Professional Documents
Culture Documents
Na de dood van zijn vader in 1955 werd hij als oudste zoon verantwoordelijk
voor het onderhouden van het gezin, en op verzoek van zijn nu alleenstaande
moeder trad hij toe tot de grhastha-asrama. Hij ontmoette zijn vrouw, Srimati
Vasanti Devi, voor het eerst tijdens de huwelijksceremonie. Tengevolge van
financiële beperkingen kon hij zich niet formeel inschrijven op de Universi- teit,
maar studeerde hij privé in de avond om de examens te kunnen volgen en
behaalde met vlag en wimpel een Bachelor of Artsdoctoraat aan de Utkal
Universiteit. Later behaalde hij op soortgelijke wijze een onderwijzersdiploma
en ging het beroep van schoolmeester uitoefenen. Ondanks zijn vele
verantwoor- delijkheden verslapte zijn toewijding aan Gopal echter nooit. Hij
stond dagelijks op om 3.30 uur, chantte de Hare Krishna maha-mantra,
vereerde de Tulasi-boom, en las zijn gezin uit de Bhagavad-gita voor. Op school
nam hij iedere gelegenheid te baat om tot zijn leerlingen te spreken over
Krishna en de beginselen van toegewijde dienst. Sommige van die leerlingen
werden dertig jaar later zijn discipelen. Tijdens schoolvakanties nam hij zijn
vrouw mee naar de Himalaya's om daar tirtha's en asrama's te bezoeken, en
soms ging hij filosofische debatten aan met de mayavadi's die hij daar aantrof.
Twee weken na aankomst in Vrindavana zag hij een enorm bord met de tekst:
"Internationale Gemeenschap voor Krishna-bewustzijn, Stichter-acharya Zijne
Goddelijke Genade A. C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada," en ontmoette hij
een groep westerse toegewijden die hem een exemplaar gaven van het blad
Back to Godhead. Toen hij in het blad las over de heerlijkheid van
bovenzinnelijke liefde voor Krishna, kreeg hij het sterke verlangen om de
redacteur van het blad en de stichter van de beweging, Srila Prabhupada, te
ontmoeten. Hij wist zich toegang te verschaffen tot Srila Prabhupada's kamer,
stelde zich voor, en de eerste vraag die Srila Prabhupada stelde was: "Heb je
sannyasa genomen?" Gour-Gopal antwoordde dat hij dat niet had gedaan. "Dan
geef ik je sannyasa!" riep Srila Prabhupada uit. Inziend dat Srila Prabhupada zijn
hart kende, gaf hij zich aan zijn lotusvoeten over en werd spoedig Prabhupada's
geïnitieerde discipel.
Bij de opening van ISKCON's Sri Krishna-Balarama Mandira in 1975 werd hij door
Srila Prabhupada in de sannyasa-orde ingewijd en door hem naar Orissa
gezonden om daar te prediken en een tempel te bouwen op het pas gedoneerde
perceel in Bhubaneswar.
Het gedoneerde land was een woestenij vol met muskieten, slangen en
schorpioe- nen. Het lag zo ver buiten de stad dat mensen er zelfs overdag liever
niet kwamen. Mediterend op het verlangen van Srila Prabhupada, werkte Gour
Govinda Swami met onwankelbare vastberadenheid. Soms verblijvend in het
magazijn van een theehandelaar en soms zelfs een hutje delend met
wegarbeiders begon hij Srila Prabhupada's boeken in het Oriya te vertalen zoals
hem opgedragen was, ging hij van huis naar huis en van kantoor naar kantoor in
en rond Bhubaneswar om wat kleine donaties in te zamelen, en bouwde hij
eigenhandig een strohut op het gedoneerde perceel.
In het begin van 1977 kwam Srila Prabhupada naar Bhubaneswar. Hoewel men
een comfortabel verblijf voor hem geregeld had in het State Guesthouse, wees
Srila Prabhupada dit voorstel direct van de hand. "Ik zal slechts daar verblijven
waar mijn dierbare discipel Gour Govinda een lemen hut voor me gebouwd
heeft." Srila Prabhupada bleef zeventien dagen in Bhubaneswar, in welke
periode hij begon met het vertalen van het tiende canto van het Srimad-
Bhagavatam. Op de zegenrijke verschijningsdag van Heer Nityananda legde hij
de eerste steen van wat de tempel moest worden, zijn laatst begonnen project.
Tijdens een bezoek aan Mayapura in 1979 woonde Gour Govinda Swami op een
dag de kirtana bij toen hij bewusteloos ter aarde stortte. Gevolgd door een
aantal ISKCON-leiders en andere bezorgde toegewijden werd hij terug naar zijn
kamer gedragen. Dokters kwamen om hem te onderzoeken maar waren niet in
staat om een diagnose te maken van zijn toestand. Iemand suggereerde zelfs
dat hij mis- schien bezeten was door een geest. Uiteindelijk legde Akincana
Krishnadasa Babaji Maharaja, een godsbroeder van Srila Prabhupada, uit dat
Gour Govinda Swami de kentekenen van bhava, het gevorderde stadium van
extatische liefde voor God, aan de dag legde.
Toen hij naar Bhubaneswar terugkeerde, ging hij zelfs nog meer op in de missie
van zijn geestelijk leraar. Sommige westerse toegewijden waren gestuurd om
hem te assisteren, maar de meesten konden de strenge omstandigheden niet
aan. Ze waren verbaasd te zien dat hij nooit verstoord was, slechts eenmaal per
dag at, en nooit sliep. Dag en nacht predikte hij alleen maar, chantte, en
schreef in zijn notitieboeken. Srila Prabhupada gaf Gour Govinda Swami drie
hoofd- instructies: het vertalen van zijn boeken vanuit het Engels in het Oriya,
het bouwen van de tempel in Bhubaneswar, en het prediken over de hele
wereld. Deze opdrachten uit te voeren was Gour Govinda Swami's ziel en
zaligheid. Hij hield zich strikt aan zijn principe om niet te eten voordat hij zijn
vertaal-quotum voor die dag gehaald had. Toegewijden waren verbaasd om te
zien hoe Gour Govinda Swami zelfs na lange internationale vluchten erop stond
om eerst het vertaalwerk te doen dat zijn geestelijk leraar hem gaf alvorens te
eten of te slapen. Tot aan zijn laatste dag hield hij zich aan deze gewoonte.
Prabhupada's opdracht volgend, predikte Gour Govinda Swami krachtig door het
hele land van Orissa. De eenvoudige padayatra-festivals en nama-hatta-
programma's die hij begon, hebben honderdduizenden mensen in het aloude
land van Heer Caitanya's spel en vermaak geholpen hun geestelijke wortels te
ontdekken en de maha-mantra te gaan chanten:
Hare Krishna Hare Krishna Krishna Krishna Hare Hare Hare Rama Hare Rama
Rama Rama Hare Hare
In 1985 begon Srila Gour Govinda Swami overzees te gaan om te prediken. Hij
was zo enthousiast om krishna-katha te spreken dat hij dit de volgende elf jaar
bleef doen, ondanks een beenblessure en groot persoonlijk ongemak. Iedereen
die de lezingen van Gour Govinda Maharaja hoorde, stond versteld. Hoewel hij
in de persoonlijke omgang altijd zeer zacht en nederig was, brulde hij in zijn
lezingen over het Srimad-Bhagavatam als een leeuw, en sloeg de trots en
misvattingen in het hart van zijn toehoorders aan stukken. Soms las hij een
schijnbaar simpele filosofische uitspraak uit Prabhupada's betekenis-
verklaringen. Dan lachte hij als een kind en zei: "Hier komt het onderwerp van
krishna-prema naar boven, maar dit behoeft nadere toelichting." Vervolgens
verbaasde hij de toegewijden door twee of drie uur lang steeds diepere
verklaringen van dezelfde zin te geven. Bij één zo'n gelegenheid zei hij: "Kijk!
Krishna lacht om me omdat ik probeer dit onderwerp in zijn geheel te
beschrijven, terwijl het onbegrensd is." Krishna-katha was zijn ziel en zaligheid.
Hij placht te zeggen: "De dag die voorbijgaat zonder krishna-katha is een zeer
slechte dag." Gedurende zijn lezingen barstte hij onvermijdelijk in zingen uit,
waarbij hij iedereen voedde met de devotionele gemoedsstemmin- gen van
vreugde, nederigheid en overgave, zoals die tot uitdrukking komen in de
gebeden van Srila Bhaktivinoda Thakura en andere acarya's.
Gour Govinda Swami zei: "Ik heb hier in Bhubaneswar een 'huilschool' geopend.
Tenzij we om Krishna huilen, kunnen we zijn genade niet krijgen." Dit was de
boodschap die hij zo krachtig over de hele wereld predikte in de laatste tien
jaar van zijn geopenbaarde spel en vermaak.
Op deze manier predikte Gour Govinda Swami altijd onbevreesd, en hij deed
nooit afbreuk aan de conclusies van de geschriften in de naam van praktisch
denken. "Hij die Krishna niet kan zien," zei hij, "is een blinde. Ook al spreekt hij
over Krishna, in zijn geest speculeert hij. Daarom zullen zijn woorden nooit enig
effect hebben. Een ware sadhu spreekt nooit theoretisch."
Gour Govinda Maharaja hield altijd een dagboek bij, waarin hij dagelijks
aantekeningen maakte. Iedere aantekening besloot hij met dezelfde woorden:
"Welke dienst die deze dienaar vandaag ook verricht heeft, daarvan weet
Gopal." Iedere dag bad hij tot Gopal in zijn dagboek: "Geef me alstublieft de
omgang met gelijkgestemde toegewijden."
Hij gaf zijn eenvoudige levensstijl nooit op. Tot aan zijn laatste dagen bleef hij
in de kleine lemen hut wonen naast degene die hij in 1977 voor Srila
Prabhupada had gebouwd. Verschillende keren werd hij door toegewijden
verzocht om zijn bestuurlijke verantwoordelijkheden uit te breiden, maar hij
weigerde dit altijd met de woorden: "Ik ben geen bestuurder, ik ben een
prediker." Maar toen het land in Gadai-giri waar hij zijn kindertijd had
doorgebracht en waar zijn geliefde Gopal in een eenvoudig bouwsel verbleef
aan ISKCON gedoneerd werd, nam hij de verantwoordelijkheid op zich voor nog
één project, namelijk het bouwen van een schitterende tempel voor Gopal.
Tegen het einde van januari 1996 merkte hij op: "Srila Bhaktisiddhanta zei dat
deze materiële wereld geen plaats is voor een heer. Daarom, omdat hij ervan
walgde, verliet hij deze wereld voortijdig. Misschien ga ik ook heen. Ik weet het
niet. Laat me het Gopal vragen. Ik zal doen wat hij van me vraagt." De volgende
dag ging Gour Govinda Swami naar Gadai-giri om zijn Gopal te zien. Na zijn
terugkomst predikte hij de volgende vier dagen krachtiger dan ooit tot
duizenden mensen die toestroomden voor het Prabhupada Centennial festival in
Bhubaneswar. Daarna vertrok hij naar de jaarlijkse ISKCON- bestuursvergaderin-
gen in Sridhama Mayapura.
paramananda he madhava
padungaluci makaranda
se-makaranda pana-kari
anande bolo hari hari