van tien jaar cel en vele geru-
ineerde levens. En daar is niks mis mee, meneer de voorzitter? Nou,
ik zal uw geheugen even opfrissen: met deze zaak was alles mis en na
het vernietigende arrest van het gerechtshof in Leeuwarden paste u
alleen maar het schaamrood op de kaken, in plaats van recht te praten
wat krom is. De zaak heeft vanaf het prille begin gerammeld, waarbij
de recherche nooit heeft gekeken of men de werkelijke daders te pak-
ken had. Nee, men was er louter op uit om tijdens ellenlange verho-
ren een halve bekentenis uit ze te persen, wat heel wat anders is.
Daarbij is tijdens de verhoren keihard gelogen om de verdachten aan
het wankelen te brengen. Er is gemanipuleerd met processen-verbaal,
ontlastend bewijs is weggelaten uit het dossier en met talloze aan-
toonbare feitelijke onjuistheden in de zogenaamde bekentenissen is
niets gedaan door de rechercheurs omdat dit ‘hun taak’ niet was, zo-
als een van hen tijdens het revisieproces schouderophalend formu-
leerde. Een ‘randdebiel’, die je nog de moord op Bonifatius bij Dok-
kum kon laten bekennen, zoals oud-hoofdcommissaris Jan Blaauw
treffend zei, werd als kerngetuige opgevoerd, ondanks dat hij zijn ver-
klaringen telkens bijstelde of herriep. Aan vele sporen zijn verkeerde,
belastende conclusies verbonden en voor ontlastende sporen – een
spermadruppel op het been van het slachtoffer die onbetwist níét van
de verdachten was – zijn bizarre theorieën verzonnen. Alibi’s van
mogelijke andere verdachten zijn niet gecheckt, videobeelden van de
bekennende verhoren zijn ‘abusievelijk’ gewist en technische sporen
die in een andere richting konden wijzen, zijn gewoon weggegooid.
Een reconstructie die al in een vroegtijdig stadium onomstotelijk kon
aantonen dat het justitiescenario niet kon kloppen, is nooit gehou-
den. De verdachten is continu informatie uit andere verhoren voorge-
houden in een poging de bekentenissen te synchroniseren. Het mo-
tief voor de moord is ondanks de ‘volledige’ bekentenissen nooit
duidelijk geworden, het moordwapen is niet gevonden en talloze an-
dere vragen zijn nooit opgehelderd (hoe wist de dader waar hij de
sleutel van de voordeur in de schuur moest terughangen?) en zo kan
ik nog uren doorgaan. Maar volgens onze super-pg is daar dus alle-
maal ‘niets mis mee’ en is er niet geblunderd.
– 18 –
Ik zou willen dat ik in het nieuwe kabinet twee minuten minister van
Justitie mocht zijn. Meer tijd zou ik niet nodig hebben om De Wijker-
slooth en al die anderen die in deze zaak de ogen hebben gesloten, te
geven wat ze verdienen. Geloof me, daar zou ‘niets mis mee zijn...’
– 19 –
De nalatenschap van
een gevangenbewaarder
De laatste jaren heeft het lot bepaald dat ik veel minder in de Bijlmer-
bajes kom en toen ik er weer eens kwam, zag ik haar niet meer. De
entree was ingrijpend verbouwd en ik zag veel nieuwe gezichten,
maar ja, zo gaat dat natuurlijk en ik besteedde er eigenlijk geen aan-
dacht aan. Ik kom in zoveel gevangenissen dat ik dat soort zaken on-
mogelijk kan bijhouden.
– 20 –
de. ‘Hé, Peter... ken je me niet meer?’ Ik moet bekennen dat ik het
niet meer direct wist, maar het was Hans Hittenhausen, hoofdbe-
waarder van de Bijlmerbajes, met wie ik in die bewuste periode regel-
matig contact had. Hij was een bewaarder met natuurlijk gezag die
het klappen van de zweep kende. Zo’n type waarvan de ‘zware jon-
gens’ nog wat aannamen. Hij was inmiddels gepensioneerd – met
meer dan veertig dienstjaren afgezwaaid! – en 74 jaar oud. Tot mijn
verrassing bleek hij getrouwd met de vriendelijke Indische vrouw van
de bezoekersadministratie. Op straat ontspon zich een leuk gesprekje
en het bleek dat Hans min of meer naar mij op zoek was. ‘Ik ben niet
meer de jongste,’ begon hij, ‘en ik heb thuis nog wat leuke spullen
staan uit de tijd dat ik bewaarder was in het huis van bewaring aan de
Weteringschans, je weet wel, het zogenaamde Lloyd-Hotel, dat allang
geleden is gesloopt. Ik heb altijd tegen mijn vrouw gezegd: als er mij
iets gebeurt moet je die spullen aan Peter de Vries geven!’
Hij gaf me zijn adres en we spraken af dat ik gauw een keer zou langsko-
men bij hem en zijn vrouw Sylvia. Afgelopen week was het zover. Ik
werd hartelijk ontvangen en Hans Hittenhausen sleepte een verhuis-
doos de kamer in met prachtige memorabilia van dit roemruchte voor-
malige huis van bewaring, unieke voorwerpen, waarvan ik direct wist
dat ze een mooi plaatsje in mijn kantoor zullen krijgen. En, u begrijpt,
bij alles wist Hans kostelijke anekdotes te vertellen over de tijd dat de
huizen van bewaring nog niet vol zaten met junks en gestoorde gedeti-
neerden met wie geen woord te wisselen valt. Pronkstuk, vond ik zelf,
was een origineel celluik – gemaakt van smeedijzer en massief hout –
nog compleet met een zware koperen sleutel van Lips, waardoor de ge-
detineerde zijn eten en andere zaken van de bewaarder kreeg aange-
reikt. In prima staat, maar net gebutst en gekrast genoeg om te beseffen
dat er een roerige geschiedenis van tientallen jaren aan vastzit. Een brok
symboliek! En als ik zoiets in mijn handen heb, komen er allemaal vra-
gen bij me op en gaat mijn verbeelding aan het werk. Wie hebben alle-
maal die koperen sleutel omgedraaid? En welke beruchte gedetineer-
den hebben allemaal gefrustreerd, boos, verlangend en berouwvol naar
de binnenkant van dat luikje gekeken en daar dagelijks hun eten door
aan gepakt? Misschien kunt u zich dit allemaal niet voorstellen, maar ik
zie dat allemaal voor me. Ik ben dan ook heel blij dat Hans en Sylvia mij
hebben uitverkoren om deze bijzondere nalatenschap te beheren!
– 21 –
Frans Meijer: bekeerd of verkeerd?
Toch was Meijer allesbehalve blij dat ik hem daar in Paraguay had op-
gespoord, al dan niet met Gods hulp... Ik herinner me dat ik ’s avonds
met hem in een restaurant ergens ging eten, nadat ik hem ’s morgens
op straat had geconfronteerd. We reden over slechte wegen en door
de volstrekte duisternis er naartoe, toen ‘Stekel’ de auto parkeerde
langs een doodstille weg, ergens in de middle of nowhere, een hache-
lijke situatie. Ik realiseerde me dat niemand zich in dit land druk zou
maken om een ‘vermiste’ Nederlandse journalist. Meijer wilde weten
wie hem had verraden en werd behoorlijk dreigend. Onopvallend
– 22 –
keek ik waar de deurklink zat, zodat ik ieder moment uit de auto zou
kunnen rollen. Meijer was boos en wilde weten hoe ik hem had ge-
vonden: ‘Ik ben verraden, verkocht... bijna niemand wist dat ik hier
zat. Zeg op, wie heeft je getipt? Ik móét dat weten!’ Meijer draaide
zich naar mij toe. Zijn eerder zo rustige oogopslag was veranderd.
Zijn ogen fonkelden boosaardig. Zijn stem klonk verbitterd en
scherp. Zijn lichaam spande zich zichtbaar en hij priemde zijn vinger
in mijn richting. ‘Je maakt me kapot,’ zei hij grimmig.
Het liep uiteindelijk goed af, al had ik zelf heel erg het gevoel dat Meijer
langdurig in tweestrijd stond wat hij moest doen. Toen we na een lang
gesprek thuiskwamen, was hij weer gekalmeerd en bij mijn vertrek
vouwde hij zijn handen en bad hardop: ‘Heer, weest u zo goed en be-
geleidt deze man op zijn verre reis naar huis, opdat hij behouden aan-
komt.’
Nu, acht jaar later, denk ik nog wel eens na over die situatie en stel me
dan de vraag wat nu precies de tweestrijd van Frans Meijer heeft be-
slecht. Was het de hand van God, waardoor hij naar eigen zeggen nu
wordt geleid, of was het meer de wil van Cor van Hout, zijn bloedgab-
ber, volgens velen toch eerder een afgezant van de duivel? Wel, laat ik u
dit zeggen: Ik geloof echt wel in de oprechte bekering van Frans Meijer,
maar houd het er toch op dat het Cor van Hout was die hem niet in ‘ver-
zoeking’ bracht en hem op dat moment ‘verloste van het boze’...
Wordt vervolgd
– 23 –
De moord op Nicky Verstappen 1
Het is deze week – half augustus 2002 – precies vier jaar geleden dat
de 11-jarige Nicky Verstappen tijdens een vakantiekamp in het Lim-
burgse Brunssum werd vermoord. Het jongetje verdween tegen het
ochtendgloren uit zijn tent en werd pas anderhalve dag later dood te-
ruggevonden, met alleen een rode pyjamabroek aan. De zaak is nooit
opgelost en houdt mij sindsdien bezig. Ik heb er talloze uitzendingen
aan gewijd en er indirect voor gezorgd dat het vastgelopen en stopge-
zette rechercheonderzoek werd heropend.
Het politiewerk heeft met name in het begin zwaar te wensen overge-
laten. Er zijn behoorlijke fouten gemaakt. Het tentenkamp was al af-
gebroken voor er technisch onderzoek was gedaan, bepaalde sporen
zijn niet of veel te laat onderzocht en het tijdstip van overlijden is heel
lang verkeerd ingeschat, wat gevolgen heeft gehad voor een goede ali-
bicontrole. Een halfjaar na de moord werd ik door Peter en Berthie
Verstappen benaderd, met de vraag of ik hen wilde helpen. Zij wisten
niet meer wie zij nog konden vertrouwen, toen gaandeweg ook nog
eens bleek dat de leiding van het kamp voor een groot gedeelte uit lie-
den bestond die... eh, hoe zeg ik dat beschaafd... die zich seksueel niet
geheel als een missionaris hadden gedragen.
– 24 –
chedossier in te kunnen zien. Aangezien er in de aanloop fouten wa-
ren gemaakt, wilden we wel eens zien wat er nu allemaal precies wel,
maar zeker ook wat er niet was onderzocht de afgelopen jaren. Ik ver-
beeld me niet dat ik het beter weet dan de recherche, maar inmiddels
hebben we ook duizenden uren onderzoek in de zaak zitten en kan
een ogenschijnlijk onbetekenend detail in het dossier misschien toch
voor een nieuw gezichtspunt zorgen. Ik vind het een meer dan ge-
rechtvaardigd verlangen van de ouders om – na vier jaar onderzoek –
eens zelf tegen het licht te houden wat de politie heeft ondernomen.
De tijd is voorbij dat slachtoffers monddood maar moesten afwachten
of het de edelachtbare heren beliefde om wat te zeggen. Kijk, als een
delict net is gepleegd en het rechercheonderzoek volop loopt, dan be-
grijp ik dat de politie dingen achterhoudt en geen opening van zaken
kan geven. Maar als er jaren zijn verstreken en het dossier op de
plank ligt, is de tijd aangebroken om te laten zien wat je hebt gedaan
en nagelaten. De hoofdofficier bevestigde aanvankelijk dat de inzage
geregeld zou kunnen worden, maar toen daar later concreet om werd
gevraagd, werden er toch allerlei barrières opgeworpen en duurde het
weken eer er op telefoontjes en verzoeken een reactie kwam. Nee,
men wilde het dossier toch maar niet laten lezen, gezien de vele priva-
cygevoelige aspecten. Er moest nog eens goed over worden nage-
dacht. Maanden verstreken. Er werd toen besloten dat de advocaat
van Peter en Berthie, mr. Benedict Ficq uit Amsterdam, de stukken op
het parket mocht komen inzien. Nee, de familie zelf niet en ik al he-
lemáál niet. Maar ja, in de praktijk werkt het natuurlijk niet als je in
Amsterdam kantoor houdt om dan in Maastricht tussen de bedrijven
door een dossier van 22 uitpuilende ordners te gaan bestuderen.
Weer verstreek er veel kostbare tijd. Het had veel weg van een ont-
moedigingstactiek. Benedict Ficq regelde vervolgens een bevriende
advocaat uit Maastricht, mr. Jos Coumans, die het monnikenwerk op
zich zou nemen. Hij mocht het dossier in een kamertje van het paleis
van justitie bestuderen, maar mocht geen stukken meenemen of ko-
piëren. Dat maakte het tot een zeer moeizaam, weinig zinvol karwei.
Aan Coumans zelf lag het uiteraard niet. Hij deed zijn uiterste best en
las regelmatig een paar uurtjes, maar echt opschieten deed het niet.
De zaak zelf en de betrokkenen kende hij niet en dus is het soms ook
moeilijk om te bepalen wat interessant is en wat niet, wat wel en niet
klopt. Ons bepaalde passages voorhouden kon al niet, want kopieën
– 25 –
maken was immers verboden. Afgelopen week bracht hij ons voorlo-
pig verslag uit en kwam deze handicap naar voren. Er wachten boven-
dien nog heel veel leesuren en er is al zoveel tijd verstreken met amb-
tenarij en ander geneuzel. Jos Coumans maakte een gebaar dat
machteloosheid uitdrukte. Ik zag de wanhoop en frustratie op Peter
en Berthies gezicht. Hun kind, hun oogappel, hun enige zoon is ver-
moord, er zijn talloze fouten in het onderzoek gemaakt, inmiddels zit
de vierde of vijfde officier van justitie op de zaak en er wordt maar
gedraald en gewacht. En als de ouders daar iets van zeggen, wordt
hen telkens voorgehouden dat ze toch moeten begrijpen ‘dat het zo
werkt’. Het is om knet-ter-knet-ter-knet-ter-gek van te worden!
– 26 –
De vondst van Marion en Romy
– 27 –
Ik denk aan de talloze, aangrijpende oproepen die Corrie van
Buuren in mijn programma aan Okan heeft gedaan om aan de slo-
pende onzekerheid een einde te maken. We wilden zijn geweten
geen rust gunnen en bleven door de jaren heen druk op de zaak zet-
ten. Uiteindelijk bleek dit op de broer van Okan effect te hebben: hij
kon niet langer met zijn verschrikkelijke geheim leven en onthulde
aan Corrie en Hans wat hij zelf had gezien en gehoord op die fatale
dag.
Ik denk aan het schokkende moment dat de zieke Okan, in mei 1998,
in het gevangenishospitaal overleed zonder dat hij nog iets over Ma-
rion en Romy had gezegd en wij ons machteloos en vol onbegrip za-
ten te verbijten.
Ik denk aan de reis die ik met Corrie van Buuren in het najaar van
2000 naar Turkije heb gemaakt omdat steeds meer geruchten opdo-
ken dat Romy daar bij familie was ondergebracht. Na een hachelijke
reis in het gebied van Koerdische opstandelingen en geflankeerd door
tanks van het Turkse leger, kwamen we in zijn geboorteplaats Mazgirt
terecht. En daar, hoog in de bergen, stond ik met Corrie naast het graf
van Okan O., waar hij zijn geheim bewaarde. We waren zo dichtbij,
maar tegelijkertijd zo veraf... Corrie kreeg er een huilbui die mijn keel
dichtkneep.
– 28 –
Ik denk aan de voortreffelijke mensen van de politie Noord-Holland
Noord, met wie we steeds goed contact hebben gehad en die echt alles
hebben gegeven om de zaak op te lossen.
Maar ik denk vooral aan Corrie en Hans van Buuren, die zoveel heb-
ben getrotseerd, die zoveel moesten ondergaan, maar nooit hebben
opgegeven.
– 29 –
Wat is er met Tanja Groen gebeurd?
De witte kist stond op drie meter afstand van me, in het gangpad van
de rooms-katholieke kerk in Bergen, waar op vrijdagmiddag 9 augus-
tus 2002 de uitvaartdienst werd gehouden. De stoffelijke resten van
Marion en Romy van Buuren lagen in één kist: moeder en dochter,
die vijf jaar onvindbaar onder het stuifzand van de duinen tussen Ber-
gen en Egmond begraven hadden gelegen, werden gelukkig nu niet
van elkaar gescheiden. Gedurende de hele dienst moest ik steeds naar
die kist kijken, het gaf me een onwerkelijk gevoel. Normaal gespro-
ken kom ik bij een levensdelict pas in beeld als het slachtoffer allang
is begraven. Bij Marion en Romy was dat anders. Vijf jaar lang heb-
ben we naar hen gezocht en nu lagen ze zo maar op drie meter af-
stand, alsof ik ze bijna aan kon raken.
Schuin achter mij in de bomvolle kerk zaten, zo zag ik, Adrie en Cor-
rie Groen uit Schagen. Adrie kwam me voor het begin van de dienst
even een hand geven en met zijn vrouw wisselde ik snel een paar
woorden. Zij zijn de ouders van de 18-jarige Tanja Groen, die deze
maand precies negen jaar verdwenen is, na een feestje op een studen-
tensociëteit in Maastricht. Mijn programma heeft jaren geleden een
aantal keren aandacht besteed aan dit mysterie, maar de zaak is nim-
mer opgelost en nadien is het langzaam stil geworden. Adrie en Cor-
rie Groen en Hans en Corrie van Buuren waren tot verleden week lot-
genoten en omdat ze in dezelfde regio wonen, waren ze elkaar vaak
tot steun. Ik schrijf dat ze lotgenoten ‘waren’, omdat Corrie en Hans
van Buuren hun dochter en kleinkind nu terug hebben, terwijl de on-
zekerheid over Tanja nog steeds voortduurt. En dat is hemeltergend.
Ik zal nooit vergeten dat Corrie Groen enkele jaren geleden te gast
was in mijn programma en we na afloop nog even napraatten. In de-
zelfde uitzending had ik ook enkele ouders van vermoorde kinderen
geïnterviewd. Na de opnamen bracht Corrie toen aangrijpend onder
woorden wat de vermissing van hun Tanja met haar deed. ‘Ik durf het
haast niet hardop te zeggen,’ zei ze snikkend, ‘maar weet je dat ik ge-
– 30 –
woon jaloers ben op de ouders die weten dat hun kind om het leven is
gebracht? Zij weten waar ze aan toe zijn en wij nog steeds niet...’ Ja-
loers op de ouders van een vermoord kind. Laat dat zinnetje maar
eens tot u doordringen... dan besef je het onbeschrijfelijke leed van
deze mensen. En toch... toch waren ze in de kerk vrijdag bij de in-
drukwekkende en prachtige plechtigheid. Ik verbeeldde me dat ik een
klein beetje kon begrijpen hoe zij zich moesten voelen, maar zij wa-
ren er voor Hans en Corry van Buuren, hoewel er tijdens de dienst
een groot gekarteld mes door hun ziel moet hebben gesneden. Ma-
rion en Romy zijn gevonden, maar waar is hun Tanja? Toen er tijdens
een van de gebeden werd gevraagd of de politie en de pers in de nabije
toekomst ook haar beste krachten wilden blijven geven aan de zaken
waarin de slachtoffers nog niet zijn gevonden, keek ik even naar
Adrie Groen en zag zijn ogen vochtig glanzen.
– 31 –
De onbetrouwbare ooggetuige
– 32 –
verklaringen over afgelegd. Zo was er een man die in 1993 had ver-
klaard dat de jongen een zilverkleurige bril op had en kort, stekelig
opgeknipt donkerblond haar had. Wat voor vervoermiddel de ver-
dachte had, wist hij toen niet. Dat had hij niet gezien, zo verklaarde
hij in het door hem ondertekende proces-verbaal. Op basis van zijn
verhaal werd een compositietekening gemaakt – met bril – die vol-
gens hem goed leek. Bij een confrontatie had hij zelfs gezegd: ‘Wat
mij het meest opvalt is die bril, die herken ik met zekerheid.’ Toen het
vastgelopen onderzoek naar de moord op Andrea twee jaar geleden
werd heropend, werd de man opnieuw gehoord en raad eens wat hij
nu verklaarde? Nee, bij nader inzien had de jongen toch geen bril op
gehad... En kort, opgeknipt, stekelig, donkerblond haar? Nee hoor,
het ging om lichtblond haar met een ‘matje’ in de nek. En er was nu
ineens ook sprake van een vervoermiddel: de jongen was op de fiets,
hij kon zich nu zelfs herinneren dat beide rijwielen in dezelfde rich-
ting op het fietspad stonden. Met het verstrijken van de jaren was zijn
geheugen kennelijk niet aangetast, maar juist opgefrist met scherpe
details en nuanceringen. Rara, hoe kan dat? De man had er geen ver-
klaring voor, terwijl mr. Moszkowicz er fijntjes op wees dat zijn ver-
haal kennelijk ‘passend’ moest worden gemaakt op de verdachte die
nu terechtstond en die geen bril, maar destijds wel een ‘matje’ in de
nek had. Weer een ander kon in 1993 niet beschrijven wat voor kle-
ding de onbekende jongen aanhad, maar lepelde in 2000 op dat het
om een leren jas en lichte broek ging. Eén vrouw had de verdachte
een jaar geleden op een oude klassenfoto niet herkend, maar zei toen
ze een jaar later dezelfde foto nog eens zag – en Richard K. inmiddels
verdacht was – heel beslist: ‘Ja, absoluut, dat is ’m!’ Wat is zo’n omme-
zwaai waard? Weer een ander meende dat de verdachte op een brom-
mertje was. In 1993 had hij verklaard dat het waarschijnlijk een da-
mes-Puch was. In 2002 schrok hij er niet voor terug om te verklaren
dat het ook ‘heel goed’ een zogenaamde off-the-road-brommer ge-
weest kon zijn (die de verdachte Richard K. had...), wat ongeveer het-
zelfde is als een driewieler voor een racefiets verslijten. Weer een an-
dere getuige bekende dat zij opzettelijk een vals tijdstip van haar
waarneming had opgegeven, om zo te verbloemen dat zij die dag te
laat op haar werk was gekomen, wat uiteraard belangrijker is dan de
oplossing van de moord op een 15-jarig meisje. Ik had dolgraag ge-
zien dat de zaak van Andrea Luten eindelijk was opgelost, maar de
– 33 –
ooggetuigen bezorgden mij rillingen, terwijl het in de rechtszaal
bijna tropisch warm was. Er wordt in ons land wel eens geklaagd over
bijdehante advocaten, maar in dit proces werd mij eens te meer dui-
delijk dat zij onmisbaar zijn om politie en justitie te controleren. De
Engelsen zeggen het mooi: ‘A man easily believes what he desires...’
Iemand gelooft makkelijk datgene wat hij verlangt... en dat zien we
helaas maar al te vaak in de rechtszaal gebeuren. Conclusie: we kun-
nen onze ogen vaak niet geloven en getuigen nog minder...
– 34 –
Als ik minister van Justitie was...
– 35 –
kop, terwijl dat een vorm van ‘misdaad’ is zonder slachtoffers, maar
als er bij je thuis wordt ingebroken en de politie komt niet eens kij-
ken, is dat algemeen geaccepteerd. Ik snap het niet, u wel?
– 36 –
uitbetaald – zodat er weer niemand bereikbaar is! – maar gewoon in
geld. En omdat er toch publieksbegeleiding moet zijn bij allerlei eve-
nementen introduceer ik een sociale dienstplicht van een jaar voor
alle jongens en meisjes, waarbij zij voor nuttige maatschappelijke za-
ken worden ingezet. Moet u eens opletten hoe ons land daarvan op-
knapt en dan heb ik nog lang niet alle ideeën genoemd. Het kost na-
tuurlijk geld, veel geld, maar dat kan grotendeels gefinancierd
worden uit de ook niet misselijke besparingen. En voor echte veilig-
heid moet u ook wel iets over hebben, natuurlijk. Kijk, dan verzet je
werkelijk de bakens. Alles wat er nu gebeurt, is krabbelen in de marge
van de kantlijn. Sluw kiezersbedrog dat niets uithaalt. En als we de
komende jaren zo blijven doormodderen als nu het geval is, vrees ik
dat ik me er op een goede dag nog eens echt mee ga bemoeien. En dat
kon wel eens eerder gebeuren dan u denkt, want deze week ontving ik
– als overtuigd republikein – toevallig een uitnodiging van de Repu-
blikeinse Moderne Partij om eens te komen praten. Misschien dat ik
dat toch maar eens doe... Eens kijken of zij wel ooit een minister van
Justitie durven te leveren!
– 37 –
De vergeten moord op Jantje Hertogs
Jantje Hertogs uit Den Haag. Zegt die naam u iets? Ik durf te wedden
van niet. Maar als ik zeg: Meindert Tjoelker en Joes Kloppenburg...
weet ik zeker dat u direct paraat hebt dat zij twee dodelijke slachtof-
fers van zinloos geweld zijn, bijna nationale symbolen. En toch is die
onbekende Jantje Hertogs, een 20-jarige Haagse fietskoerier, een van
de ergste slachtoffers van zinloos geweld van de laatste jaren. Nu wil
ik voorop stellen dat je natuurlijk niet kunt wedijveren in leed, maar
wat Jantje Hertogs is overkomen tart toch bijna ieder voorstellingsver-
mogen en het merkwaardige is dat daar nooit veel aandacht aan is
besteed. Jan was de avond van de 27e mei 2002 na zijn werk met een
paar vrienden wat gaan drinken in het café Chetto’s Place aan de
Haagse Herengracht, waar ze een biertje dronken en een potje dart
speelden. Helemaal niets aan de hand. Om halftwaalf die avond werd
Jan op zijn gsm gebeld door zijn moeder Marianne, die hem maande
naar huis te komen omdat hij de volgende ochtend weer vroeg op
moest. Omdat hij in het café geen goede ontvangst had en het wat
rumoerig was, liep Jan om kwart voor twaalf even naar buiten om zijn
ouders terug te bellen en te zeggen dat hij eraan kwam. Meteen daar-
na pleegde hij ook nog een belletje met een vriend, maar dat duurde
slechts een paar tellen omdat diens batterij leeg was. En toen gebeur-
de het. Jan stond nog op de stoep van het café, toen er vanuit de duis-
ternis een man op hem afsprong en hem van dichtbij, zonder een
woord te zeggen en zonder enige aanleiding onder vuur nam. Een
dodelijk salvo: een paar kogels troffen de Haagse fietskoerier in zijn
benen, een andere schampte zijn schedel en ten slotte drong er één
precies onder zijn oog zijn hoofd binnen. Een paar uur later overleed
Jan. De dader was de 35-jarige Enver P., een man die al twaalf jaar ille-
gaal in ons land verbleef en die volledig over de rooie was gegaan toen
een vriendin hem had afgewezen. Kennelijk meende hij dat iemand –
wie dan ook – deze vernedering moest bezuren. Dat werd dus Jantje
Hertogs, die toevallig op de stoep stond te bellen, maar het had even-
– 38 –
goed iemand anders kunnen zijn. Dader en slachtoffer kenden elkaar
niet, hadden elkaar nooit gezien en er was werkelijk geen woord ge-
wisseld tussen de twee, nee, er was zelfs nog geen handgebaar ge-
maakt. Zinloos geweld in de overtreffende trap.
Afgelopen week zat Marianne Hertogs, de moeder van Jan, bij mij op
kantoor om over deze laffe daad te praten. ‘Had ik maar niet opgebeld
dat hij thuis moest komen, dan had hij nou nog geleefd,’ zei ze vol –
onterechte – schuldgevoelens. En ook: ‘Joes Kloppenburg zei nog
“kappen nou” tegen de dader die hem even later zou doodschoppen
en ook Meindert Tjoelker had het eerst mondeling aan de stok gekre-
gen met de jongens die hem te grazen namen, maar mijn Jantje zei
helemaal niets. Geen woord. Hij heeft die man waarschijnlijk niet
eens gezien, hij was volstrekt kansloos.’ Ze kan zich nog opwinden
over de veelgehoorde reactie: Jantje was op de verkeerde tijd op de ver-
keerde plaats en trof de verkeerde persoon. ‘Wat nou verkeerde tijd,
verkeerde plaats? Kom zeg! Het was nog geen eens twaalf uur en Jan-
tje deed helemaal niks. Er was er maar één op de verkeerde tijd op de
verkeerde plaats: de schutter, die hier helemaal niet had mogen zijn
en al ruim tien jaar illegaal in ons land verbleef, terwijl er toch al de
nodige incidenten waren geweest.’
– 39 –
Uit de dossiers van een
misdaadverslaggever
In de zomer van 2002 is mijn tv-redactie naar een nieuw kantoor ver-
huisd en, tjonge jonge, wat heeft zoiets een voeten in de aarde. Maar
toen alle kasten en archiefruimten waren uitgeruimd werd wel prach-
tig zichtbaar waar wij ons de afgelopen zeven jaar mee bezig hebben
gehouden: honderden zaakdossiers, duizenden processen-verbaal,
tienduizenden e-mailtjes en brieven. Het was een berg papier die ik
niet voor mogelijk had gehouden, maar die achteraf gezien eigenlijk
goed verklaarbaar is. Vanaf de eerste dag dat mijn programma op de
buis kwam, ontvangen wij veel post. Dat is in de loop der jaren een
stroom geworden die nooit meer is opgedroogd. Tegenwoordig ko-
men er elke dag vele tientallen e-mailtjes binnen en na uitzendingen
of bij bijzondere gebeurtenissen – de moord op Pim Fortuyn – zelfs
honderden. Deze worden allemaal gelezen en na beantwoording keu-
rig door mijn secretaresse Sylvia van der Poel gearchiveerd. Daar-
naast krijgen we dagelijks ook dikke stapels brieven, veelal noodkre-
ten om hulp, die niet zelden vergezeld gaan van dikke dossiers en
uitpuilende ordners. Ook deze worden allemaal door mij bekeken en
krijgen vroeg of laat uiteindelijk het paraaf ‘filen’ (archiveren) mee.
Eerst komen ze dan in een archiefkast op de redactie terecht waar ze
nog zo voor het grijpen liggen. Na verloop van tijd verhuizen ze naar
een aparte archiefkamer op dezelfde etage, waar de minder courante
documentatie ligt, om ten slotte de gang naar de zolder te maken,
waar ze normaal gesproken nooit meer vanaf komen. Tenzij je dus
verhuist... En dan hebben we natuurlijk ook nog de bijna onafzienba-
re rijen ordners – kasten vol – met dossierstukken van allerlei zaken.
En als u weet dat een gemiddelde moordzaak algauw tot een stuk of
zeven propvolle ordners – een verhuisdoos vol – leidt, en wij boven-
dien van onze eigen correspondentie ook nog kopieën bewaren, be-
grijpt u wel dat ik de hoeveelheid archief bijna in strekkende kilome-
ters moet uitdrukken en er een flink bos voor tegen de vlakte is
gegaan om zoveel papier te produceren.
– 40 –
Overigens moet me wel van het hart dat met name de verzenders van e-
mails wel eens enig correspondentiefatsoen bijgebracht mag worden.
Elke dag krijgen we wel mailtjes waarin van ons – nota bene – een dienst
of gunst wordt gevraagd, zonder dat er sprake is van een fatsoenlijke
aanhef (‘beste Peter’) of van een correcte afsluiting (‘met vriendelijke
groeten’). Nee, plompverloren wordt er in bijna commando-achtige taal
opgetikt wat men wil weten (‘graag snel antwoord!’), alsof we een soort
dienstverleningsloket zijn dat altijd tot antwoorden verplicht is.
Maar goed, nu we gingen verhuizen was het dus eens tijd om te kij-
ken wat er van al dat papierwerk mee moest, want tot dusver was er
nooit een snipper weggegooid. En dus keken we afgelopen week alles
nog eens door en werd ik geconfronteerd met honderden oude zaken
en duizenden briefwisselingen. Heel veel correspondentie met wat ik
ooit de ‘drie E’s’ heb genoemd: Echtscheidingsaffaires, Erfafschei-
dingsoorlogen en Erfenisruzies, een brievencategorie die bij ons heel
gauw het predikaat ‘filen’ krijgt en waar de inhoud me niet van bij blijft.
Die brieven hebben de schifting afgelopen week dan ook niet overleefd.
Maar bij vele andere stukken kon ik een kreet van herkenning niet on-
derdrukken: ‘O ja, daar zijn we ook nog mee bezig geweest. Verhip, dat
we dat ook nog hebben... Hé, dat is die zaak van X... Ach... kijk nou, dat
is een brief van Y...’ En gelukkig vond ik in de papierberg ook nog een
paar keer iets terug – een foto, een brief, een dossierstuk – dat ik verlo-
ren waande en nu van een definitief einde in de hongerige muil van de
papiervernietiger kon redden. Bijna liefkozend – want ja, wie niet van
dossiers houdt moet geen misdaadverslaggever worden! – liet ik som-
mige stukken door mijn handen gaan. Dossiers waar we de afgelopen
jaren uitzendingen van hebben gemaakt, maar ook zaken waar we om
een of andere reden niets mee hadden gedaan, konden zodoende nog
een keer op mijn aandacht rekenen. Ik kwam dossiers tegen die waren
afgeschreven omdat het verhaal niet deugde, de feiten niet klopten of
de personen erachter onbetrouwbaar waren, maar mijn oog viel ook op
kwesties die een beter lot hadden verdiend, maar om praktische en
journalistieke redenen het tv-scherm toch niet hadden gehaald. En nu
ik sommigen verhalen weer eens doorlas gingen ze toch weer voor me
leven. Een aantal heb ik er daarom apart gelegd en die zal ik in de ko-
mende hoofdstukken uit de vergetelheid trekken alvorens ik er in mijn
nieuwe kantoor weer ‘filen’ op krabbel...
– 41 –
Een verdwaalde kogel
Ronald Cramer kwam op 1 april (!) 1997 om het leven toen hij in zijn
auto op het Hildo Kropplein in de hoofdstedelijke Zeeburgbuurt reed.
De 38-jarige Amsterdammer ging die vroege morgen in zijn Fiat Tipo
naar zijn werk. Na jaren van werkloosheid was hij bij een slachtbe-
drijf op proef aangenomen. Cramer had er zin in en reed, ondanks
het vroege tijdstip, goedgemutst weg van zijn woning aan de Walen-
kampstraat. Zijn toekomst zag er weer goed uit. Nog geen honderd
meter verder, toen hij op het Hildo Kropplein een stilstaande taxi pas-
seerde, klonken er echter een paar knallen. De ruit in het linkervoor-
portier van de Fiat Tipo versplinterde en de auto kwam 20 meter ver-
der tegen een boom tot stilstand: Ronald Cramer was op zijn eerste
werkdag door zijn hoofd geschoten en overleed vrijwel direct. Uit het
rechercheonderzoek kwam vervolgens een samenloop van omstan-
– 42 –
digheden naar voren die elk realiteitsbesef tart. Nee, de schutter had
het niet op Ronald gemunt, nee, hij had ook niet op hem gemikt... Dat
kon ook eigenlijk niet, want Cramer was een man van onbesproken
gedrag die zich bepaald niet in de verkeerde kringen ophield. Nee, de
Amsterdammer werd slachtoffer van het noodlot en wel op een wijze
waar je geen kansberekening op kunt loslaten. Zonder het te weten
was hij met zijn auto het toneel van een drugsruzie opgereden, waar-
bij de bendeleden elkaar juist onder vuur namen. Twee van hen wa-
ren met de taxi gekomen die Cramer juist passeerde. De kogel die
voor een van de drugsdealers was bedoeld, zwaaide af en raakte de
nietsvermoedende Amsterdammer in zijn hoofd... Als hij een halve
seconde eerder of later van huis was gegaan, als hij geen 50 kilometer
maar 49 kilometer per uur had gereden, was er niets gebeurd – het is
gekmakend als je erover nadenkt! – maar Ronald Cramer had die och-
tend alles, maar dan ook alles tegen. Ik heb geprobeerd me een voor-
stelling te maken van het ongeloof waardoor het gezin van Cramer
moet zijn getroffen toen kort na zijn vertrek de politie aan de deur
stond met dit verhaal. Dat is gewoonweg niet te bevatten...
– 43 –
De laatste nacht van Yvonne Honders
De afgelopen jaren heb ik meer dan 350 afleveringen van mijn program-
ma gemaakt. En hoewel ik gezegend ben met een geheugen als een pot,
gebeurt het toch wel dat ik bepaalde zaken na verloop van tijd niet
scherp meer voor de geest kan halen. Niet elke zaak spreekt je evenveel
aan en niet elk dossier kent talloze follow ups waardoor ze je beter bij-
blijven. Toen ik een poosje geleden in verband met een kantoorverhui-
zing ons archief aan het uitmesten was, liet ik alle zaken – ook die niet
tot een uitzending hadden geleid – weer eens door mijn handen gaan.
Dat ging grotendeels routinematig, maar toen ik ineens het dossier van
een 40-jarige blonde vrouw uit Amsterdam vasthield, stopte ik meteen
met sorteren. ‘Yvonne Honders... ja... potverdomme!’ mompelde ik in
mezelf. En die krachtterm sloeg niet op haar, maar op het halfbakken
onderzoek dat justitie had gedaan en het feit dat de verdachten in haar
zaak de dans op schandelijke wijze waren ontsprongen. Een van de eer-
ste dingen die ik zag was een brief van haar zoon Mischa die mij destijds
schreef: ‘De moord is nooit opgelost omdat kennelijk niemand de waar-
heid écht wilde weten.’ Hij had gelijk en de zaak zit mij daarom nog al-
tijd dwars, maar laat ik u eerst de feiten geven.
Het lijk van Yvonne Honders werd in de vroege ochtend van donder-
dag 1 maart 1990 door een kwekerijmedewerker in een ondiepe sloot
van de Aalsmeerderweg bij Burgerveen gevonden. De grafisch ont-
werpster was grotendeels ontkleed, op een trui en een sok na. Ze was
verdronken, maar er was duidelijk een misdrijf in het spel. Recher-
cheonderzoek wees al snel uit dat ze die nacht in een Amsterdamse
kroeg om kwart voor vijf met twee mannen was weggegaan, de 35-jari-
ge K. en de 31-jarige S. Drie uur later werd ze dertig kilometer verder-
op dood gevonden. Het duo werd gehoord en vertelde dat ze met
Yvonne inderdaad de Haarlemmermeerpolder waren ingereden. De
een zat achter het stuur, de ander zat met haar op de achterbank wat
te ‘rotzooien’. Bij een bruggetje op de Aalsmeerderweg waren ze ge-
– 44 –
stopt. Er was om onduidelijke redenen mot ontstaan en Yvonne was
boos uitgestapt. En hoewel het ijskoud en pikdonker was hadden de
twee mannen haar gewoon in het holst van de nacht achtergelaten in
de belachelijke veronderstelling dat ze ‘wel een lift zou krijgen’. Er
was niets gebeurd. Zeiden ze. Yvonne was geheel gekleed toen ze
wegreden en ze leefde nog, beklemtoonden de twee. Nader verhoor
leerde dat hun relaas rammelde. De mannen logen om S. te bescher-
men, die met deze schuinsmarcheerderij niet bij zijn eigen vrouw
kon aankomen. Na enige verhoren werd het verhaal ietwat bijgesteld.
Yvonne was uitgestapt zonder broek en wellicht was ze in het water
gevallen – en verdronken – toen ze deze in het donker probeerde aan
te trekken, suggereerden de twee mannen nu. Dat correspondeerde
echter niet met de door de technische recherche gevonden sporen.
Yvonne lag 15 meter van het bewuste bruggetje af. Haar legging lag
aan de overkant op het talud. Haar laarsjes stonden wel op de brug,
keurig naast elkaar. Het gekke was echter dat er op het blubberige
brugdek geen enkel voetspoor van haar, maar wél van K. en S. werden
gevonden. Van Yvonne trof de recherche alleen een knie- en duimaf-
druk aan, wat het vermoeden rechtvaardigde dat zij half in de auto,
half uit de auto heeft gehangen en er waarschijnlijk een schermutse-
ling heeft plaatsgevonden voor zij te water raakte. Tijdens een van de
laatste verhoren vertrouwde S. de rechercheurs toe, zo las ik in het
oude dossier: ‘Als ik vertel wat er precies op de brug is gebeurd, ben ik
lange tijd van de straat...’ Je zou zeggen: dat is een goed alibi om er
nog eens wat pittige verhoren tegenaan te gooien. Maar geloof het of
niet: hier stopte het dossier. De mannen werden op vrije voeten ge-
steld. De zaak werd geseponeerd ‘wegens onvoldoende aanwijzingen
van schuld’. Ongelooflijk. Verbijsterend. Schokkend. ‘De zaak is
nooit opgelost, omdat kennelijk niemand de waarheid wilde weten,’
schreef haar zoon Mischa mij verbitterd. Dat laatste is niet helemaal
waar. Nu, twaalf jaar na het misdrijf, wil ik nog steeds dolgraag weten
wat er met Yvonne Honders is gebeurd. En ik vraag me af of K. en S.
kunnen leven met wat er is gebeurd en hun rol daarbij. Zou er nog
een kansje zijn dat S. nu wel wil vertellen wat er ‘precies op de brug is
gebeurd’? Ik ben bang van niet. Want daar is moed voor nodig en ie-
mand die om vijf uur ’s nachts een vrouw halfnaakt op een bruggetje
in de donkere polder achterlaat en gewoon naar huis gaat, is geen ke-
rel maar een lafaard. Of moet ik in dit geval zeggen: een moordenaar?
– 45 –
Het mysterie van Miriam Möller
Deze maand [november 2002] precies zes jaar geleden rolde ik in een
bizar voorval, waarvan ik me vandaag de dag nog steeds afvraag wat
daarvan precies de bedoeling was en wat er nu wel en wat er nu niet
waar was. Ik werd met die geschiedenis onlangs weer geconfron-
teerd, toen ik bij onze kantoorverhuizing in een kast met niet-actueel
dossiermateriaal een proces-verbaal vond van de recherche in Veen-
endaal, waar ik in november 1996 aangifte van het hele verhaal had
gedaan.
Het begon ermee dat ik werd gebeld door ene B., een beroepscrimi-
neel uit Veenendaal. Hij vroeg of ik direct naar hem toe wilde komen,
omdat hij in een noodsituatie verkeerde en een onthullend verhaal te
vertellen had. Toen ik met collega Erwin Otten bij zijn huis kwam,
werden we door de gestreste B. ontvangen. De lampen in zijn woning
waren uit, hij had een pistool in zijn handen en liep als een getergd
roofdier heen en weer. Bij ieder geluidje richtte hij zijn wapen op de
deur en hield een wijsvinger op zijn lippen om ons tot absolute stilte
te manen. De sfeer was zo dreigend dat Erwin en ik overwogen op de
grond, achter de divan, dekking te zoeken, want we verwachtten dat
er ieder moment een kogelsalvo door de ramen kon komen.
Toen B. wat kalmeerde, vertelde hij ons dat hij die week bij een moord
op een Belg betrokken was geraakt in een plaatselijke seksclub, die ei-
gendom was van een notoire onderwereldfiguur. B. had de man niet
zelf gedood, maar was wel ingeschakeld om hem in een rol tapijt op
een braakliggend terrein in de buurt te dumpen. De Belg was een
schuldeiser van de seksclubeigenaar en om van zijn gezeur af te zijn
had men hem laten ‘hemelen’, zoals B. dat uitdrukte. Hij was nu ech-
ter bang dat de moordenaars hem ook zouden opruimen omdat hij te
veel wist en daarom had hij mij erbij gehaald, zei hij. Hij wilde ons de
plek wijzen waar het lijk lag. Na veel geharrewar kwam het een paar
– 46 –
dagen later tot een nieuwe afspraak, in een café. B. had erop gestaan
dat we elkaar daar zouden ontmoeten. Een paar keer benadrukte hij –
telefonisch – dat we bij binnenkomst moesten doen alsof we elkaar
goed kenden. Ik vond dat zeer merkwaardig, maar besloot het alle-
maal maar op me af te laten komen. Toen Erwin Otten en ik op het
afgesproken tijdstip arriveerden, parkeerde daar ook net een andere
auto, waar een imposant figuur uitstapte: de seksclubeigenaar, de
man die B. als moordenaar had genoemd... Hij keek ons met grote,
verbaasde ogen aan. Dat kon natuurlijk geen toeval zijn en ik kreeg
steeds meer het gevoel dat ik een pion in een of ander onderwereld-
schaakspel was geworden. Het was duidelijk de bedoeling dat de man
mij zou zien, waarschijnlijk om hem onder druk te zetten. Ik vroeg
B., die al binnen zat, om opheldering, maar hij was nog zenuwachti-
ger dan anders. Een paar minuten later liepen we naar buiten en ik
vroeg B. nogmaals wat dit allemaal te betekenen had. Hij werd kwaad
en schreeuwde: ‘Jullie bekijken het maar... De man om wie het gaat
zit binnen en hij heeft jullie nu gezien!’ Ik zei: ‘Ja, vind je het gek, dat
heb je toch zelf zo geregisseerd!?’ B. werd nog bozer en liet ons daar
staan. Het was een krankzinnig voorval, maar ik zat er wel mee in
mijn maag. Was er echt iemand vermoord of was het een verzinsel?
B. reageerde niet meer op telefoontjes en de seksclubeigenaar vertrok
even later ook met onbekende bestemming. Erwin en ik bleven achter
en wisten niet wat we van de kwestie moesten denken. Ik stapte daar-
om maar naar de plaatselijke recherche. Zij konden misschien uitzoe-
ken of er een Belg vermist was en of deze bekend was in de seksclub.
Mijn verhaal werd door een rechercheur belangstellend uitgetikt en
dat proces-verbaal vond ik dus een paar weken geleden terug. Van B.
zelf heb ik nooit meer iets gehoord en dus vraag ik me nog altijd af
wat er nu aan de hand was. Er is nooit gebleken dat er werkelijk een
moord is gepleegd. Er is geen sprake van een vermiste Belg en er is
ook nooit een lijk in een rol tapijt gevonden. Maar wel een ander lijk...
Op een andere plaats. Ruim een halfjaar later werd in Rotterdam in
de bosjes langs de Maetelinckweg het lijk gevonden van de 28-jarige
prostituee Miriam Möller. De drugsverslaafde vrouw was op een on-
gelooflijke manier met meer dan zeventig messteken (!) toegetakeld.
Ik kreeg een schok toen ik hoorde wie Miriam precies was. Het was
de vrouw van... B. Het stel leefde al gescheiden van elkaar en er is
nooit een spoor gevonden dat B. ook maar iets met de dood van de
– 47 –
moeder van zijn kind te maken had, maar gek blijft het allemaal wel.
De moord op Miriam is nog steeds onopgelost en zodoende zit ik nog
steeds met heel veel vraagtekens, B.!
– 48 –
De moord op Antonio Brizzi
– 49 –
tijd bezig. Brizzi was een stratenmaker die zich letterlijk in het milieu
omhoog gevochten had – drugs, prostitutie, geweld, incasso’s – en daar-
mee de status van jetsetcrimineel had verworven. Hij was de eigenaar
van het dynastieachtige landgoed Dennenhoef in Moergestel, vlak bij
Tilburg. Een boksfanaat. Schatrijk. Kleurrijk. Keihard. Erg lang heeft
hij niet van zijn rijkdom kunnen genieten, want op 26 april 1994, toen
hij veertig jaar oud was, kwam zijn moordenaar op bezoek.
Brizzi was thuis met zijn vriendin Simone en hun kindje, toen er
’s avonds rond een uur of negen aan de poort werd aangebeld. Een
man vertelde dat hij met zijn witte Fiat Panda op een modderpad
naast het landgoed vastzat en vroeg om hulp. Antonio ging met hem
mee en trok hem los met een trekkertje die op zijn landgoed stond.
De twee dronken daarop nog even een biertje in de keuken en maak-
ten een praatje. Simone vertrok even later met haar dochtertje naar de
huisarts omdat de kleine oorpijn had. Ze had de dokter gebeld en die
had gezegd dat ze nog even langs kon komen. Ze reed vrijwel tegelij-
kertijd met de witte Panda het erf af richting Moergestel en zag in
haar spiegeltje dat de onbekende man achter haar aanreed, maar even
later verloor ze hem uit het oog. Toen ze tegen halfelf thuiskwam,
vond ze Antonio in het portaal van de woning, badend in het bloed,
dodelijk getroffen door enkele kogels. Er had een worsteling plaatsge-
vonden en op de grond lag een bril van een duur, goudkleurig mon-
tuur van Dior, dat ze onmiskenbaar herkende als die van de Fiat-be-
stuurder. Kennelijk was de man nadat hij vertrokken was omgekeerd,
teruggegaan en had Antonio doodgeschoten. Was het verhaal van de
vastzittende auto een truc van een huurmoordenaar geweest om op
het landgoed te komen? Twee jaar na de moord heb ik over deze
moord een hele uitzending gemaakt. Ik heb alle betrokkenen gespro-
ken en het politiedossier secuur bestudeerd. Velen – ook bij de politie
– verdachten de vriendin van Antonio, die juist op het moment van de
moord naar de huisarts was en de erfgename van zijn miljoenen was.
Zij vonden dat allemaal net iets te toevallig en meenden dat zij met de
moordenaar had samengespannen. Ik heb Simone uitvoerig gespro-
ken en kwam daarentegen tot de conclusie dat zij op alle punten in
haar verklaring – tot in de kleinste details – de waarheid had gespro-
ken en zeer waarschijnlijk helemaal van niets wist. Ze had een witte
Fiat Panda gezien, verklaarde ze, en toen de politie op het modder-
– 50 –
paadje bandensporen aantrof, bleken die ook inderdaad van een Fiat
Panda te zijn en zo waren er nog veel meer punten die allemaal klop-
ten. Ondanks het feit dat van de gevonden bril in Nederland slechts 71
exemplaren waren verkocht, werd de eigenaar niet getraceerd. En on-
danks een banden- en een voetspoor, gevonden kogels en hulzen, een
duidelijk signalement (een spleet tussen de tanden) van de schutter
en een duidelijk automerk, werd de moordenaar van ‘d’n Brizzi’ nooit
gevonden. Dat heeft me altijd een beetje dwarsgezeten. En hoewel het
dus vrijwel zeker een onderwereldliquidatie betreft, kom ik voor de
oplossing daarvan nog graag ’s nachts mijn bed uit...
– 51 –
Moordenaars zijn geboren leugenaars
Hoe het komt weet ik niet, maar moordenaars zijn bijna ook altijd ge-
boren leugenaars. In een poging hun afschuwelijke daden te verbloe-
men, zijn ze vaak tot fabelachtige acteerprestaties in staat en wordt ie-
dere betrokkenheid met een mix van dramatiek, geveinsde
verontwaardiging en gespeeld verdriet ontkend. Met name bij een
aantal zogenoemde partnerdodingen heb ik de afgelopen jaren to-
neelstukjes gezien die in Hollywood zo een oscarnominatie zouden
opleveren. Toen Marion en Romy van Buuren uit Bergen vijf jaar gele-
den verdwenen, bezwoer Okan O. dat hij daar niets mee te maken
had. Onlangs werden hun stoffelijke resten in de duinen gevonden,
daar begraven door Okan. Paul van O., die recent tot zestien jaar cel
werd veroordeeld voor de moord op zijn vrouw Angelique uit Aals-
meer, kan spontaan een trillende onderlip, een brekende stem en een
opwellende traan in zijn ooghoek oproepen als hij mensen wil laten
geloven dat hij niets met de moord te maken heeft. En ook Moham-
med A., die in 1995 zijn ex-vriendin Christina Conte vermoordde en
haar lijk ergens heeft begraven, kan zo op de toneelacademie met zijn
ontkenningen. Allemaal zijn ze er een meester in om zich tegelijker-
tijd aangeslagen en verongelijkt voor te doen en zich vol onbegrip af
te vragen hoe het toch mogelijk is dat zij van zo’n afschuwelijk mis-
drijf worden beschuldigd.
– 52 –
men met collega Chantal van Schuylenburg verdiepte ik me op ver-
zoek van Wendela’s kinderen in de zaak en algauw concludeerden wij
op basis van het feitenmateriaal dat er in het Gooise plaatsje een we-
reldwonder moest hebben plaatsgevonden als Pieter er níéts mee te
maken had. H. werd ook twee keer door de recherche gearresteerd,
ontpopte zich tijdens de verhoren als een begenadigd leugenaar en
gaf geen krimp. En dus moest hij ook twee keer worden vrijgelaten.
Voor onze uitzending probeerde ik een interview met hem te krijgen,
maar dat weigerde hij. Wel kreeg ik hem telefonisch te spreken. Hij
speelde zijn rol toen weergaloos en ik zal niet gauw vergeten dat hij er
zelfs niet voor terugdeinsde om – met brok in de keel – zijn eigen kin-
deren verwijten te maken omdat zij hem niet vertrouwden, terwijl hij
drommels goed wist dat ze de spijker boven op z’n kop sloegen. In
plaats daarvan jammerde hij dat zijn kinderen hem verdacht maakten
en chanteerden. Het is dat ik de architect niet door de telefoon kon
zien, maar ik vraag me nu nog af hoe rood zijn kaken op dat moment
waren. Zijn eigen hachje ging boven het verdriet van zijn kinderen.
Zijn advocaten lieten zich vervolgens ook niet onbetuigd. In de aan-
loop naar de uitzending werd er heel wat afgesteggeld en liet men
weten dat als ik de goede naam van H. zou aantasten op basis van
enkele ‘nietszeggende beschuldigingen’, ik voor alle gevolgen zou op-
draaien. En in een interview met een krant, na de uitzending, liet men
dreigend weten dat ik ‘op mijn tellen moest passen’. Architect Pieter
had niets met de verdwijning te maken en de recherche moest eens
ophouden met dat eenzijdige onderzoek en de journalisten met hun
tendentieuze verhalen! Ferme taal met een portie bluf, maar af en toe
is er gelukkig ook nog zoiets als gerechtigheid. En dit diende zich bij
mij aan in de vorm van een aannemer uit Huizen, die ooit bij mij thuis
had gewerkt, en die mij na de uitzending de gouden tip gaf. Een kennis
van hem had gezien dat Pieter daags na de verdwijning ’s morgens in
alle vroegte in de tuin stond te graven. De architect reageerde nerveus
en ietwat betrapt toen hij werd gegroet. De man had zich afgevraagd
wat Pieter daar zo vroeg deed, maar was door een toevallige samenloop
van omstandigheden nooit door de recherche tijdens het buurtonder-
zoek gehoord. Ik vond het een verdacht verhaal en nam contact op met
de politie. Ik drong er op aan de man alsnog te horen en toch nog eens
goed in de tuin te kijken, waar overigens al uitvoerig was gezocht. Zulks
geschiedde...En jawel, kort daarop werd Wendela gevonden, gestort in
– 53 –
beton, naast de funderingsmuur van de woning van Pieter, bijna zoals
je van een architect zou mogen verwachten. Afgelopen week zag ik H.
voor de rechtbank, waar vijftien jaar cel tegen hem werd geëist. Een
grijzende, traag bewegende man, met een gedoofde blik in zijn ogen.
Pieter had niet alleen met een snoer zijn vrouw gewurgd, maar met zijn
leugens tegelijkertijd de band met zijn kinderen voor eeuwig doorge-
sneden. De kinderen hadden niet alleen hun moeder, maar ook hun
vader verloren. In zijn laatste woord bood de ooit zo maatschappelijk
geslaagde verdachte iedereen excuus aan. Zijn laatste woorden waren:
‘Waarom ging alles wat mooi was zo fout...?’
Kennelijk is de bittere wáárheid nu toch ook tot hem doorgedrongen.
– 54 –
De prijs voor een opgeloste moord
Een jaar of zeven geleden ben ik genomineerd geweest voor ‘de bron-
zen luis’, een journalistieke tv-prijs van de kro. De prijs was bedoeld
voor kritische tv-makers, die hun oren niet lieten hangen naar de ge-
vestigde orde. Ik had de nominatie verdiend met een reportage waar-
in werd aangetoond dat je op Curaçao bij de autoriteiten op valse
naam een echt Nederlands paspoort kon krijgen, wat in de onderwe-
reld natuurlijk goud waard was. Ik was er in geslaagd om vier echte
paspoorten op valse namen te bemachtigen. De controle op persoons-
gevens was bij de officiële instanties op Curaçao een lachertje. Er ont-
stond een fikse rel over onze bevindingen, er volgde een spoeddebat
in de Tweede Kamer en de staatssecretaris van Justitie zat met het
schaamrood op de kaken bij mij in de studio. Een prachtige, onthul-
lende reportage... meer luis in de pels kun je nauwelijks zijn. Maar
wie schetste mijn verbazing toen bij de feestelijke uitreiking van de
prijs niet ik of de eveneens genomineerde Bart de Graaff met de bron-
zen luis naar huis ging, maar... Hanneke Groenteman. Nu kun je
Hanneke duizend lovende kwalificaties toedichten, maar natuurlijk
niet dat zij een luis in de pels is.
Toen ik medio 2002 dan ook bericht kreeg dat mijn uitzending over
de bijna verjaarde moorden op Corrina Bolhaar en haar twee kinde-
ren Sharon en Donna in 1984 in Amsterdam-Zuid tot de laatste zes in
de categorie ‘Informatie’ van de Nederlandse Academy Awards was
doorgedrongen, haalde ik aanvankelijk mijn schouders op: ‘Oké, we
zitten er bij, maar zullen nog wel afvallen.’ Was dat een gebrek aan
– 55 –
zelfvertrouwen in mijn eigen reportage? Nee, geenszins, het gaf al-
leen mijn argwaan aan. In alle onbescheidenheid mag ik wel zeggen
dat ik onze uitzending zelf meteen een topper vond. We waren er na
veel justitiële tegenwerking en in een spannende race tegen de klok in
geslaagd om de verjaring van de gruwelijke moorden te stuiten. Bo-
vendien hadden we nieuwe getuigen opgespoord, waardoor de re-
cherche een verdachte kon aanhouden, die in voorlopige hechtenis
werd gezet in afwachting van zijn proces. De reportage, die ik samen
met collega Kees van der Spek heb gemaakt, bevatte in feite de ideale
journalistieke mix: kennis van zaken, vasthoudendheid, speurzin en
resultaat.
Een paar maanden later, begin september, werden de laatste drie kan-
didaten bekendgemaakt en toen wij er nog steeds bij zaten, kreeg ik
pas het gevoel dat onze reportage dat prestigieuze gouden beeldje
misschien toch wel eens in de wacht kon slepen. Aan het einde van de
maand vond de prijsuitreiking plaats tijdens een galadiner. En ja, u
voelt ’m al aankomen: ‘En de winnaar is... Peter R. de Vries met de
drievoudige moord in Amsterdam!’ Even later stond ik, keurig in
smoking, op het podium om de Academy Award in ontvangst te ne-
men. En laat ik eerlijk wezen, dat was toch een heel leuk moment! Ik
had veel willen zeggen, toen ik daar stond, maar de organisatoren
hadden streng laten weten dat de winnaars ‘hooguit twintig seconden’
konden speechen, anders zou de tv-uitzending veel te lang worden:
een kuchje, een ‘eh’ en een diepe ademhaling en het is voorbij. Ik heb
er nog ruim twee minuten bij gesmokkeld, zodat ik mijn medewer-
kers Sander Dekkers (‘de beste productieleider van Hilversum’), regis-
seur Ary Schouwenaar (‘een kanon’) en Kees van der Spek (‘een super-
talent’) kon noemen. Zij zorgen er samen met onze andere
redactieleden voor dat mijn programma jaar in jaar uit spraakmakend
is. Wat ik daar op het podium helaas niet meer kon zeggen – en daar-
om hier doe – is dat sbs6 en Endemol ook een enorm compliment
verdienen. Zij hebben mij de afgelopen zeven jaar altijd gegeven waar
ik om vroeg en dat is met een vaste crew van achttien man niet gering,
kan ik u verzekeren. Mijn programma is een van de duurste tv-pro-
ducties. En nooit heeft men, na bijvoorbeeld de 35e uitzending van de
Puttense moordzaak tegen mij gezegd: ‘Peter, zo is het wel genoeg...’
Nee, altijd vertrouwen, altijd ruim baan. Daar kan de publieke om-
– 56 –
roep nog een puntje aan zuigen! Zij verdienen daarvoor absoluut ook
een gouden trofee. Maar toen ik na de uitreiking met sbs 6-baas Fons
van Westerloo en Endemol-topman Paul Römer sprak en zij even kib-
belden waar de net gewonnen Academy Award zou komen te staan,
bij de zender of bij de producent, zei ik, terwijl ik de prijs achter mijn
rug verborg: ‘Wedden dat hij bij mij thuis komt te staan...?’
– 57 –
De trillende stem van een president
Dat ene bezoek is niet zonder gevolgen gebleven, zoals het ook niet
bij één uitzending over deze zaak is gebleven. Inmiddels kan ik bijna
geblinddoekt naar hun straatje rijden. In het begin moest Anja even
wennen aan een bekende Nederlander bij haar over de vloer, maar al
snel was het heel gewoon dat we de laatste ontwikkelingen kwamen
bespreken, stukken van de advocaten doornamen, de inhoud van een
op stapel staande uitzending voorlegden of de resultaten van een uit-
gezochte tip kwamen melden. En tijdens al die bezoeken, in de elkaar
opvolgende jaren, zag ik dat keurige rijtjeshuis langzaam maar zeker
achteruitgaan. Aan kleine dingetjes merkte ik dat Anja de eindjes aan
elkaar moest knopen en dat dit soms absoluut niet meeviel. Zelf zei ze
er eigenlijk nooit iets over, of het moest met een grapje zijn. Echtgenoot
in cel, opgroeiende kinderen en hoge reiskosten voor gevangenisbe-
zoek: het trok een zware wissel op het huishouden. Kapotte dingetjes
werden niet gerepareerd, versleten meubilair werd niet vervangen. Er
werd sober geleefd, maar de kinderen zagen er altijd verzorgd uit. Dat
ging voor alles. Rekeningen stapelden zich op. Soms bespeurde ik tij-
dens mijn bezoeken wel eens wanhoop in de ogen van Anja. Maar
haar kinderen waren dan al naar bed. Nooit tranen waar zij bij waren.
Integendeel, hun leven moest doorgaan, zo gewoon mogelijk al was
– 58 –
het eigenlijk onmogelijk. Als je man – onschuldig – in de gevangenis
zit, iedereen je scheef aankijkt, je bovendien ook nog eens jarenlang
op de rand van het bestaansminimum leeft en je dat ongeluk toch zo
veel mogelijk van je kinderen weet weg te houden, dan... dan ben je
een moeder die een standbeeld verdient!
– 59 –
len voelen om het geld, dat hen meer dan toekomt, uit te geven voor
een aangenamer leven. De nachtmerrie is voorbij. In huize Dubois en
Viets hoeft voortaan geen ‘nee’ meer te worden verkocht.
Ik reed vanaf Leeuwarden fluitend, met een warm gevoel naar huis.
Blij voor de Vier van Putten. Ziezo, dacht ik, dat is rechtgezet. En nu
komt de echte dader aan de beurt!
– 60 –
Lady-killers...
– 61 –
• Amy Archer, de eigenaresse van een bejaardenhuis in Windsor
Connecticut, deed ongeveer hetzelfde. Binnen vijf jaar stierven er
45 bejaarden, die een hoog inschrijfgeld hadden betaald dat aan de
directrice toeviel bij hun overlijden. Amy gebruikte arsenicum.
• In Frankrijk was Helene Jegado de ‘Goeie Mie’ van het land en ook
zij was verpleegster. Zeker 23 mensen stierven door het toedienen
van arsenicum, nadat Helene aan hun bed had gestaan.
– 62 –
1982 de toen 9-jarige Digna van der Roest uit Groningen meelok-
ten, seksueel misbruikten, vermoordden en in een greppel in
Drenthe begroeven. Hannie P. is in de gevangenis overleden aan
een hartaanval.
– 63 –
Een lage frustratietolerantie
Ruim vijf jaar geleden, op 9 februari 1997, kreeg ik een brief van Nel-
ly Mathilda uit Rotterdam. Ze schreef: ‘Hierbij vraag ik voor mijn 13-
jarige dochter Jelitsa uw aandacht voor het volgende. In september
1994 is op klaarlichte dag een fietser vermoord, in het centrum van
Rotterdam. Het was de vader van mijn dochter. Hoewel veel mensen
de schietpartij gezien hebben, is de dader niet gepakt. De politie is er
lang mee bezig geweest, maar doet er mijns inziens niets meer aan.
Volgens diverse bronnen loopt de dader gewoon rond in Rotterdam.
Mijn dochter gaat hier kapot aan en is erg depressief. Wilt u deze zaak
alstublieft in behandeling nemen?’
Een paar dagen later zat Nelly bij mij op kantoor en vertelde het com-
plete verhaal. Haar man, de 44-jarige Richenel Mathilda, was op 23
september 1994 zonder pardon doodgeschoten toen hij ’s avonds
met zijn fiets op het zebrapad van het Kruisplein per ongeluk een
voetganger schampte. Een incidentje dat elke dag overal voorkomt.
Maar de voetganger reageerde furieus, trok een pistool en vuurde
twee dodelijke kogels af op de verbouwereerde Richenel, die ter plek-
ke stierf. Het was koopavond en er waren talloze getuigen, maar de
schutter wist te ontkomen. Nelly en haar dochtertje Jelitsa bleven ont-
redderd en vol onbegrip achter en schreven mij tweeënhalf jaar later,
toen de zaak onopgelost bleef, bovengenoemde brief. Ik wilde graag
iets doen, voor zulke tragedies hoef je mij niet te motiveren. Ik nam
contact op met de Rotterdamse politie en vroeg of zij aan een uitzen-
ding wilden meewerken. Misschien zou dat tips opleveren. Nou, bij
de Rotterdamse recherche was de motivatie op dat moment al wel ver
te zoeken. Nee, een tv-uitzending zagen ze niet zitten. De zaak was al
‘op de plank gelegd’, zoals dat heet. Het betekent dat er niet meer aan
gewerkt werd. ‘We verwachten geen ontknoping meer in deze zaak,’
liet de woordvoerder weten. ‘Slechts een verdwaalde tip zou hier nog
licht in kunnen brengen.’ Ja, als je niks onderneemt hoef je geen ont-
– 64 –
knoping te verwachten, maar als je wel wat doet dwing je misschien
iets af, hield ik de woordvoerder voor. Het had geen effect. Ik kon pra-
ten als Brugman, maar men was niet te vermurwen. Door gebrek aan
concrete feiten en medewerking kwam de uitzending er daarom niet,
een boodschap die ik met tegenzin aan Nelly en haar dochter over-
bracht.
– 65 –
Afgelopen week sprak ik Jelitsa, die inmiddels een meid van negen-
tien jaar is. Ze had een brok in haar keel toen ze het over haar vader
had. ‘Ik had de moed eigenlijk al opgegeven,’ zei ze. Ze is daarom blij
met de oplossing, maar tegelijkertijd is ze kwaad, ontzettend kwaad:
‘De dood van mijn vader heeft me psychisch gesloopt, ik ben heel
lang van slag geweest. Het is een wond die nooit meer dichtgaat. En
waarom? Waarom allemaal? Omdat iemand mijn vader zomaar, echt
helemaal nergens om, doodschiet.’ De tranen welden op in haar
ogen. ‘Het leven is... is niet eerlijk,’ zei ze snikkend. Ik zweeg. Nor-
maal is zo’n zinnetje een makkelijk uitgesproken cliché. Nu klonk ie-
der woord van haar als een zweepslag...
– 66 –
De moord op Arthur Ghurahoo
– 67 –
In de zomer van dit jaar werd ik benaderd door Julien Ghurahoo, de
drie jaar oudere broer van Arthur, met de vraag of ik bereid was iets
aan de zaak te doen. Hij had dit besproken met de rechercheleiding
en die stonden er positief tegenover. ‘Ons gezin, de recherche en ve-
len anderen willen een beroep doen op de publiciteit die u kunt cre-
eren, waardoor de zaak misschien nu wel opgelost kan worden. U
krijgt medewerking van alle instanties,’ schreef hij mij. Ik had het
onderzoek naar de moord op Arthur altijd gevolgd en wilde hier graag
gehoor aan geven. Samen met collega Kees van der Spek maakte ik
snel een afspraak met het rechercheteam om eens te horen of men
werkelijk wilde samenwerken. Welnu, dat was het geval, we konden
inzage in het dossier krijgen om zodoende een gedetailleerde reporta-
ge te maken. Men zag het – terecht – als een laatste kans om nog iets
aan de zaak te doen voordat deze verjaart. In ruil zegde ik toe dat jus-
titie de uitzending vooraf mocht bekijken en een vetorecht zou krij-
gen als er onwelgevallige informatie in zou staan. Ik keek ernaar uit
om aan de zaak te werken, maar daags voordat we met het leeswerk
zouden beginnen, belde er een officier van justitie die alle gemaakte
afspraken afblies. Niks dossier lezen! Geen sprake van! Dat was tegen
de regels. Ik vroeg of ik dan misschien wel een uitvoerige uiteenzet-
ting van het rechercheteam over hun doen en laten in de afgelopen
zestien jaar kon krijgen. Zonder die basisgegevens zou ik moeilijk
een evenwichtige uitzending kunnen maken, zo hield ik justitie voor.
Maar ook die tussenweg vond geen genade in de ogen van de officier
van justitie: ‘Nee, dat is niet gebruikelijk...’ Niet gebruikelijk? Ik hield
de officier voor dat wij in ontelbare zaken uiteenzettingen hebben ge-
kregen van de recherche. Er is niets wat dat verbiedt. Sterker nog, ik
kon haar voorbeelden noemen van zaken waarin we zelfs volledige
inzage in het dossier hadden gehad. Maar ik had net zo goed tegen
een muur kunnen praten, want hoewel de officier mijn argumenten
op geen enkele manier kon weerspreken, hield zij voet bij stuk. Dit tot
woede van de familie Ghurahoo, die natuurlijk niet snapt dat justitie
de laatste kans op een oplossing laat lopen om... ja waarom eigenlijk?
Het is goed beschouwd allemaal proceduregeneuzel en ambtenarij,
die voorbijgaat aan het leed van de nabestaanden. Julien kwam de
stand van zaken bij mij op kantoor bespreken. Hij was aangeslagen
door de opstelling van justitie. Bij binnenkomst overhandigde hij mij
een enveloppe. ‘Van mijn moeder... Ik weet zelf ook niet wat erin zit,’
– 68 –
zei hij. Ik ritste de enveloppe open. Er zat een briefje in en een foto.
‘Peter, help ons het beest te traceren, die onze zoon zo onmenselijk
heeft vermoord. Arthurs moeder,’ stond er. Ik keek naar de foto en
zag dat het er één van Arthur was, de laatste die ooit was gemaakt. Hij
lag opgebaard in zijn kist. Een mooi donker jongetje, met een pleister
op zijn voorhoofd, de ogen voor altijd gesloten. Hij had een blauw
spencertje aan met een witte zijden blouse. Ik kon even niets zeggen,
het kippenvel kroop over mijn hele lijf. En het zei mij dat die uitzen-
ding er gaat komen. Met of zonder medewerking van justitie...
– 69 –
De goede contacten met justitie
Pas luttele uren voor onze uitzending kreeg ik een belletje van een
politiefunctionaris die meldde dat Lopes al enige dagen daarvoor was
opgespoord en aan een dna-test meewerkte. ‘Nou daar bent u dan
lekker op tijd mee,’ mopperde ik, ‘de uitzending is al helemaal opge-
nomen. Daar kan ik nu niks meer aan veranderen.’ De studio was
– 70 –
dicht, de camera-, geluids- en lichtmensen waren al naar huis en de
band van de uitzending lag al kant en klaar gemonteerd bij sbs 6.
Daar konden we niets meer aan veranderen. En dus ging het Lopes-
onderwerp de lucht in zoals het was gemaakt, compleet met een ver-
zoek om inlichtingen over zijn verblijfplaats.
Twee weken na dato (!) kwam me dat te staan op een brief op hoge po-
ten van de plaatsvervangend hoofdofficier in Zutphen, mr. B.W.M.
Hendriks. Hij was ‘buitengewoon onaangenaam getroffen’ dat we het
onderwerp toch hadden uitgezonden. Er had van mij meer ‘zorgvul-
digheid en improvisatievermogen’ verwacht mogen worden, stelde hij
in zijn schrijven. En dat ik het telefoongesprek met de persofficier op
de band had opgenomen was in strijd met de ‘normale omgangsvor-
men’, schreef hij. Geen woord van excuus dat men zelf wekenlang
niet op eenvoudige verzoeken om commentaar had gereageerd. Ver-
bouwereerd schreef ik hem terug dat hij wel een toontje lager mocht
zingen als hij de voorgeschiedenis kende. Of behoort het soms wel tot
de normale omgangsvormen op het parket om een keurig schriftelijk
verzoek om inlichtingen gewoon onbeantwoord te laten? Ik legde hem
uit dat het point-of-no-return al gepasseerd was toen zijn medewerker
een paar uur voor uitzending belde en dat dit bij een 55 minuten-du-
rend programma – dat niet live wordt uitgezonden – heel normaal is in
Hilversum. ‘U bent hier voor het grootste gedeelte zelf schuldig aan,’
liet ik hem in mijn fax weten. Nu kreeg ik de dag er na al antwoord –
tjonge zeg! – van mr. Hendriks en ondanks mijn uitleg stelde hij kort-
weg, zonder ook maar één punt feitelijk te weerleggen: ‘Uw brief geeft
mij geen aanleiding terug te komen op mijn eerder ingenomen stand-
punt.’ Nu werd ik pissig. Ik vroeg hem in een tweede briefje of hij
soms enige kennis had over het productieproces van een televisiepro-
gramma. Hoe kon hij verwachten dat wij op de valreep van alles kon-
den improviseren, daar waar zijn eigen organisatie niet eens een sim-
pele brief binnen drie weken kan beantwoorden? ‘Of denkt u soms
ook dat de krant nog aangepast kan worden zolang deze nog niet bij u
thuis op de mat ligt, maar wel al is gedrukt?’ vroeg ik hem.
Mr. Hendriks reageerde weer direct: ‘U mag uit mijn brief afleiden
dat mijn standpunt zeer weloverwogen is ingenomen.’ Weer zonder
één enkel argument of toelichting. Ik ben officier van justitie en alles
– 71 –
wat ik doe is weloverwogen en juist, wat u ook aanvoert. En terwijl hij
de correspondentie nota bene zelf was begonnen sloot hij af met: ‘Ik
beschouw hiermee de discussie als gesloten en zal niet meer reageren
op brieven uwerzijds inzake deze kwestie.’ Meneer de magistraat zal
niet meer reageren... Arrogantie van de macht heet dat. Ik antwoord-
de hem niettemin nog een keer en schreef: ‘De zogenaamd “welover-
wogen ingenomen standpunten” van het Zutphense Openbaar Minis-
terie kennen we inderdaad vanuit de Puttense moordzaak... Daarbij
past ook de struisvogelpolitiek om een discussie eenzijdig gesloten te
verklaren als valide tegenargumenten niet meer voorhanden zijn.’
Wat een on-ge-loof-lijke eikel!
Naschrift: het dna van Felipe Lopes kwam niet overeen met dat van de
gevonden spermasporen. Hij heeft het land inmiddels weer verlaten.
– 72 –
Het ‘mooie leven’ van de pedofiel
De verpleegkundige Lucy de B. die begin 2003 voor meer dan een do-
zijn ‘ziekenhuismoorden’ terechtstond, werd in veel van die instellin-
gen ernstig gewantrouwd en verdacht van dubieuze handelingen met
patiënten. Maar nooit werden nieuwe werkgevers door de oude ge-
waarschuwd. Wim M., een particulier verpleger uit Groningen, is ge-
noemd bij vijf verdachte sterfgevallen in zijn naaste omgeving. Bij
zorginstanties, zoals bejaardenhuizen en ziekenhuizen, vertrok hij
met slaande deuren, processen en bedreigingen. Nooit werd hem een
strobreed in de weg gelegd bij nieuwe betrekkingen. Joos B., pa-
triarch van het jeugdwerk in het Limburgse Heibloem, was ooit als
leraar op een lagere school veroordeeld voor ontucht met kinderen.
Niettemin werkte hij later gewoon in een kinderhuis (!) en scharrelde
bovendien elke zaterdag op de voetbalclub vrijelijk rond bij de dou-
chende jeugdspelers. Velen wisten ervan, niemand trok aan de bel.
Sterker nog, hij kreeg later een koninklijke onderscheiding vanwege
zijn vele verdiensten voor het ‘jeugdwerk’.
Toen ik eind januari 2002 te maken kreeg met een leraar en sporttrai-
ner die via internet een minderjarige jongen naar zijn woning in Alk-
maar probeerde te lokken om daar seksuele handelingen met hem te
verrichten, besloot ik deze gang van zaken te doorbreken en ook de
school en de betrokken sportbond in te lichten. Ik wilde niet op mijn
geweten hebben dat deze man zijn activiteiten gewoon zou kunnen
voortzetten, terwijl ik wist dat er dingen waren gebeurd die het dag-
licht niet konden verdragen. Zoals gezegd ging het in deze zaak om
een leraar op een middelbare school, die ook trainer was van jeugdse-
lecties in de sportwereld. Op internet had hij – onder een schuilnaam
– gereageerd op een jongerensite en was zo in contact gekomen met
de 15-jarige David uit Amsterdam. Dit resulteerde er uiteindelijk in
dat hij de jongen en zijn moeder via internet en de telefoon intimi-
deerde en bedreigde als David niet aan zijn wensen zou voldoen. Da-
– 73 –
vids moeder schakelde ten einde raad ons programma in en vanaf dat
moment heb ik met collega Samantha Minne de chat-conversaties
tussen David en de leraar gevolgd en opgenomen. Terwijl de man er-
van op de hoogte was dat Davids moeder zich verzette tegen het inter-
netcontact, lokte hij de jonge scholier toch stiekem op een zaterdag
naar hem toe om bij hem thuis homovideo’s te bekijken en ‘wie weet
wat er dan nog allemaal gebeurt...’ De leraar, een veertiger, wist bo-
vendien drommels goed dat David minderjarig was (dat had David
een paar keer expliciet in de chat-conversatie vermeld) en hoewel hij
op dat moment zelf dagelijks voor een klas vol tieners stond,
schroomde hij niet zijn snode plannen gewoon door te zetten. Hij
mailde letterlijk naar David: ‘We zouden tijdens het filmkijken elkaar
kunnen betasten, uitkleden, aftrekken, pijpen en tongen. Of je ge-
neukt wilt worden wil ik je best leren, maar dat is aan jou.’ En op de
dag dat David bij de man op bezoek ging, belde de jeugdtrainer nog
een keer kwijlend op en vroeg of David misschien bij hem thuis een
sportbroekje kon aantrekken, want dat vond hij zo opwindend. (‘Ik
heb liever dat iemand in een korte broek zit dan in een slipje.’) Om
een lang verhaal kort te maken: op het moment dat David op het sta-
tion bij de man in de auto zou stappen, nam ik zijn plaats in en con-
fronteerde de leraar met zijn praktijken. Het bleek een huilebalk, die,
nadat hij van de eerste schok was bekomen, mij ervan beschuldigde
dat ik zijn ‘mooie leven kapotmaakte’. Dat hij daar zelf de hoofdschul-
dige van was, kwam niet bij hem op.
In de uitzending moesten wij hem, op last van zijn advocaat, die zelfs
– tevergeefs – een kort geding had aangespannen om de hele uitzen-
ding te verbieden, anonimiseren. En omdat dit kon betekenen dat hij
gewoon door zou gaan met het wekelijks trainen van jonge knaapjes
in korte broeken, besloot ik de betrokken sportbond in te lichten.
Deze bracht de zaak voor de tuchtcommissie die er onlangs uitspraak
in deed. Toen ik het verslag las, vroeg ik me af of de commissie de uit-
zending überhaupt wel had gezien. De jeugdtrainer jokte op essentië-
le punten, maar niemand had dat kennelijk in de gaten. Het slachtof-
fertje en zijn moeder werden niet gehoord en wij, die de uitzending
hadden gemaakt, evenmin. In de uitspraak staat nu dat ‘niet bewezen
kan worden dat hij de opzet heeft gehad de minderjarige tot seksuele
handelingen te brengen’. Ook stelt men vast dat er geen sprake zou
– 74 –
zijn van een strafbare uitlokking van een delict, iets wat natuurlijk al-
leen maar is voorkomen doordat wij tijdig hebben ingegrepen. Maar
ondertussen stond de man wel klaar bij het station om met David
naar huis te rijden en daar seksvideo’s te gaan bekijken van jongens
‘die alles met elkaar doen’. Het merkwaardige is dat in het verslag ook
de passage niet voorkomt dat de trainer opgewonden raakt van jon-
gens met sportbroekjes aan en David verzoekt om zo’n broekje mee te
nemen. Voor elke tuchtcommissie had dat alleen al voldoende moe-
ten zijn om een jeugdtrainer de eerstkomende 25 jaar te weren van de
club. Maar zie wat de tuchtcommissie heeft besloten. Men vindt uit-
eindelijk weliswaar dat de trainer zich schuldig heeft gemaakt aan
‘wangedrag’, maar veroordeelt hem vervolgens tot een geheel voor-
waardelijke schorsing van een halfjaar. Wat betekent dat hij direct
weer aan de slag kan met jongens in korte broekies...
– 75 –
Misdaadverslaggever of schillenboer?
– 76 –
De laatste jaren zit er ook steeds meer ‘fanmail’ bij de post... jawel!
Mensen die reageren op uitzendingen, op een stellingname in het
programma, op onze vasthoudendheid in bepaalde zaken. Kijkers die
ons aanmoedigen door te gaan, die ons feliciteren bij een behaald
succes, een compliment maken voor een mooie uitzending, of een ge-
signeerde foto willen hebben. Altijd leuk om te lezen natuurlijk, al
dicht men mij soms wel wat te veel kwaliteiten toe. Maar, hoe dan
ook, het zorgt ’s morgens toch voor een glimlach als je leest dat kij-
kers hopen dat je nog eens minister van Justitie wordt of zelfs pre-
mier, want, meneer De Vries, ‘het land heeft u nodig!’.
En hoewel het gros van de reacties erg positief is, zitten er natuurlijk
ook wel eens negatieve brieven bij van mensen die mij nog liever van-
daag dan morgen zien stoppen. Dat gaat soms in ronde (of moet ik
zeggen ‘platte’) bewoordingen waarin de afzenders mij allerlei niet
makkelijk te genezen ziekten toewensen. Het is meestal geen toeval
dat die berichten vooral binnenkomen als wij weer eens met een ver-
borgen camera-actie criminelen op heterdaad hebben betrapt. Ik be-
steed er nooit veel aandacht aan. Ik hoop dat het de afzender heeft op-
gelucht en ga vervolgens verder met de serieuze post. Maar soms zit
er ook wel eens iets bij waarvan de herkomst of oorzaak moeilijker te
herleiden is. Afgelopen week ontving ik een brief van iemand die het
allemaal kennelijk ook heel hoog zit, al weet ik niet waarom.
– 77 –
daadboeken kunnen schrijven, had u geen tv-programma gehad en
was u vast schillenboer geweest. Dus, meneer De Vries, houd een
beetje respect voor de gewone crimineel, want u leeft er zelf van. En
de echte criminelen regeren ons land, dat weet u zelf toch ook wel?
Hopelijk bent u niet te trots om dit ook even in uw klote programma
te melden. Met vriendelijke groeten, George.
– 78 –
Een spookproces
Bijna tien jaar geleden, eind maart 1993, kwam de toen 31-jarige Jo-
han van Stiphout vrij uit de gevangenis De Geerhorst in Sittard, nadat
hij een celstraf van een jaar had opgeknapt voor wat vermogensdelic-
ten. Goedgemutst liep hij naar buiten, waar hij zou worden opgepikt
door zijn broer. Van Stiphout, bijgenaamd ‘Stip’, keek even om zich
heen, maar zag geen bekenden. Wel stopte er een Opel Kadett, met
twee mannen erin. Ze stapten uit en vroegen: ‘Ben jij soms Johan van
Stiphout?’ De net vrijgelaten gedetineerde veronderstelde dat zijn
broer verhinderd was en twee vervangers had gestuurd. ‘Ja, dat klopt,’
antwoordde Stip nietsvermoedend en op dat moment trok een van de
mannen een revolver en vuurde acht schoten af, waarvan er twee doel
troffen. Johan van Stiphout, net drie minuten vrij, was nog op het justi-
tieterrein slachtoffer van een liquidatiepoging geworden...
Een paar dagen later rinkelde mijn mobiele telefoon. Het was ‘Stip’
vanuit zijn kamer in het Maaslandziekenhuis in Sittard, waar hij voor
zijn schotwonden werd verpleegd. Via via was hij aan mijn nummer
gekomen. Of ik naar hem toe kon komen, hij voelde zich bedreigd en
de politie weigerde hem te bewaken, terwijl hij goed beschouwd maar
een paar honderd meter van de plaats delict af lag. Wie garandeerde
hem dat ze het karwei niet kwamen afmaken? Ik reed er snel naartoe.
De brutale liquidatiepoging was groot nieuws en ik wilde graag de
achtergronden van het slachtoffer zelf horen. En hoewel het inmid-
dels bijna tien jaar geleden is, herinner ik me nog goed hoe Van Stip-
hout in zijn bed zijn T-shirt optrok en mij twee verse kogelwonden
liet zien, met het nodige hechtwerk van de chirurg erbij. Boos en ge-
jaagd deed hij mij zijn verhaal over de toedracht en achtergronden
van de schietpartij. Na het gesprek kleedde hij zich aan en glipte het
ziekenhuis uit, de donkere nacht in. Hij voelde zich niet veilig en wil-
de weg. De volgende dag was Van Stiphout verdwenen en had ik een
mooi verhaal in de krant.
– 79 –
Zo begon mijn kennismaking met Johan van Stiphout, een beroeps-
crimineel, maar op zich geen onaardige vent en naar mij toe altijd eer-
lijk. Ik merkte wel dat hij nogal impulsief is, zich gauw tekortgedaan
voelt en een ultrakort ‘lontje’ heeft. Stip herstelde van de kogelwon-
den en eens in de zoveel tijd hoorde ik nog wat van hem. Ik begreep
dat hij regelmatig voor allerlei akkefietjes weer een straf uitzat, maar
dat hij nu telkens heelhuids het gevangenisterrein af kwam. De laat-
ste jaren vernam ik niets meer van hem en ik ging ervan uit dat hij op
zijn eigen wijze rommelde in het Brabantse onderwereldmilieu.
In de zomer van vorig jaar zag ik zijn initialen echter ineens weer in
de krant staan en kreeg ik ook een brief van hem uit het huis van be-
waring. Het ‘rommelen’ was behoorlijk uit de hand gelopen. Na een
drugsruzie was het op woensdag 20 juni op de Gasthuisring in Til-
burg tot een schietpartij gekomen, waarbij de 39-jarige Edwin Janse
om het leven was gekomen. De schutter was Johan van Stiphout, alias
Stip. Niet lang daarna belde hij me op en met dezelfde stortvloed van
woorden van tien jaar geleden probeerde hij me duidelijk te maken
dat er van de zaak niets klopte, dat de recherche slecht werk had gele-
verd en dat hij erin geluisd was. Hij had weliswaar geschoten, maar
dat was noodweer geweest. Anders was hij zelf nu dood geweest, stel-
de Van S. Hij was er ingeluisd en politie en justitie waren er niet erg
op gebrand om zijn versie van het verhaal aan te horen – laat staan te
geloven. Kon ik zo snel mogelijk komen? Ik hield de boot een beetje
af. In een brief legde ik hem uit dat mijn programma vooral aandacht
besteedt aan onopgeloste moorden en aan slachtoffers van misdrij-
ven, maar dat ik niet meer zo hard loop om de onderlinge vetes van
drugscriminelen te ontrafelen. Stip stuurde mij daarop zijn dossier
toe en een nieuwe brief waarin hij benadrukte dat hij mijn standpunt
goed begreep en dat hij in zijn leven ook bepaald geen ‘heilige’ was
geweest, maar dat zijn noodkreet geen loos alarm was. Ik zou zelf wel
zien dat er heel veel mis was zodra ik erin zou duiken. Ik belde zijn
advocaat om me een beetje te laten voorlichten over de hele gang van
zaken, maar door de drukte kwam het er niet van zijn zaak echt te
bestuderen. Maar kort voor de kerst van 2002 las ik in de krant een
rechtbankverslag van de zaak. Er stond dat de officier van justitie in
Breda achttien jaar (!) cel tegen Stip had geëist, maar ook dat hij zelf
niet bij de zitting aanwezig was geweest en zijn advocaat de verdedi-
– 80 –
ging had neergelegd en er dus geen pleidooi was gehouden. Johan
van Stiphout had terechtgestaan zonder dat er iets tegen het verhaal
van de aanklager was ingebracht. Dat was niets voor Van Stiphout. Ik
fronste mijn wenkbrauwen: wat was hier allemaal aan de hand? En
hoewel ik me zelf eigenlijk een ongestoord kerstreces had beloofd,
reed ik naar kantoor, haalde het dossier van Stip uit de kast en nam
dat mee naar huis. Soms kruipt het bloed waar het niet gaan kan...
Wordt vervolgd
– 81 –
Ben ik genoemd?
– 82 –
de redactie bij me werken. Sindsdien heeft Samantha zich ontpopt tot
wat ik de ‘mohikanen’ van mijn redactie noem: vaste, hardwerkende
krachten, die altijd topkwaliteit leveren en met elkaar een hecht team
vormen op de barricaden van het misdaadfront.
Van deze Sam kreeg ik onlangs een brief, ook weer met het verzoek of
ik die ‘direct’ wilde lezen. Ik maakte ’m nieuwsgierig open. Er stond:
‘Ik heb dit opgeschreven omdat ik zeker weet dat ik mijn emoties niet
kan bedwingen als ik het je persoonlijk zeg.’ Ze nam ontslag... In
haar brief legde Sam uit dat er iets was veranderd sinds ze twee jaar
geleden moeder was geworden van een prachtige zoon: Quint. ‘Er is
iets in mij geknakt, Peter, ik kan al die berichten over vreselijke mis-
daden, helemaal als het kindermoorden betreft, niet meer lezen. Ik
neem het mee naar huis. Ik lig ervan wakker. Ik trek het gewoon niet
meer...’ Ik had de laatste tijd wel aan Sam gemerkt dat het zwaar was
allemaal, maar haar brief drukte me met mijn neus op het feit dat we
weliswaar vol bezieling een moeilijk journalistiek genre beoefenen,
maar dat de voortdurende emotionele belasting daarvan zwaar is.
Loodzwaar. Té zwaar soms. We zijn altijd met dood en ellende bezig,
staan constant in nauw contact met getraumatiseerde nabestaanden
en worstelen jarenlang met onopgeloste tragedies. Samantha Minne,
een van mijn dierbare mohikanen, stopt er daarom noodgedwongen
– 83 –
mee. Ik zal je ontzettend missen, lieve Sam. En ik heb dit opgeschre-
ven omdat ik zeker weet dat ik mijn emoties niet kan bedwingen als
ik het je persoonlijk zeg. Heel erg bedankt voor alles wat je hebt ge-
daan...!
– 84 –
Helderziendheid of gezond verstand?
– 85 –
voorstellen dat de moordenaar onopgemerkt in een wit bestelbusje
met een ladder op het dak kon blijven rijden, terwijl heel Amerika
daarnaar uitkeek. Dat moest dus wel een dwaalspoor zijn.
– 86 –
het verhaal gewoon passend. Als de helderziende zegt dat hij een ge-
zin ziet met drie kinderen en de betrokkene toevallig kinderloos ge-
scheiden is, roept deze: ‘Da’s ook frappant zeg, mijn achterbuur-
vrouw d’r zus heeft een gezin met drie kinderen... tjonge, hoe kon hij
dat nou weten.’ Nou, dat wist hij ook niet, kan ik u verzekeren. Afge-
lopen decembermaand kwamen er traditioneel veel helderzienden
aan bod in de media, om hun voorspellingen voor het nieuwe jaar te
laten horen. Ook hier zat weer menige ‘open deur’ bij, in de categorie
van... spanning rond Irak.... bloedige aanslagen in Israël... en sterfge-
vallen binnen het koningshuis. Een van die helderzienden is Anton
Pauwe. Ik heb hem links en rechts zien opdraven. Hij riep iets heel
opmerkelijks: ‘Peter R. de Vries moet oppassen... hij loopt gevaar... er
kan wel eens een aanslag op hem worden gepleegd.’ Daar stond ik paf
van, want zeg nou zelf, daar was toch niemand anders opgekomen?
(Zijn collega-paragnosten die dit de vier voorgaande jaren ook al voor-
speld hadden niet meegerekend...).
– 87 –
Killing for fun...
– 88 –
die een zoon of dochter door bruut geweld zijn kwijtgeraakt. Iedereen
verwerkt zijn leed op zijn eigen manier, maar bijna allemaal zinken
ze weg in een peilloos diepe put van verdriet. Een put waaruit je bijna
nooit meer omhoogkrabbelt. Enkelen van die nabestaanden weten
hun onmacht, woede, haat en verdriet echter om te smeden tot
kracht... tot verzet... tot een luide stem. Een stem die spreekt namens
al die nabestaanden, namens al die ‘zomaar’ tot zwijgen gebrachte
slachtoffers. Een van die mensen is Martin Roos, de vader van Alan.
Door zijn tranen heen zag hij wat er allemaal misging toen de daders
werden gepakt en terechtstonden. Naast verdriet was er sprake van
ontzetting, ongeloof en onbegrip over de tekortkomingen waar hij en
zijn lotgenoten in de praktijk mee te maken kregen. De verdachte,
Kobus R., zweeg tijdens de rechtszaken, negen zittingen lang, maar
ging wel keer op keer in beroep. ‘Waarom mogen verdachten in hoger
beroep als ze toch niks te vertellen hebben?’ vroeg Martin zich af. Ie-
dere rechtszitting was voor hem en zijn familie een nieuwe kwelling.
En zij, de nabestaanden, wilden wel heel graag iets zeggen tijdens de
rechtszaak, maar dat verzoek werd afgewezen door de rechter! Kan
het nog krommer? En waarom kregen de daders alle juridische bij-
stand die zij nodig hadden, terwijl de nabestaanden zelf maar moes-
ten zien hoe zij zich redden en een eventuele advocaat zelf moesten
betalen? Roos merkte dat hij niet de enige was die zich hierover ver-
baasde en ergerde. Hij kwam steeds meer lotgenoten tegen met de-
zelfde klachten, die niemand scheen te horen: slechte begeleiding,
een gebrek aan rechtshulp, een tekort aan informatie, ja eigenlijk
overal dichte deuren. In een e-mail aan mij schreef Martin Roos:
‘Sinds 14 mei 2000 is mijn gezin niet meer “ons” gezinnetje. Sinds
de dag dat mijn zoon werd vermoord is de vreugde uit ons leven ver-
dwenen. Ik walg van het dagelijks geweld, waarbij het lijkt of iedereen
een vuurwapen bezit en gebruikt, zonder dat daar keihard tegen
wordt opgetreden. Ik word boos bij het lezen van de verslaggeving
over geweldsmisdrijven in de media. En het aantal slachtoffers blijft
ondertussen maar toenemen...’
Samen met een aantal anderen besloot Martin Roos in actie te ko-
men. Er volgden gesprekken met politici die zij op de tekortkomingen
wezen. En deze maand richtten zij de stichting Aandacht Doet Spre-
ken op, een belangenorganisatie voor en door alle slachtoffers en na-
– 89 –
bestaanden van ernstige geweldsdelicten. Martin Roos heeft mij, sa-
men met bijvoorbeeld politicus Boris Dittrich en officier van justitie
Fred Teeven verzocht zitting te nemen in het comité van aanbeveling.
Een verzoek waar ik geen seconde over hoefde na te denken, want zo is
de gruwelijke dood van Daan en Alan misschien niet helemaal zin-
loos...
Naschrift: Kobus R. is voor de twee moorden tot twintig jaar cel ver-
oordeeld. Zijn zoon Tommix kreeg twaalf jaar.
– 90 –
De moord op Cor van Hout 1
Ik wist dat het belletje een keer kon komen. Maar nooit wanneer. Het
kwam afgelopen vrijdagmiddag [24 januari 2003] even na halftwee,
toen ik net na de lunch weer aan mijn bureau zat te werken. Nooit eer-
der heb ik mijn bloed zo snel voelen wegtrekken. Het was Bas V. en ik
hoorde paniek in zijn stem: ‘Peter... Peter... Cor is neergeschoten! Het
is erg... een aanslag.’ Ik durfde de vraag nauwelijks te stellen, maar
deed het toch: ‘Hoe erg, Bas?’ Het bleef een seconde stil en Bas ant-
woordde met een lichte aarzeling: ‘Eh... ik denk dat hij dood is... hij is
dood, Peter.’
Nog geen halfuur later stond ik daar zelf ook, terwijl de politie haastig
een afzetting opbouwde om de samengedromde mensen op afstand
te houden. Nee, ook ik mocht niet dichterbij. Cor lag daar, tussen de
stoeprand en een geparkeerde Volkswagen, afgedekt door een paar-
dendeken. Een hoedje dat hij ophad, wiegde door de wind op de stoep
heen en weer. Rechercheurs in witte pakken deden hun werk. In een
cirkel rondom hem werden bordjes met nummers geplaatst die de ge-
vonden kogelhulzen markeerden. Na twee aanslagen die Van Hout
miraculeus overleefde, was de derde bijna onvermijdelijk geweest. En
toen was zijn geluk op. Twintig jaar na de ontvoering van Heineken –
in 1983 – was Het Tijdperk Cor van Hout ten einde gekomen.
– 91 –
ontvoerder en een journalist. Maar het gebeurde, als een chemische
reactie die niet te verhinderen is. Ik dacht terug aan de eerste brief uit
de beruchte Santé-gevangenis in Parijs die ik van hem kreeg toen hij
kort na de kidnap, in februari 1984, was gearresteerd. Er stond hem
een lange celstraf te wachten, maar desondanks sloot hij zijn brief af
met de humor die hem later zo zou kenmerken: ‘Wie zichzelf spaart,
krijgt nooit rente.’ Ik dacht aan het hachelijke avontuur dat ik met
hem meemaakte in het Caribisch gebied in 1986, toen de Fransen
hem daar in de slepende uitleveringsprocedure wilden onderbren-
gen. Met speedboten, helikopters en gammele vliegtuigjes werden we
van eiland naar eiland gesleept: Sint Maarten, Guadeloupe, het verla-
ten stroperseilandje Tintamarre. Er braken rellen uit. Overal werden
we opgejaagd door de woedende bevolking die wilde verhinderen dat
Europese criminelen op hun mooie eilanden werden gedumpt. Het
scheelde maar weinig of we werden gelyncht. Maar telkens werd ik
gefrappeerd door de humor en zelfspot waarmee Cor alles onderging
en de meest hachelijke momenten trotseerde. Ik dacht terug aan het
boek over de Heineken-ontvoering dat we in het diepste geheim heb-
ben geschreven. Tegen de politie zweeg hij, voor de rechtbank hield
hij zijn mond over de toedracht en voorbereiding van een van ’s we-
relds meest geruchtmakende misdrijven, maar mij vertelde hij gede-
tailleerd alle geheimen van de ontvoering. Stap voor stap. Het smeed-
de een band die nooit meer stuk ging, al heeft het misschien weinig
gescheeld toen ik in 1994 de voortvluchtige Heineken-ontvoerder
Frans Meijer in Paraguay opspoorde. Toen Frans Meijer telefonisch
aan Cor vertelde dat ik daar was en hem vroeg of hij mij ‘moest laten
gaan, of eh...’ antwoordde Cor (zo hoorde ik later van hem): ‘Laat hem
gaan, Frans... Laat hem gaan.’ Daarmee heeft hij vermoedelijk mijn
leven gered. Tweeënhalf jaar zagen we elkaar daarna niet, dat hoorde
bij zijn ‘code’, maar de chemie tussen ons was niet uitgewerkt. Na de
eerste – mislukte – aanslag op hem, in maart 1996 voor de deur van
zijn woning in de Deurloostraat in Amsterdam-Zuid, werd ons con-
tact weer hersteld.
– 92 –
klinkt misschien gek – met zijn eerlijkheid. Nooit heb ik hem op een
leugen tegenover mij kunnen betrappen. ‘Ik hoef me niet beter voor
te doen dan ik ben, jij weet als geen ander wat ik heb gedaan,’ zei hij
daarover altijd schouderophalend. Ik dacht uiteraard ook terug aan
ons laatste telefoongesprek, de avond voor zijn dood. Ik reed in de
auto naar huis en Cor belde me op, zomaar voor een praatje. We
maakten een afspraak om snel wat te gaan eten. Aan het eind van het
gesprek, zei hij tegen mij: ‘Doe je wel voorzichtig?’ Hij had in de me-
dia het proces gevolgd tegen Louis H., de man die wordt beschuldigd
van de drievoudige moord op Corrina Bolhaar en haar twee kinderen
en door mijn programma voor de rechter is gekomen. In de rechts-
zaak was naar voren gekomen dat de verdachte mij had bedreigd.
‘Kijk uit, Peet...’ waarschuwde Cor, ‘de mensen hebben het wel altijd
over mij, maar volgens mij loop jij meer risico.’ ‘Ja ja...’ mompelde ik
terug. ‘Oké, ik zie je morgen wel,’ sloot Cor vervolgens het gesprek af,
zoals hij altijd doet, ook als je van tevoren wist dat je hem helemaal
niet ‘morgen’ zou zien. Maar dat was nu eenmaal de hem typerende
manier van afscheid nemen, van een gesprek beëindigen. En het
werd een afscheid. Ik zag hem ook, die volgende ‘morgen’: liggend in
een plas bloed in de Dorpsstraat van Amstelveen. Aan een turbulent
leven en aan een heel bijzondere vriendschap was een abrupt einde
gekomen...
– 93 –
De moord op Cor van Hout 2
U kunt mij van veel beschuldigen, maar niet dat ik hypocriet ben. En
om die reden plaatste ik afgelopen week ook een advertentie in de
krant, waarin tot uiting kwam dat ik bevriend was met de in Amstel-
veen doodgeschoten Heineken-ontvoerder Cor van Hout. Ik schreef
onder meer: ‘De meest bijzondere man die ik in mijn leven heb ge-
kend is dood. Misdaad bracht ons samen en misdaad trok ons uit el-
kaar.’ En ook zei ik ‘ja’ op het verzoek van zijn familie om op de begra-
fenis een toespraak te houden, maar ook als ze dat niet hadden
gedaan, had ik er als ‘officiële biograaf’ van Van Hout gesproken.
– 94 –
onthullende reportages over hen heeft geschreven. In de media werd
ik daarom wel hun ‘schaduw’ genoemd.
Cor van Hout, het brein van de kidnap, heb ik in de loop der jaren
beter leren kennen. Dat leidde ertoe dat we in 1987 een boek hebben
gemaakt over de Heineken-ontvoering, dat nog steeds een crime-clas-
sic is. De jarenlange contacten en het schrijven van het boek smeed-
den een bepaalde band tussen ons. Ik geef grif toe, dat dit niet alle-
daags is, maar soms laat de chemie tussen mensen zich niet regelen
en komen tegenpolen – een crimineel en een misdaadjournalist –
toch bij elkaar. Dat weerhield me er overigens nooit van om de door
hem gepleegde misdaden te veroordelen, maar juist het feit dat we
over en weer niet van ‘geslijm’ hielden, zorgde ervoor dat er een goed
contact ontstond en bleef. En ik ben naar buiten toe over onze relatie
ook altijd eerlijk en open geweest. In tientallen interviews is die spe-
ciale vriendschap ter sprake gekomen en heb ik uitgelegd dat nie-
mand alleen slecht of alleen goed is. Ook Van Hout niet. Niemand die
daar toen aanstoot aan nam, ook commissaris Jelle Kuiper niet. En
leidde mijn vriendschap met Van Hout ertoe dat ik vanaf dat moment
oogkleppen op had? Welnee, ondanks die vriendschap spoorde ik in
1994 de voortvluchtige Heineken-ontvoerder Frans Meijer op in Para-
guay. De Amsterdamse politie had hem tien jaar lang niet kunnen
vinden. Over door het ijs zakken gesproken! En ook latere misdrijven
door Van Hout zijn in mijn programma uitvoerig belicht en echt niet
altijd tot zijn genoegen, zo kan ik u verzekeren. Maar goed, nu Van
Hout vermoord is, is die vriendschap ineens een heikel punt. Het
gekke was wel dat men in de media vooral viel over het feit dát ik ging
spreken. Vrijwel niemand heeft mij gevraagd wát ik eigenlijk zou
gaan zeggen.
Ik kan u hier vertellen dat het een tamelijk lang verhaal is geworden,
waarin ik heb geschetst waarom Van Hout de ‘meest bijzondere man’
was die ik ooit heb ontmoet. Een man bij wie goed en slecht op onna-
volgbare wijze hand in hand gingen. Een man met ernstige tekortko-
mingen, maar ook met grote gaven. Een man die veel verkeerd heeft
gedaan, maar wel wist wat vriendschap was. Ik begon mijn speech
daarom ook als volgt:
– 95 –
In het milieu is de afgelopen jaren dikwijls gezegd dat hij zijn contact
met mij beter kon verbreken. ‘Het is niet goed voor je reputatie,’ zei
men. Hij weigerde en bleef mij zien.
Vriendschap verloochen je niet. Ook niet als je vriend dood is. Of nee,
juist niet als je vriend dood is...
– 96 –
‘Een wijf met twee koters...’
De zaak-Bolhaar
– 97 –
Dat was gelukkig niet tegen dovemansoren gezegd. Samen met colle-
ga Kees van der Spek begon ik aan een langdurig en intensief onder-
zoek, waarbij we iedere betrokkene opnieuw hoorden en vele tips na-
trokken. Het was een spannende, soms zeer emotionele race tegen de
klok, waarbij we aanvankelijk niet bepaald door politie en justitie wer-
den geholpen, to put it mildly. Men kende de zaak niet eens meer en
onze verzoeken werden formeel en onwelwillend afgewezen, hoewel
de nabestaanden – onder wie de inmiddels 19-jarige Bryan! – erop
hadden aangedrongen ons alle denkbare hulp te geven. Het zorgde
ervoor dat de contacten met de Amsterdamse politie en justitie een
poos onder het nulpunt kwamen. Maar dat had ik er graag voor over.
Maar het laatste woord was natuurlijk aan de rechters. President mr.
M.J. Diemer las het vonnis voor. Snel zocht ik nog even oogcontact
met enkele betrokkenen, onder wie Bryan, de enige overlevende van
het moorddrama, die een aantal stoelen van mij verwijderd zat. Toen
– 98 –
de president na een juridisch ‘aanloopje’ het schuldig uitsprak en er-
aan toevoegde dat het ‘onontkoombaar is dat aan de verdachte een le-
venslange gevangenisstraf zal worden opgelegd’, werd er door een
paar mensen heel even geklapt, wat overigens al snel smoorde in het
gesnik van enkele betrokkenen, die hun emoties de vrije loop lieten
nu het recht op de valreep toch nog zijn loop kreeg. Een ogenblik later
stond Bryan Bolhaar voor me. Zwijgend keken we elkaar aan. Hij gaf
me een hand en hield die lang en stevig vast. Het waren tien stille se-
conden, die meer zeiden dan duizend woorden...
– 99 –
Gezworen vijanden
– 100 –
verjaring kon worden gestuit, was men bereid met ons te praten,
maar toen waren de verhoudingen al behoorlijk verzuurd. Het eerste
gesprek, op de kamer van officier van justitie mr. Nicole Voorhuis,
verliep daardoor uitermate stroef. Ik had het gevoel dat men graag
alle informatie van mij wilde overnemen, maar mij verder het liefst
buitenspel zag staan. Ik maakte niet veel later kennis met inspecteur
Bob Schagen, de chef van het rechercheteam en het boterde niet di-
rect tussen ons. Schagen ontfermde zich bijvoorbeeld over de door
ons aangedragen kroongetuige en liet haar weten dat zij ‘in het be-
lang van het onderzoek’ niet meer met mij mocht praten. Er leek iets
van een merkwaardige competitie tussen ons te ontstaan, terwijl we
toch allebei uit waren op een oplossing van de zaak. Het kwam uitein-
delijk tot een gesprek op mijn kantoor. Henk Zwartjes, de chef van
Bob Schagen, was voor de zekerheid meegekomen en het ging er on-
gezouten aan toe. We kwamen wel tot een paar goede afspraken,
maar toen de chef aan het eind van het onderhoud naar de van opwin-
ding rode gezichten van Bob Schagen en ondergetekende keek, zei
hij: ‘Tja.. ik vrees dat het tussen jullie nooit meer goed komt, maar la-
ten we het belang van de zaak altijd vooropstellen.’
– 101 –
straf veroordeelden. Hij was de eerste die ik de hand schudde en daar-
mee bewezen we meteen het ongelijk van zijn chef: het is wel degelijk
goed gekomen tussen ons... Ik neem mijn pet voor jou en je team af,
Bob!
– 102 –
Mijn naam is...
Ik wil u even voorstellen aan Michael van der S., een beroepscrimi-
neel. Nee, geen drugsdealer, bankrover of ontvoerder. Geen man ook
wiens initialen regelmatig in de krant bij grote affaires staan, maar
wel een doorgewinterde inbreker, met als specialisatie bedrijfspan-
den. Een kruimelaar die met enige regelmatig tegen de lamp loopt.
Ruim een jaar geleden werd hij in Lelystad in het winkelcentrum De
Botter op heterdaad betrapt bij zo’n kraak. De overmeestering door de
politie ging niet helemaal van een leien dakje: Van der S. verzette zich
nogal en brak de neus van de agent die hem de boeien wilde omdoen.
Omdat hij de gevolgen vreesde en al een behoorlijk strafblad had, be-
dacht hij in de politiecel dat hij het beste een valse naam kon opgeven:
die van zijn vriend Leen van Z., een jongen van onbesproken gedrag.
Misschien kon hij zo de dans nog een beetje ontspringen, want zijn
eigen strafblad zou ongetwijfeld strafverhogend werken, overwoog
hij terecht. De rechter heeft het niet zo op veelplegers. Er was alleen
een probleempje, Michael van der S. was niet meer helemaal zeker
over de geboortedatum van Leen. Was dat nu 9 of 10 februari 1972?
Tijdens het verhoor gokte hij op de 9e, maar even later kwam de re-
chercheur zijn cel binnen en zei bars: ‘Ik heb het gecheckt, maar je
liegt...!’ Van der S. meende dat hij door de mand was gevallen en aar-
zelde een ogenblik wat hij nu zou zeggen, toen de politieman ineens
grijnsde: ‘Je bent niet de 9e jarig maar de 10e... sukkel!’ Van der S.
herstelde zich snel en antwoordde: ‘O, ja... ha ha... ja tuurlijk... vergis-
sinkje!’ en bleef zich vervolgens Leen van Z. noemen. Maar daarmee
was hij er nog niet. De volgende hobbel die genomen moest worden,
was dat de inbreker zou worden voorgeleid aan de rechter-commissa-
ris, een man die Michael van der S. al vaak voor het hekje had gehad.
Het risico was groot dat hij direct zou zeggen: ‘Leen van Z.? Kom nou
toch, jij bent Michael van der S. Neem een ander in de maling!’ En
dus liet Van der S. door zijn vriendin een grote bril meenemen, die hij
tijdens de zitting in de raadkamer opzette. Dat hij er zo scheel mee
– 103 –
keek dat hij bijna alles omverliep, viel niemand op. En de rechter-
commissaris had geen moment argwaan over zijn identiteit. De
meeste verdachten kennen wel hun rechters van gezicht, maar de
meeste rechters kennen niet al hun verdachten nog in de loop der ja-
ren. Een beetje analoog aan: Iedereen kent Johan Cruijff, maar Johan
Cruijff kent niet iedereen...
Van der S. was niet ontevreden, maar realiseerde zich dat eerdaags
waarschijnlijk toch zou uitkomen dat hij bedrog had gepleegd, want
de politie had zijn vingerafdrukken afgenomen en het kon niet an-
ders of uit de justitiecomputer zou rollen dat hij niet was wie hij zei te
zijn. Maar ja, als je eenmaal hebt gelogen is het moeilijk om daar op
terug te komen en dus hield Michael zijn mond. Maar ook de compu-
ter gaf tot zijn verbazing in de dagen daarna geen kik, terwijl hij daar
toch tig keer in voorkwam. Van het politiebureau ging hij na tien da-
gen hechtenis naar het huis van bewaring, waar hij keurig als Leen
van Z. werd ingeboekt. En ook tijdens de rechtszitting ging alles won-
derbaarlijk goed. Niet Michael van der S., maar Leen van Z. kreeg zo-
doende niet meer dan dertig dagen celstraf plus twee maanden voor-
waardelijk en een proeftijd van twee jaar op zijn naam. Mede omdat
hij nog een blanco strafblad had, waar de rechter goedmoedig reke-
ning mee hield! Niemand die iets in de gaten had.
Na die detentie biechtte Michael toch maar alles op aan zijn vriend
Leen, die op dat moment dus zonder het te weten een strafblad had.
Deze was daar allesbehalve gelukkig mee en stapte alsnog naar de po-
litie, die vervolgens – tien maanden nadat Michael de valse naam had
opgegeven – hem van zijn bed lichtte. Op het bureau gaf Van der S.
nu alles toe. De bedrieger veronderstelde dat de zaak hoog zou wor-
den opgenomen, maar kreeg tot zijn verbazing de keus voorgelegd of
hij de zaak wilde laten voorkomen, of een schikking accepteerde van
750 euro. ‘Ik verwachtte een flinke douw,’ vertelde Michael mij on-
langs, ‘maar ik mocht gewoon meteen naar huis. Ik ging vervolgens
naar mijn advocaat, die voorstelde om niet de boete te accepteren,
maar de zaak voor te laten komen. En weet je wat er toen gebeurde?’
Ik moest het antwoord schuldig blijven, maar de vraag deed mij ver-
moeden dat aan de dwaze gebeurtenissen nog geen einde was geko-
men. En inderdaad: in plaats van de 750 euro boete maakte de rechter
– 104 –
er 250 euro van, die ook nog betaald mocht worden in vijf maandelijk-
se termijnen. Hoe mild en begripvol kan men zijn?
‘Ik heb slechts één vraag,’ zei Michael van der S., toen hij mij in geu-
ren en kleuren het hele verhaal deed. ‘Is dit alles nou een blunder of
niet van politie en justitie?’
– 105 –
Een jongensdroom komt uit...
– 106 –
onuitputtelijke reeks smeuïge anekdotes over de dagelijkse journalis-
tenpraktijk. Tjonge, dacht ik, als je toch eens zulke reportages kon
schrijven, dat is machtig...
Ik mijmerde hoe mooi het zou zijn als je onthullende scoops zou sco-
ren, hoe je achter zaken zou komen die iedereen verborgen wilde
houden, mensen zou opsporen die verdwenen of ondergedoken wa-
ren, hoe je in vlammende reportages tegen onrecht zou kunnen strij-
den, hoe je zaken zou oplossen die altijd onopgehelderd waren geble-
ven, hoe je in een eigen column je mening of ervaring aan een groot
publiek kon presenteren, of heel misschien zelfs ooit wel eens een
boek zou schrijven over een geruchtmakende zaak... nou, dan heb je
het wel gemaakt hoor... Ik dacht eraan en boog mij achter m’n Haagse
bureautje weer over een ‘één-kolommertje’ over een steek- of schiet-
partij in een kroeg.
– 107 –
proces de Twee van Putten definitief werden vrijgesproken en er straf-
rechtgeschiedenis werd geschreven. Maar het programma was ook
het decor voor de oplossing van onopgehelderde misdrijven, zoals de
drievoudige moord op Corrina Bolhaar en haar twee kinderen in Am-
sterdam-Zuid, waarvoor de dader tot levenslang werd veroordeeld. In
2002 werden deze inspanningen beloond met een heuse Academy
Award in de categorie Informatie en ik ontvang nu bijna elke dag wel
post van beginnende journalisten die willen weten hoe ik te werk ga
en die informeren naar smeuïge anekdotes uit de praktijk.
– 108 –
De moord op Nicky Verstappen 2
Het is dit jaar [2003] alweer vijf jaar geleden dat op de Brunssummer-
heide de 11-jarige Nicky Verstappen uit Heibloem tijdens een jeugd-
kamp werd vermoord. Tegen het ochtendgloren was hij ineens uit
zijn tent verdwenen en hij werd vervolgens anderhalve dag later dood
en slechts gekleed in een pyjamabroek in een kerstbomenperceeltje
teruggevonden. Het jongetje is zeer waarschijnlijk het slachtoffer ge-
worden van een zedenmisdrijf. Ondanks een groot rechercheonder-
zoek (meer dan 50.000 manuren speurwerk), tientallen reportages in
mijn programma en een recordbeloning van 500.000 gulden
(226.890 euro), is de dader nooit gepakt. Bijna ongelooflijk als je
weet dat de moordenaar bijna onder de ogen van kampgenootjes en
begeleiders moet hebben toegeslagen en het bijna niet anders kan dat
iemand in het drukke recreatiegebied iets gezien moet hebben. Het
zit mij ont-zet-tend hoog dat de zaak onopgehelderd blijft. Ik ben er
nu jaren mee bezig en heb elke week wel contact met de wanhopige
ouders van Nicky: Peter en Berthie Verstappen. In mijn programma
is het ’t afgelopen seizoen stil geweest rond deze afschuwelijke
moordzaak, maar achter de schermen is de strijd onafgebroken en
volop doorgegaan.
– 109 –
dige getouwtrek plaatsgevonden tussen Maastricht en Amsterdam en
slechts met mondjesmaat werden er gegevens verstrekt, meestal pas
als door de advocaat een dreigende toon was aangeslagen. Ondertus-
sen verstreken dan wel weken en maanden, want direct gereageerd of
teruggebeld werd er nooit. Plechtige beloften waren er in de afgelo-
pen jaren genoeg, maar harde bewijzen van goede wil maar hoogst
zelden.
Afgelopen week stond er in het kantoor van mr. Benedicte Ficq weer
zo’n bijeenkomst met Peter en Berthie Verstappen in de agenda. Niet
omdat we íéts te bespreken hadden, maar eigenlijk – wrang gezegd –
omdat we níéts te bespreken hadden. ‘Ik vrees dat de mogelijkheden
zijn uitgeput,’ zei Bendicte Ficq somber. ‘We hebben alles gedaan en
geprobeerd... Ik weet werkelijk niet wat we nu nog zouden kunnen
doen. We zijn uitgeput in onze mogelijkheden. Ik vind het vreselijk
om te moeten zeggen, maar zo ligt het...’ Ze maakte een machteloos,
verontschuldigend gebaar. Bij Berthie, van wie ik weet hoe ze ge-
kweld en gepijnigd wordt door de onopgeloste dood van haar zoon,
zag ik de tranen opwellen. Peter Verstappen, die elke dag het graf van
zijn oogappel bezoekt, keek als verdoofd voor zich uit. Het was even
stil in de advocatenkamer... maar toen keken ze alledrie in mijn rich-
ting. Wist ik misschien nog iets, vroegen hun ogen. Ik schudde mijn
hoofd. Nee... ik wist het ook niet meer. Alles, ja alles was inderdaad
geprobeerd. Hoe kan het nou toch, zo vroeg ik me hardop af, dat de
zaak niet is opgelost, ondanks al het speurwerk en de recordbelo-
ning? Al pratende kwam ik op het antwoord: het enige waar het ons
– 110 –
steeds aan ontbroken heeft in al die jaren, is dat kleine beetje geluk
geweest. Nooit zat het eens echt mee, nooit kwam die ene gouden tip,
die ene getuige die iets bijzonders had gezien, dat ene technische
spoortje. Dat ene gelukje waardoor geen enkele moordzaak wordt op-
gelost als dat ontbreekt. En daarom vraag ik u nu, als een soort laatste
redmiddel, mede namens de radeloze ouders van Nicky: alstublieft,
alstublieft, bezorg ons dat ene gelukje...
– 111 –
Uit liefde voor de prinses
Uit liefde voor prinses Margarita... Wie zei er ook alweer dat de leu-
gen regeert?
In werkelijkheid betekent dit zinnetje dat men Margarita het liefst
met de krankzinnigheidsverklaring van een toegewijde hofarts voor
de rest van haar leven in een dwangbuis in een verlaten paleisvleugel
had opgesloten. Uit liefde voor prinses Margarita... Ja, men had haar
graag doodgeknuffeld. Uit liefde voor prinses Margarita... O, wat
heeft men heimwee naar de tijden dat dit uitgedrukt kon worden met
een lepeltje arsenicum in de royal tea en anders wel met een levens-
lange verbanning naar een uithoek in onze koloniën. Uit liefde voor
prinses Margarita... als blikken konden doden in de koninklijke fami-
lie, waren de prinses en haar geliefde allang geleden geëvaporeerd.
Uit liefde voor prinses Margarita... is karaktermoord op haar echtge-
noot natuurlijk geoorloofd, nee sterker nog, noodzakelijk.
– 112 –
wel van. De man is een doorzetter die zich door niemand de mond laat
snoeren en als het moet ook lak heeft aan zijn tante, de koningin. En
hoewel hij en prinses Margarita aanvankelijk werden afgeschilderd als
een stel paranoïde huilebalken, wijs ik er toch maar even op dat ze op
vrijwel alle punten gelijk hebben gekregen. Ondanks plechtige ontken-
ningen was er wel degelijk een bvd-onderzoek naar hen ingesteld. On-
danks plechtige ontkenningen was er wel degelijk informatie van de
sociale dienst gelekt naar de vader van Margarita. Nog even en er zal
ook wel duidelijk worden dat er hier en daar toch gesprekjes zijn afge-
luisterd – al dan niet via een ‘schroef’ in de muur – wat nu nog plechtig
wordt ontkend. Maar, zo dacht men aan het hof natuurlijk: uit liefde
voor prinses Margarita zijn een paar klinkklare leugens geoorloofd. Ik
zie helemaal voor me hoe de koude oorlog tegen dit stel is gevoerd. Het
zijn in koninklijke families de spelletjes die men als geen ander be-
heerst. Virtuoos bijna. In welgekozen formuleringen zeggen wat je
voor geen meter meent: uit liefde voor prinses Margarita...
Natuurlijk is het waar dat men het paar heeft dwarsgezeten, gesard en
zwart heeft gemaakt. Uit liefde voor prinses Margarita heeft men
journalisten zogenaamde pikante primeurtjes (‘De Roy van Zuyde-
wijn verkeert in financiële problemen’) ingefluisterd, die ervoor zorg-
den dat er links en rechts deuren dichtsloegen en zij personae non
grata werden. De Roy van Zuydewijn werd afgeschilderd als nep-ba-
ron, wanbetaler en zelfs zijn doctorstitel werd in twijfel getrokken, in
de meeste gevallen zonder een flinter van bewijs. Hoe doeltreffend de
‘Oranjecampagne’ werkte, bleek wel toen de advocaat van Edwin en
Margarita, professor mr. Slagter, bekendmaakte ‘een zaak’ tegen hof
en staat te beginnen. Uit liefde voor prinses Margarita werd hem door
zijn geachte confrères direct de wacht aangezegd en moest hij zijn
kantoor ontruimen. Zo werkt dat.
– 113 –
Iemand met zo’n verleden, dat kan toch niet, was de suggestie die
daarvan uitging. Nou, het tegendeel is waar. Er is bijna geen betere
aanbeveling denkbaar voor het Oranje-huis, zou ik haast zeggen. In
een dynastie, waarvan de fundamenten zijn gelegd door voorvaderen
die, laat ik het mild formuleren, altijd hun eigen uitleg aan de tien
geboden gaven, is zo’n kruimeldiefverleden natuurlijk nooit een se-
rieus beletsel. En voor wie daaraan twijfelt, citeer ik nog maar even
paus Gregorius vii, toen deze een conflict had met de Duitse keizer
Hendrik vi: ‘Wie weet niet dat keizers, koningen en hertogen allen af-
stammen van misdadigers en dat hun rijkdom en macht berusten op
door misdaad verkregen goederen?’ En zo is het maar net.
Uit liefde voor prinses Margarita... De leugen regeert. Aan ons Oran-
jehof.
– 114 –
Ik heb een alibi!
– 115 –
Overal zijn Nederlanders op de wereld, weet ik inmiddels wel, en je
kunt je dus nergens misdragen. Een paar jaar geleden was ik voor een
reportage in Caïro in verband met de moord op de Amsterdamse
Karin Maarleveld. Haar moordenaar was naar zijn geboorteland ge-
vlucht, waar wij hem opspoorden. Toen de missie was geslaagd, was
het tijd voor wat ontspanning en ’s avonds laat liep ik met collega
Kees van der Spek een kashba in. Via vele kruipdoor-sluipdoorwegge-
tjes, markten en winkeltjes, kwamen we in een achteraf-zaakje te-
recht waar je waterpijp kon roken. ‘Zullen we dat eens doen?’ stelde
Kees voor. Ach welja, even lekker gek doen in een ver land! En even
later lurkte ik – niet-roker van het jaar 2001 – lachend aan een water-
pijp. Op dat moment werd het gordijn opengetrokken en stond daar
een blonde vrouw, die verbouwereerd en in plat Amsterdams uit-
schreeuwde: ‘Nou zeg, kijk-nou-es, daar zit Peter R. de Vries!’
En als ik naar de sauna ga, leidt dat ook altijd tot speciale aandacht.
Eerst de blik van herkenning en dan zakken de ogen meteen nieuws-
gierig en met het oog van een keurmeester naar... eh... heuphoogte,
want men moet thuis natuurlijk wel een duidelijk ‘signalement’ kun-
nen geven. Meestal kijkt men elkaar daarna met een bepaalde blik
weer aan, die ik niet verder zal beschrijven omdat ik hier geen recla-
me voor mezelf wil maken... (In het ijskoude dompelbad ga ik nooit,
ik wil ook weer niet dat de ‘getuigen’ een verkeerde indruk krijgen als
ik er net uitkom.)
Als ik bij de dokter een inenting moet halen, doen de assistentes dat
giechelend en blozend. En ik wéét gewoon dat ze ’s avonds thuis aan
tafel zeggen, alsof het om een bijzondere onthulling gaat: ‘Raad nou
eens wie ík vandaag een prik in z’n kont heb gegeven?’ Het hoort bij
het Bekende Nederlanderschap.
– 116 –
hoogst ongemakkelijk onder voelt. En dan heb ik het nog maar niet
over de mensen die je toevallig tegenkomt en die er nadrukkelijk blijk
van geven dat ze je echt wel hebben herkend. En dan, alsof ze ter plek-
ke een lumineuze inval hebben, roepen: ‘Nou, ik heb een alibi
hoor...!’ Uit angst dat ik het misschien toch niet gehoord heb wordt
dat vervolgens nog drie keer herhaald, eer ze schaterend om hun ei-
gen spitsvondigheid weglopen. Ik schat dat ik dat de afgelopen acht
jaar zo’n 57.000 keer heb meegemaakt...
– 117 –
De lange arm der wet
Dat Frans Meijer er uiteindelijk voor heeft gekozen zijn verzet tegen
de uitlevering te staken, heeft mij nogal verrast. Zijn geloof in God,
heimwee naar Amsterdam en de moord op ‘bloedgabber’ Cor van
Hout zouden hem het laatste zetje hebben gegeven, zo verklaarde hij.
Volgens gevangenisdominee Joop Spoor, met wie hij een innige band
heeft opgebouwd, zou hij pas echt berouw kunnen tonen als hij terug
zou keren in Nederland. Het is Meijer zijn eigen beslissing uiteraard,
maar ik voorspel dat hij binnen een maand spijt heeft van deze stap.
In de Paraguayaanse gevangenis had hij het – ondanks de nogal opge-
pompte berichtgeving in de media – zo slecht nog niet. Hij mocht
– 118 –
elke dag bezoek van zijn vrouw en kinderen ontvangen, eten binnen
laten komen en hij had zelfs een mobiele telefoon in zijn cel. In Ne-
derland is van dat alles geen sprake en krijgt hij één – streng afgeme-
ten – bezoekuurtje per week. En waar staat in de bijbel, dominee
Spoor, dat je eerst terug moeten keren naar de ‘plaats delict’ wil je be-
rouw door God serieus genomen worden?
Ik heb Frans Meijer zelf recent telefonisch een keer gesproken. Dat was
een bijzonder gesprek, want nadat ik hem in 1994 in Paraguay op zijn
schouder tikte en vroeg: ‘Hallo, Frans.... Hoe gaat het met je?’ had ik
nooit meer contact met hem gehad. Cor van Hout had er kort voor zijn
dood persoonlijk voor gezorgd dat Meijer mij te woord wilde staan: ik
kon hem rechtstreeks bellen. Ik was wel benieuwd hoe het gesprek zou
verlopen. Goed beschouwd was ik de aanstichter van de ellendige om-
standigheden waarin hij nu al jaren verkeerde. Door mij zat hij al jaren-
lang in uitleveringsdetentie. Door mij was hij gescheiden van vrouw en
kinderen. Er is weinig inlevingsvermogen voor nodig om te beseffen dat
ik niet de populairste persoon uit zijn leven ben, maar aan de stem van
Meijer was dat niet te merken toen ik hem sprak. Het was wel een bij-
zonder, soms merkwaardig gesprek. Frans sprak nogal onsamenhan-
gend en sprong van de hak op de tak, in vaak slecht Nederlands. Na een
aanloopje hadden we het ook over De Dag die hij sinds zijn ontsnapping
uit het Pieter Baan Centrum in 1985 altijd had gevreesd. De dag die mij
een van de grootste scoops uit mijn loopbaan bezorgde. Dat ging zo:
Ik: ‘Wat dacht je nou, toen ik in 1994 ineens daar achter je stond?’
Meijer: ‘Huhuh.’
Ik: ‘Zie je dat moment nog voor je?’
Meijer: ‘Ja, ik dacht, nu is het afgelopen... ik wist toen eigenlijk niet
wie je was, maar ik begreep het... Maar je hebt me wel in de bossen
laten lopen met mensen achter me aan, met politiemensen, met In-
terpol, hele toestanden.’
Ik: ‘Dat was het gevolg ervan?’
Meijer: ‘Ja, jaren van vluchten, ja, van echt in de jungle zitten.’
Ik: ‘Heb je toen ik daar was overwogen om te voorkomen dat ik iets
met het verhaal kon doen?’
Meijer: ‘Nee, ik ben een vrij mens. Jij bent ook een vrij mens. Ik
spreek nu ook met je omdat ik helemaal niets tegen je heb.’
– 119 –
Ik: ‘Geen rancune?’
Meijer: ‘Nee, het leven gaat door.’
Ik: ‘Is het zo simpel allemaal?’
Meijer: ‘Ja, maar wat vind jij ervan?’
Ik: ‘Nou, ik wil in ieder geval als je je straf hebt uitgezeten in Amster-
dam nog wel een keer met je praten over alles wat er de afgelopen ja-
ren gebeurd is.’
Meijer: ‘Nou, dat vind ik heel netjes. Dat zal ik zeker doen.’
Ik: ‘Werkelijk?’
Meijer: ‘Ja... waarom ook niet.’
– 120 –
Het mysterie rond de dood van
Arno Betist
Zo kreeg ik een halfjaar geleden een brief van de 23-jarige Rosetta J.,
over de merkwaardige dood van haar vriend Arno Betist uit Hellevoet-
sluis. De toen 21-jarige Arno was na een nacht stappen en enig (niet
overmatig!) alcohol- en drugsgebruik dood gevonden in de woning van
de 43-jarige Huib K., met wie hij de laatste tijd veel optrok. Dat was een
merkwaardige relatie. De veel oudere K. drong zich op, gedroeg zich als
een twintiger, wilde mee naar feesten, vertelde sterke verhalen, was ja-
loers en rommelde ook in cocaïne, anabolen en xtc. Rosetta had over
zijn aanwezigheid nooit zo’n goed gevoel gehad, maar K. kon nogal
dwingend en overtuigend zijn en ach, haar boomlange en beresterke
Arno liep natuurlijk ook niet in zeven sloten tegelijk. Maar toen zij op
zaterdagmiddag 29 december 2001 bij Huib K. haar vriend wilde opha-
len, werd zij geconfronteerd met een vreemd tafereel. Beiden lagen op
de bank. Uit te slapen van een lange nacht stappen, beweerde K. Maar
Rosetta zag direct dat er iets mis was: haar vriend Arno zag blauw en
was koud. Hij was dood. Een gezonde vent van 21 jaar.
– 121 –
De politie nam aan dat hij na een drugsparty was ‘weggeflipt’ en deed
niet of nauwelijks onderzoek. Sectie werd niet verricht, er werd zelfs
geen bloed afgenomen. Huib K. werd even als getuige gehoord, maar
meer ook niet. Huiszoeking bleef achterwege. Pas na de begrafenis
realiseerde Rosetta zich dat Huib K. in gesprekken wel eens had op-
geschept dat hij in staat was om een perfecte moord te plegen. Ze had
dat toen als grootspraak gezien. Ze herinnerde zich ook zijn stoïcijn-
se, ongeëmotioneerde en haast ongeïnteresseerde gedrag nadat ze
had ontdekt dat haar vriend dood was. Is dat een normale reactie als je
echt van niets weet? Ze wist dat K.’s naam werd genoemd in verband
met inbraken, brandstichtingen, drugshandel en dubieuze contacten.
Dit alles zorgde ervoor dat Rosetta mij schreef dat ze vermoedde dat
Huib K. haar vriend had vermoord en door een gebrekkig onderzoek
de dans dreigde te ontspringen.
Ik belde Rosetta op en hoorde het verhaal aan. Ik was een beetje scep-
tisch, eerlijk gezegd. Ik zag het motief niet en K. mocht dan een rare
snuiter zijn die zich als veertiger inliet met jeugd die zijn kinderen
hadden kunnen zijn, maar daarom ben je nog niet meteen een moor-
denaar. En het gebeurt natuurlijk wel vaker dat er op party’s een ver-
keerd pilletje wordt geslikt. Ik beloofde Rosetta niettemin dat ik Huib
K. eens na zou trekken. Hij was volgens haar bij veel misdaden be-
trokken geweest en dat moest te verifiëren zijn. Uit dat onderzoekje
rolde echter nauwelijks iets relevants en ik begon daarom een beetje
te denken dat Rosetta zich mogelijk niet bij de tragische, onnodige
dood van haar vriend kon neerleggen en het voor de verwerking nodig
had iemand de schuld daarvan te geven: de excentrieke K. Ik liet haar
weten niet veel meer te kunnen doen, nu de eerste research niets tast-
baars had opgeleverd.
Kort daarop kreeg ik een nieuwe brief van Rosetta, die mij beleefd,
maar ook ondubbelzinnig schreef: ‘Ik twijfel echt niet aan uw des-
kundigheid, maar ik zeg wel dat er iets helemaal niet klopt. Huib K. is
slim, levensgevaarlijk en weet hoe hij uit handen van de politie moet
blijven. Geloof me, hij leidt iedereen om de tuin en gaat gewoon door
met zijn misdaden.’ De kwestie gaf me weliswaar een onbehaaglijk
gevoel, maar uiteindelijk kon ik er niets mee en ik sloot het dossier.
– 122 –
Half januari van dit jaar kreeg ik weer bericht van Rosetta. In de Rot-
terdamse wijk Charlois was de 52-jarige juwelier Jean Chouiki ver-
moord in zijn zaak. De dader had hem beestachtig afgetuigd, de sche-
del ingeslagen en geprobeerd de winkel in brand te steken om alle
sporen uit te wissen. ‘Weet u wie er voor gearresteerd is?’ schreef ze.
Inderdaad: het was Huib K. uit Hellevoetsluis. ‘Gelooft u nu wel dat
ik gelijk heb?’ vroeg Rosetta...
– 123 –
Van enig misdrijf is niet gebleken...
– 124 –
en vroeg of er sectie was verricht en of de drugs waren onderzocht,
werd ze eerst van het kastje naar de muur gestuurd. Vervolgens kre-
gen zij later te horen dat er geen sectie had plaatsgevonden, maar wel
een bloedonderzoek. Voor de uitslag moest ze met de officier van jus-
titie bellen. Deze liet vervolgens na veel heen en weer bellen weten
dat er helemaal geen bloed geprikt was. Maar niettemin stond voor
hem vast dat het hier een overdosis betrof en er geen rechercheonder-
zoek nodig was. ‘Van enig misdrijf is niet gebleken,’ zo luidt de stan-
daardzin bij justitie waarmee men in dit soort zaken de dossiers sluit.
De moeder van Nathalie betwijfelt dat zeer. Ze wees mij erop dat haar
dochter nog maar kort geleden in het nieuws was geweest toen ze van
haar vrijheid was beroofd door twee ‘vrienden’, ene Alex en Tony. Om-
dat ze iets ‘te bijdehand’ was geweest, had dit duo haar drie dagen ge-
gijzeld in een kelder en haar de hoofdrol gegeven in wat een vijfster-
ren-horrorfilm had kunnen zijn. Zij hadden Nathalie niet alleen flink
geslagen, maar ook gedreigd één van haar vingers af te snijden. Ze
mocht zelf ‘kiezen’ welke... terwijl ondertussen met veel misbaar een
groot mes werd geslepen. Het gebeurde uiteindelijk niet, maar de
dreiging was niet minder beangstigend. Daarna kwamen Tony en
Alex met een jankende cirkelzaag op haar af en zou een van haar han-
den worden geamputeerd. Omdat de twee mannen stijf stonden van
de drugs was het voor Nathalie volkomen ongewis of het werkelijk
zou gebeuren of niet. De twee waren er doorgedraaid genoeg voor.
Uiteindelijk nam het tweetal haar in de auto mee naar België. Ze
hoorde hen onderweg bespreken dat haar hoofd er afgehakt zou wor-
den, maar niet voordat haar ogen, oren en tong verwijderd waren. Ter
plekke aangekomen moest Nathalie zelf haar graf graven, terwijl de
twee toekeken en lugubere toespelingen maakten over het afgrijselij-
ke lot dat haar stond te wachten. Nathalie ontsnapte aan de dood toen
de gedrogeerde Tony en Alex een ufo (!) meenden te zien en even af-
geleid waren. Nathalie wist te vluchten en de politie te waarschuwen.
De twee mannen werden afgelopen februari door de rechtbank in
Maastricht veroordeeld.
– 125 –
mede voor dat de moeder van Nathalie argwaan heeft. Nadat haar
dochter dood was gevonden had B. gezegd dat er geen spullen van
Nathalie meer in zijn huis lagen, maar later werden er toch nog een
handtas, telefoon en bankpas aangetroffen. Inmiddels is het te laat
om alsnog nader onderzoek te doen. Nathalie is gecremeerd en alle
eventuele sporen zijn daarmee gewist. Ik zeg hier niet dat zij is ver-
moord, absoluut niet. Maar ik zeg wel dat er – gezien haar verleden –
veel meer onderzoek naar haar dood had moeten plaatsvinden. Als je
zegt dat ‘van enig misdrijf niet is gebleken’, moet je er wel eerst be-
hoorlijk naar hebben gekeken!
– 126 –
Twaalf jaar is 4.380 dagen
Ik heb in mijn loopbaan heel veel contacten gehad met ouders van
vermoorde kinderen en kinderen van vermoorde ouders. Deze mis-
drijven waren bepaald niet minder afschuwelijk dan de moord op
Pim Fortuyn, integendeel zelfs in sommige gevallen. Ik zou deze
ouders en kinderen niet kunnen uitleggen waarom de dader van dat
misdrijf is veroordeeld tot negen, elf, veertien of zestien jaar en Vol-
kert van der G. ineens levenslang krijgt... Dat zou pas onrecht zijn.
– 127 –
Natuurlijk kun je je afvragen of de straffen voor moord en doodslag in
zijn algemeenheid wel hoog genoeg zijn. Maar dat is een andere dis-
cussie en een vraag die men zich veel eerder had moeten stellen. Het-
zelfde geldt voor de verontwaardiging die de kop opstak toen (weer
eens) in het nieuws kwam dat eenderde deel van de opgelegde straf in
mindering wordt gebracht op de werkelijk uit te zitten tijd (achttien
jaar is twaalf jaar). De Haagse politici die hier ineens over op de publi-
citaire trom sloegen verdienen een paar harde zweepslagen, want dit
is een praktijk die al tientallen jaren geldt en waar de rechters ook re-
kening mee houden. Als men wil dat iemand zes jaar zit, wordt hij tot
negen jaar veroordeeld, zo simpel is dat. En als men daar zoveel be-
zwaar tegen heeft, waarom hebben deze volksvertegenwoordigers
dan kabinet na kabinet verzuimd daar verandering in aan te brengen?
Politieke verontwaardiging gaat vaak samen met een selectief geheu-
gen en een gebrek aan daadkracht, zo blijkt wel weer.
– 128 –
mag doen wat je wilt, lekker eten en drinken, spelletjes, tv-kijken en
bezoek ontvangen. Je mag alleen niet naar buiten. Nou, geloof me:
binnen drie weken is de spanning om te snijden, komen de muren op
je af en is de kans groot dat je elkaar nóóit meer wilt zien. In de gevan-
genis vergaat het Volkert twaalf jaar lang zo – en die zit niet met vrien-
den.
Naschrift: Volkert van der G. is ook in hoger beroep tot achttien jaar
cel veroordeeld. De straf is inmiddels onherroepelijk.
– 129 –
De moord op Wilma Bress – miss Lovett
Een poosje geleden heb ik eens een top tien samengesteld van moor-
den die ik het liefste opgelost zou zien. Op zich gun ik natuurlijk alle
nabestaanden evenveel dat het levensdelict op hun dierbaren wordt
opgehelderd, maar doordat ik veel aan een bepaalde zaak heb ge-
werkt, of de achterblijvers goed heb leren kennen, heb ik onwillekeu-
rig toch een voorkeur ontwikkeld op basis waarvan de top tien tot
stand is gekomen. Een aantal ervan kunt u wel raden: de moord op
Nicky Verstappen in het Limburgse Heibloem, Andrea Luten in het
Drentse Ruinen en Marianne Vaatstra in het Friese Veenklooster bij-
voorbeeld. Maar er stonden ook levensdelicten op die niet iedereen
meteen meer iets zeggen: de 10-jarige Petertje Oort uit Purmerend,
de 15-jarige Nicole van der Hurk uit Eindhoven en de 30-jarige Gonda
Smit uit Hoogezand. De moord op de 18-jarige Jessica Richel uit Et-
ten-Leur in 1991, werd zeer onlangs gelukkig alsnog opgehelderd en
kan van mijn lijstje af.
– 130 –
opgevoerd over de beruchte Londense slager/seriemoordenaar
Sweeney Todd. Wilma vertolkte daarin de rol van miss Lovett. En wat
gebeurde er met deze miss Lovett? Nou, die werd vermoord door de
slager, met een mes... Wat op het toneelpodium werd gespeeld, werd
enkele uren later buiten bloedige werkelijkheid. Was dat toeval of zat
haar moordenaar die avond in het publiek? Het is een vraag die nooit
werd beantwoord. Hoelang de recherche ook speurde: er werd geen
motief, geen moordwapen en geen dader gevonden. Wilma Bress was
een vrouw van onbesproken gedrag, die niet in verkeerde kringen ver-
keerde en de zaak bleef altijd een groot mysterie.
Mijn top tien bracht echter wat pennen in beweging. Onder meer een
van een oud-rechercheur, die het nog altijd dwarszit dat de moord
niet is opgelost. Hij had daar overigens wel een – pijnlijke – verkla-
ring voor. Om te beginnen had het volgens hem te lang geduurd voor-
dat er een Recherche Bijstand Team (rbt) was geformeerd. Ten twee-
de vond de moord plaats midden in de zomervakantie, wat veel
wisselingen van de teamleden tot gevolg had en dat is niet bevorder-
lijk voor een moordonderzoek. En toen het tot een uitzending van
Opsporing Verzocht kwam, zo schrijft de ex-politieman, duurde het
veel te lang eer alle tips werden nagetrokken. ‘Tot een goed en gede-
gen onderzoek is het dus niet gekomen,’ zo concludeert hij. Aan goe-
de wil had het niet ontbroken. Wel aan de juiste middelen en man-
schappen. Jammer en wrang.
Maar het is nog niet te laat. Een moord verjaart na achttien jaar, dus
het kan nog... Ik kreeg ook een mailtje van een man die beweerde dat
er op de nacht van de moord op de Kloosterkade in Delft – dicht bij de
plaats delict – een ‘snuifparty’ aan de gang was. Een van de gasten had
zijn neus diep in de ‘poeder’ gedrukt en maakte een nogal doorge-
draaide indruk. Hij had een mes uit de keukenla gegrist en had grijn-
zend gedreigd: ‘De eerste de beste die ik tegenkom steek ik dood...’
Vervolgens had hij het pand verlaten. De andere aanwezigen waren of
te versuft om te reageren, of hadden hem lacherig uitgezwaaid. Wat
een grappenmaker! Maar luttele tijd later was wel Wilma Bress in de-
zelfde buurt vermoord. Enkele feestgangers hadden achteraf wel arg-
waan – het mes was nooit meer in de keukenla teruggelegd! – maar
hadden uit angst voor de persoon in kwestie gezwegen. Hij werd om-
– 131 –
schreven als niet bepaald ‘een lekkere jongen’. Bovendien stonden ze
ook niet te trappelen om op te biechten dat ze die nacht zelf flink aan
de cocaïne hadden gezeten.
Hoe dan ook, de vraag is nu: wie weet er meer van de moord op Wil-
ma Bress, de snuifparty in de Kloosterkade en de jongen met het mes?
En denk eraan: wie wat weet heeft nooit een alibi om te zwijgen!
Naschrift: de oproep heeft tot diverse reacties geleid, tot uit Austra-
lië toe van mensen die destijds iets met Wilma Bress te maken heb-
ben gehad, of op een of andere manier bekend waren met de situatie
in de Kloosterstraat. De gouden tip is echter nooit binnengekomen.
De moord op Wilma Bress is nog steeds onopgelost en verjaart in juli
2007.
– 132 –
De Schiedammer parkmoord
– 133 –
king van het misdrijf op de plaats delict niet door Maikel herkend –
toen B. de politie belde – als de man door wie hij en Nienke waren
misbruikt. En ook werd er geen snipper technisch bewijs tegen hem
gevonden. Je zou zeggen: einde verhaal dan... Maar dat was niet het
geval. Kees B. werd tot in hoogste instantie veroordeeld tot achttien
jaar cel en tbs. Alle bezwaren, tegenstrijdigheden, ontlastende getui-
genissen werden door de rechters niet zwaar genoeg bevonden om de
twijfel op te roepen die in de rechtspraak tot vrijspraak leidt (in dubio
pro reo).
Vanuit zijn cel schreef Kees B. mij de afgelopen jaren tientallen brie-
ven, waarin hij bezwoer dat hij onschuldig was en met deze veroorde-
ling niet langer kon leven. De brieven zorgden er mede voor dat ik
zijn zaak niet kon vergeten. Twee jaar geleden heb ik over dit misdrijf
een uitzendingvullend programma gemaakt en de veroordeling van
B. gaf mij een onbehagelijk gevoel. Zat de juiste man wel vast? Of was
iedereen zo geschokt door de ernst van het delict en zo vooringeno-
men door het feit dat B. een pedofiel was, dat men niet meer kritisch
genoeg was? Een van de dingen die mij deed twijfelen, was dat Kees
in mijn ogen nauwelijks de tijd kon hebben gehad om de moord te
plegen. Er stond vrij nauwkeurig vast wanneer hij op de fiets van zijn
werk was vertrokken en het exacte tijdstip van zijn 112-belletje was
ook bekend. Er bleef dan bitter weinig tijd over om alle handelingen
te plegen. Bovendien werd ook nog duidelijk dat B. niet de enige pe-
dofiel in het park was. Sterker nog, de man die toevallig naast hem
stond toen Maikel naakt de struiken uitkwam, had op dat gebied ook
een pittig verleden, zo ontdekten wij tijdens onze research twee jaar
geleden. En deze man heeft niet lang daarna om onduidelijke redenen
zelfmoord gepleegd. Toen hoorden wij pas dat zijn eigen broer direct
na de moord op Nienke al naar de recherche in Schiedam was gestapt
met het verhaal dat zijn familielid – hem kennende – daar echt niet toe-
vallig in de buurt was geweest en zij hem maar eens aan de tand moes-
ten voelen. De verklaring is nooit in het dossier opgenomen.
– 134 –
door aanklagers en rechters. Er is sprake van misleiding, opzettelijke
verdraaiing, verwijtbare nonchalance, niet-uitgerechercheerde sporen,
weggelaten ontlastend bewijs en een inderdaad rammelende tijdlijn.
Hebben we dit allemaal in de Puttense moordzaak ook al niet gehoord?
‘De kans dat Kees B. dit misdrijf niet heeft gepleegd is groter dan dat hij
het wel heeft gedaan,’ concludeerde professor Van Koppen.
– 135 –
Van bajesklant tot scheepsmagnaat
– 136 –
In de tijd dat hij voortvluchtig was zat stuurman V. meestal op de grote
vaart. Een prachtig mobiel onderduikadres. Tegen de verdrukking in
bouwde hij samen met zijn vrouw Adrie een bestaan op als schipper van
een vrachtschip. Nadat hij het laatste restje van zijn straf – eindelijk –
had uitgezeten voer hij door heel Europa. Voor misdaad had hij geen tijd
meer. Af en toe kreeg ik hem nog aan de lijn. Dan vertelde hij dat het ’m
voor de wind ging. De oude schuit was vervangen voor een nieuwere.
Later meldde hij dat er nu twee schepen in de vaart waren en toen ik
hem eens twee jaar niet gesproken had, berichtte hij dat er nu vijf sche-
pen van hem de rivieren afzakten. Het werd een successtory zoals de
reclassering niet vaak heeft meegemaakt. En toen ik de Paperclip enkele
jaren later weer eens sprak, vertelde hij dat hij zich nu aan het toeleggen
was op het ontwerpen en laten bouwen van hypermoderne binnenvaart-
schepen. Die dekselse gedetineerde was een handige zakenman gewor-
den. En vandaag de dag doet Piet V. zaken met twintig werven in negen
landen (waaronder China en Rusland) die schepen volgens zijn ontwer-
pen bouwen. Gevaarten van 170 meter lengte. Een paperclip gebruikt de
voormalige bajesklant alleen nog om de miljoenencontracten te bunde-
len die hij aan de lopende band afsluit.
Varen doet hij nu niet meer, maar toen ik onlangs voor een reportage
over de mysterieuze dood van een 16-jarige jongen een binnenvaart-
schip nodig had om te verifiëren of je vanaf de brug een stoffelijk
overschot kon zien liggen dat op een taluud aan de walkant had gele-
gen, was dat geen enkel probleem. De volgende dag monsterden we
bij Puttershoek op een van zijn schepen aan en Piet V. zelf stond
grijnzend in de stuurhut.
Bij die gelegenheid vertelde Piet me dat hij in mei 2003 een gloed-
nieuw, imposant kantoor zou openen in Werkendam en hij vroeg me
een beetje verlegen of ik misschien bereid was de officiële opening te
verrichten. Ik hoefde daar niet over na te denken. Ik deed het afgelo-
pen zaterdag for old time sake: vanwege die goede oude tijd dat Piet-
de-Paperclip mij spraakmakende primeurs bezorgde, omdat hij met
een schip meteen klaarstond toen ik hem onlangs een gunst vroeg,
maar ook – of misschien wel vooral – omdat ik groot respect heb voor
een man die bewees dat je met een verleden ook een glansrijke toe-
komst kunt hebben!
– 137 –
Het recht in eigen hand...
Een halfjaartje later diende het hoger beroep in deze zaak in Den
Bosch en nu was ik er wel bij. Ik wilde hier wel eens meer van weten.
Van Stiphouts nieuwe advocaat mr. Mike van den Bosch, schetste bij
de opening van het proces wat er was gebeurd. De dag voor de rechts-
zitting was Van Stiphout in opdracht van de officier van justitie om
halfacht uit zijn cel in het huis van bewaring in Roermond gehaald
om op transport te worden gesteld naar het politiebureau van Breda,
– 138 –
zodat hij de volgende dag op tijd in de rechtbank daar aanwezig zou
zijn. Het komt nogal eens voor dat een gedetineerde te laat wordt aan-
gevoerd en dat wilde de aanklager kennelijk voorkomen. Maar moet
je daarvoor iemand al een dag van tevoren om halfacht ’s morgens uit
zijn cel halen? Dat doet overdreven aan en de Brabantse gedetineerde
verzette zich er dan ook tegen. Van Stiphouts protest was begrijpelijk,
zo stelde mr. Van den Bosch. Zijn cliënt was nog druk bezig met het
tikken van zijn laatste woord, ’s middags zou de advocaat nog op be-
zoek komen om de laatste puntjes op de i van het pleidooi te zetten en
Stips vriendin zou nog schone kleren voor de zitting brengen. Dat
kon Van Stiphout bij dit scenario allemaal op zijn buik schrijven en
dus weigerde hij mee te gaan. De officier dreigde vervolgens dat hij
door een arrestatieteam met geweld zou worden meegenomen en dat
Van Stiphout daar alleen aan kon ontkomen als hij afstand deed van
zijn recht om persoonlijk op de zitting aanwezig te zijn. Noodge-
dwongen en opgefokt en gefrustreerd door de gang van zaken zette
Stip een handtekening. Diezelfde middag liet zijn gealarmeerde advo-
caat echter per fax aan de officier van justitie weten dat daar geen
sprake van kon zijn: cliënt wilde uiteraard wél op de zitting zijn! Die
handtekening was op deze manier niet geldig. De aanklager liet ech-
ter weten dat er geen vervoer meer kon worden geregeld, ook de vol-
gende ochtend niet. En dus begon de rechtszitting zonder Van Stip-
hout, terwijl het hier toch niet om een winkeldiefstalletje ging. Zijn
advocaat stelde toen nogmaals dat zijn cliënt absoluut aanwezig wilde
zijn en vroeg om hem op te laten halen. De rechtbank wees het ver-
zoek af. De raadsman, die vond dat hij zo zijn werk niet naar behoren
kon doen, legde daarop de verdediging neer en vroeg de rechters een
andere strafpleiter aan te wijzen. Echter, ook dat gebeurde niet en dus
vond er een spookproces plaats zónder verdachte, zónder advocaat,
zónder pleidooi. Maar wél met een zeer hoge straf: vijftien jaar.
Advocaat Van den Bosch eiste nu dat het proces bij de rechtbank over
moest worden gedaan en dan uiteraard wel in aanwezigheid van de
verdachte. Ik hoorde het hele relaas verbluft aan. Als zoiets in bana-
nenrepublieken gebeurt gaan we met spandoeken de straat op, maar
over deze kwestie had ik in de landelijke kranten geen regel gelezen.
Wat dat betreft zijn we soms erg selectief in onze verontwaardiging.
Het hof trok zich terug voor beraad en toen de raadsheren na een uur
– 139 –
terugkwamen geschiedde er toch nog gerechtigheid. Het hof oordeelde
dat het van ‘zo’n wezenlijke betekenis is voor de verdachte om tijdens
het onderzoek ter terechtzitting zelf het woord te voeren of door zijn
raadsman te laten voeren’, dat er sprake was geweest van een ‘ongeldig
proces’. Het moet worden overgedaan. In een rechtstaat als de onze een
unieke, ongekend harde oorvijg voor de rechtbank en officier van justi-
tie in Breda, die onbeschaamd zélf deden waarvoor Van Stiphout nota
bene terecht moest staan: het recht in eigen hand nemen...
– 140 –
De dubieuze methoden van hp/de tijd 1
Maar ik pik niet alles. Begin januari 2003 verscheen er een omslagar-
tikel in weekblad hp/De Tijd over mij. hoe betrouwbaar is peter r.
de vries? stond er met koeienletters op de cover. Binnen in het blad
waren er maar liefst tien volledige pagina’s ingeruimd om hp-verslag-
gever Stan de Jong in de gelegenheid te stellen zijn ongenoegen over
mij te spuien. Inzet was mijn bemoeienis met wat de ‘Deventer
moordzaak’ is gaan heten. Het betreft de gruwelijke moord op de rij-
ke weduwe Jacqueline Wittenberg (60) in de koekstad, in september
1999. Ik heb daar twee uitzendingen aan gewijd en liet daarin zien
dat er zowel belastende als ontlastende feiten en omstandigheden
waren die er uiteindelijk toe hebben geleid dat hoofdverdachte Ernst
L. – de financieel adviseur van de weduwe – in hoger beroep tot twaalf
jaar gevangenisstraf is veroordeeld, nadat hij eerst door de rechtbank
was vrijgesproken. Ik zeg niet dat hij schuldig is, maar ook niet dat hij
onschuldig is. Dit was tegen het zere been van hp-reporter Stan de
Jong die er rotsvast van overtuigd is dat hier sprake is van een gerech-
telijke dwaling. En wie daar niet klakkeloos in mee gaat deugt niet. En
dus stond er boven het artikel de kop de dubieuze methoden van
peter r. de vries. De publicatie ging vergezeld van een heuse recla-
– 141 –
mecampagne op tv waarin werd gesproken van de dubieuze metho-
den van een tv-detective, want hp/De Tijd weet wel wat verkoopt...
Wat dat betreft verschilt het niets van de roddelbladen. Het verbijste-
rende was dat in die tien pagina’s beschuldigende tekst geen regel,
maar dan ook werkelijk geen regel weerwoord voorkomt, wat toch les
1 van de journalistiek is. Hoewel De Jong zich in het artikel wel talloze
dingen over mij afvraagt, heeft hij mij nooit gebeld en nooit om com-
mentaar gevraagd, waarschijnlijk onder het motto: I allready made up
my mind, don’t mix me up with facts! En dat was jammer, want dan
had ik hp/De Tijd kunnen behoeden voor een aantal gênante uit-
glijers: het artikel wemelde van de aantoonbaar feitelijke onjuisthe-
den, tendentieuze gevolgtrekkingen en niet onderbouwde veronder-
stellingen.
Ik liet het er dit keer niet bij zitten en mijn advocaat dwong hp/De
Tijd twee weken later tot een behoorlijke correctie in het blad. Ook
diende ik tegen de hoofdredactie en Stan de Jong een klacht in bij de
Raad voor de Journalistiek. Na twee schriftelijke ronden, vond er ook
nog een mondelinge behandeling plaats. Ik zat al in het pand van de
Nederlandse Vereniging voor Journalisten in Amsterdam te wachten,
toen Stan de Jong binnenkwam: een kale man, met een schichtige
blik. Hij zag mij zitten en zei: ‘O... kijk, Peter R. de Vries.’ Vervolgens
stapte hij met uitgestoken hand op mij af en zei op een toon alsof hij
verwachtte dat ik reikhalzend naar een kennismaking met hem had
uitgezien: ‘Ik ben Stan de Jong!’ Ik bleef zitten en hield mijn hand in
mijn broekzak. ‘Gaan we nu ineens popi doen?’ vroeg ik slechts. De
Jong was merkbaar van zijn stuk gebracht en antwoordde: ‘O, nou ik
dacht dat het een kwestie van fatsoen was.’ ‘Fatsoen...? Nou, als er ie-
mand is met wie ik het niet over fatsoen wil hebben, ben jij het,’ kaat-
ste ik terug. Wat had hij nou gedacht, dat ik na een ratterig artikel van
tien pagina’s zonder één letter wederhoor hem vriendelijk de hand
zou schudden? Of had De Jong aan het rijtje beschuldigingen aan
mijn adres soms ook nog schijnheiligheid willen toevoegen?
– 142 –
de leden van de raad niet of nauwelijks een antwoord wist. De vlekken
stonden tijdens de behandeling duidelijk zichtbaar in zijn nek. Ik
kreeg prompt een schrijven van de adjunct-hoofdredacteur terug
waarin deze tot mijn verbazing vooral viel over het feit dat ik de ‘aan-
geboden hand’ van De Jong had geweigerd. ‘Over uw omgangsvor-
men kan ik kort zijn: geen niveau,’ schreef de wegblijver verontwaar-
digd. hp/De Tijd als zedenmeester. Nou, eens kijken hoe het met hun
omgangsvormen is gesteld als zij de procedure onverhoopt verliezen.
Binnenkort doet de Raad voor de Journalistiek uitspraak in deze zaak
en dan weten we van wat voor ‘niveau’ hp/De Tijd en Stan de Jong
zélf zijn en wie van ons er nou ‘dubieuze methoden’ op na houdt...
Wordt vervolgd
– 143 –
Een onvergetelijk tv-seizoen
Het is begin juni 2003 en het televisieseizoen zit er deze week weer
op voor mij en hoe boeiend, bevredigend en spannend het ook weer
geweest is, dat gaat altijd gepaard met een zucht van verlichting. De
druk om elke week de deadlines te halen en een programma te maken
dat aan hoge verwachtingen voldoet, is behoorlijk voelbaar. Tot de
laatste minuut wordt er aan de inhoud geschaafd, woorden op een
goudschaaltje gewogen, beelden ge(her)monteerd, gesproken met
slachtoffers en nabestaanden en gesteggeld met lastige advocaten. De
kwetsbaarheid van televisie maken is – vind ik – dat heel Nederland je
werk ziet en daar ook een oordeel over heeft. Overigens ook nog als ze
het programma niet eens hebben gezien – bij voorkeur zelfs. Dat is
aan een kant heel leuk, maar soms ook wel eens benauwend. Ik be-
nijd wel eens mensen die een baan hebben waarin ze soms een week-
je of twee een beetje ‘onzichtbaar’ kunnen blijven zonder dat iemand
het in de gaten heeft. Aan de andere kant realiseer ik me goed dat er
ook heel veel mensen belangrijk, onmisbaar werk doen, waar ze nooit
publiekelijk voor worden geprezen of beloond en dat ik dus bof.
– 144 –
1984 in de Argonautenstraat in Amsterdam-Zuid. De zaak werd door
ons toedoen heropend toen hij op het punt stond te verjaren en de
dader voor altijd vrijuit zou gaan. Wij vonden een kroongetuige, die
verklaarde dat H. het misdrijf aan haar had opgebiecht en daardoor
ging de zaak rollen. Een prachtig succes waarvoor we eind 2002 met
een Academy Award in de categorie Informatie inderdaad publieke-
lijk zijn geprezen.
– 145 –
bezig gezien met de verdere ontrafeling van de Puttense moordzaak,
de dood van Nicky Verstappen uit het Limburgse Heibloem en tallo-
ze, talloze andere kwesties. Als u dit leest zult u misschien zeggen:
was het hele seizoen dan één groot succes? Nee, dat was het niet. Ze-
ker niet zelfs. Op 24 januari werd in Amstelveen Heineken-ontvoer-
der Cor van Hout doodgeschoten. De meest bijzondere man die ik
ooit heb ontmoet. Een man met wie ik een boek heb geschreven en
die mijn vriend was, hoe merkwaardig u dat misschien ook zult vin-
den. Ik heb u in vorige hoofdstukken uitgelegd hoe dat is ontstaan.
Na elke uitzending mis ik zijn telefoontje, zijn commentaar, zijn
kwinkslagen. In de zomermaanden zagen we elkaar altijd vaker dan
de rest van het jaar, als ik hard aan het werk ben. Het tv-seizoen ein-
digt, de zomer staat op punt van beginnen. En als ik dus zeg dat het in
meer dan één opzicht een seizoen was dat ik niet zal vergeten, zult u
mij begrijpen...
Naschrift: Albert K., de man die opdracht gaf tot het plegen van drie
huurmoorden, is door de rechtbank in Den Bosch na een eis van ne-
gen jaar tot acht jaar cel veroordeeld. Hij heeft hoger beroep aangete-
kend.
– 146 –
De liegende korpschef
– 147 –
Nou prima.... Ik wil niemand dwingen om te komen, maar wat ik niet
begreep was waarom de Amsterdamse politie de afgelopen acht jaar
dan wél volop aan mijn programma heeft meegewerkt, terwijl mijn
vriendschap toen ook algemeen bekend was. Enige hypocrisie was ze
kennelijk niet vreemd, of heeft het wellicht iets te maken met het hen
onwelgevallige onderwerp van slikkende en dealende dienders? In
onze reportage kwam naar voren dat agenten soms volkomen stoned
in de surveillanceauto zitten en dan letterlijk en figuurlijk de weg
kwijt zijn: één van hen kon zelfs de Kalverstraat niet meer vinden
toen daar een arrestant moest worden opgehaald. Televisiekijkend
Nederland wreef z’n ogen uit. De schokkende feiten konden door Kui-
per & Co nauwelijks bestreden worden, want het dossier was gemaakt
door het Bureau Interne Onderzoeken van... de Amsterdamse politie.
– 148 –
renlang niks in de gaten, maar als hij dan eindelijk wakker wordt,
hoort en ziet hij dingen die ik helemaal nooit heb gezegd of gepubli-
ceerd. Nou, als de processen-verbaal van de Amsterdamse recherche
net zo nauwkeurig zijn als de korpsberichten van de hoogste baas,
mogen we ons hart wel vasthouden. Eens kijken wat de rechter zegt
als er verklaard wordt: ‘Ja, edelachtbare, misschien is de verdachte
wel onschuldig en is het door ons vergaarde bewijs onjuist, maar dat
is het punt niet, waar het om gaat, is dat de boodschap duidelijk is...’
– 149 –
De moord op Lieke Snel
De volgende dag stonden de vier jongens met foto in de krant, als ont-
dekkers van het onbekende lijk. Al vlug bleek dat het om de 16-jarige
Elisa (roepnaam Lieke) Snel ging, een meisje dat ruim een halfjaar
eerder spoorloos was verdwenen toen zij in Maastricht voor haar
moeder boodschappen ging doen. Ze was de dochter van een Neder-
lands echtpaar dat net over de grens in het Belgische dorp Klein-Ter-
naaien woonde. Met drie tientjes en een boodschappennetje was zij
met de bus naar Maastricht gereisd en daar ook uitgestapt – bevestig-
den getuigen – maar sindsdien ontbrak ieder spoor van het meisje. In
het bosgraf, dat bestond uit plaggen en bladeren, werd het bood-
schappennetje teruggevonden, de tientjes ontbraken. Hoewel het lijk
goed was verstopt, droeg het bosgraf sporen van haast. Lieke was vrij-
wel zeker het slachtoffer van een zedenmisdrijf geworden, maar het
– 150 –
stoffelijk overschot was al zo ver vergaan dat dit niet met zekerheid
kon worden vastgesteld. Hoewel de recherche ervan uitging dat zij
door een bekende van haar was vermoord, werd het misdrijf nimmer
opgelost en verdween het langzaam maar zeker uit de publiciteit.
Stan Wieriks, een van de vier jongetjes die het lijk destijds vonden, is
nu een 49-jarige man, een psychiatrisch verpleegkundige die zelf een
gezin heeft. Medio 2003 benaderde hij mij met de vraag of ik mis-
schien wist wat het politieonderzoek naar het lijk had opgeleverd. Een
plakboek met krantenknipsels dat hij jarenlang had bewaard was tot
zijn spijt tijdens een verhuizing verloren gegaan. Het was de laatste
tastbare herinnering. Stan vertelde me dat de lugubere vondst op die
mooie zomerdag de afgelopen decennia altijd in zijn gedachten is ge-
bleven. ‘In eerste instantie besefte ik helemaal niet dat we een dood,
vermoord meisje hadden gevonden. We waren vooral stoer, we ston-
den met de foto in de krant en werden door leeftijdsgenootjes vol ont-
zag aangekeken. Ach, wat weet je als dorpsjongen van veertien... Pas
later drong tot me door dat het eigenlijk heel schokkend was: verdom-
me, er is veel meer gebeurd dan ik toen dacht.’ In zijn werk in de ge-
zondheidszorg is Stan nadien ook dikwijls met de dood geconfron-
teerd, onder meer door ziekten en zelfmoorden, maar toch heeft hij
dat altijd anders, ja beter, kunnen verwerken dan de vondst van de
vermoorde Lieke. ‘Ik merkte dat ik nieuwsgierig werd naar het meis-
je, me afvroeg uit wat voor gezin ze kwam, wat voor leven ze had ge-
leid.’ Gaandeweg realiseerde Stan zich ook dat hij en zijn drie vrien-
den per toeval een ‘goede daad’ hadden verricht. Wat zou er gebeurd
zijn als zij die middag niet precies op die plek met een stok in het
struikgewas hadden geslagen? Stan: ‘Ik ben ervan overtuigd dat Lieke
dan waarschijnlijk nooit gevonden was en haar ouders tot op dit mo-
ment in onzekerheid hadden verkeerd. In die zin geeft het me toch
wel een heel fijn gevoel dat wij die ontdekking hebben gedaan.’ Hoe
buitenissig de vondst was, bleek wel toen Stan Wieriks het incident
uit zijn jeugd pas onlangs vertelde aan zijn eigen zoon, die nu dertien
jaar is en bijna de leeftijd heeft van zijn vader destijds. ‘Hij keek me
met grote ogen aan toen ik het hem vertelde. Hij kon bijna niet gelo-
ven dat ik dat had meegemaakt. En dat heeft mijzelf, na al die verstre-
ken jaren, ook weer doen beseffen wat we eigenlijk hebben beleefd.’
– 151 –
De moord op Lieke Snel is inmiddels verjaard. Ze ligt begraven in het
Belgische grensdorp Klein-Ternaaien. Wie brengt er nog licht in dit
drama dat vier Limburgse jongens bij toeval ontdekten en dat hun le-
ven sindsdien heeft beïnvloed?
– 152 –
Wat is uw pincode?
– 153 –
week of twee geleden voor het laatst gepind had, wist ze niet meer
wanneer ze dan precies kwijtgeraakt konden zijn. Maar wat een geluk
dat ze nu gevonden waren! En ja, wat doe je als 87-jarige vrouw als er
zo’n behulpzame politieman opbelt? Juist, dan geef je natuurlijk je
pincode...
– 154 –
hard bij ‘kleine’ oplichtingszaken, maar dat was uiteindelijk een ver-
gissing. Het bleek om een professionele bende te gaan van zes man-
nen en een paar vrouwen die op deze wijze al meer dan honderd
slachtoffers had gemaakt. De politie rekende hen een poosje later in
en vond bij huiszoekingen onder meer de bankpasjes van oma Annie
terug. En nu maar hopen dat de daders de volle mep krijgen, want lie-
den die zich met dit soort praktijken bezighouden zijn in mijn ogen
de échte klootzakken van onze samenleving!
– 155 –
Moord zonder lijk
– 156 –
van zijn dood gebleven en hadden geen afscheid kunnen nemen.
Schoof zelf kon er overigens best om lachen, zo gaat het verhaal, hij
hoorde nu wie er op zijn begrafenis waren geweest, welke woorden er
waren gesproken, maar bijvoorbeeld ook wie er weg waren gebleven.
Altijd nuttig om te weten in de jaren die je nog resteren.... Volgens de
gemeente Rotterdam is inmiddels alles weer ‘rechtgezet’ en is de ech-
te dode herbegraven.
Nog erger dan het bovenstaande verhaal is misschien wel dat je ver-
oordeeld wordt voor een moord die je niet hebt gedaan. Sterker nog,
voor een moord die niet eens is gepleegd. In april van 2003 ontstond
er in Rockhampton in Australië grote opschudding toen midden in
een geruchtmakend moordproces het vermeende slachtoffer onge-
deerd bleek te zijn. De 51-jarige Leonard John Fraser stond in Queens-
land terecht op de beschuldiging dat hij vier jaar eerder de 14-jarige
Natasha Ryan om het leven had gebracht. Haar lijk was weliswaar
nooit gevonden, maar niemand twijfelde eraan dat het meisje was
vermoord. De familie had herdenkingsdiensten gehouden en in de
vier jaar die inmiddels sinds haar verdwijning waren verstreken, was
er ook nooit meer een levensteken geweest. Maar tijdens het proces
kreeg de politie ineens een tip dat het moordslachtoffer op nauwelijks
een kilometer afstand van haar ouderlijk huis in Rockhampton woon-
de bij een 26-jarige vriend. Toen de politie ging kijken trof men er in-
derdaad een jonge vrouw aan die sprekend leek op de verdwenen Na-
tasha, die natuurlijk nu vier jaar ouder was. Er werd opgewonden
gebeld met haar moeder en gezegd: ‘We hebben haar gevonden!’
Deze veronderstelde aanvankelijk dat hiermee werd bedoeld dat het
stoffelijk overschot van haar dochter eindelijk boven water was geko-
men en kreeg bijna een hartverlamming toen haar werd bericht dat
Natasha still alive was. Kort daarna werd zij met haar ouders her-
enigd. Het vriendje was een goede bekende van de ouders en van de
politie. Hij was in 1995 al eens gearresteerd toen Natasha van huis
was weggelopen en hij obstructie pleegde bij het politieonderzoek.
Kennelijk was niemand op het idee gekomen om nog eens bij hem te
gaan kijken na haar nieuwe verdwijning eind 1998. En Natasha Ryan
zelf durfde na verloop van tijd uit schaamte en angst niets meer van
zich te laten horen. Zo waren de jaren verstreken.
– 157 –
Wat had dit voor consequenties voor Leonard Fraser, die immers te-
rechtstond voor de moord op Natasha? Nou, de officier liet de aan-
klacht direct vallen, dat kon ook moeilijk anders natuurlijk. Beteken-
de dit dat hij, overladen met excuses en voorzien van een royale
schadevergoeding, vrijuit ging? Nee, dat niet. Fraser zat op het mo-
ment van het proces al een straf uit van levenslang voor de verkrach-
ting van en moord op een 9-jarig meisje en werd beschuldigd van nóg
drie andere moorden op vrouwen. En van hen waren de lijken wel ge-
vonden...
– 158 –
Marteling via de tandtelefoon
In oktober 2002 kreeg ik een e-mailtje van een zekere Richard L. uit
een Brabants dorp. ‘Ik zit met een probleem,’ opende hij zijn bericht.
‘Ik ben het slachtoffer van een slimme, nieuw soort misdaad: geeste-
lijke gevangenschap en mentale marteling. In mijn geval is een aftas-
ting van het frequentiebereik en een extractie van een tandtelefoontje
uit mijn linkerbovenkies nodig.’ Hè?! Wat? Ik las het nog keer en
zuchtte diep. Ja, het stond er echt. Daar heb je er weer zo één, dacht ik
en ik stond op het punt om het mailtje te verfrommelen. Voor dat
soort onzin heb ik geen tijd. Maar tegelijkertijd raakte mijn nieuws-
gierigheid toch enigszins geprikkeld en vroeg ik me af hoe de schrij-
ver zijn bizarre verhaal zou uitbouwen... En dus zag ik van mijn voor-
nemen af en las dat het geheime zendertje in zijn kies stiekem was
geplaatst door de dorpstandarts, die hiervoor was geïnstrueerd door
de geheime diensten. Via dit zendertje werd hij gestuurd, gemarteld
en geïndoctrineerd. U zult hier misschien van opkijken en lachen te-
gelijkertijd, maar ik verzeker u dat er ongelooflijk veel mensen rond-
lopen in Nederland die menen dat zij het doelwit zijn van geheime
diensten. Ja heus, de wereld is één groot complot!
Elke week meldt zich wel iemand bij de redactie van mijn program-
ma, die bloedserieus meent dat hij wordt bespioneerd, afgeluisterd,
gevolgd en geterroriseerd door geheim agenten van de cia, de kgb, de
aivd (de voormalige bvd) of alledrie tegelijk. Ik ben jaren geleden wel
eens in Amsterdam bij iemand thuis geweest die haar woning van
onder tot boven met aluminiumfolie had afgeplakt om radiogolven te
‘immuniseren’ en de door de veiligheidsdienst in de cementvoegen
van de buitenmuur verborgen microfoontjes te storen. De slachtof-
fers zijn ervan overtuigd dat hun telefoon wordt afgetapt, hun post
wordt onderschept, iedere stap buiten de deur wordt geobserveerd en
dat bezoek aan hen feilloos wordt geregistreerd. Via krampachtige
omwegen nemen ze soms contact met mij op en fluisteren zenuw-
– 159 –
achtig en snel hun verhaal, want, o wee, als ‘ze’ horen dat het slachtof-
fer mij benaderd heeft, nou, dan is het einde nabij! De dagelijkse jour-
naaluitzendingen op televisie zijn in hun beleving niet bedoeld om de
bevolking te informeren, maar worden gebruikt om geheim agenten
te instrueren. Ja, de kwinkslagen van Philip Freriks zijn in werkelijk-
heid geraffineerd gekozen ‘codewoorden’ en de brede armgebaren
van weerman Erwin Krol voor de kaart van Nederland zeggen niet zo-
zeer iets over de weersvoorspelling, maar zijn voor bepaalde ‘cellen’
verplaatsingsopdrachten. En weet wel u dat de groenteboer en de sla-
ger op de hoek ook ingeschakeld zijn en dat zij hun appels en karbo-
naadjes bewerken met chemische middelen die je geestelijke weer-
stand afbreken, waardoor je een weerloos instrument in de handen
van de geheime dienst wordt?
Op het moment dat je daar bij zo iemand één kritische vraag over
stelt, of één relativerende opmerking maakt, staat voor de ‘slachtof-
fers’ vast dat je ook bent gerekruteerd door een van de spionagenet-
werken en wordt het contact meestal abrupt verbroken.
– 160 –
sloot de minister niettemin ambtelijk af. Nou, dat was natuurlijk niet
het geval, want Richard L. nam wederom contact met mij op. Of wij
niet behulpzaam konden zijn bij het verwijderen van het zendertje in
zijn gebit. Als wij die konden ontmantelen, zouden we aan de hand
van herkenningstekens, serienummers, gebruikte technologie en
niet te vergeten de ingeschakelde frequentie tot de kern van het spio-
nagenetwerk kunnen doordringen, voorspelde Richard. Of ik daar
iets op kon laten horen?
Ja, Richard, ik zal erover nadenken... Ik stuur wel een berichtje via je
kies, oké?
– 161 –
De doem der verdenking
– 162 –
benaderd door een vrouw die zei dat haar ex-man, de toen 45-jarige
Ier Don C. uit St. Willebrord, de gruwelmoord tegen haar had opge-
biecht. Hij had haar allerlei tot dan onbekende bijzonderheden over
het misdrijf verteld, zei ze, onder meer over de kleur van Jessica’s on-
dergoed. Ze meldde dat hij ’s nachts vaak met zijn Mercedes ging toe-
ren en dat ze dan niet wist waar hij uithing. Volgens haar hadden ze
het op een intiem moment ooit eens over geheimen met elkaar gehad
en toen zou C. haar in het oor hebben gefluisterd: ‘Weet je wat exci-
ting is? De laatste vijf minuten uit iemands leven... en dan in hun
ogen kijken en weten dat ze doodgaan.’ Zoiets kon alleen een moor-
denaar vertellen. Het was een lugubere, maar serieuze getuigenis van
de ex-vrouw en ik speelde deze door aan de recherche, die een uitge-
breid onderzoek begon. Een aantal weken later, op de avond van onze
tweede uitzending over de moord, werd C. gearresteerd. Het was een
spectaculaire doorbraak en iedereen was opgetogen. Toch moest de
van meet af aan ontkennende Don C. na zeventien dagen hechtenis
worden vrijgelaten. Zijn dna kwam niet overeen met het gevonden
sperma. Wel bleef hij voor justitie nog verdacht, zo zei men in een
persbericht, maar dat was meer bedoeld als eervolle aftocht dan dat
het nog een aanknopingspunt bood. Langzaam maar zeker zakte de
arrestatie van Don C. daarna weg in de vergetelheid.
Pas in april 2003 – bijna twaalf jaar na de moord – werd de zaak echt
opgelost, nadat het Landelijk Team Kindermoorden (ltk) zich met de
zaak ging bemoeien en een aantal waardevolle aanbevelingen deed
aan het rechercheteam dat de zaak onderzocht. De 35-jarige Cornelis
de R. werd aangehouden en zijn dna kwam wél overeen met de aan-
getroffen sporen. Ik was er ontzettend blij mee en kreeg Conny hui-
lend aan de telefoon. Eindelijk, eindelijk was het zover... en eindelijk
werd stiefvader Rien definitief van alle blaam gezuiverd.
Niet lang daarna ontving ik echter ook een brief van andere betrokke-
nen, de familie van de eerder verdachte Don C. ‘Godzijdank is de
moord op Jessica opgelost, maar zij is niet het enige dodelijke slacht-
offer in deze zaak,’ schreven zij verbitterd. ‘Don wilde de schande van
zijn arrestatie geheimhouden voor zijn familie en vrienden. Hij heeft
onschuldig een paar weken vastgezeten tussen zware criminelen. Dit
heeft enorme impact gehad op zijn leven. Hij is gestorven aan een
– 163 –
hartaanval, maar wij twijfelen er niet aan dat dit is veroorzaakt door de
stress van deze zaak,’ aldus de familie. Volgens hen was de getuigenis
van de ex-vrouw een berekenende wraakoefening in plaats van een
goed bedoelde bijdrage. ‘En wat ons verbaast en ziek maakt is dat wij
een oom en broer verloren hebben en niemand maar dan ook niemand
aan hem of aan ons ooit een verontschuldiging heeft aangeboden.’
Na zo’n brief ben je even stil. Ik heb hen teruggeschreven en later op-
gebeld. We hebben een goed gesprek gehad. Je kunt misschien niet
zeggen dat een hartaanval vier jaar na dato in relatie staat tot een onte-
rechte arrestatie, maar wat ik wel alsnog nadrukkelijk zeg is dit: Don
C. was onschuldig, net zo onschuldig als stiefvader Rien... Wat hen is
overkomen is een regelrecht drama. En dat spijt mij oprecht, beste
familie...
– 164 –
Prisoner 466/64
– 165 –
over wiens detentie een beroemde film is gemaakt. Ik hoorde er op
een geluidsbandje haast ongelooflijke verhalen van ex-gedetineerden
over het harde gevangenisbeleid. Twee weken volledige isolatie, in
een pikdonkere cel, was een zeer gangbare straf voor een kleine over-
treding. Een van hen vertelde dat gedetineerden dan om niet gek te
worden een knoop van hun shirt trokken en deze door de donkere cel
wierpen. Vervolgens tastten zij, kruipend op handen en voeten, de
vloer af op zoek naar het knoopje en was er weer een kwartiertje om...
– 166 –
Mandela, die alle recht van de wereld had om blanken tot in de eeu-
wigheid te haten, sloot zijn vijanden in de armen. En toen hij zelf als
president het roer in handen kreeg, voerde hij geen wraakpolitiek,
was er geen sprake van verbittering of discriminatie. Integendeel: hij
maakte oprechte gebaren van verzoening en vriendschap naar iedere
Zuid-Afrikaan. Om de grootsheid daarvan te kunnen begrijpen, moet
je misschien eerst voor de tralies van cel nummer 5 in de B-sectie van
de maximum security prison Robbeneiland hebben gestaan, zoals ik
onlangs. Toen ik daar de levensgeschiedenis van Mandela op me liet
inwerken, besefte ik meer dan ooit dat hij tot de allergrootsten op aar-
de behoort, het levende bewijs dat moed en vastberadenheid uiteinde-
lijk triomferen over de kracht van het kwaad. En dat is een ervaring
die ik niet had willen missen en die eigenlijk iedereen zou moeten
meemaken...
– 167 –
De dubieuze methoden van hp/de tijd 2
– 168 –
Tijd. Je moet een mooi verhaal natuurlijk niet ‘stuk checken’. Twee
weken later moest het blad – na tussenkomst van advocaten – een
pijnlijke, hoofdredactionele rechtzetting publiceren.
– 169 –
alles ‘nauwgezet’ had onderzocht, kennelijk niet beseffende dat hij
daarmee alleen maar meer door de mand viel. ‘Waar het mij om gaat,’
zo vervolgde hij plechtig, ‘is dat de journalistiek de aanjager moet zijn
in het controleren van justitie.’ Wat een giller! Dat je zoiets durft te
zeggen nadat je net zelf zo’n brevet van onvermogen hebt uitgereikt
gekregen. Als er iets gecontroleerd moet worden, Stan de Jong, dan
zijn het wel de ‘canards’ van jou en hp/De Tijd, zeg maar de ‘Donald
Duck-journalistiek’...
– 170 –
Een civiele kwestie?
– 171 –
de directieleden en hun echtgenoten thuis onder druk gezet met niet
misselijke dreigementen. Hun zaak zou in vlammen opgaan en zij-
zelf – of hun kinderen! – zouden worden gemolesteerd. Een golf van
terreur, maar aangifte opnemen, ho maar. Nee, dit was een ‘civiele’
kwestie en geen strafrechterlijke, zo hield men de slachtoffers ijskoud
voor. Het is niet meer dan een gewoon zakelijk geschil over een beta-
ling. En daar is de politie niet voor, daarvoor moet u een advocaat in-
schakelen, goedemiddag! Pas toen wij met de verborgen camera de
afpersingspraktijken aantoonden werd er een speciaal team gefor-
meerd, 200 aangiften (!) genoteerd en werden de Petalo’s gearres-
teerd en uiteindelijk veroordeeld.
Maar niets van dat alles. Het leek er wel op alsof de betrokken politie-
functionaris alles aangreep om maar niet die kant op te hoeven. De
verdachten werden pas weken later (!) schriftelijk uitgenodigd om een
keer naar het bureau te komen om hun verhaal te doen. Eén van hen
– 172 –
kwam opdagen – ‘Kopje koffie, misschien?’ – en kon na een korte,
bijna nietszeggende verklaring weer naar huis. De anderen lieten ge-
woon verstek gaan, zonder dat dit consequenties had. Het dossier
werd vervolgens wekenlang voor pietluttigheden tussen politie en
justitie heen en weer gestuurd zonder dat er iets gebeurde. Het
slachtoffer, dat telkens aan de bel trok, werd als een ‘zeurpiet’ be-
schouwd. Na heel veel geharrewar, lang wachten en vooral door de
publicitaire druk is nu onlangs pas besloten dat de verdachten alsnog
vervolgd worden.
– 173 –
Just give me the facts...!
Het is augustus 2003 en dat betekent dat na een zomerstop het nieu-
we televisieseizoen voor de deur staat en dat mijn redactie weer op
volle kracht een nieuwe reeks programma’s voorbereidt. Na de vakan-
tie beginnen we altijd met een vergadering: welke onderwerpen – ‘dos-
siers’ in ons jargon – gaan we wel en niet doen? We inventariseren eerst
welke ‘oude’ zaken nog voor een follow-up in aanmerking komen en
schakelen dan snel over naar de nieuwe onderwerpen. De selectie is
streng en best moeilijk. We krijgen elk seizoen honderden aanvragen
om hulp, maar kunnen met zo’n twintig afleveringen per jaar maar een
beperkt aantal mensen van dienst zijn. Daarbij is ook enige variëteit
een vereiste: geen tien moordzaken achter elkaar, maar liefst ook een of
twee verborgen camera-acties, een zwendelaffaire, een mysterieuze
verdwijning of een zedenzaak. En zo zijn er nog wel wat meer journa-
listieke criteria waar we rekening mee moeten houden.
– 174 –
nek omdraaien, minderjarigen misbruiken en mishandelen, voor een
paar honderd euro vrienden en buren verraden, bedriegen en ruïne-
ren, dat ze zwendelen, frauderen en in heel veel omstandigheden
over de simpelste dingen liegen dat het gedrukt staat. Slechte mensen
zijn vaak fabelachtig goede acteurs, die anderen met hartstocht zand
in de ogen strooien. Ik wil daarom altijd eerst feiten zien, eer ik ie-
mand geloof en dan nog blijf ik vaak op mijn hoede. U zult dit mis-
schien overdreven en ietwat zwartgallig vinden, maar ik verzeker u
dat deze opstelling mij vaak behoedt voor teleurstellingen. Tegen
mensen die zeggen dat ik cynisch ben, antwoord ik altijd: ‘Nee hoor,
helemaal niet, ik ben gewoon realistisch!’
Met name jonge, nieuwe redacteuren hebben wel de neiging een zaak
nogal eens op onzakelijke – en in feite onjournalistieke – gronden te
beoordelen: op emoties, op intuïtie en de indruk die de verdachte
wekt (‘hij was echt ontroerd, toen hij zijn verhaal vertelde, ik geloof
niet dat hij dat kan spelen’). Nou, reken maar van yes, zeg ik dan. Vaak
heeft een dader ruim de tijd gehad om zich in zijn rol in te leven en
dat betekent ook dat hij bijna op commando een paar tranen tevoor-
schijn kan persen. En als hij dat goed doet, blijft hij misschien uit de
bak. Ik houd mijn redacteuren altijd voor dat er vaak niets zo bedrieg-
lijk is als een gevoelsmatige beoordeling. Maar daarvoor moet je mis-
schien eerst tegenover iemand hebben gezeten die met vochtige ogen
en dichtgeknepen keel bezweert dat de – spoorloos verdwenen – le-
venspartner vrijwillig van huis is vertrokken en dat er echt geen ruzie
heeft plaatsgevonden. Hij weet van niks, sterker nog, hij heeft onver-
moeibaar meegedaan aan de zoekacties. Na een paar maanden blijkt
dan dat het slachtoffer in zijn tuin begraven ligt met een verbrijzelde
schedel of samengesnoerde keel. Een huwelijk uit de categorie tot de
dood ons scheidt... Misschien moet je eerst tegenover een man heb-
ben gezeten die heftig ontkent dat hij meer weet van de verdwijning
van een 15-jarige zoon van kennissen, maar waarvan later komt vast te
staan dat hij het lijk van de jongen een poosje in de vriezer van zijn
woning heeft bewaard en het vervolgens later in een zandverstuiving
heeft begraven, waarna hij ook nog de ouders probeerde af te persen.
Ja, misschien moet je eerst de gladde babbel van een beroepsoplichter
hebben aangehoord, die zonder scrupules tientallen mensen van hun
spaargeld en toekomst berooft. En wat ook helpt, is als je voor de
– 175 –
rechtbank hoort hoe een verdachte plechtig belooft dat het ‘écht nooit
meer zal gebeuren’ en de betrokkene vervolgens nog tig keer met de-
zelfde praatjes opnieuw voor het hekje staat. Of anders moet je eens
met ‘eerlijke boeven’ praten die twee vingers in de lucht steken en
claimen (‘erewoord, Peter!’) dat ze alleen in hasj handelen, maar een
halfjaar later met een trucklading vol cocaïne of heroïne worden ge-
pakt enzovoort, enzovoort...
En dus laat ik me niet graag leiden door uiterlijkheden, tranen of een
gloedvol verteld verhaal. Het gaat om feiten. Om bewijs. Wat dat betreft
ben ik een aanhanger van special agent Dick Barton uit het beroemde
programma Dragnet. De fbi-agent werd elke aflevering wel geconfron-
teerd met een getuige, slachtoffer of dader die z’n relaas opsmukte met
niet terzake doende omwegen en details. Barton, op en top no-nonsen-
se, maakte dan een bezwerend gebaar en knauwde in prachtig Ameri-
kaans ongeduldig: ‘Interesting story ma’am... but I need facts. Just give
me the facts... Júúúst give me the facts.’ En zo is het.
– 176 –
Het recht heeft zijn loop, of toch niet?
– 177 –
ken of dna van hen op de tassen zaten. De rechtbank in Amsterdam
had niet veel geloof gehecht aan het verhaal van de twee en had hen ver-
oordeeld tot vier jaar cel. Binnenkort stond het hoger beroep op de rol
en in afwachting daarvan hadden ze via hun advocaat contact gezocht
met ons programma. Ze meenden dat de rechtbank de ontlastende fei-
ten zonder deze echt aandacht te geven terzijde had geschoven.
‘Hadden ze naast deze twee tassen nog een andere koffer in het vlieg-
tuig?’ vroeg ik. Ilan antwoordde dat het paar een zesdaags vakantie-
tripje naar Aruba had gemaakt en alleen handbagage bij zich had ge-
had. Collega Chantal van Schuylenburch snoof direct: ‘Pfff... Wie gaat
er nou naar Aruba met alleen maar handbagage, dat vind ik heel ver-
dacht.’ Ik vond dat ook wel tegen hen spreken, maar eindredactrice
Anne Marie Wegman schudde haar hoofd: ‘Ach, waarom, je hebt daar
niet veel nodig.’ Verslaggever Kees van der Spek beaamde dat: ‘Als ik
naar Thailand ga, neem ik ook alleen maar een rugzak als handbaga-
ge mee.’ Maar dat was nog niet alles. Bij controle van de tickets van
het echtpaar bleek dat daar twee zogenaamde claimtags ingeplakt wa-
ren: kleine bonnetjes met een zogenoemde barcode die bij verlies van
de bagage noodzakelijke informatie over de eigenaren en de vluchtbe-
stemming bevatten. Bovendien had de klm-stewardess op het ticket
van John G. gekrabbeld dat zijn tas was gepooled met die van zijn
vrouw, wat betekende dat één tas van hem was, maar dat die op het
ticket van zijn vrouw was geregistreerd. ‘Nou, dan is het toch duide-
lijk...’ zei redacteur Marjon Rozema, die behoorlijk wat reiservaring
heeft, schouderophalend. Ik vond dat ook bezwarend. Waarom zou
een stewardess claimtags inplakken en die aantekeningen maken als
iemand helemaal geen bagage bij zich heeft? Stel dat het ervaren rei-
zigers betrof, dan zou dat alleen maar opvallen, met alle risico’s van
dien. Bovendien, zo bleek uit het dossier, was de klm-stewardess
goed gescreend en had een onberispelijke staat van dienst. Dat is wel-
iswaar geen garantie voor een deugdzaam leven, maar toch... Ilan
Sluis had de ietwat ondankbare taak de zaak te verdedigen, terwijl hij
zelf de zwakke plekken ook wel zag. ‘Oké, oké,’ repliceerde hij, ‘maar
vergeet niet dat vanaf de Antillen wel eerder “spookbagage” is geko-
men,’ zei hij, ‘en er is ook ooit corruptie bij het grondpersoneel vast-
gesteld. Bovendien zijn de verdachten heel keurige mensen, zonder
financiële problemen, met een baan en een eigen huis. Hun advocaat
– 178 –
mr. Charles Starmans gelooft ook dat ze echt onschuldig zijn...’ Ver-
slaggever Evert Nijkamp grinnikte: ‘Ja, dat zegt hij bij elke cliënt!’. En
zo werd er nog een poos door gediscussieerd, zonder dat we er echt
uitkwamen of deze mensen nu tragische slachtoffers waren of door-
trapte daders.
Toen ze niet lang daarna terecht moesten staan voor het Amsterdam-
se gerechtshof ging ik daarom met Ilan samen kijken. En inderdaad,
het paar zag er bepaald niet uit als Bonnie & Clyde, hun wanhoop leek
echt. Maar ja, drugssmokkelaars zijn natuurlijk niet altijd haveloze
junks met een strafblad, maar soms ook geslaagde burgers die tijdens
een vakantietrip bezwijken voor een aantrekkelijk aanbod en de slag
van hun leven willen slaan. Hun keurige voorkomen is dan juist een
mooie dekmantel – denken ze. ‘Het wordt vrijspraak, op zeker,’ voor-
spelde mr. Starmans mij zelfverzekerd voor hij de rechtszaal binnen-
ging. Onder zijn arm had hij een reclasseringsrapport dat er gewag
van maakte dat men de overtuiging had dat het tweetal onschuldig
was. Het komt niet vaak voor dat de reclassering zich ongevraagd
daarover uitlaat. Tijdens de zitting ontspon zich vervolgens tussen de
procesdeelnemers een discussie die met onze redactievergadering
was te vergelijken. Twee weken later deed het hof uitspraak: schuldig.
Het vonnis: 48 maanden cel voor beiden. Ik streepte het onderwerp
door op mijn denkbeeldige lijstje voor het nieuwe seizoen. ‘Het recht
heeft zijn loop gehad,’ zei ik tegen mezelf, maar heel overtuigend
klonk het eerlijk gezegd niet...
– 179 –
‘De Vries moet een kogel door zijn kop!’
Men is echter niet altijd zo kordaat, kan ik u uit eigen ervaring vertel-
len. Op 3 april van dit jaar kreeg ik bezoek van een beroepscrimineel
die een lange gevangenisstraf heeft uitgezeten voor een moord. Ik
had hem in de gevangenis tien jaar geleden ooit een keer geïnter-
viewd. Mede daarom onthulde hij mij dat hij onlangs was aangezocht
om een aanslag op mijn leven te plegen. Een Amsterdamse moorde-
– 180 –
naar, die mede door mijn toedoen achter de tralies was gekomen, had
hem tienduizenden euro’s geboden om deze klus te klaren. De wraak-
zuchtige gedetineerde had mijn bron bovendien informatie gegeven
over locaties waar ik regelmatig kom – wat klopte als een bus! – en
waar hij het beste kon toeslaan. De opdrachtgever had hem meerma-
len gezegd: ‘Die De Vries moet een kogel door zijn kop, die moet ge-
strekt.’ Het was wat je noemt een ‘zeer betrouwbaar en geloofwaar-
dig’ verhaal. Met naam en toenaam, verteld door een bron die zich
blootgaf. Ik nam contact op met de Amsterdamse politie die de be-
wuste moordzaak had behandeld en zelfs een speciaal team in het le-
ven had geroepen om eerdere dreigementen van de verdachte aan het
adres van de politie te onderzoeken. Tot mijn verbazing wilde men
mijn aangifte niet opnemen en werd ik afgepoeierd met de medede-
ling: ‘Ga maar naar de politie Gooi- en Vechtstreek, want in die regio
is jouw kantoor gevestigd.’ Daar wist men echter weer niks van de
zaak af en dus weigerde ik dit omslachtige alternatief, vooral omdat
de aangifte uiteindelijk toch bij dezelfde officier van justitie op het
bureau zou belanden, want Hilversum en Amsterdam vallen onder
één parket. Na een protestbrief van mij werd de aangifte alsnog op 26
april 2003 in Amsterdam opgenomen. Gezien de ernst van de zaak
zou ik snel nader horen, werd mij beloofd. Het bleef echter stil. Dood-
stil. Weken verstreken. Maanden zelfs. Toen ik half juni nog niets had
gehoord, ging ik eens bellen, maar al snel bleek mij dat men weinig
trek had mij te woord te staan, ik werd van de een naar de ander ver-
wezen. Niemand durfde iets te zeggen. Ook de verantwoordelijke of-
ficier van justitie mr. G. Oldenkamp gaf niet thuis. Na veel geharre-
war werd ik uiteindelijk gebeld door rechercheur Van Koningsveld,
die op 23 juni bij mij op kantoor langskwam. Hij was lid van dat spe-
ciale politieteam dat de bedreigingen van de verdachte onderzocht en
analyseerde. Wat hij vertelde was onthutsend en ontluisterend. Hij
zei mij eerlijk dat hij pas mijn aangifte had gezien nadat ik met rond-
bellen was begonnen. Al die tijd was er naar zijn zeggen ‘helemaal
niets’ met de zaak gedaan en had deze ‘onder in een la’ gelegen. Mijn
woede hierover vond hij heel begrijpelijk, maar hij hief zijn handen
machteloos omhoog: ‘Ik kan er ook niks aan doen.’ Verbijsterd dien-
de ik een schriftelijke klacht in bij hoofdofficier mr. L. de Wit, ja inder-
daad dezelfde man die zo in zijn wiek was geschoten over de kritische
opmerkingen van advocaat Nico Meijering. Een week later kreeg ik
– 181 –
een brief met een hoog smoesgehalte van De Wit terug, waarin hij pro-
beerde recht te praten wat krom was. Ja, er waren wat capaciteitsproble-
men geweest, rechercheur Van Koningsveld was op vakantie geweest
en daardoor had alles nogal wat tijd gekost, maar er was nu ‘goede nota
genomen’ van mijn brief. Ja ja. Een paar weken later informeerde ik bij
de recherche of mijn bron – die de aanslag moest plegen – al eens was
gehoord over de kwestie. U raadt het al, het antwoord was ‘nee’. Con-
clusie: het leven van een officier van justitie is meer waard dan dat van
een journalist. Klassenjustitie heet dat geloof ik...
– 182 –
Mabel... ken je me nog??? 1
– 183 –
schenen artikel in het weekblad Aktueel een keer werd gesteld dat
Bruinsma niet alleen in softdrugs dealde maar ook in harddrugs en
de maffiabaas in woede ontstak, regelde Da Silva een ‘sussend’ ge-
sprek tussen ons. Door Da Silva heb ik Bruinsma in totaal een keer of
twaalf ontmoet, wat mij een aardig inzicht gaf in Nederlands eerste
echte drugsbaron. En toen Bruinsma in 1991 voor het Amsterdamse
Hiltonhotel werd geliquideerd, vertelde de Chileen mij dat hij via
hem twee uit het museum in Leerdam gestolen oude meesters in be-
zit had – een Frans Hals en een Jacob van Ruijsdael – en dat hij deze
voor 500.000 gulden cash aan justitie wilde ‘terugverkopen’. Ik kon
nauwelijks geloven dat het waar was, justitie zou toch geen gestolen
waar van een veroordeelde moordenaar afnemen? Dat zou volledig
haaks staan op het beleid dat altijd luidkeels werd verkondigd. Da Sil-
va was echter geen man van loze praatjes en hij liet mij bij een gehei-
me bespreking in een motelkamer zijn, waar ik met eigen oren hoor-
de dat justitie hem inderdaad een half miljoen voor de schilderijen
ging betalen. Niet lang daarna verdween hij – met dat geld – naar zijn
geboorteland en in de elf jaar die volgden had ik maar sporadisch con-
tact met hem. Hij belde eens in de paar jaar op om te informeren hoe
het ging en wat de stand in de onderwereld was. In Chili dreef hij een
bonafide handel, de georganiseerde misdaad in Nederland was voor
hem voorbij en ik was Charlie da Silva zodoende bijna vergeten.
Maar niet helemaal... want toen in Nederland bekend werd dat Mabel
Wisse Smit, de verloofde van onze reserve-kroonprins Friso, een
vriendschappelijk contact met Klaas Bruinsma had gehad, moest ik
ogenblikkelijk weer aan hem denken. Volgens Mabel stelde het con-
tact met Bruinsma niet veel voor en had zij ogenblikkelijk de banden
verbroken toen haar duidelijk werd dat de Amsterdammer crimineel
was. Er doken – anonieme – geruchten op dat dit zeer bezijden de
waarheid was, maar bewijs ontbrak. Zij stelde ook dat zij nooit wat
had gezien of gemerkt van criminele activiteiten en daarvan wist ik
meteen dat dit niet waar kon zijn. Ik had Bruinsma en zijn entourage
zelf een aantal keren ontmoet en de misdaad walmde er als het ware
van af: bodyguards met wapens, snelle auto’s, veel contant geld, dure
hotels en geen baan... Dat moest Mabel ook gezien hebben als zij niet
stekeblind was.
– 184 –
Charlie da Silva was de laatste jaren de rechterhand van Bruinsma en
week nooit van diens zijde: als er iemand is die wat over deze vriend-
schap kan zeggen, is hij het, zo realiseerde ik me. Zou hij Mabel (nog)
kennen? Met veel moeite wist ik weer met hem in contact te komen
en polste hem voorzichtig over het verleden: ‘Bedoel je soms die defti-
ge, blonde vrouw, met een dubbele naam,’ vroeg Charlie al snel, ‘die
een stuk jonger was dan Klaas? Die ook Spaans sprak?’ Een paar da-
gen later zat ik met collega Kees van der Spek en cameraman Marco
Hoogenboom in het vliegtuig naar Santiago voor een weerzien met Da
Silva. Hij vertelde ons daar een onthullend verhaal, waaruit helder naar
voren komt dat Mabel Wisse Smit en Klaas Bruinsma véél dikker be-
vriend waren dan zij wilde doen geloven en dat ze bepaald niet is weg-
gelopen van wat wapengekletter binnen de organisatie van Bruinsma.
Ze was gewoon een gangsterliefje, stelde Da Silva, dat daar nu nog
over liegt ook.
– 185 –
Mabel... ken je me nog??? 2
De eerste week van oktober 2003 was niet alleen de meest turbulente
uit het leven van reserve-koningin Mabel Wisse Smit, maar ook in het
mijne scoorde hij 9,0 op de schaal van Richter. Het komt niet vaak
voor dat een journalistieke scoop zoveel opwinding veroorzaakt en
het Nederlandse persleger in opperste staat van paraatheid brengt.
Het interview in Chili met Charlie da Silva, de voormalig bodyguard
van Klaas Bruinsma, zorgde voor een ongekende ‘media-blitz’. Oké,
toen ik in 1994 in Paraguay de voortvluchtige Heineken-ontvoerder
Frans Meijer opspoorde, wilde ook iedereen het naadje van de kous
weten. En toen justitie bij mij thuis ooit een inval deed omdat ik ge-
stolen floppy’s met geheime politie-informatie had geopenbaard,
werd ik een paar dagen plat gebeld. De uiteindelijke vrijspraak van de
Twee van Putten, in april 2002, was natuurlijk ook een mediahappe-
ning en toen ik medio 2000 in het Limburgse dorpje Helden bemid-
delde bij een gijzeling van een boerengezin door twee criminelen,
moest ik mij ongeveer een week lang schrap zetten en ook mijn toe-
spraak op de begrafenis van de doodgeschoten Heineken-ontvoerder
Cor van Hout, begin 2003, vulde menige column en televisierubriek.
Maar toch leggen al deze hectische gebeurtenissen het uiteindelijk af
tegen het mediacircus dat op gang kwam toen het dertig-seconden-
spotje van bodyguard Charlie da Silva afgelopen week op tv kwam:
een soort Al Capone, die een geweer en een riem vol jachtpatronen
nonchalant over de schouder liet bungelen en de tv-kijker in een soort
steenkolen-Nederlands toesprak, nadat hij zijn donkere zonnebril
traag had afgezet: ‘Hai... ik ben Charlie. Ik was die bodyguard van die
Lange... Klaas Bruinsma... Overal waar hij ging, ging ik ook.... Ma-
bel... ken je me nog? Ik jou wel...!’ De zonnebril ging weer op en hij
beende langzaam met mij het beeld uit. De telefoon rinkelde en blééf
rinkelen. Iedereen wilde weten wat we precies gingen brengen en
welke consequenties dat voor het Oranjehuis zou hebben. Het was
moeilijk om geconcentreerd te blijven, terwijl de reportage nog niet
– 186 –
eens helemaal af was. Er liep nog een gevoelige correspondentie met
de Rijksvoorlichtingsdienst en Mabel Wisse Smit, waardoor we de in-
houd steeds weer iets moesten aanpassen. Collega Kees van der Spek,
die met mij mee naar Chili was geweest en de regie deed, was de laat-
ste dagen tot de nachtelijke uurtjes in de montagekamer bezig. Dit
wel er in... dat niet... dat ietsje korter... verdorie, waar is dat quootje
nou gebleven?... O jee, dat document moet er nog in!.... Waar blijft die
reactie van de rvd nou!... Moet die foto gebalkt worden...?
– 187 –
door naar Nova. Onderweg haastige telefonische interviews met kran-
ten, radiostations en nieuwsrubrieken. Toen ik ’s avonds laat uitge-
woond thuiskwam draaide er een uitgebreid overzicht van ‘Mabelga-
te’ op een van de Journaals. De huistelefoon rinkelde, in mijn jaszak
piepte mijn gsm dat er weer een sms’je binnenkwam. ‘En, hoe was
het vandaag...?’ vroeg mijn vrouw.
– 188 –
Een crimineel liegt niet altijd...
De affaire bevestigde weer eens mijn stelling dat een crimineel niet
altijd liegt en eerzame burgers niet altijd de waarheid spreken. Na
mijn eerste uitzending werd de getuigenis van Da Silva door sommi-
– 189 –
gen in twijfel getrokken. Wie zegt dat een crimineel de waarheid
spreekt? schamperden critici. Mijn antwoord daarop is: in Nederland
zitten er zo’n 15.000 mensen gedetineerd. Het gros daarvan is gepakt
en veroordeeld door de verklaringen van een andere crimineel. Dan
noemen we het altijd wettig en overtuigend... Het klinkt misschien
gek, maar ik vind een crimineel vaak betrouwbaarder en geloofwaar-
diger dan mensen van onbesproken gedrag. Criminelen als Da Silva
geven gewoon toe dat ze boef zijn en hoeven niet meer de schone
schijn op te houden voor hun sociale omgeving. Geslaagde burgers
hebben dat belang vaak wel. Als zij toegeven dat zij een misstap heb-
ben begaan, onoorbaar gedrag hebben vertoond, stort hun zorgvuldig
opgebouwde decor in, wenden vrienden zich af, worden belangrijke
zakelijke overeenkomsten geannuleerd. Reden genoeg om er een leu-
gen tegenaan te gooien, dunkt mij. Ik heb dat al dikwijls gezien. Niet-
temin menen veel mensen nog dat een crimineel bij elke ademstoot
liegt en wordt er bijna tot in het oneindige geloof gehecht aan de
kronkelige uitvluchten van een in opspraak geraakte notabele. Even
leek het erop dat het in deze kwestie ook zo zou gaan. Een verstrooide
professor criminologie beweerde – op vragen van de pers – dat hij ei-
genlijk nog nooit van Da Silva had gehoord en dat hij dus op zijn
hoogst een onbetekenende meeloper kon zijn. Andere betrokkenen –
een medebendelid – uit het leven van Klaas Bruinsma lieten opteke-
nen dat hij volgens hen nooit een relatie met Mabel had gehad (ze
kenden haar wel...!) en er stond een vriendin van de reserve-koningin
op die stelde dat niet Mabel, maar zijzelf de grote liefde van de maffia-
baas was geweest. In de toon en bejegening van de pers was direct
een verandering merkbaar. Eerst had men een paar dagen achter de
onthulling aangelopen, maar dat verveelde natuurlijk. Nu werd er fa-
natiek geaasd op een ‘eigen’ nieuwtje dat de affaire een wending kon
geven en dus werd de verstrooide professor bijna omarmd in plaats
van kritisch ondervraagd. Het verhaal van het medebendelid dat Da
Silva ‘een flapdrol’ was en er in zijn ogen helemaal geen relatie tussen
Mabel en Klaas Bruinsma was geweest, haalde eveneens groot het
nieuws, maar niemand merkte op dat in oude kranten en boeken dui-
delijk staat dat deze crimineel in die tijd gebrouilleerd was met de
maffiabaas en al helemaal niet meer tot diens entourage behoorde.
Dus hoe kon hij weten of er in die periode wel of niet een relatie was
geweest? Het leek er echter op of die argumenten er niet toe deden.
– 190 –
En ik geef het toe, een ochtend lang, was ik door invloed van de tegen-
krachten en het ‘enthousiasme’ waarmee de pers daarop reageerde,
even uit het veld geslagen. Maar tegelijkertijd was ik er rotsvast van over-
tuigd dat we goed zaten. Wij hadden Da Silva en de andere getuigen
toch gesproken? Mabel had toch moeten toegeven dat zij op Bruinsma’s
boot de Neeltje Jacoba had overnacht? En Da Silva was toch aantoonbaar
een vooraanstaand figuur in de ‘hofhouding’ van Bruinsma, die overal
met zijn neus bovenop had gezeten? Wat lulde die professor nou eigen-
lijk?! De naam van ‘Charlie de Chileen’ kwam – in combinatie met Klaas
Bruinsma – volop in oude processen-verbalen, krantenartikelen en
true-crime-boeken voor. We hadden foto’s van hem broederlijk naast
Bruinsma. Samen met collega Kees van der Spek, die ook met mij naar
Chili was geweest, weerlegde ik in onze tweede uitzending punt voor
punt – en feitelijk – alle contraverhalen. Er bleef niets van over. Toen
premier Balkenende de volgende dag in Den Haag een persconferentie
hield over de zaak, zat mijn voltallige redactie gespannen voor de buis.
Op het moment dat de premier meldde dat Mabel Wisse Smit hem – on-
danks vele indringende gesprekken – ‘onjuist en onvolledig’ had geïn-
formeerd, ja, had voorgelogen, kruisten de blikken van Kees van der
Spek en mij elkaar een paar – veelbetekenende – seconden...
Zaterdagavond, de dag erna, praatte ik Charlie da Silva telefonisch
bij. Hij had alles natuurlijk van veraf gevolgd en alle verwikkelingen
waren grotendeels aan hem voorbijgegaan. Hij kon zich niet goed
voorstellen dat er mensen waren die aan zijn verhaal hadden getwij-
feld. Hij was toch de bodyguard van ‘die Lange’? Hij verbleef toch met
hem en Mabel op de Neeltje Jacoba, het schip van Bruinsma? Uiter-
aard, allemaal waar, maar toen ik hem vertelde dat het desondanks
best een spannende week was geweest, klonk hij oprecht een beetje
verbaasd en ook een beetje geërgerd: ‘Maar, Peter, wat dachten zij
dan, dat een crimineel altijd liegt?’
Aan het slot van het gesprek vroeg hij wat ik nu ging doen. Ik zei
hem dat het mijn eerste vrije avond in drie weken was, dat ik doodmoe
was en nu een fles wijn ging opentrekken. Chileense wijn uiteraard...
– 191 –
Bij de dood van Nico van U.
Het was een klein bericht in de krant van 9 juni 2003: vrouw schiet
echtgenoot dood. De 37-jarige Amsterdamse Françoise van den B.
had na een heftige woordenwisseling in hun woning aan de Visse-
ringstraat haar 45-jarige partner met acht schoten om het leven ge-
bracht. De naam van de man kwam niet in het bericht voor. Wel werd
er melding van gemaakt dat hij na het uitzitten van een langdurige
celstraf voor geweldsdelicten pas onlangs weer op vrije voeten was ge-
komen. Sindsdien was het constant hommeles rond de woning aan
de Visseringstraat geweest en was dikwijls de politie gewaarschuwd
om erger te voorkomen. Ik las het berichtje wel in de krant, maar be-
steedde er verder geen aandacht aan. Pas weken later hoorde ik wie
het slachtoffer was: één van Nederlands meest roemruchte onderwe-
reldfiguren. Zijn naam – Nico van U. – zegt u waarschijnlijk niets,
maar hij was in zijn leven betrokken bij in ieder geval drie geruchtma-
kende moordzaken. Ik heb hem een aantal keren ontmoet en opge-
zocht in de gevangenis, omdat hij beweerde onschuldig te zijn. Later
werd mij duidelijk dat Van U. altijd alles ontkende, onder het aloude
onderwereldmotto: bekennen is om straf vragen. Welnu, ook zonder
te bekennen heeft Van U., stoffeerder van beroep, meer dan de helft
van zijn leven vastgezeten: 23 van de in totaal 45 jaar.
Het begon in 1977, toen de 20-jarige Van U. samen met een aantal
vrienden de illegaal in ons land verblijvende Turk Ibrahim Usal zo-
maar, ‘voor de grap’, in het water van de Amsterdamse Singel gooide.
Ze hadden dat soort ‘geintjes’ wel vaker uitgehaald en dat was altijd
goed afgelopen. Maar Usal, vader van vier jonge kinderen, kon niet
zwemmen en verdronk. De vrienden waren allang doorgelopen. De
tragische en volstrekt onnodige dood van de Turk deed veel stof op-
waaien. Er werd via De Telegraaf 250.000 gulden ingezameld, waar-
mee in Turkije voor zijn nabestaanden een huis werd gebouwd. Van
U. en zijn vrienden werden veroordeeld tot twee jaar cel. Daarna bleef
– 192 –
het even stil rond Nico van U., maar in 1986 haalde hij weer het
nieuws met de zogenoemde ‘Pinkstermoord’. In dat weekeinde werd
in het Westelijk Havengebied in Amsterdam de 39-jarige Johan Mel-
ler met een riotgun door het hoofd geschoten, terwijl hij in zijn blau-
we Citroën zat. Er was dwars door de autodeur heen geknald. Van U.
werd de volgende dag gearresteerd, maar ontkende als vanouds hard-
nekkig. Het bewijs tegen hem was flinterdun en justitie stond op het
punt hem vrij te laten. Maar op dat moment presenteerde het Gerech-
telijk Laboratorium een onthullend rapport: op een trui van de stof-
feerder, die nota bene al was gewassen, had men minuscule blauwe
lakschilfertjes van de Citroën aangetroffen. Toen Van U. van dichtbij
met een riotgun door de autoportier heen schoot, waren deze op zijn
trui gesprongen. Ontkennen hielp nu niet meer en Nico werd weer
veroordeeld.
Begin 1993 was hij weer op vrije voeten en hij deed al snel opnieuw
van zich spreken. Op 15 maart van dat jaar werd na een ruzie in een
bordeel aan de Binnenhaven in Den Helder brandgesticht, waarbij
een prostituee om het leven kwam. Nico van U., inmiddels 36 jaar
oud, werd gearresteerd. Ook nu ontkende hij alle schuld en vanuit de
penitentiaire inrichting in Scheveningen ontving ik van hem een
noodkreet: ‘Ik zit nu écht met een groot probleem, Peter... Ik ben ab-
soluut onschuldig en word er ingeluisd. Help me alsjeblieft!’ Ik ben
daarop bij hem op bezoek gegaan, maar vond eerlijk gezegd geen aan-
knopingspunten om iets met de zaak te doen. Van U. werd door het
gerechtshof tot negen jaar cel veroordeeld en verdween voor de zo-
veelste keer voor lange tijd achter de tralies. Ik zag of hoorde jaren-
lang niets meer van hem, zijn laatste brief aan mij dateert van 1996,
zo zag ik in mijn dossier.
– 193 –
meer van te weten. De betrokkene had aan hem advies gevraagd hoe
je het beste een lijk kon wegwerken. ‘Ben je bereid dat aan de recher-
che te vertellen?’ vroeg ik, want het ging in die bewuste zaak ook juist
om een weggewerkt stoffelijk overschot. Van U. glimlachte. ‘Weet je
nou nog niet, dat ik nooit beken en nooit met de politie praat?’ Hij
veranderde van onderwerp en sprak zijn verontrusting uit over de
reeks van liquidaties in de hoofdstad. ‘Het gaat hard... de een na de
ander. Je kunt niet eens meer zonder risico over straat.’ Een halfjaar
later werd hij zelf doodgeschoten. Thuis. Door zijn vrouw. Met zijn ei-
gen pistool.
– 194 –
Mijn woord van eer...
– 195 –
hij uit heel andere bron had gehoord. Ik durfde het echter niet op te
schrijven, want erewoord is natuurlijk erewoord en ik zou ‘afbranden’
bij de commissaris als ik beweerde dat we het toevallig ook van iemand
anders hadden gehoord. Ik hoorde hem al brommen: ‘Ja ja...’ Ik was
languit in de grootste valkuil van mijn vak gedonderd! Gelukkig was de
informatie kort daarop alweer achterhaald en kon ik met mijn nieuwsga-
ring weer op volle kracht vooruit, maar ik nam me heilig voor me nooit
meer iets te laten vertellen wat ik niet kon gebruiken.
Als iemand mij sindsdien iets ‘geheims’ wil mededelen, maak ik een af-
werend gebaar: ‘Nee, vertel het dan maar niet... want als ik het later uit
een andere hoek hoor kan ik het tenminste gebruiken en anders niet.’
Het is een tactiek die me goed is bevallen. Zo heeft Heineken-ontvoer-
der Cor van Hout – om me maar tot dezelfde affaire te beperken – wel
eens op het punt gestaan me vertrouwelijk iets te vertellen over de ver-
blijfplaats van zijn voortvluchtige mededader Frans Meijer. Ik schudde
echter mijn hoofd en zei: ‘Nee, niet doen, Cor... misschien krijg ik nog
eens een andere tip en dan wil ik ermee aan het werk kunnen.’ En in-
derdaad, die andere tip kwam in 1994 en ik spoorde tijdens een gehei-
me, spannende missie Frans Meijer in Paraguay op. Toen ik terug-
kwam in Nederland was Van Hout zwaar ontstemd en riep me min of
meer ter verantwoording. Ik kon hem toen echter voorhouden dat hij
mij er nooit iets over had verteld en ik geen enkele belofte had geschon-
den. Dat hij het allesbehalve leuk vond, was begrijpelijk, maar er was
geen sprake van dubbelspel of verraad geweest. En dat zorgde ervoor
dat ons contact – na een afkoelingsperiode – in stand bleef.
Ik vertel dit allemaal omdat ik in november 2003 weer voor zo’n di-
lemma stond. Ik werd benaderd door een persoon die vertelde dat hij
veel wist van een onopgeloste moord waar ik in het verleden over had
gepubliceerd en lezers toen om informatie had gevraagd. Ik veerde
direct op, maar de betrokkene zei mij dat ik mijn ‘woord van eer’
moest geven dat ik zijn verhaal niet mocht opschrijven of doorgeven
aan de politie, want daaruit zou voor de dader zonder meer blijken
wie er loslippig was geweest en dat zou nog een leven kosten: het zij-
ne. Hij wilde het voornamelijk kwijt om zijn eigen geweten te ontlas-
ten. Ik aarzelde en dacht even aan bovengenoemde, eerdere ervarin-
gen. Je weet hoe het werkt, Peet, zei ik streng tegen mezelf. En toen...
toen gaf ik mijn erewoord en liet het me toch vertellen.
– 196 –
De ontvoering die mijn leven
veranderde
– 197 –
Deze week las ik de correspondentie met hem in de Santé nog eens
terug. In zijn eerste brief in april 1984 (‘Ik hoop dat je mijn hand-
schrift een beetje kunt lezen, want ik zit op mijn bed te schrijven’)
meldde Van Hout dat hij mijn werk in De Telegraaf altijd wel gevolgd
had en dat hem dit wel aansprak, maar dat van een interview toch
echt geen sprake kon zijn. Hij beriep zich op zijn zwijgrecht bij de
politie, er liep nog een uitleveringsprocedure en een interview over de
toedracht van de ontvoeringszaak kon hem alleen maar schaden, zo
meende hij – niet ten onrechte overigens. Maar, zo schreef hij, als –
met hoofdletters – ik ooit een interview geef, dan is dat aan jou. Wel
vroeg hij mij of ik elke week misschien de maandag-Telegraaf kon
opsturen, zodat hij de voetbaluitslagen kon volgen. Ik ging ervan uit
dat de uitlevering aan Nederland hooguit een paar weken kon duren
en stuurde hem vanaf dat moment elke dag in een enveloppe de
krant: Maison d’ Arrêt, Rue de la Santé 42 Cel 309 Cedex 14 – 75014
Paris. De reden dat ik dit adres nog zo gemakkelijk reproduceer is dat
de uitlevering helemaal niet snel verliep, maar door juridische touw-
trekkerij bijna twee jaar (!) duurde en ik al die tijd – ook in mijn va-
kanties – dagelijks dit adres op een enveloppe met krant erin krabbel-
de: beloofd is beloofd...
– 198 –
lijk niks aan. Ik zal nooit vergeten dat je het al die tijd hebt volgehou-
den. Ik weet dat er veel pers buiten staat. Maar ik geef maar één inter-
view. Aan jou.’ Beloofd was beloofd.
Kort voor zijn dood ontdekte ik bij toeval dat de loods aan De Heining
in het Westelijk Havengebied, waar de ontvoerders Alfred Heineken
en Ab Doderer drie weken gevangen hielden, door de nieuwe eige-
naar helemaal in ‘ongerepte’ staat is gehouden. De speciaal gemetsel-
de celletjes staan er nog, compleet met matras, een chemisch toilet,
een intercommetje, geluidswerend schuimrubber langs de muren en
een kaal peertje aan het plafond. Precies twintig jaar na de kidnap
ging ik er opnieuw een kijkje nemen. Terug naar november 1983. Te-
rug naar het misdrijf dat zo bepalend voor mijn toekomst is geweest.
De loods zag eruit alsof de tijd had stilgestaan. Alleen spinnenraggen,
stof en vuil maakten duidelijk dat dit niet zo is. Ik vond het indruk-
wekkend en liet alles op mij inwerken. In het boek had ik alles in tekst
verwoord, nu zag ik het ook weer in beelden voor me. Hier was het
dus allemaal gebeurd. Hier hadden Alfred Heineken en zijn chauf-
feur Ab Doderer drie weken in angst en spanning gezeten over hun
lot. Hier hadden de vijf ontvoerders alles beraamd en gehoopt dat het
losgeld hen een nieuwe toekomst zou brengen... Toen ik een uurtje
later weer in mijn auto stapte, reed ik door naar de laatste rustplaats
van Cor van Hout. De loods op de Heining en de begraafplaats Vre-
denhof worden nagenoeg met één rechte weg – de Haarlemmerweg –
met elkaar verbonden, als een symbolische navelstreng tussen het
begin en het einde van een geruchtmakende misdaadcarrière. He-
melsbreed een stukje van zeven kilometer, dat ik in enkele minuten
– 199 –
aflegde, maar waarin ik in feite een tijdperk van twintig bewogen ja-
ren overbrugde. Er scheen die dag een mooi herfstzonnetje en de bo-
men op de begraafplaats hadden prachtige kleuren. Het was er aange-
naam stil en zittend op een bankje bij het graf van Cor van Hout
mijmerde ik waarom de dingen in het leven gaan zoals ze gaan...
– 200 –
Koninklijke snelheidsduivels
– 201 –
Ik stuurde daarom een fax naar de Rijksvoorlichtingsdienst en vroeg
hen mij mede te delen wat de aanleiding was ‘om op een weg waar
maximaal honderd kilometer is toegestaan, gedurende lange tijd
meer dan het dubbele te rijden’. Ook wilde ik weten voor wie het es-
corte precies bedoeld was en wat de bestemming was die dit gejakker
noodzakelijk maakte. Het schriftelijke antwoord van directeur Eef
Brouwers was zeer kort: ‘De rvd kan de vragen die u ons toezond niet
beantwoorden. Met vriendelijke groeten...’ Nu werd ik een beetje nij-
dig. Hoezo niet beantwoorden? Wat is dat voor flauwekul? Ik belde
Brouwers op om een nadere toelichting. Zijn uitleg was dat de rvd
‘vanwege veiligheidsredenen niet bevoegd’ is om mededelingen te
doen over waar en waarom auto’s van het Koninklijk Huis rijden. ‘Dat
is een principekwestie,’ aldus Brouwers. Of dit een vrijbrief inhield
voor de chauffeurs om zich naar believen ongestraft als Formule-1-
coureurs te kunnen misdragen was een vraag die ik niet bij hem maar
bij ‘andere instanties’ moest neerleggen, zei hij. Dat deed ik dus. Ik
schreef ook een fax naar het Korps Landelijke Politiediensten (klpd),
waar de motorescorte formeel onder valt. Woordvoerder Alek de Jong
antwoordde in een schriftelijke reactie behoedzaam: ‘Ik deel u mede
dat het klpd over beveiligingsopdrachten geen mededelingen doet.
Dit ter ondersteuning van het veiligheidsconcept en de persoonlijke
levenssfeer van de te beveiligingen personen.’ En over de verdubbe-
ling van de toegestane snelheid: ‘Ik kan u mededelen dat in het onder-
havige geval het beveiligingsconcept overschrijding van de maxi-
mumsnelheid noodzakelijk maakte. Met de meeste hoogachting...’
Ambtelijk afpoeieren heet dat! Op deze manier kan dus niemand ver-
haal halen waarom er zo idioot hard werd gereden.
De volgende dag keek ik nieuwsgierig in de krant of er iets stond
over de geboorte van een Oranjenazaat, of over een verijdelde terreur-
aanslag op een lid van het Koninklijk Huis, maar nee, niets van dat al-
les. Wel zag ik een verhaal waarin stond dat prins Bernhard die bewuste
ochtend in het centrum van Amsterdam de Erasmusprijs had uitge-
reikt aan voedselexpert Alan Davidson. Koningin Beatrix en prins Wil-
lem Alexander waren er ook bij, zo bleek uit de tekst. Evenals Pieter van
Vollenhoven, die jarenlang heeft geijverd voor het bevorderen van... de
verkeersveiligheid! Voor deze gezellige bijeenkomst moest dus meer
dan tweehonderd kilometer per uur worden gereden... Alsof de geno-
digden verontwaardigd waren opgestapt als de prins door de verkeers-
– 202 –
drukte een paar minuten later was gekomen, zoals alle gewone auto-
mobilisten op de A1 dagelijks meemaken. Wie dan te hard rijdt, krijgt
van de politie te horen dat hij maar eerder thuis moet vertrekken en
krijgt gewoon een vette prent. Wat dat betreft wordt er in ons land ken-
nelijk royaal met twee maten gemeten.
Het incident vond toevallig juist plaats toen een publieke discussie
de kop opstak of onze monarchie in de media niet te veel op de hak
wordt genomen, bijvoorbeeld in de vorm van persiflages in satirische
programma’s. Volgens premier Jan Peter Balkenende en minister van
Justitie Piet Hein Donner was het Oranjehuis na het ontstaan van
Mabelgate zo vaak het mikpunt van bijtende spot dat dit de status van
het koninkrijk daadwerkelijk schade kon doen. Balkenende deed min
of meer een verzoek om de leden van het Koninklijk Huis met meer
respect te behandelen in de pers. Met meer respect? Dat is de wereld
op zijn kop zetten. Ik zou zeggen: wie geen onderwerp van spot wil
worden, moet om te beginnen zichzelf niet bespottelijk gedragen!
– 203 –
De aantrekkingskracht van
begraafplaatsen
– 204 –
deuren zaten grote, door de tijd verweerde sloten. Ik vroeg me af wie
er hier, op dit verlaten kerkhofje waren begraven. De graven dateer-
den van zo’n vijftig jaar geleden en aan de (dubbele) namen te zien
ging het om blanken van voorname afkomst. Er lagen ongeveer 35
mensen begraven en ik liep ze allemaal even langs. Ik mijmerde on-
dertussen of het nou toeval of voorzienigheid was dat ik, zo’n vijftig
jaar na dato, hier op mijn rondreis langskwam, een tussenstop maak-
te en aan hun graf stond...
Juist op dat moment zag ik op een nogal pompeuze grafsteen iets bij-
zonders staan. Ene Donald Carmichael Swan lag er begraven, 52 jaar
oud. Zijn sterfdatum was 14 november 1958. En dat was precies de
dag dat ik, duizenden kilometers verderop, in mijn geboorteplaats
Aalsmeer mijn tweede verjaardag vierde. Frappant, dacht ik, op het
moment dat hier Donald Swan door zijn bedroefde nabestaanden ten
grave werd gedragen, blies ik misschien twee kaarsjes op mijn ver-
jaardagstaart uit. Maar ach, elke dag overlijden er natuurlijk mensen
en worden er nieuwe geboren, dat gaat al bijna zo vanaf het begin der
mensheid. Maar er viel me nog iets op: op de steen van Donald Swan
stond Accidentally killed. Per ongeluk gedood. Hmmm... dat zet je er
niet op als je aan een ziekte of een auto-ongeluk bent overleden, zei
mijn misdaadverslaggeverintuïtie. Wat zou het wel zijn? De tekst
deed vermoeden dat Swan door onvoorspelbaar onheil op tamelijk
jonge leeftijd was getroffen. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt, maar
mijn kinderen drukten ongeduldig op de claxon: de stop had lang ge-
noeg geduurd. Ik nam snel een paar foto’s van het graf en de reis werd
voortgezet. Toen ik terug in Nederland de vakantiefoto’s bekeek, dook
de grafsteen weer op. Ik keek op internet of er iets over Donald Carmi-
chael Swan en de St. Andrews Church in Mooi Rivier op stond. Dat
was niet het geval, maar omdat ik toch graag wilde weten wat er was
gebeurd, vroeg ik onze documentalist Muriëlle Hansen eens wat on-
derzoek te doen. Het viel niet mee. Het was een dun bevolkt gebied,
de regionale kranten gingen niet zover terug in de tijd en ook de kerk-
besturen beschikten niet over informatie. En van de St. Andrews
Church was helemaal geen kerkenraad of wat dan ook meer te vin-
den. De maanden verstreken en ik veronderstelde dat we er niet ach-
ter zouden komen, hoewel Murielle mij verzekerde dat ze nog wat wel
‘spoortjes’ had. Afgelopen vrijdag kwam ze glunderend naar me toe
– 205 –
en overhandigde me een brief van iemand uit Mooi Rivier. Hij schreef
dat Donald Swan een vooraanstaand man in de regio was geweest, die
veel voor de kerk had betekend. Tijdens een jachtpartij was hij over
een hek geklommen en was de trekker van zijn geweer ergens achter
blijven haken en de aldus – per ongeluk – afgevuurde hagelpatroon
had hem dodelijk getroffen: Accidentally killed. Tragiek in het kwa-
draat. En wanneer kreeg ik dit bericht te horen? U zult het misschien
niet geloven: op 14 november, mijn geboortedag en dus Donalds sterf-
dag... Fascinerend vind ik zoiets. Want wie had nou ooit kunnen den-
ken dat dit verdrietige jachtincident en het voortijdige einde van Do-
nald Carmichael Swan in Mooi Rivier 45 jaar later in Nederland door
mij aan de vergetelheid zou worden ontrukt en gepubliceerd? Toch
voorzienigheid?
– 206 –
De afloop van de paskamermoord
Er is niets wat zoveel woede in mij kan oproepen als onrecht. Wat dat
betreft ben ik in het goede vak terechtgekomen. Nu zijn er natuurlijk
verschillende soorten onrecht, maar onrecht dat wordt aangedaan of
veroorzaakt door autoriteiten die nota bene juist zijn aangesteld om dat
te voorkomen, spant bij mij de kroon. Overheden, zoals politie en justi-
tie, die burgers bepaalde dingen opleggen en verbieden, maar zelf ver-
volgens een loopje met dezelfde rechtsregels nemen, werken bij mij als
de bekende rode lap. En helemaal des duivels kunnen ze mij krijgen als
politie en justitie uit onkunde en desinteresse falen en blunderen, maar
vervolgens alles doen en laten om dat te verdoezelen, ook al ruïneert dat
levens en reputaties van volstrekt onschuldigen. Om die reden heb ik
me zeven jaar lang in de Puttense moordzaak vastgebeten. Uit een
combinatie van woede, verbazing en emotie, de drie drijfveren die er-
voor zorgen dat ik dit werk al meer dan 25 jaar doe.
– 207 –
dens – werd vrijgesproken. Politie en justitie bleven daarna ijskoud
roepen dat hij toch de dader was. Van Zaane ging zodoende zeventien
jaar lang gebukt onder de doem der verdenking en werd overal nage-
wezen als lustmoordenaar. Hij verdween uit zijn geliefde Zaandam
en ‘dook onder’ in Amsterdam, waar de zaak hem op gezette tijden
nog steeds bleef achtervolgen. Totdat door toedoen van de moeder
van Sandra van Raalten het onderzoek in 2001 werd heropend en
door nieuw dna-onderzoek onomstotelijk bleek dat de werkelijke da-
der heel iemand anders was: de man die men al de eerste week na de
moord in het vizier had gehad, maar steeds had laten lopen. Na deze
pijnlijke ontknoping kon geen van de politie- en justitiefunctionaris-
sen die de plank zo afschuwelijk hadden misgeslagen een excuus
over de lippen krijgen. Sterker nog, ze hebben inmiddels allemaal
promotie gemaakt en toen ik hen voor mijn uitzending benaderde,
verscholen zij zich laf achter hun persvoorlichter: Nee, op zo’n oude
zaak konden zij nu niet meer terugkomen in hun nieuwe functie....
Rob van Zaane moet zich ondertussen gek procederen om alsnog een
schadevergoeding te krijgen. En Sjoerd Bos, de vakman die het alle-
maal haarscherp had gezien, zat inmiddels ‘afgebrand’ thuis op
wachtgeld. Ook hij kon niet aan de uitzending meewerken, vertelde
hij mij telefonisch. De zaak en de onrechtvaardige behandeling die
hem nadien ten deel was gevallen, hadden hem zo aangegrepen dat
het oprakelen daarvan voor hem te veel emoties zouden oproepen.
Voor mijn uitzending zocht ik ook contact met de moeder van Sandra
van Raalten, die de zaak weer aan het rollen had gebracht. Ik wilde
haar graag interviewen. Ze schreef me echter een brief waarin ze uit-
legde dat ze daar vanaf zag. Ze was verbitterd, de gebeurtenissen had-
den haar zwaar beschadigd. ‘Ik leef al negentien jaar in een nachtmer-
rie. Ik ben de afgelopen jaren achterdochtig geworden jegens media
om de oppervlakkige berichtgeving. Destijds had men mij behulp-
zaam kunnen zijn, maar toen meldde men zich niet. Ik heb daarom
besloten dat ik alleen de strijd moet voeren om de waarheid boven ta-
fel te krijgen.’ Over het politieonderzoek schreef ze: ‘Mijn dochter is
door politie/justitie groot onrecht aangedaan. Alsof het niet gruwelijk
genoeg was, hebben zij haar naam en nagedachtenis door het slijk
gehaald, omdat ze in hun absurde scoringsdrang de realiteit volko-
men uit het oog verloren (...) Het kostbare en prachtige leven van
– 208 –
mijn kind is vernietigd en justitie heeft door haar “slordige” aanpak
deze tragedie vergroot. Mijn dochter had door haar persoonlijkheid
en verschijning helaas met veel afgunst te maken. Dat kwam de poli-
tie wel goed uit en zo lieten ze een beeld ontstaan als zou mijn doch-
ter het onheil wel over zichzelf hebben afgeroepen.’ Over wat dat met
haar zelf gedaan heeft, schrijft ze: ‘Wij, haar familie, waren machte-
loos. Naast het verdriet maakte woede zich van mij meester. Ik heb
me de afgelopen jaren ingespannen om de waarheid boven tafel te
krijgen. Ik ben het mijn dochter verschuldigd omdat ik wist wie ze
was. Ik wil eerherstel voor mijn dochter. Ik wil dat degenen die ver-
antwoordelijk zijn voor deze non-prestatie haar openlijk in ere her-
stellen. Hiervoor strijd ik nu met justitie. Voor deze strijd heb ik al
mijn verstand en kracht nodig.’ Het was een brief die ik het liefst bij al
die politie- en justitieklungelaars aan de voordeur had gespijkerd.
Begrijpt u dat deze twee briefjes voor mij van meer betekenis zijn dan
de vloedgolf van reacties na mijn scoop over reserve-koningin Mabel
Wisse Smit?
– 209 –
Meten met twee maten
– 210 –
ters die dan tot een schuldigverklaring zijn gekomen, worden afge-
schilderd als een stelletje analfabete imbecielen en televisiepresenta-
toren vragen zich in talkshows hardop af hoe ‘we’ Machiel vrij kun-
nen krijgen. Er wordt gesteld dat het aangekondigde staatsbezoek van
Beatrix aan Thailand onder deze omstandigheden geen doorgang
mag vinden. Justitieminister Donner laat weten dat hij ‘zo snel moge-
lijk’ een uitwisselingsverdrag met Thailand wil en de minister van
Buitenlandse Zaken De Hoop Scheffer, roept de Thaise ambassadeur
direct op het matje. En voor het diskwalificeren van de ‘middeleeuw-
se’ gevangenis waar Machiel in is ondergebracht komen de media bij-
voeglijke naamwoorden tekort.
Begrijpt u mij goed: als Machiel werkelijk onschuldig is, verdient hij
alle denkbare hulp en is iedere dag in de cel er één te veel. Maar mijn
punt is dat ik nergens heb gelezen dat hij misschien ook wel eens
schuldig zou kunnen zijn en dus gewoon mis heeft gegokt... Thaise
rechters zijn zeker streng, maar het is lariekoek om hun rechtspraak
als achterlijk te karakteriseren. In Nederland worden dagelijks Tur-
ken, Marokkanen, Antillianen en Chinezen veroordeeld wegens
drugssmokkel terwijl ze heftig schuld ontkennen en onze taal niet
machtig zijn. Toch hoor ik daar nooit tegen protesteren – laat staan
dat de politiek zich er mee bemoeit – terwijl onze rechtspraak bepaald
ook niet feilloos is. Trekt u die vonnissen wel eens in twijfel? Ik krijg
vaak brieven van deze gedetineerden op mijn bureau waarin ze stel-
len dat het onderzoek eenzijdig of onvolkomen is geweest, hun ver-
klaringen verkeerd zijn vertaald of begrepen en de politie en de rech-
ters niet geïnteresseerd waren in ontlastend bewijs. Maar dan zegt de
goegemeente dat hun advocaten niet zo moeten ‘zeuren’. Overigens
komt het ook in Nederland voor dat iemand eerst wordt vrijgesproken
en later tot achttien of twintig jaar wordt veroordeeld. Nooit een span-
doek over gezien. En als een buitenlandse regeringsleider zou over-
wegen om zijn voorgenomen staatsbezoek aan Nederland vanwege
onze dubieuze rechtspraak te annuleren, zou iedereen verontwaar-
digd op zijn voorhoofd wijzen. En wat zou er, denkt u, gebeuren als
onze ambassadeur in bijvoorbeeld Marokko ‘op het matje zou worden
geroepen’ door de minister van Buitenlandse Zaken daar omdat een
Marokkaan in Amsterdam tot een lange gevangenisstraf zou zijn ver-
oordeeld? Nou, ik weet het wel: de kranten zouden kolommen tekort-
– 211 –
komen om erop te wijzen dat onze rechtspraak onafhankelijk is en de
stap van de minister een brutale en onaanvaardbare inmenging in
ons strafrecht is.
– 212 –
De dood ten gevolge hebbende
Pas twee jaar later kreeg de recherche vat op de zaak toen de gestolen
sieraden werden aangeboden bij een bank van lening. Hoofdverdach-
ten waren Danny M., Brian P. en Patrick H., een trio twintigers dat op
het slechte pad was geraakt. Sterker nog, Brian P. en Danny M. waren
slechts een week voor de moord op klassieke wijze uit de Bijlmerbajes
ontsnapt met aan elkaar geknoopte lakens... Ze hadden een schuil-
adres gevonden in de hoofdstedelijke Vechtstraat en daar lag ook de
link met Rob Vis. Want in die woning kwam ook Nicole J., een escort-
meisje dat voor Rob en Elène Vis had gewerkt en die zelfs enige tijd in
het appartement aan het Opheusdenhof had gewoond en daar nog
een sleutel van had... En ja, als je net ontsnapt bent uit de gevangenis
heb je geld nodig. En Rob Vis zou niet onbemiddeld zijn, in zijn wo-
ning moest het een en ander te halen zijn. Nicole J. wees hen letterlijk
de weg, al is altijd onduidelijk gebleven of zij zelf is meegegaan naar
de woning op het fatale tijdstip of niet. Danny M., Patrick H. en Nico-
le J. werden gearresteerd, maar legden tegenstrijdige verklaringen af
en schoven de schuldvraag heen en weer. De twee mannen werden
– 213 –
veroordeeld tot zes en vijf jaar cel, wegens ‘het medeplegen van dief-
stal met geweld, de dood ten gevolge hebbende’. Doodslag – de opzet
om iemand van het leven te beroven – kon niet bewezen worden, wat
hen een relatief lage straf opleverde. Vandaag de dag waren ze zo
‘goedkoop’ niet weggekomen, is mijn overtuiging. Nicole J. kreeg
voor haar hand- en spandiensten twee maanden en 240 uur werk-
straf. Maar er was nog een derde man bij het misdrijf betrokken: de
toen 25-jarige Brian P., een van de twee gedetineerden die uit de Bijl-
merbajes was ontsnapt. Hij slaagde erin jarenlang uit handen van
justitie te blijven. Pas bijna tien jaar (!) na de moord op Vis werd hij
min of meer bij toeval door een arrestatieteam in de Amsterdamse
Pijp opgepakt, toen hij opdook in een onderzoek naar een drugsben-
de. Gevolg was dat hij eind 2003 nog berecht moest worden, terwijl
de anderen hun straffen er allang op hadden zitten.
In de aanloop van het proces zochten Elène Vis, de weduwe van Rob,
en hun zoon Robert, die acht jaar was toen zijn vader werd omge-
bracht, contact met mij. Hoewel het misdrijf inmiddels bijna elf jaar
geleden was, merkte ik wel dat het voor hen allemaal nog als de dag
van gisteren was. Moeder en zoon leven nog dagelijks met tal van on-
beantwoorde vragen, bijvoorbeeld over de rol van Nicole J. Was zij er
nu wel of niet bij? Zo ja, dan was zij met haar lichte straf veel te ge-
makkelijk weggekomen. Ze hoopten dat de nu 36-jarige Brian P. tij-
dens de rechtszitting opheldering zou geven over de toedracht. Op 4
december 2003 diende de zaak voor de Amsterdamse rechtbank en ik
was aanwezig. Er was nauwelijks belangstelling. Er zat één parket-
wacht in de zaal, twee Amsterdamse rechercheurs, een justitiemede-
werker, een Parool-verslaggever en Robert en Elène. En dan natuur-
lijk nog verdachte Brian P. en zijn advocaat mr. Fred Staehle. De
zitting was in feite een hamerstuk. We hebben in ons land wel eens
kritiek op rechtspraak in het buitenland, maar ik verzeker u dat ieder-
een daar juist weer gek opkijkt als men hoort dat zo’n levensdelict in
precies anderhalf uur wordt afgedaan, letterlijk op een achternamid-
dag. Ik heb voor een snelheidsovertreding wel eens langer in de zaal
gezeten bij de politierechter. Er werd geen enkele getuige gehoord en
Brian P. beriep zich tot teleurstelling van Elène op zijn zwijgrecht. En
ja, dan gaat het rap. De president nam in twaalf minuten een sa-
menvatting van het dossier door. De officier van justitie hield in exact
– 214 –
veertien minuten haar requisitoir en eiste acht jaar cel. Advocaat Fred
Staehle maakte er nog het meeste werk van door 55 minuten het woord
te voeren, maar iedereen in de zaal wist dat hij voor een verloren zaak
pleitte, aangezien de mededaders in het verleden al schuldig waren be-
vonden. Uitspraak over veertien dagen. Na negentig minuten stonden
we weer buiten. Elène Vis en ik keken elkaar even aan. Ze oogde som-
ber, teleurgesteld. We konden niet zeggen dat het recht zijn loop niet
had gehad, maar een beetje ontgoochelend was die loop wel...
Naschrift: Brian P. werd veroordeeld tot zes jaar. Dezelfde straf die
zijn mededaders Danny M. en Patrick H. opgelegd hadden gekregen.
– 215 –
Grote bestrijders van kleine
criminaliteit
Er gaat bijna geen week voorbij of ik lees in de krant wel een interview
met de korpsleiding van de Amsterdamse politie, hoofdcommissaris
Jelle Kuiper, ‘De Denker’ en zijn onafscheidelijke commissaris Joop
van Riessen, ‘De Doener’. Het zijn vaak nogal propagandistisch ge-
toonzette verhalen, waarin ‘proefballonnetjes’ worden opgelaten of
een nieuwe – uiteraard ferme – aanpak wordt geïntroduceerd van
vooral de kleine criminaliteit.
– 216 –
17 december 2002. Niet alleen fietsendieven moeten in het oog wor-
den gehouden, ook automobilisten: alle autokentekens rond am-
sterdam op foto. Commissaris Van Riessen meldt dat de politie ‘dui-
zend man wil vrijmaken om 24 uur per dag 200 agenten op straat te
hebben die zich bezighouden met de controle van het inkomend
stadsverkeer’. De politie als ‘poortwachter’, zegt Van Riessen.
– 217 –
En zo kan ik nog wel even doorgaan, want ik ben lang niet volledig
geweest. Het zijn soms bijna amusante artikelen. Bij elk plan wordt
in ronkende bewoordingen gesteld dat de Amsterdamse politie met
‘man en macht’ zal optreden..., ‘koortsachtig alles in het werk stelt
om...’, een ‘klopjacht heeft geopend op...’, of een ‘slag heeft toege-
bracht aan...’
– 218 –
Het Ajax-shirt van Nicky Verstappen
Het shirt was eigenlijk voor Nicky Verstappen, een 11-jarige jongetje
uit Heibloem in Limburg. Nicky was een fanatiek talentje bij de voet-
balclub in zijn woonplaats en zijn jonge leventje werd beheerst door
die vermaarde club uit Amsterdam. Nicky had een Ajax-pyjama, een
Ajax-dekbed, een Ajax-tas en aan de muur hingen posters van zijn fa-
voriete ajacieden. Ja, eigenlijk alles bij Nicky was rood-wit. In voetbal-
partijtjes met zijn clubgenootjes was Nicky altijd Jari Litmanen, de
begaafde spelverdeler. Zijn droom was ooit zelf nog eens deel uit te
maken van het eerste elftal van de Amsterdamse club. Een droom die
nooit meer uit kan komen, want Nicky werd in de zomer van 1998 op
11-jarige leeftijd vermoord tijdens een jeugdkamp op de Brunssum-
merheide. ’s Morgens vroeg was hij ineens uit zijn tent verdwenen.
Na een intensieve zoekactie werd hij anderhalve dag later, slechts ge-
kleed in een pyjamabroek, dood teruggevonden achter het hekje van
een kerstbomenperceeltje, zo’n twaalfhonderd meter van het jeugd-
kamp af. Hij is waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een sek-
– 219 –
sueel misdrijf. Op zijn graf in Heibloem prijkt nu een in brons gego-
ten logo van ‘zijn’ Ajax...
Toen Nicky om het leven kwam, schreef zijn tante een brief naar het
bestuur van Ajax. Zou het misschien mogelijk zijn dat de club een
echt shirt met een handtekening van Jari Litmanen zou verzorgen,
zodat dit in de kist bij Nicky kon worden mee begraven? Het bestuur
reageerde – uiteraard – positief, maar het was vakantietijd en het
duurde even eer alles was geregeld. Het shirt arriveerde daardoor net
na de teraardebestelling en kon dus niet worden mee begraven. Nic-
ky’s ouders koesterden het shirt vervolgens op de Ajax-slaapkamer
van hun kind, die zij jarenlang volledig intact lieten. Dat Jari Litma-
nen zich bekommerde om de tragische dood van hun zoontje deed
hen heel erg goed.
– 220 –
vergadertafel en kijk ik er elke dag naar. En als gasten zeggen: ‘Hé, dat
is het shirt van Jari Litmanen’, denk ik altijd: nee, dat is het shirt van
Nicky Verstappen... Dat de moord nog steeds niet is opgelost, zit me
ontzettend dwars, zeker nu ik weet dat de politie – zoveel jaar na dato
– weinig meer kan doen en Peter en Berthie zichtbaar lijden onder
het verlies aan hoop. In de laatste week van 2003 pakte ik op kantoor
mijn spullen voor het kerstreces. Voor ik de deur afsloot keek ik nog
even naar binnen. Mijn blik bleef hangen op het ingelijste shirt van
Jari. Hij hielp Peter en Berthie op het zwaarste moment in hun leven.
Wie helpt mij om in 2004 deze moord op te lossen...?
– 221 –
Premier of minister van Justitie?
– 222 –
dito. Elk radioprogramma hing aan de lijn, kranten en televisierubrie-
ken wilden interviews. Het nos-journaal vroeg wanneer zij langs kon-
den komen. De eindredacteur van Nova vroeg of ik die avond in zijn
programma ‘de aftrap van mijn campagne’ wilde nemen. Goeie gena-
de! Ik werd gebeld door parlementaire verslaggevers die vroegen of ik
minister van Justitie wilde worden of – ja heus – minister-president?
Had ik al namen van andere kandidaat-ministers misschien? Op hoe-
veel zetels rekende ik? Dertig of veertig? In radioprogramma’s werd
ik die middag aangekondigd met de introductie: ‘Peter R. de Vries,
van misdaadverslaggever tot minister-president.’ Een paar van mijn
redactieleden, die net rustig met kerstreces waren gegaan, belden ge-
schrokken op: ‘Wat gebeurt er allemaal? Je hebt toch net je contract
bij sbs 6 verlengd?’
– 223 –
En wat er verder gebeurt als je mogelijk de politiek in gaat, bleek me
wel toen ik die avond in Nova zat om alles toe te lichten. Het was een
goed gesprek, maar na afloop hoorde ik van een redacteur dat er tij-
dens de uitzending een oud-klasgenoot van mij – anoniem – had op-
gebeld naar de redactie. Die De Vries heeft het zo over veiligheid en
preventie, zei hij, maar wist Nova wel dat ik zelf op de middelbare
school uit de lerarenkamer regelmatig tentamenvragen pikte als de
leraren er niet waren? ‘Klopt dat?’ vroeg de redacteur. ‘Natuurlijk!’
antwoordde ik. ‘Als ik dat niet had gedaan, was ik nu een soort Bal-
kenende geweest...’
– 224 –
Een fatale e-mail?
Er wordt mij wel eens gevraagd welke krant of welk tijdschrift in mijn
ogen het beste misdaadnieuws brengt. Is dat De Telegraaf met zijn
primeurs, het beschouwende nrc Handelsblad, Panorama met zijn
lange staat van dienst, of bijvoorbeeld Vrij Nederland met zijn onthul-
lingen? Ik zal u zeggen: geen van alle. Het beste en meest complete
misdaadnieuws wordt gebracht door de ‘Knipselkrant’ van mijn eigen
programma! Het bevat alles over misdaad – nieuws, achtergronden,
commentaren, interviews, recensies – uit alle kranten en tijdschriften
van die dag. Onze documentaliste Muriëlle Hansen ‘knipt’ alles uit,
kopieert dat op A4-formaat en bindt het tot een dikke knipselkrant.
Als je die gelezen hebt, weet je echt alles wat er zich in de onderwe-
reld heeft afgespeeld. Elk artikeltje wordt bovendien gerubriceerd in
een computersysteem en als ik dus een brief binnenkrijg die refereert
aan een steekpartij of een aanranding op een camping in Cadzand of
Zierikzee vier jaar geleden, dan legt Muriëlle de knipsels daarvan tien
minuten later op mijn bureau. Een onmisbaar naslagwerk.
– 225 –
ontsnappen hadden ze met elkaar afgesproken uit het leven te stap-
pen, stelde Jan Willem E. Voor dat doel had hij rattengif gekocht. De
finale van hun leven moest plaatsvinden in het vakantiehuisje dat zij
voor twee weken hadden gehuurd. Maar kennelijk had Miranda zich
op het laatste moment bedacht. Wat er toen gebeurd was, kon hij zich
niet herinneren... Zijn eigen zelfmoordpoging was mislukt, verklaar-
de hij. Toen hij na een uur of vijf weer bij zijn positieven kwam was
Miranda dood. Gedood, om precies te zijn. Gewurgd. De officier van
justitie kwam tijdens de zitting dan ook met een heel ander verhaal,
zo las ik. Niemand had er ooit iets van gemerkt of gehoord dat Miran-
da levensmoe was, zei hij. Nee, er was heel iets anders aan de hand.
De aanklager maakte er melding van dat Jan Willem E. kinderporno-
foto’s op zijn pc had opgeslagen en dat Miranda dit toevallig had ont-
dekt, samen met een aantal halfblote foto’s van haar eigen jonge kin-
deren uit een vorige relatie.
– 226 –
heb geen bewijzen, maar hij is echt een gevaarlijk mannetje. Als ik
het mis heb is er iets mis met mijn instinct.’
Dit was dus het mailtje dat volgens de aanklager de trigger was voor
de moord op Miranda. Waarschijnlijk had Miranda tijdens een van de
vele ruzies tegen E. iets geroepen in de trend van: ‘Wacht jij maar af...
Peter R. de Vries is van jouw praktijken al op de hoogte! Mijn vriendin
heeft hem gemaild.’ Uit onze administratie bleek dat we de ontvangst
van het mailtje van Miranda’s vriendin hadden bevestigd, maar dat
we niet in actie waren gekomen. In de stroom van dagelijkse e-mail-
tjes was dit bericht door mij niet als echt alarmerend opgevat. Het
ging om volwassen mensen en het was niet Miranda zelf geweest die
aan de bel trok, maar haar vriendin. E. kwam weliswaar over als een
huistiran, maar dat wilde nog niet zeggen dat we daar als misdaad-
programma meteen op af moesten. En dat zijn computer ‘volstond
met plaatjes van meisjes’, zag ik ook niet meteen als bewijs van een
kinderpornonetwerk. Maar ja, achteraf gezien bleek nu natuurlijk dat
er met het inschattingsvermogen van haar vriendin inderdaad niets
mis was. Maar wat koop je voor een dergelijk gelijk, als je vriendin is
vermoord? Het maakt het alleen maar extra tragisch...
Noot: Jan Willem E. is veroordeeld tot vier jaar cel plus tbs. De recht-
bank in Utrecht achtte niet bewezen dat het motief van de moord
school in het mailtje dat naar mijn programma was verstuurd. Er
werd niet uitgesloten geacht dat er een soort van zelfmoordplan had
bestaan.
– 227 –
De Baarnse moordzaken
Ik moest daar automatisch aan denken toen collega Kees van der
Spek eind november naar me toe kwam met de mededeling dat er op
de redactie een interessant telefoontje uit Baarn was binnengeko-
men. Een bewoner had gemeld dat een bejaard echtpaar – Hans (69)
en Ria (63) Müller – bij hem in de straat al vier jaar niet meer gezien
was, maar dat hun huishouden al die tijd bestierd werd door een wat
zonderlinge oppas, ene Paul de R. Deze man maaide jarenlang het
gras, deed kleine klusjes en reed permanent rond in de auto van de
Müllers, maar wist naar zijn zeggen niet waar het echtpaar uithing als
de buren daarnaar informeerden. Hij kon geen adres of telefoonnum-
mer geven en beweerde alleen dat ze waarschijnlijk ‘ergens in België’
zaten, mogelijk bij een religieuze sekte. Wie houdt er nu vier jaar lang
een woning bij zonder te weten waar de bewoners zijn en wanneer ze
– 228 –
terugkomen? Da’s vreemd. Een buurtbewoner had zich op verschil-
lende tijdstippen twee keer persoonlijk en één keer telefonisch bij de
politie in Baarn vervoegd, maar daar was men telkens afgepoeierd
zonder dat er ook maar iets gebeurde. ‘Dat zal zo’n vaart niet lopen,
mevrouw,’ had men laconiek aan het loket gezegd.
– 229 –
De R. had een raar verhaal en loog aantoonbaar op een aantal punten.
Je hoefde geen Sherlock Holmes te zijn om te vermoeden dat er iets
niet pluis was. Na nog een paar dagen onderzoek hadden Kees en ik
geen twijfel meer: de Müllers waren vrijwel zeker dood, waarschijnlijk
vermoord. En Paul de R. wist er meer van. Ik nam contact op met de re-
cherche van het regiokorps Utrecht en zette tijdens een bespreking op
mijn kantoor de zaak uiteen en presenteerde alle verdachte feiten die
wij hadden ontdekt. Er werd nu direct een groot rechercheteam gefor-
meerd. Dit onderzoek leidde er half januari 2004 toe dat de stoffelijke
overschotten van Hans en Ria Müller in de grond van de kinderboerde-
rij waar De R. de beheerder van was werden gevonden. Hij werd zelf
gearresteerd. Nieuwsgierigheid en gezond verstand van twee journalis-
ten wonnen het uiteindelijk van gemakzucht en desinteresse van de
plaatselijke politie. En in de volksmond is er ruim veertig jaar na dato
weer sprake van een roemruchte ‘Baarnse moordzaak’...
– 230 –
Justitie als patiënt
Mr. Joan de Wijkerslooth is als voorzitter van het college van procu-
reurs-generaal de machtigste justitiebaas van Nederland, de minister
niet meegerekend, maar die bemoeit zich ook niet met de dagelijkse
praktijk. De Wijkerslooths wil is wet, zou je kunnen zeggen. Hij is su-
perieur op de twee vierkante meter van zijn bureaublad, maar jam-
mer is – volgens zijn critici – dat hij nooit de kruitdampen van het
slagveld heeft opgesnoven. In een vorig leven was hij landsadvocaat
bij een chique Haags kantoor en stond ver van de dagelijkse opspo-
ringspraktijk af, een terrein waarop hij nu juist de lijnen uit moet zet-
ten. Eind 2003 lag De Wijkerslooth een weekje in het ziekenhuis en
schreef over zijn ervaringen daar een column in het justitievakblad
Opportuun. De super-pg had vanuit zijn bed goed om zich heen geke-
ken, schreef hij, en meent dat de ziekenhuisorganisatie nog heel wat
kan leren van zijn eigen Openbaar Ministerie.
– 231 –
handelingen worden verricht en dat op de automatische piloot doen. ‘Ik
hoop en denk dat het bij ons anders werkt. Bij ons weten mensen die
iets moeten doen, waarom het moet gebeuren. Zij kunnen zelf naden-
ken en het initiatief nemen om een proces te veranderen,’ aldus de su-
per-pg in zijn column. Nou, ik moet hem teleurstellen: ik ken geen or-
ganisatie waarin de medewerkers zich zo vaak en zo rigide beroepen op
het feit dat ‘de regels nu eenmaal zo zijn’ en ‘we dit al vijftien jaar zo
doen’, zonder dat ze weten waarom, als justitie! Goeiedag zeg!
En dat het echt geen kwaad kan om meer dan één keer de personalia
van iemand te checken, meneer De Wijkerslooth, bleek mij in januari
2004 wel weer, toen ik met Sandra van der Meulen uit Utrecht sprak.
Zij woont daar in de Sparstraat en kreeg op woensdag 21 januari on-
verwachts bezoek van de politie. Zeven man sterk. Met een busje en
een politiehond. De straat werd afgezet. Ze hadden een ‘machtiging
binnentreden’ bij zich die ze de verbouwereerde Sandra onder de
neus duwden. Of ze even in huis mochten rondkijken. Sandra zag
toen dat de machtiging op naam stond gesteld van H. Vermeulen.
Niet van der meulen dus, maar vermeulen. Ze protesteerde en zei
meteen dat zij dat helemaal niet was, dat er een vergissing in het spel
was. De politiemensen verzuimden naar haar legitimatie te vragen
waarmee simpel kon worden vastgesteld wie er gelijk had en gingen
onverdroten door. (U weet wel, op die automatische piloot, meneer
De Wijkerslooth!) Het huis werd tot op de zolder geïnspecteerd. Men
was op zoek naar een voortvluchtige gedetineerde, die verdacht werd
van een aantal inbraken. Een vriendin die toevallig langskwam werd
de toegang geweigerd: geen contacten met derden. Buurtbewoners
schoolden buiten nieuwsgierig samen: ‘Zo, die Sandra zeg... Dat
moet wel ernstig zijn als zelfs de straat wordt afgezet,’ was de teneur.
Er werd in huis uiteraard geen voortvluchtige gedetineerde gevonden
en de politie vertrok, Sandra in verwarring, maar ook kwaad, achterla-
tend. Pas op het politiebureau ontdekte men vervolgens dat zij volko-
men gelijk had. Ze moesten inderdaad niet bij Van der Meulen zijn,
maar bij Vermeulen. Er was een blunder gemaakt. Je zou zeggen,
meneer De Wijkerslooth, minimaal twee excuusbrieven, waarin ook
voor de buurt duidelijk wordt gemaakt dat Sandra volkomen onschul-
dig is. Maar nee, er werd alleen even naar Sandra zelf gebeld, waarbij
er kort en karig excuus werd gemaakt. Prettige dag nog hoor...
– 232 –
Toen ik hierover aan de bel trok bij de politie Utrecht, zei de woord-
voerder: ‘Wat jammer dat ze daarvoor u benadert en niet ons... want
volgens de betrokken politieman was het telefoongesprek met haar
juist heel goed verlopen.’ Kijk, dat bedoel ik dus. Niet de moeite ne-
men er zelf even naartoe te gaan met een bloemetje (de huiszoeking
gebeurde toch ook niet telefonisch!?) en ruiterlijk excuus te maken...
Nee, in plaats daarvan blijft men halsstarrig van de eigen – verkeerde
– denkbeelden uitgaan dat een telefoontje wel genoeg is en is men
verbaasd dat het door hen niet serieus genomen slachtoffer dan maar
met mij contact opneemt. Ik weet één ding: Als mr. De Wijkerslooth
in het ziekenhuis door zijn eigen mensen was geopereerd, dan was
nu zijn verkeerde been afgezet en zouden ze dat nog steeds niet in de
gaten hebben gehad...
– 233 –
Gerrit de Stotteraar is dood...
Veel mensen zullen niet (meer) weten wie Gerrit B., alias ‘De Stotte-
raar’ was, maar in de jaren veertig tot zestig was hij misschien wel
Neerlands bekendste crimineel, een plaag voor opsporingsinstanties
en een wanhoop voor gevangenisdirecties. Vandaag de dag is het ove-
rigens moeilijk voorstelbaar dat B. zo’n grote reputatie genoot, want
goed beschouwd was hij niet meer dan wat wij nu een ‘draaideurcri-
mineel’ zouden noemen. Hij leefde van inbraken en insluipingen en
– 234 –
heeft nooit een overval gepleegd, niet in drugs gehandeld, noch een
ontvoering beraamd of een ander aansprekend delict op zijn naam
gezet. Sterker nog, De Stotteraar was niet veel meer dan een kruimel-
dief. Hij opereerde in de arme buurten en schroomde er niet voor om
een trouwpak, lakens of andere huishoudelijke artikelen te pikken en
kleine sieraden van betrekkelijk weinig waarde. Waar ontleende hij
dan zijn bekendheid aan, zult u zich afvragen. Welnu, Gerrit de Stot-
teraar was niet alleen een notoire, geoefende inbreker, maar vooral
ook een begenadigd uitbreker. Talloze keren zag hij kans op onna-
volgbare wijze te ontsnappen uit een politiebureau, huis van bewa-
ring of gevangenis. Hoe hij dat precies flikte heeft hij nooit willen
ophelderen, wat er mede voor zorgde dat er een waas van geheimzin-
nigheid om hem heen hing. Populair was Gerrit de Stotteraar overi-
gens allerminst in die tijd. Het feit dat hij schaamteloos stal van men-
sen die – na de oorlog – toch al niks hadden, werd hem zwaar
aangerekend. Toen hij in oktober 1949 voor de vierde keer uitbrak,
ditmaal uit de Utrechtse strafgevangenis, bleek uit een nieuwsbericht
in De Telegraaf wel dat hij niet bepaald een Robin Hood-imago ge-
noot. Er stond: ‘Gerrit de Stotteraar behoort tot die onsociale wezens
die trachten te leven van de kleine man. Zijn werkmethode was in te
sluipen in huizen waarvan de bewoners even weg waren en de deur
open hadden gelaten. Hij schaamde zich niet bij de armste der armen
distributiebescheiden of andere voorwerpen van geringe waarde te
stelen, zelfs oude alleen wonende mensen waren voor hem niet vei-
lig, reden waarom hij bij de Amsterdamse politie als totaal asociaal
bekendstaat, al spreken uiteraard zijn legendarische ontvluchtingen
tot de verbeelding.’ Dat was dus 1949. In de decennia die volgden,
zou De Stotteraar nog dikwijls van zich doen spreken. In totaal werd
hij tot 25 jaar cel veroordeeld, waarvan hij er pakweg twaalf uitzat. Er
is alles met hem geprobeerd, zo blijkt uit het boek van Hagar Peeters,
een harde en zachte aanpak. Hij kreeg zelfs spraakles om van de han-
dicap af te komen die hem zijn bijnaam (en een minderwaardigheids-
complex) had bezorgd, maar niets hielp. In 1986 werd hij voor het
laatst gearresteerd en toen werd het stil, maar op dat moment was hij
ook al 66 jaar en dan wordt het misschien wat moeilijk om bij een
inbraak langs de regenpijp omhoog te klauteren, of bij een uitbraak
van een gevangenismuur naar beneden te springen.
– 235 –
Onlangs kreeg ik een mailtje van een man wiens moeder een van de
buren van De Stotteraar was aan de Kinkerstraat in Amsterdam, waar
overigens weinigen iets wisten van zijn turbulente verleden. Op 83-ja-
rige leeftijd was haar buurman ‘meneer B.’ in alle stilte overleden. Hij
heeft een paar dagen dood in zijn woning gelegen. Saillant is dat de
gewaarschuwde brandweer zijn huis niet binnen kon komen. Er za-
ten dikke sloten op de deur. Gerrit de Stotteraar, de man die altijd en
overal uitbrak, was opgesloten toen hij overleed... Toen ik dit nieuws
hoorde, zocht ik contact met Hagar Peeters, die destijds telefonisch
bij mij naar De Stotteraar had gevraagd en het boek over hem had ge-
schreven. Na mijn vergissing voelde het toch een beetje als ‘eerher-
stel’ dat ik degene was die haar nu meldde dat Gerrit de Stotteraar was
overleden. Ditmaal echt...
– 236 –
De Deventer moordzaak:
schuldig of onschuldig?
– 237 –
zij voortaan alles wat tegen L. pleitte behoedzaam weglieten of naar
de marge van de kantlijn bagatelliseerden. Voor hen leed het geen
enkele twijfel dat de financieel adviseur onschuldig was en dat werd
ook met zoveel woorden geschreven. Sterker nog, voor zijn onschuld
was aangetoond, schroomden zij er niet voor iemand anders in deze
moordzaak met naam en toenaam als dader aan te wijzen – over zorg-
vuldige journalistiek gesproken. In HP/De Tijd werd ik er begin 2003
in een artikel onder de kop dubieuze tv-journalistiek in de deven-
ter moordzaak, zelfs van beschuldigd dat ik er ‘op gebrand was’ om
Ernst L. in de gevangenis te houden, omdat ik het niet zou kunnen
verkroppen dat een ander na de Puttense moordzaak ook een gerech-
telijke dwaling aan het licht zou brengen. Om dat doel te bereiken,
zou ik volgens De Jong de inhoud van mijn uitzendingen bewust ten
nadele van Ernst L. hebben gemanipuleerd. Je vraagt je af hoe iemand
het verzint, maar het stond er werkelijk.
– 238 –
geweldpleger kunt aantonen, zou dat het juridische novum van de
eeuw zijn, een Nobelprijs waard!! Maar in een interview met het ad
ging een van de schriftkundigen nog verder en beklemtoonde de on-
schuld van Ernst L. als volgt: ‘Ik zag het gewoon in zijn ogen, een klei-
ne flikkering die niet onecht kón zijn.’ En vervolgens vroeg ze zich
nog af waarom anderen toch niet zagen wat zij wel zag. Een kleine
flikkering die niet onecht kon zijn... Om te gillen gewoon! Maar het
werd klakkeloos afgedrukt. Zonder een kritische noot. Dat een van de
schriftkundigen ook geen brandschoon strafrechtelijk verleden had
en daarover in een uitzending van mijn programma eind 2002 aan-
toonbaar zat te liegen, vormde voor deze media ook nooit een waar-
schuwing het echtpaar wat minder te bewieroken en wat meer feite-
lijk tegemoet te treden. Integendeel, vooral HP/De Tijd-‘journalist’
Stan de Jong is in de Deventerzaak – vind ik – op werkelijk schaamte-
loos partijdige wijze te werk gegaan. De recherche wordt wel eens
‘tunnelvisie’ en ‘scoringsdrift’ verweten in onderzoeken, maar de ten-
dentieuze en soms ook feitelijk onvolledige en op sommige punten
aantoonbaar onjuiste artikelen van De Jong zijn in mijn ogen wat dat
betreft ongeëvenaard. In zijn opinie bestaat zelfs de theoretische mo-
gelijkheid niet dat L. toch de dader is. Voor elk feit, hoe belastend ook,
heeft hij een verklaring paraat.
Vlak voor de uitspraak – toen bekend was dat er behoorlijk wat dna en
een bloedspoortje van L. op de blouse van het slachtoffer Jacqueline Wit-
tenberg was gevonden – schamperde hij in zijn blad nog dat het bewijs
‘allesbehalve overtuigend’ is. Moet u eens raden wat hij had gezegd als
het dna en het bloed níét van Ernst L. was geweest, maar van een ande-
re, onbekende man. O la la... Dan waren het o-ver-dui-de-lijk daderspo-
ren geweest – dat kan een kind begrijpen! – en dan had De Jong triom-
fantelijk geroepen dat nu de onschuld van L. definitief en onomstotelijk
vaststond en de politie maar snel de donor van het dna en bloedspoortje
moest opsporen, want dan was de moordzaak opgelost! Maar nu het
dna wél van Ernst L. is, heeft het natuurlijk weinig tot niets te beteke-
nen... Heerlijk als je zo misdaadjournalistiek kunt bedrijven.
Ook schreef De Jong de week voordat het hof met het eindoordeel
kwam: ‘We gaan er vanuit dat de raadsheren van het hof in Den Bosch
onafhankelijk en deskundig zijn, en gezegend met een boerenver-
– 239 –
stand. Dan hebben we er alle vertrouwen in dat zij komende maandag
de enige juiste uitspraak doen: vrijspraak.’ Wel, bij de uitspraak bleek
maar weer eens hoezeer zijn beoordelingsvermogen tekortschiet. In
tegenstelling tot wat Stan de Jong beweert, is er tegen Ernst L. meer
bewijs dan in menig andere moordzaak (waar we nooit een regel over
lezen in HP/De Tijd en andere media) en echt niet alleen een druppel-
tje bloed, zoals ik in bepaalde media las. Eerder durfde ik niet te zeg-
gen of L. nu schuldig is of niet. Die helderheid kan ik nu wel verschaf-
fen. Op basis van het voorliggende bewijs is, om met De Jong te
spreken, ‘de enige juiste uitspraak gedaan’: een veroordeling. Als op
basis van dit bewijs aan de schuld van Ernst L. wordt getwijfeld, dan
dienen we de zaken van naar zo’n schatting 100 tot 150 andere moor-
denaars ook onmiddellijk te heropenen. Ik heb het arrest van het hof
in Den Bosch uiteraard nauwkeurig gelezen en uit het oordeel
spreekt inderdaad ‘onafhankelijkheid, deskundigheid en boerenver-
stand’. Precies de drie kwaliteiten die De Jong en HP/de Tijd missen...
– 240 –