Professional Documents
Culture Documents
c
Inhoudstafel
3.1. Inleiding ................................ ................................ ................................ ..............2
3.2. De hiërarchie van effecten ................................ ................................ ..................2
De FCB-grid ................................ ................................ ................................ ................................ .................. 3
Rossiter-Percy-raster ................................ ................................ ................................ ............................... 4
voor- en nadelen van FCB-grid (en verwanten)................................ ................................ ............... 5
3.3. attitudevorming en verandering ................................ ................................ .........6
3.4. grote verwerkingswaarschijnlijkheid, cognitieve attitudevorming .................... 8
3.4.1. Multi-attribuutmodellen ................................ ................................ ................................ .............. 8
G
G
3.4.2. Zelfovertuiging ................................ ................................ ................................ ............................. 10
3.5. Kleine verwerkingswaarschijnlijkheid, cognitieve attitudevorming .................10
3. 6. Grote verwerkingswaarschijnlijkheid, affectieve attitudevorming ..................11
3.6.1. Affect-als-informatie................................ ................................ ................................ ................... 11
3.7. Kleine verwerkingswaarschijnlijkheid, affectieve attitudevorming .................11
3.7.1. Aad-transfer ................................ ................................ ................................ ................................ .. 12
3.7.2. Transfer van gevoelens ................................ ................................ ................................ .............. 13
3.7.3. emotionele conditionering ................................ ................................ ................................ ....... 13
3.7.4. Mere exposure ................................ ................................ ................................ .............................. 14
3.8. Grote verwerkingswaarschijnlijkheid, gedragsmatige attitudevorming ...........15
het post-experience model ................................ ................................ ................................ .................. 15
Perceptie Ȃervaring Ȃ geheugenmodel................................ ................................ ............................. 16
3.9. Kleine verwerkingswaarschijnlijkheid, gedragsmatige at titudevorming ..........18
bekrachtigingsmodel van Ehrenberg ................................ ................................ ............................... 18
routinematig responsgedrag................................ ................................ ................................ ............... 18
3.10. Oorzaken en gevolgen van irritatie door reclame ................................ ...........19
3.10.1. oorzaken van irritatie ................................ ................................ ................................ .............. 19
gevolgen van reclame-irritatie ................................ ................................ ................................ ........... 20
3.11. Reclame en merkverwarring ................................ ................................ ...........21
Soorten merkverwarring................................ ................................ ................................ ...................... 21
Oorzaken van merkverwarring ................................ ................................ ................................ .......... 21
c c
3.1. Inleiding
moeilijk te voorspellen hoe consumenten reageren op reclame, hoe ze een
bepaalde boodschap verwerken.
· invloed van diverse factoren:
-? doelen van de consument
-? productkenmerken
-? situatie waarin de consument zich bevindt: gehaast, afgeleid, ....
-? betrokkenheid bij de productcategorie
-? sociale, psychologische en culturele factoren.
Dit hoofdstuk: c
-? oud model dat al lang wordt toegepast: hiërarchie van effecten
-? later: aanpassen van hiërarchie van effecten: meer aandacht voor
attitudevorming in reactie op marketingcommunicatie.
-? Effect van betrokkenheid van de consument + cognitieve,
affectieve en gedragsmatige aspecten van communicatie-
verwerking zijn al onderzocht.
? Xit onderzoek: niet alle communicatie kan met een theorie
verklaard worden.
? Sommige modellen zijn goed voor specifieke situaties, maar
niet algemeen geldig.
{
Consumenten denken na > bekendheid en kennis met het merk
{
Emotionele/gevoelsmatige respons + vorming van een attitude
-? verschil met vorige: consumenten verwerken de info continu en
moeiteloos in de cognitieve fase, maar in de affectieve fase
worden de reacties pas gevormd wanneer de noodzaak van
evaluatie ontstaat.
{
Ondernemen van een bepaalde actie die verwant is aan het merk, zoals
bijvoorbeeld aankoop.
c c
-? Consumenten werken deze fasen af in een vaststaande volgorde.
-? Meerderheid van de modellen heeft volgorde
-? ×
! "
#
-? ´
$
!
#
-? {
!
-? {e taak van marketingcommunicatie is het begeleiden van de
consument doorheen deze drie fases .
De FCB-grid
-? ontwikkeld door ´aughn
-? bedoeld om de verschillende modellen te integreren >
ontwikkeling van À× -grid = Àoot Ȃ ×one Ȃ elding raster
-? er wordt onderscheid gemaakt tussen 4 verschillende situaties op
basis van twee dimensies:
1. ? veel of weinig betrokkenheid
2. ? dimensie denken Ȃ voelen
Volgens Vaughn zijn voor bepaalde producten (zoals suiker, water, zeep)
cognitieve elementen belangrijk, maar voor andere producten (zoals taart, ijs en
parfum) spelen affectieve elementen een belangrijke rol.
c c
?
?
??
?
?
?
? h ? t ??t hi ??ti ? w
i
?
? su t?wi?st?i ti? ?ht?
ut?
?
& & ?
? hi?
t??ssi?hi hi??t?
iti?ti?
s ti
?
?
??
?
? ?
?
sissi
? t??t hi? ??is? i?
i ti? ? i
?? su t? t? ti ?i ?ht?
ut?t ?i ?Ps?? t?hi ?i ??
t?hi ?
? Õ & &
&
?
{ ??
?
?
?
? ii ?h hi?
iti?is
i
?? uti
?
?
??i ??? ???? t?ih?
s?
?
?ttitu?
?
´
??
?
? ?
?
ut?i?t t??wt
i?h ?
? sh?? i
?ti?s
s??i ti
i
?
? À
& &
?
?
?
c c
%
Gransformationeel koopmotief: motivatie tot aankoop door positieve
motivaties, zoals invullen van zintuiglijke behoeften, sociale goedkeuring of
intellectuele stimulatie.
-? (
(&
&$
)
*
+
nformatief koopmotief: motivatie tot aankoop die gerelateerd zijn aan het
verminderen of uitschakelen van negatieve motivaties, zoals het oplossen of
vermijden van een probleem, aanvullen van producten die op zijn.
-?
&
&
!
Nadeel/punt van kritiek: het is nog nooit empirisch bewezen dat consumenten
de beschreven fasen doorlopen.
-? wel duidelijk verband tussen merken en herinnering + verband tussen
attitude en koopintentie, maar nog niet tussen affectieve en
gedragsmatige effecten
-? empirisch gezien geen relatie tussen cognitieve, affectieve en
gedragsmatige effecten.
c c
'
3.3. attitudevorming en verandering
-? steeds belangrijker vanaf 1980
-? attitude = iemands algemene beoordeling van een object, product,
organisatie, advertentie enz. De attitude bepaalt de merkvoorkeur en of
iemand een +/- beeld heeft van een bepaald merk.
-? Grotere aandacht voor merkattitude = hoe gunstiger de houding tov een
merk is, hoe groter de kans is dat men het merk ook echt koopt.
-? Attitudes zijn meestal stabiel, maar ze kunnen veranderen.
-? Doel van MC = veranderen van merkattitudes, ten gunste van de eigen
merken
-? Attitude speelt een rol bij hiërarchie, maar daar worden ze gezien als een
affectieve reactie.
-? Een attitude bestaat uit 3 delen
-? cognitieve component: vertegenwoordigt kennis,
opvattingen en evaluatie
-? affectieve component: vertegenwoordigt de gevoelens die
men koestert tov het object
-? gedragsmatige component: de bereidheid tot actie
(gedragsmatige intentie) mbt object
´
-G
-
-? (
#
-? !
!
#
-? $
$
)
$
Om deze attitudes te veranderen richten marketeers zich op deze componenten.
Toegepast op campagnes:
-? Campagnes die op affectieve component richten: vaak emotioneel getint,
geen of weinig rationele argumenten
?
-
!
$
-
? × -
&(
$
(
(
c c
,
-? Betrokkenheidsdimensie = uitgebreid met motivatie, bekwaamheid en
mogelijkheid.
´
-/
(×
&
$
) 0
#
(!(
)
#
´
-
+
A?
0
$
&! (!
$!
$
(&
A?
(
#
(
A?
$
0
(
$
-
? ´
$
$
1
!( $$
!
(
#
? ´
(
$
-
$
-
(
(
A? [
!
$
`
0
0
c c
.
3.4. grote verwerkingswaarschijnlijkheid, cognitieve
attitudevorming
is het geval als er veel motivatie, bekwaamheid en mogelijkheden van de
consumenten hoog zijn en cognitieve elementen een grote rol spelen bij de
attitudevorming.
3.4.1. Multi-attribuutmodellen
Bekendste = D pectanc -´alue odel = Àishbeinmodel
-? merkattitudes worden bepaald door 3 elementen:
1. ? de mate waarin de consument van mening is dat het merk
deze attributen bezit
2. ? de beoordeling van deze attributen
3. ? hoe goed of slecht vindt men dat een merk attributen bezit
^ ù ?
ù
? ? ? ?M??
?
??
????
???
??
? ? ? ????
??
? ? ? ??
??
?
?
c c
' +
? ?t ? ????b & ()) * &i ,??
/'+
*-. &li &i ,?uit?ht?EL?7
0 00
? ` r 123412 51 126c 8 rr i 6b r
98 8 98
r 6llr
7
r li r
r li
c rr ?
? `
?
sh
??i
?tiitit??Dz?
w
? it shi? ? ii hi??i??i
?
ti ?
??
?t?i ???i
??
sts??hiissdz??
i?hi ? t ?
?
?
?
^ i
r r rib: i l
? ´? i r ??
? ´?? rib
brli?
? G
??ttiut?
? ´??? i
???
? i?ssitiitit?h
? ?
? ?i i ??uit??
ti
?
? !ï ?ic ii i ?
?
ss?
sh
s tui
i
??t ?h ?hi
?? ?
i ??
?
ut?is?
? ´
t???w
?ht??t uw?t??
su t?i?isutt?ht??
c
c
3.4.2. Zelfovertuiging
= cognitieve verwerking door de centrale weg.
-? De consument niet overtuigen door sterke merkargumenten, maar door :
? eigen gedachten,
? argumenten
? voorgestelde gevolgen.
-? Consument combineert:
? nformatie in de boodschap
? Eigen ervaringen en kennis
hij zal dan een voorstelling maken van hoe hij het product zal gebruiken.
Zo kunnen consumenten zelf nieuwe toepassingen bedenken.
-? Overtuigingsproces is gebaseerd op eigen voorstellingsvermogen . Dit
zorgt voor een sterke merkovertuiging> attitude tov merk.
Lage bekwaamheid
Lage motivatie A kleine kans op rechtstreekse verwerking > perifeer
Lage mogelijkheid
×elebert endorsement
-? mogelijk problematisch
-? geloofwaardigheid is cruciaal voor het oproepen van een cognitieve
respons én een verandering va n de attitude in positieve zin.
c c
2
3. 6. Grote verwerkingswaarschijnlijkheid, affectieve
attitudevorming
3.6.1. Affect-als-informatie
-? affect werd lange tijd als een randsignaal bekeken = alleen van belang als
er weinig betrokkenheid is bij de aankoop
-? recent: attitude speelt een grote rol bij het beslissingsproces
? mensen beoordelen dingen door het monitoren van hun
subjectieve gevoelens voor een object
? affect-als-informatie-h pothese: consumenten gebruiken
gevoelens als een informatiebron om een product of merk te
kunnen beoordelen op een niet geïnformeerde of bewuste manier
(of een gecontroleerd proces van deductie).
J? DzWat voel ik erbijdz-model: hoe voelt de consument zich
bij een bepaald merk of product?
J? Deductie van affectie/afkeer uit de valentie van hun
gevoelens.
J? ùù het gaat hierbij om echte gevoelens (Dzsubjectieve
ervaringen met een affectieve status en reactie met een
lichamelijke/inwendige componentdz) niet: affectieve of
hedonistische overtuiging (het zou leuk zijn om...)
? de consument moet er van overt uigd zijn dat de gevoelens
een daadwerkelijke affectieve respons zijn op het product .
Daarnaast moeten de gevoelens ook relevant zijn voor de
beoordeling.
/
&
$
!
&
(&
? Gebruiken van nostalgie: muziek, filmsterren, mode en symbolen
die op een bepaald moment in het verleden van de consument in
waren
A? ´roegere ervaringen spelen e en zeer belangrijke rol in de
vorming van een latere (permanente) productvoorkeur
c c
? ttitu?t?
iht???tti??ttitu?t ws?
th? ?
? ssi? iti i
?
? x
su?t?
{
? i
???tti?ht?it??it?i ?
??
i
??ht? ? ?i?
itis? ??iit?i ?
?
ttitu?
?
? su t?i??
siti?ttitu?h?t?
iht???
uiti?i"? ti"? ?
u t?t?
ust??ht?
t? ?
s?"?? ?u?it??"? i?s??
u t??ht?
??t?
ut?
?
?
?
?
?
?
?
?
?
c
c
3.7.2. Gransfer van gevoelens
in analogie met Aad-transfer:
-? de gevoelens die door reclame worden opgeroepen kunnen overgedragen
worden op de attitude ten opzichte van de reclame, de merkattitude en de
koopintentie zonder het afwegen van voor - en nadelen.
-? {oor reclame opgeroepen gevoelens ?
? uit onderzoek blijkt dat mensen met een goede stemming sneller
beslissingen nemen, minder info nodig hebben om beslissingen te
nemen, systematische verwerking vermijden, alles positiever
beoordelen, ...
? door reclame opgeroepen gevoelens hebben meer invloed op de
effectiviteit van reclame dan de stemming
m? stemming: beïnvloedt alleen merkbeoordeling wanneer
deze tijdens het bekijken van de reclame gebeurt
m? Ǯdoor reclame opgeroepen gevoelensǯ + Ǯmerkǯ zijn aan
elkaar gekoppeld in het denken van de consument
=> op gevoelens gerichte reclame beïnvloedt de
merkbeoordeling, zonder rekening te houden met het
moment van beoordelingù
&
$
$
$
-? gevoelens hebben een grote invloed in de verschillende fasen van het
communicatieproces.
-? Onderzoek: door reclame opgeroepen gevoelens ligt aan de basis van 3 tot
30% van de variatie in merkinteresse en koopintentie
? £ennis en opvattingen over het merk maar 2 tot 13%
? Omvang van invloed verschilt voor
m? Productcategorie
m? De opgeroepen gevoelens
m? Soort reclame
-? geen (consensus over) instrumenten om gevoelens te meten
? verbale schaal; consument moet zelf aanduiden tot op welke
hoogte ze iets voelen
? verschillende schalen > verschillende emotiedimensies
? moeilijk resultaten met elkaar te vergelijken
!
&c3
{!
? merken hebben ook allemaal een seksuele connotatie
c c
?
?
c
c
%
-? beperkte invloed van mere exposure
? moet gezien worden als een onderdeel van leerproces
? hoe nieuwer een stimulus, hoe meer consumenten die zich eigen
kunnen maken en hoe positiever de affectieve respons
m? te vaak blootstellen van consumenten aan bepaalde
boodschappen of reclame, dan gaat de boodschap vervelen
m? wear-out: de negatieve invloed op reclame en merkattitude
na een te vaak herhalen van boodschappen
$
&
$
&
c c
'
? H
?
m?
J?
I
J?
?
? su t?ht?
?
?i
? t??
? ?
?
i"st ?uti?? ?
??
ti?
? rc i r?ï t?whti
?ttitu??it
tti?
?? su Q t?
m? r
c i?i ??? su t? ?ht?it?
t??
? ? ?
utt
i?shi?is?
?
ts?? ?i??rr i r?? su t?
wht?ht? ??t?t? R
? ?? i
??r
c i?
m? uit? ? su t?i? ?
?? ?
t
st?w ??i ti? ?i"?
iuws
ii
??ht? ?? twi?
?
whti
? ?ht? ?
m? tst??whti
? ? ?uit?t?
?
? st?whti
??ttitu?it
tti??? ?ht? ?
?ttitu???w
? ?i?ttitu?
c
c
m?
$
6
$
7(
!
!
8
9
-? marketingcommunicatie beïnvloedt het belang van bepaalde attributen:
?
(
(
e perimenten:
-? proefpersonen werden blootgesteld aan:
? enkel reclame
? reclame en proefgebruik
? alleen proefgebruik
-? resultaat: reclame & proefgebruik hebben een hogere respons dan alleen
reclame en alleen proefgebruik.
? Bij combinatie van reclame en proefgebruik gaat de consument na
het zien van de reclame het proefgebruik gerichter uitvoeren
? Zorgt voor: sterkere merkopvatting, hogere verwachtingen van het
merk en een grotere koopintentie
? ^lleen reclame is beter geschikt voor ontwikkeling van niet op
ervaring gestoelde attributen (
:)
? roefgebruik: beter voor op ervaring gestoelde attributen (zoals
smaak)
ST US
SU
-? reclame na ervaring verbetert de ervaring van eerdere proefgebruik
? gebeurt als consument zijn merkervaring gunstiger beoordeelt
wanneer hij aan reclame wordt blootgesteld, dan wanneer het
proefgebruik
door reclame opgevolgd wordt
m?
-"
( (
!
(
:
"
&
!
{!(
"
!
($
$
!
5
c c
.
? verbeterde herinnering + top of mind = verkleinde kans dat de
consument merk van concurrentie koopt en vergrootte kans dat hij
overstapt naar merk van producent
-? helpt de consument met interpretatie van ervaringen
? marketingcommunicatie kan de zintuiglijke ervaring
daadwerkelijk verbeteren en veranderen
? consument heeft steeds meer het idee dat merken in de meeste
productcategorieën allemaal meer op elkaar beginnen te lijken:
reclame als middel voor differentiatie
routinematig responsgedrag
-? vergelijkbaar met Ehrenberg
-? uitgangspunt: een groot aantal productervaringen kan leiden tot
routinematig koopgedrag, zeker voor producten met een lage
betrokkenheid die vaak gekocht worden (
$$
&$ )
? consument denkt niet lang na, maar koopt het merk dat hij altijd
koopt = gedrag uit verleden beïnvloedt toekomstig gedrag
-? routinematig responsgedrag: geen of weinig cognitieve inspanning,
waarbij beperkt aantal mogelijkheden overwogen wordt
? komt heel veel voor: onderzoek voor wasmiddelen: 83%
-? daarom: opbouwen van merkbekendheid en opvallendheid: zo kom je
boven in de consideratieset van de consument
c c
3 10 o n n ol n n i it ti doo l
it??
siti?
s?iitti?
? s?
ui?shi?sh? ? tis?t? t?
t? ?shi? tii sis?
? t h?is?iitti?? ?
?
i ?
? tisi?is?ht? st?iitt? iu ??
w ?
s?w ?
? ? ?
? ? ?
u
s?
?wsits?s?sti
??
?
rcl ?
?
i"? ??uits
i
?situtis?i
? ?
x
ts? ?uit?ht??
? ?
? ?iitti?
? s
thi?i
u??
i"?situtis?ui ?st??
iittis?
t? ? ?t?htish? ?
?
i"i
?tuss? ?wi"?i
? ?ti"?wit? ?t?st?i?
? t?
? i ti? ?wt? ?wst?
??ts ti ? ?
i"? ?
? s t?s?is?t??h?s?us? us?
?shihi?witit??
s ? ?
sttis??
i"s ?
?
?t?
u t?t t?)??is?i?
? sti?
ti?? ti?h
?iitti? ? ui?
sti t?hu ??w t?i??i ? i??
iitti?
r
c c ri
?
?
?i"??
utt
i?i? ?iitti?
???
?
?
?
c
c
cr li
? su t?
?
ti?
?? ? t??
? t
sti
s*uti? t??sti uus?
?iuw?is?
? h ? ? tsti
?h ?
siti??s
s??
ri?t?
? st?
?
? t? ?t t?
r
?t?w t?
ts?
ti?it?
is?i"?s i
? s?st??i"??wii
?i ? ?
? s
t"s?w?ti"?its?t?
? t? ?
? s?
? i??iii"? ?
? w?s?w? ut? ??
m? hu ?
m?
??s? ?
m? s? ? t???
m? ? t?ts ti ?ih u?
m? iihthi?ht?it?t? su t?i?? t?
i ??? s? t
st?w ?
?
c
?
? ?s?
? ??h u?? ?t t?ht ?
? uit? ? ??+?t t?(?i? ?ht?iittst?
? iittiiu?sti"
t? t?
ii
s??i siu?
?
c
c
3 11 l n inÔ
?? ?sti u??
??
t?
ut/ ?
?
?
i"?
ut?? ?
? ?
wi
? isshi?s?xt?
? ? utiù?
[o
nn inÔ
O.rr
c rl r?
? s?
? wi
?w t?
t? ?
? st?tuss?
?
? i?shi?tuss?
? ?
uti itit??
ut
stti?
? wust? i itti? ?
tt?
?tst??tit ?
? st? uti?i?
utt
i??
i? t?
t? ?
? st?i
? ?i?s
s?? i
? ?? tis??
?? ? t??
t? t?
?
M.bc rl r
? shi?tuss? s?i? ti ??i ti?ih u??
?
? ti ?
?tt?ht? ?s?it?? su t?
it?is?? i?hii
?? ?whti
?
? "?t?? ? ?wt?it?w?ht? ?
t?
? t?i ti?
t? ?iitti?t?wii
? ?
wi
?
? i??wi
?
? uii"?
tst?i
??
ut?i?
ui ?
? ui? s?
?
c
c
campagnegerelateerd
-? campagnebudget is in negatieve zin verbonden aan merkverwarring
-? ook zo voor bruto bereik (
$ &; ) en share of voice
-? gebruiken van verschillende communicatiemedia en consistente
communicatiestrategie is belangrijk voor verminderen of voorkomen van
merkverwarring
consumentgerelateerd
-? mensen die een negatieve houding hebben tov reclame zullen merken
sneller met elkaar verwarren omdat ze reclame vermijden of negeren
-? positievere Aad zorgt voor minder merkverwarring: attitude tov een
specifieke reclame kan dus belangrijk zijn
-? consument die meer betrokken is bij reclame: betrokken bij product-
categorie en zal die minder snel door elkaar halen
-? geen invloed op merkverwarring of een consument enkele keren of
veel aan een reclame blootgesteld wordt
c c