You are on page 1of 55

1 Sociologie en de moderne samenleving 1 sociologie: eerste kennismaking

vele terreinen: arbeid-economie-onderwijs- huwelijk-seksualititeit-politiek enz. Sociologen maken gebruik van verschillende denkkaders, theorien en invalshoek en hanteren verschillende werkwijzen

Hoofdvragen van de sociologie:


1. 2. 3. orde of cohesievraagstuk: wat houdt de samenleving bijeen, hoe komt orde tot stand ongelijkheidsvraagstuk: hoe worden schaarse zaken/voorrechten verdeeld, welke gevolgen heeft dit voor de onderlinge verhoudingen tussen groepen in de samenleving Identiteitsvraagstuk: hoe benvloeden maatschappelijke verhoudingen het zelfbeeld en het zelfbesef (identiteit) van groepen en individuen

2. Modernisering
Overgang van traditionele standensamenleving naar moderne samenleving Modernisering: technische veranderingen, verstedelijking, wetenschapsontwikkeling - ontstaan van moderne staten met staatsbureaucratien. - Sociale voorzieningen onderwijs gezondheid- sociale zekerheid Terugdringen van de betekenis van godsdienst - - Opkomst van verzakelijkte relaties tussen mensen door geldeconomie - Verwerving van meer individuele zelfstandigheid keuzevrijheid Staat/natievorming bureaucratisering democratisering secularisering rationalisatie-individualisering Problemen met het moderniseringsbegrip : - het laat zich gebruiken voor zeer uiteenlopende, soms tegenstrijdige interpretaties - sterke ideologische associatie met geloof in de vooruitgang

2.1 Modernisering in sociologisch perspectief


Sociologie: wetenschap die het samenleven van mensen in grotere/kleinere sociale verbanden bestudeert Goudsblom: studie van de manieren waarop mensen de problemen van het samenleven kunnen oplossen - sociale problemen: armoede, criminaliteit, machtsmisbruik, werkloosheid, enz. instituties: regels en bijpassende arrangementen: wie hoort bij wie, wie is de baas, wie doet wat en - wie krijgt wat
Complex van geschreven en ongeschreven regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond een bepaald facet van het sociale leven reguleren Modernisering kan vanuit sociologisch perspectief beschouwd worden als het maatschappelijk veranderingsproces waarbij instituties tot stand zijn gekomen die kenmerkend zijn voor de moderne samenleving 1. de opkomst van nationale staten: nieuwe sociale en politieke instellingen. Bv. parlementaire democratie, moderne staatsbureaucratie, sociale voorzieningen. 2. opkomst van de markteconomie, gebaseerd op geld en streven naar kapitaalsaccumulatie; grondslag voor industrieel productiesysteem en arbeidsbestel 3. verbreiding van verstedelijkt samenlevingspatroon, scheiding tussen publieke en private sfeer 4. afbrokkeling van traditionele religieuze wereldbeeld, opkomst van een seculier cultuur met belangrijke plaats voor de wetenschap Samenleving: banden tussen burgers binnen een staat staat is het juridisch- organisatorisch kader. Modernisering verwijst ten 1ste naar lange termijn veranderingsproces macrosociologisch perspectief wel invloed op persoonlijke leefwereld

2.2 Hoofddimensie van het moderniseringsproces: differentiatie, commodificatie en rationalisatie


differentiatie: splitsing van een oorspronkelijke homogeen geheel in delen met een eigen karakter, samenstelling en functie taakdifferentiatie; toewijzing van specifieke taken en functies/arbeidsverdeling systeemdifferentiatie: verzelfstandiging en aan aparte sociale structuren koppeling van voorheen binnen een samenleving gecombineerde functies. Bv. het ontstaan van organisaties als scholen en ziekenhuizen. - Commodificatie (marx): menselijke activiteiten en de resultaten daarvan worden meer dan voorheen afgemeten aan het geld dat ze opbrengen. - Rationalisatie (Weber-Simmel): ordening en systematisering van de werkelijkheid om deze voorspelbaar en beheersbaar te maken. Denken en handelen wordt steeds meer onderworpen aan berekening beredenering en beheersing - Secularisering: vermindering van belang van religieuze factoren in maatschappelijk leven - Opkomst van moderne wetenschappen ( niet meer gericht op bevestiging van kerkelijke dogmas)
-

2.3 Modernisering en de toekomst van de moderne samenleving


Besef van schaduwzijden van de wetenschappelijke en technische vooruitgang - nationale staat verliest souvereiniteit door internationalisering - crisisverschijnselen in verzorgingsstaat - grootstad lijkt functie als centrum van maatschappelijke dynamiek te verliezen Dit alles leidt tot de Postmoderne Samenleving

3 Sociologie, samenlevingsproblemen en hoofdvragen


Hoofdvragen sociologie ( orde ongelijkheid identiteit) vertonen duidelijke verwantschap met samenlevingsproblemen

4 Cohesie, identiteit, ongelijkheid en de Amsterdamse brommerkoeriers


microwereld ( brommerkoeriers) kan niet los staan van macrowereld en bredere samenlevingsverbanden

4.1Sociale cohesie en structuur


Microwereld met onderlinge relaties die via tamelijk vaste patronen verliepen, en eigen regels Hechtheid van onderlinge banden blijkt uit bestaand gewoonten, conformeren van nieuwkomers Sociale structuur: betrekkelijk duurzame en geordende relaties tussen onderdelen van samenlevingsverband waardoor deze aan elkaar gebonden zijn tot n samenlevingsverband Sociale positie: plaats die wordt ingenomen in een veld van sociale interacties Sociale rol: verwachtingen en voorschriften behorend bij een bepaalde positie Internalisering: het zich eigen maken van regels zodat ze niet meer als van buitenaf komend beschouwd worden Sociale controle: methoden die men gebruikt om elkaar aan de regels te laten houden dmv bv spot, informele afkeuring, straf dwangmaatregelen Cohesie: door saamhorigheidsbesef en onderlinge afhankelijkheid Sociaal systeem: alle onderdelen van het samenlevingsverband zijn functioneel met elkaar verbonden Functiebegrip: uitwerking van een sociaal verschijnsel op andere sociale verschijnselen

4.2 Identiteit en cultuur


Identiteit (Frijhoff) wijze waarop een groep zichzelf ziet en waarop anderen die groep als uniek onderscheiden zelfbeeld van de groep beeld dat de buitenstaanders op de groep projecteren, vaak met stereotype trekjes Persoonlijke identiteit nauw verbonden met collectieve identiteit Collectieve identiteit: ook veel gemeenschappelijk met andere subculturen Cultuur: het geheel van veronderstellingen, opvattingen, waarden en normen en de materiele uitdrukking ervan die in samenleving/groep gedeeld en overgeleverd worden.

Kern van Cultuur: basisveronderstellingen over menselijke natuur en het universum


Immaterieel: Waarden: keuze van groep/samenleving mbt doeleinden of gedragspatronen die zij nastrevenswaardig vinden Normen: waarden vertaald in concrete gedragsregels en voorschriften geboden-verboden Materieel: Gebouwen, taal, voeding, kunst gebruiksvoorwerpen kunnen iets zeggen over normen en waarden

4.3 Sociale ongelijkheid en macht


Sociale ongelijkheid: verschillen tussen individuen en groepen die tot gevolg hebben gunstiger-ongunstiger levensomstandigheden Door: ongelijke verdeling van zaken die als waardevol beschouwd worden bv inkomen, sociaal prestige en macht, kennis ongelijke verdeling van rechten en plichten Objectief: ongelijke levensomstandigheden Subjectief : sociale hirarchie Sociale mobiliteit: doorstroming tussen verschillende niveaus van sociale hirarchie
Onderzoek welke sociale processen en mechanismen ongelijkheden voortbrengen/ongedaan maken Machtsbegrip: vermogen van personen/groepen om gedrag van anderen te benvloeden Machtsbronnen: productiemiddelen, kennis, ideologie Ongelijkheid door sociaal prestige prestigehirarchie ( ook verschil en )

4.4 Relatieve autonomie en sociale verandering


Relatieve autonomie ( van sociale verschijnselen of samenlevingsverbanden) eigen rollen posities normen/waarden taal gewoonten, regels en rituelen Sociale verandering: veranderingen in structuur en cultuur van een samenlevingsverband Tussen micro en macroniveau bestaan talrijke relaties

Ontwikkeling sociologie door grote maatschappelijke en ideologische veranderingen 18e en 19e eeuw Later opsplitsing economie, geografie, politicologie en sociologie

5 Hoofdvragen van de sociologie en het proces van modernisering


5.1 Het vraagstuk van de sociale cohesie
Bij alle veranderingen zorg over sociale desintegratie - uiteenvallen van de samenleving, verscheurd door conflicten bv. revoluties klasseconflicten agv groeiende sociale ongelijkheid individualiseringsproces: verandering van sociale relaties, meer zelfstandigheid en keuzevrijheid. - ( verzwakking van traditionele familie-gemeenschap religieuze banden) verdwijnen van solidariteit

5.2 het vraagstuk van sociale ongelijkheid


Wat houdt de samenleving bijeen - wederzijdse afhankelijkheid - dwang - gedeelde normen/waarden en het daarmee verbonden saamhorigheidsbesef Sociale stratificatie: samenleving opgebouwd uit afgebakende sociale lagen. Sociale mobiliteit meer binnen dan tussen de sociale lagen

2 tegengesteld visies op de aard van de sociale ongelijkheid


Theorie van de industrile prestatiemaatschappij Samenleving met posities gebaseerd op prestaties maakt de samenleving meer open de juiste persoon komt op de juiste plaats terecht Theorie van de klassenmaatschappij ( openheid van de samenlevingsillusie) Nieuwe scheidslijnen, niet formeel op afkomst geboorterecht , wel sociaal erfelijk. Prestaties tellen minder dan bezit van hulpbronnen als bezit, geld, opleiding en connecties

5.3 Het vraagstuk der identiteit


Identiteit identiteitscrisis: door snelle, complexe, verwarrende veranderingen in de samenleving Vroeger identiteit obv familie stand. Nu: Nationalisme: identiteit obv nationaliteit Proletarirs: identiteit obv gemeenschappelijke ondergeschikte positie in moderne arbeidsbestel Individualiseringsonderzoek welke invloed hebben verandering op zelfbeeld

Hoofdstuk 2 Van standenmaatschappij naar moderne samenleving


1 De standenmaatschappij ( 1500 1800)
Stand: sociale groepering met formeel juridisch erkende status met eigen voorrechten/plichten Ascription: maatschappelijke positie in hoge mate bepaald door geboorte; sociale mobiliteit bijna onmogelijk

Adel boeren: sterk verbonden door wederzijdse afhankelijkheid. Adel bescherming. Boeren voedsel Geestelijken waren de dragers van de kennis

1.1 1.1

een agrarische samenleving

Bevolking woonde op platteland, werkte in de landbouw. Inkomen uit bezit van land en werk op het land

1.2 Het feodaal stelsel


Sociale ongelijkheid door het wel of niet bezitten van grond Koning had formeel de macht, gaf grond aan leenheren in ruil voor trouw-steun bv. in geval van oorlog. Boer bewerkte het land in ruil voor bescherming

1.3 De macht van de kerk


Maatschappelijke orde was door God gegeven dus onaantastbaar Kerk absoluut gezag op het hele terrein van het geestelijke inclusief de moraal invloed op het alledaagse leven beeld van samenleving was statisch Collectiviteit had voorrang op individu, sociale verband bepaalde de identiteit Taak van de wetenschap was beperkt : telkens opnieuw bevestigen van kerkelijke dogmas . Wetenschap was niet gebaseerd op het gebruik van rede, logica en empirische bewijsvoering

1.4 Tekenen van verandering in de standensamenleving


2 2

Commercialisering van landbouw introductie van plattelandsnijverheid- langzaam loswerken van agrarische basis meer afhankelijkheid van nijverheid/handel. Urbanisering: ontstaan van nieuwe steden permanente handelscentra-onregelmatige/onzekere relatie tot de feodale wereld Gilden: aan banden leggen van onderlinge concurrentie ontstaan van 3e stand : de burgerij Proces van statenvorming: vestiging van gewelds en belastingmonopolie over grotere gebieden met rechtsregels hierdoor ontstond infrastructuur die verdere economische ontwikkeling mogelijk maakte Centralisatie: vorst kreeg bij streven naar centralisatie steun van de burgerij, die steun van de vorst nodig had bij het streven naar onafhankelijkheid van de adel en de geestelijken De moderne samenleving in wording

3 3 Sociale veranderingen op korte termijn: de revoluties


Aantal samenhangende ontwikkelingen die elkaar benvloed hebben wisselwerking Revoluties: zowel plotselinge (agressieve) als langdurige (vreedzame) omwentelingen

3.1 3.1

De opkomst van het kapitalisme en de industrile revolutie

Kapitalisme: productie van goederen / diensten te ruilen tegen geld. Begin bij verhandeling van agrarische producten in steden. Industrile revolutie ( 1760-1900) omwenteling op economisch en sociaal gebied door ontwikkeling van een ander productieproces, niet langer afhankelijk van energie van mens en dier, maar van stoomkracht ( later gas/electriciteit) door: - Technologische vernieuwingen - Verworvenheden van de zich ontwikkelende natuurwetenschap Ontstaan van moderne industrie: ondernemingsgewijze productie in fabrieken met arbeiders om voor de markt te produceren: Arbeid vaak opgesplitst in kleine onderdelen. Toename van productiviteit lage prijzenongeschoolde arbeiders

Explosieve bevolkingstoename: mogelijk door:


stijging in de productiviteit in de landbouw mede door agrarische revolutie meer productie met minder arbeidskracht meer arbeiders voor industrie massale trek naar de stad verlies van solidariteit- stijging van individuele kansen in de maatschappij. Ascription maakte plaats voor achievement.

3.2 3.2
-

De opkomt van de democratie en de Franse revolutie

De verlichting: onvrede met de standenmaatschappij en het absolutisme Rechten van de mens: 1789 Parijs, de bestorming van de Bastille verlies van privileges van de adel wetten voor iedereen geldig Betrokkenheid van grotere groepen bij de politieke besluitvorming

4 4 Sociale veranderingen op lange termijn 4.1Functionele differentiatie: splitsing van een oorspronkelijk homogeen geheel in delen
met een eigen karakter en samenstelling en met een eigen functie tov dat geheel personen, groepen, instituties en structuur Taakdifferentiatie: arbeidsverdeling bv. man-vrouw of boeren-handelaren-bakkers - - Systeemdifferentiatie: verzelfstandiging/differentiatie van structuren en instituties De kerk speelde een centrale rol later zelfstandig onderwijs, gezondheidszorg, gezagshandhaving - Integratie; door steeds verfijndere maatschappelijk taak en functie verdeling steeds groter onderlinge afhankelijkheid. Personen/ groepen werden opgenomen in steeds groter sociale verbanden Economische politieke of culturele integratie, naar geland de aard van de verbondenheid Integratieniveaus: lokaal nationaal internationaal Door functionele differentiatie geleidelijke ondergraving van de stabiele, weinig complexe standenmaatschappij

4.2 Commodificatie: gedaanteverandering van menselijke activiteiten en de resultaten daarvan oiv economische processen (geldelijke waarde) Ruilwaarde marktwerking
Vanaf de 17e eeuw institutionalisering van geld ( unificatie van monetaire stelsel, kredietsystemen, financieringen van ondernemingen) Geld wordt een universeel ruilmiddel Commodificatie: mechanismen en ontwikkelingen die steeds meer aspecten van het menselijk bestaan voorwerp maken van marktruil en de gevolgen hiervan voor de relaties tussen mensen. Verzakelijking van verhouding werkgever-werknemer: geld, arbeidscontract enz.

4.3 Rationalisatie
Ordenen en systematisering van de werkelijkheid om deze voorspelbaar en beheersbaar te maken. Denken en handelen wordt steeds meer onderworpen aan berekening, beredenering en beheersing Vertrouwen op verstand ipv tradities en dogmas Secularisering: vermindering van het belang van religieuze factoren voor het maatschappelijk leven. Proces van rationalisatie is het gevolg van een langdurende ontwikkeling Bureaucratisering; ontwikkeling van formele regels en op beheersing gericht organisatiestructuren. Toenemende individualisering

5 De visie van Alexis de Toqueville op modernisering: kritisch commentaar


Belangrijkste kenmerk van de democratische samenleving: tendens in de richting van groter gelijkheid Schaduwzijden volgens Toqueville: - gesoleerd leven van mensen - te veel waarde aan materile bevrediging - gespannen relatie tussen gelijkheid en vrijheid gevaar voor tirannie van de meerderheid drang tot centralisatie (= aantasting van de individuele vrijheid) Oplossing volgens Toqueville:

Vorming van intermediaire organisaties maatschappelijk middenveld Toqueville heeft oog voor zowel positieve als negatieve kanten van modernisering

Hoofdstuk 3 Het ontstaan van de maatschappijwetenschappen


Ontwikkeling van sociologie door 2 waarneembare processen - vele verandering met grote invloed op het alledaagse leven andere wijze van denken over de samenleving - -

1 Het gewijzigde denken over de samenleving in de 18e eeuw


gewijzigd denken: proces sterk benvloed door Renaissance ( onttovering 15e-16e eeuw): aandacht voor empirie, zintuiglijke waarneembare werkelijkheid Reformatie (16e eeuw) nadruk op individu en zijn mogelijkheden Calvinisme rationele zelfbeheersing, spaarzaamheid, discipline, calculatie Verlichting ( 17e-18e eeuw) opruimen van duister bijgeloof en vooroordeel. Breuk met traditie poging daarvoor iets nieuws in de plaats te zetten

1ste stap in gewijzigd denken : ontdekking van een sociale werkelijkheid. Onderscheiding van staat en
samenleving. Later herziening; staat functioneerde binnen een maatschappij ( mengen met sociale relaties en instituties) 2e stap: geloof in de wetenschap als middel om kennis te verwerven over de samenleving 3e stap: taak van wetenschap achterhalen van wetmatigheden van de samenleving. Verworven inzichten gebruiken voor maatschappelijke verandering verbetering maakbare samenleving

1.1De schotse moraalfilosofen


Schotse verlichting economisch, historisch, filosofisch, psychologisch, religieuze onderwerpen. Radicaal modern Belang van schotse moraalfilosofen weerwerk op heersende sociale denken gebaseerd op de contracttheorie van Hobbes: om constante bedreiging en onveiligheid in te perken moeten mensen een deel van hun gezag afstaan aan een centraal gezag. Samenleving: contract tussen vrije mensen. Kritiek op de contracttheorie: Samenleving is wel het resultaat van menselijk handelen maar niet van doelbewust handelen gericht op het creren van de samenleving Ferguson: sociale verschijnselen zijn het gevolg van menselijk handelen niet van menselijk ontwerp. Streven naar verbetering van de eigen situatie fundamentele menselijke drijfveer Sociale verschijnselen vloeien (onbedoeld ) hieruit voort. Adam Smith: toont maatschappelijke kracht van het menselijke egosme liberalisme Ferguson: ontstaan van burgerlijke samenleving is spontaan, ongepland proces. Arbeidsverdeling is noodzakelijk gevolg van menselijke natuur, maatschappelijke rijkdom wordt daardoor vergroot extra productie. Maar brengt ook ongelijkheid mee.

1.2 De Franse filosofen


Rationele kennis is superieur aan onwetendheid, oplossing van sociale problemen dmv actie gebaseerd op kritisch onderzoek, niet door gebed of vertrouwen Invloed van verlichtingsdenken Montesquieu: vroegste voorbeeld van maatschappij theorie. Menselijke samenleving is het product van menselijk handelen binnen gegeven omstandigheden. Min of meer wetmatige samenhang tussen sociale verschijnselen. Verschillende soorten samenlevingen door verschillende omstandigheden fysiek, sociaal, cultuur Verschillende typen van samenlevingen: republiek despotisme monarchie Ideale samenlevingsmodel is afhankelijk van specifiek constellatie van fysiek-sociale factoren. Zijn vergelijkende aanpak is opmerkelijk Jean-Jaques Rousseau: sociale filosofie is sterk doortrokken van maatschappijkritiek Mens is in zijn huidige levensomstandigheden vervreemd van de oorspronkelijk natuurtoestand De sociale werkelijkheid is maakbaar, gedwongen samenleven in afhankelijkheid gaat tegen het eigenlijke

wezen in.. Bij verschillen tussen mensen zegeviert het recht van de sterkste alleenheerschappij in absolutistische staat met onmondige onderdanen Rousseau samenleving waar natuurlijke verbondenheid tussen mensen bestaat, voortvloeiend uit de algemene wil ( volont gnral) dit is meer dan de wil van alle mensen samen. Voor iedereen geldende normatieve principes voortvloeiend uit gemeenschappelijke belangen. Sociaal contract: onderwerping aan regels afgeleid uit algemeen belang Verschill Hobbes Rousseau: staatsmacht (dwang) algemene wil Conflict consensus ( Comte en Durkheim conflict ( Spencer en Marx) Condorcet natuurwetenschappelijk gerienteerd maatschappijtheorie Theorie van de onvermijdelijke vooruitgang van het mensdom. Heden is het stadium van ontwikkelingsproces van de samenleving basis voor het evolutionisme Grenzen tussen stadia gevormd door opmerkelijke vooruitgang in kennis Groei van kennis stimuleert economische, technologische en culturele ontwikkeling, overwinning van het bijgeloof bijgeloof is de grootste belemmering van wetenschapsontwikkeling Vermogen zichzelf en zijn levenssituatie te verbeteren is ongelimiteerd

1.3 Het sociaal onderzoek


Systematische verzameling en bewerking van gegevens over de samenleving 18e 19e eeuw: toenemend belang van empirisch onderzoek mbt samenleving door: - toenemende complexiteit van de samenleving noodzaak voor overheid om te beschikken over betrouwbare informatie dmv empirisch sociaal onderzoek. Quetelet (moraalstatisticus) normaalverdeling - Sociale vraagstuk: woon-leef-werk omstandigheden, armoede, sterfte Informatie om publieke opinie te benvloeden en effectief maatregelen te kunnen nemen Eerst alleen gegevensverzameling voor staat en kerk, later verwetenschappelijking Maatschappelijk leven blijkt orde te vertonen. Theorien kunnen onderbouwd worden met empirische gegevens. Sociaal onderzoek: onderzoek van feiten in de samenleving kan bijdragen tot het begrijpen van die samenleving

2 De predisciplinaire maatschappijwetenschap in de 19e eeuw


Predisciplinair: sociologie nog niet gevestigd als discipline met eigen specifieke arrangementen

2.1 Saint Simon: industrialisme nieuw tijdperk, nieuwe sociale orde, 2 groepen:
productieven: direct of indirect betrokken bij de productie onproductieven: bv koningen, ministers, bisschoppen; kunnen zonder bezwaar gemist worden: zijn echter de bovenste laag van de standenmaatschappij Nieuwe samenleving is gebaseerd op wetenschap en industrie, geleid door bekwamen op dat gebied. Verlies van dwangkarakter, geen heerschappij meer over mensen, alleen nog bestuur over zaken Prestatieprincipe: gelijkheid kan niet bestaan Meritocratie: positie in samenleving obv capaciteiten prestaties Positivisme: filosofie gebaseerd op waarneembare feiten sterk geloof in de vooruitgang van de mensheid in de richting van een positieve, praktijkgerichte wereldbeschouwing. Hervorming en vooruitgang moeten geleidelijk bewerkstelligd worden ( geen revoluties) -

2.2 Comte: uitwerking van SS ideen tot een consistent en omvattend systeem
Hoe kan een verscheurde maatschappij weer op orde gebracht worden. Verbetering van maatschappij door orde en vooruitgang. Nieuwe synthese van menselijke kennis theoretische wetenschap van samenleving was een eerste vereiste hiervoor. Wet van drie stadia: ontwikkeling van menselijk denken verloopt via 3 stadia - theologisch stadium verklaring voor verschijnselen in bovennatuurlijke krachten - metafysische stadium vervanging van bovennatuurlijke verklaringen door abstracte begrippen zodat ziel/rede als verklaringsgrond overblijft. Positieve stadium: verschijnselen verklaren door andere verschijnselen. Zoeken naar relaties - tussen verschijnselen en die proberen te formuleren in weten. Wet van drie stadia biedt de basis voor rangorde van wetenschappen, indeling op beginsel van afnemende algemeenheid en toenemende ingewikkeldheid: Wiskunde-astronomie-fysica-chemie-biologie-sociologie

Sociale wereld, opgebouwd uit individuen, is meer dan de som van deze individuen di in tegenstelling tot de verlichtingsdenkers: deze zoeken oplossingen inde elementen van de menselijke natuur en stellen het individu centraal. Sociologie (Comte) doorgronden en formuleren van wetten die de sociale werkelijkheid beheersen mbt maatschappelijke orde ( sociale statica: gedetailleerde uitwerking van de wet van de drie - stadia) mbt maatschappelijke vooruitgang ( sociale dynamica: bestudeert de grondslagen van de sociale - orde) complementaire processen die samen de sociologie vormen. Westerse samenleving bevind zich in de overgangsfase naar het positieve stadium. De overgang gaat gepaard met veel strijd en verwarring. Proces van maatschappelijke veranderingen en reorganisatie moet gestuurd en begeleid worden door sociologen Comte: grondslag van iedere maatschappelijke orde ligt in een gemeenschappelijk stelsel van opvattingen en ideen. Later kreeg Comtes ideaal van maatschappelijke orde en integratie religieuze trekken

2.3 Spencer
Evolutionisme: samenlevingen en maatschappelijke instituties ontwikkelen zich vanuit eenvoudige naar steeds omgewikkelder vormen survival of the fittest. Differentiatie: toename van structuur toename differentiatie toenemende integratie militaire maatschappij : geen complexe functionele differentiatie, dominantie van centrale - staat en een rigide statushirarchie, verplichte sociale samenwerking industrile maatschappij: meer complex en structureel gedifferentieerd, gevarieerde onafhankelijke instituties en geloofsovertuigingen. Contract en vrij markt gelden als reguleringsmechanismen. Staat heeft een dienstverlenende functie De samenleving als systeem n als aggregaat van individuen, samenwerking tussen het geheel en de delen Spencer is tegen ingrijpen van staat in economisch en sociaal leven ( laissez-faire) Combinatie laissez-faire in economie met evolutionistische theorie over sociale ongelijkheid, natuurlijke selectie -

2.4 De theorie van de industrile samenleving


1e aankondiging van een nieuw type samenleving, gebaseerd op wetenschap en techniek, voertuigen van vooruitgang meritocratie: posities obv capaciteiten en prestaties open karakter van samenleving; sociale ongelijkheid door verschil in prestaties -

Verschillen Britse en Franse variant theorie industrile samenleving Integratie samenhang F: SS/C onderkenning van het gevaar van desintegratie, nadruk op noodzaak morele consensus B S sterk individualistisch ingesteld, individu is de belangrijkste sociale eenheid. Samenhang door toenemende afhankelijkheid agv differentieatie F: actieve rol voor de staat; deze moet ingrijpen in het sociale en economische leven B: passieve rol voor staat; laissez-faire principe

Hoofdstuk 4 Marx en de kapitalistische samenleving


1 Marx als criticus van zijn tijd
Marx visie afwijkend van de theorie van de industrile samenleving, centraal staat de verhouding tussen

2 antagonistische klassen; bezitters bezitlozen Voorbeelden voor Marx:


Engels sociale vraagstuk Hegel Feuerbach dialectiek en materialisme Saint- Simon revolutionaire actie: scherpe kritiek op bestaande maatschappelijke verhoudingen Engelse economen ideen basis voor arbeidswaardeleer Ideen van Marx hebben een praktische en politieke doelstelling Kapitalistische samenleving is voorbijgaande fase, ondergaand aan economische tegenstrijdigheden en sociale conflicten

2 Marx visie op de moderne samenleving


Klassentegenstelling tussen kapitalist en proletarir, berustend op economische basis; het wel/niet bezitten van productiemiddelen Arbeidswaardeleer: uitbuiting als toeigening van de meerwaarde polarisatie van klassen Vervreemding: arbeid is iets wat de arbeider niet toebehoort. Arbeider staat als vreemde to zijn eigen arbeid, hij wordt daarmee ook een vreemde voor zichzelf. Vervreemding op verschillende niveaus 1. vervreemding arbeider produkt. Produktie voor de markt 2. vervreemding arbeider arbeidsproces. Arbeid is plicht 3. vervreemding mens medemensen. Scheiding concurrentie 4. vervreemding arbeider van zichzelf Klassentegenstelling beperkt zich niet tot economie, werkt door in alle instituties. Materile, economische basis bepaalt de maatschappelijke bovenbouw > geheel van idealen en ideen, neerslag in instituties als recht, godsdienst, politiek en cultuur Dominante klasse levert dus ook dominante ideen Vals bewustzijn: arbeiders zijn zich niet bewust van mensonwaardige situatie noodzaak voor ontwikkeling van klassebewustzijn. Produktiekrachten en produktieverhoudingen worden samen produktiewijze genoemd. Marx: motor van maatschappelijke verandering ligt in spanningsverhouding tussen produktiekrachten ( deze ontwikkelen zich) en produktieverhoudingen ( deze verstarren) Spanningsverhouding economisch proces van accumulatie en concentratie van kapitaal gevolgd door crises en Verelendung van het proletariaat. Het kapitalisme eindigt door proletarische opstand in eigen hand nemen van productiemiddelen. Communisme: productiemiddelen zijn eigendom van iedereen, geen vervreemding

Filosofische uitgangpunten in de visie van Marx - Historisch materialisme : voortgang van geschiedenis ontwikkeling warbij concrete
maatschappelijke verhoudingen zich wijzingen oiv veranderingen in productieverhoudingen. - Materialisme idealisme (hegel) (ontwikkeling van geest )concrete feiten en materile omstandigheden ideaal of idee Dialectische methode ( manier van analyseren van de loop van de geschiedenis) - Dialectiek elke situatie roept zijn eigen tegenkrachten op, waarna een nieuwe situatie ontstaat waarin deze tegenstellingen zijn opgeheven Onderscheid dialectische en positivistische methode: DM: diepere samenhang tussen de verschijnselen PM: vaststelling van waarneembare feiten

3 Marx en de huidige sociologische agenda


3.1De toekomstige ontwikkeling van het kapitalisme
Arbeidswaardeleer is niet uitgekomen: arbeidskracht is niet langer de enige winstproducerende factor, machines en organisatie doen dat ook Uitspraken over accumulatie en concentratie van kapitaal kloppen wel, huidige samenleving is minder harde kapitalistische samenleving door sociale en politieke strijd Wel is de kloof tussen Noord en Zuid groter geworden

3.2 Hardnekkige ongelijkheid Nu : Pluriforme klassenverhoudingen en verdergaande sociale nivellering


- verbetering van arbeids en levenssituatie van arbeiders - arbeidstijdverkorting - stijgende lonen - sociale voorzieningen opkomst van de verzorgingsstaat - meer onderwijskansen Uitblijven van voorspelde tweedeling door sterke uitbreiding van nieuwe middengroepen toenemende omvang en bureaucratisering - - verschuiving naar dienstverlening - verwetenschappelijking van productie Klassenprincipe, hoewel minder extreem, blijft bestaan

arbeid die geen ontwikkeling van vakbekwaamheid toelaat onbeheersbaarheid gebrek aan inzicht in productieproces geringe mate van verbondenheid met het product van de arbeid Gebrek aan beheersbaarheid en controle spelen een grote rol bij het ontstaan van stress Tegenwoordig discussie rond kwaliteit en humanisering van de arbeid Blauner: vervreemding: 4 dimensies: ! ! machteloosheid: geen invloed hebben, gemanipuleerd worden ! ! zinloosheid: eigen daden hebben geen relatie met iets ! ! isolement: eigen waarden / motivaties staan geheel los van de maatschappij ! ! zelfvervreemding; daden hebben geen enkele waarden Vervreemding het geringst in drukkerij en procesindustrie, het grootst in auto en textielindustrie

3.3 Vervreemding of mensonwaardige arbeid

Kritiek op Blauner: vereenvoudiging van betekenis van vervreemding door conceptualisatie in subjectieve
termen, beperking van eigen concept door technologische determinatie

Hoofdstuk 5 Maatschappijvisies in de klassieke academische sociologie


Emile Durkheim
Uitgangspunt bij de bestudering van de ontwikkeling van feodalisme naar kapitalisme: Sociale cohesie: wat hield/houdt de mensen bijeen solidariteit - in moderne samenlevingen worden oude sociale bindmiddelen steeds onwerkzamer - - welke nieuwe andersoortige bindmiddelen passen beter bij nieuwe sterk gedifferentieerde samenlevingen

1.1Mechanische solidariteit
Oude bronnen van sociale solidariteit worden vervangen door nieuwe oude: mechanische solidariteit, komt voort uit het feit dat mensen op elkaar lijken door geringe mate van arbeidsverdeling. Collectief bewustzijn basis voor sociale samenhang. Mechanisch automatisch produkt van grote gelijkheid Nieuw: door differentiatie en specialisatie van functies, meer onafhankelijkheid individualisering Organische solidariteit: samenbinding door complementariteit van steeds gespecialiseerder taken Organische solidariteit kan cohesie bevorderen ook als de mechanische solidariteit vermindert Anomische arbeidsverdeling: ver voortschrijdende, maar oncontroleerbare, verdeling van taken: ! ! kan leiden tot veel nastreven van eigenbelang afbreuk van solidariteit ! ! ongelijke kansen door afgedwongen (onterechte) arbeidsverdeling minder cohesie Organische solidariteit moet altijd ingebed zijn in normatief kader dat grondslag vindt in collectief bewustzijn.

2 Zelfmoord
2.1 Zelfmoord als maatschappelijk probleem 2.2 Durkheims zelfmoordtheorie
Fluctuaties in zelfmoordcijfers niet te verklaren door: - factor ras - kosmische invloeden - inwerking van het klimaat op het temperament - imitatietheorie Wel is er verband met: - het behoren tot bepaalde geloofsgenootschappen ( protestantisme ) burgerlijke stand ( ongehuwden ) - - economische condities ( snelle veranderingen zowel in opwaartse als neerwaartse richting) Durkheim: sociale feiten vormen een eigen werkelijkheid, losstaand van individuen en oefenen op individuele mensen een dwingende werking uit. Het zelfmoordcijfer is een sociaal feit, kenmerk van een collectiviteit Hoe steviger de sociale cohesie, hoe lager het zelfmoordcijfer Altruistische zelfmoord: gedrevenheid tot zelfmoord door verstikkende sociale culturen Egoistische zelfmoord: gedrevenheid tot zelfmoord door verminderde sociale cohesie Er is ook verband met de mate van regulering Anomie: als binnen een samenleving geldende normen niet goed in iemands persoonlijkheid zijn verankerd Fatalistische zelfmoord: bij te sterke regulering Anomische zelfmoord: bij afname regulering en toename anomie Zelfmoordcijfer goede maatstaf voor maatschappelijk welbevinden

2.3 De anomietheorie van Merton


Anomie (Merton) : niet echte normloosheid maar spanning die ontstaat als veel mensen ambities koesteren die ze niet kunnen verwezenlijken Conformisme: ondanks teleurstellingen zowel in doelen als middelen blijven geloven - Terugtrekking: gedesillusioneerd het geloof in doelen en middelen verliezen - - Ritualisme: middelen blijven aanvaarden, doelen uit het hoofd zetten - Innovatie: ( meestal crimineel of afwijkend genoemd) doelen blijven aanhangen, nieuwe middelen proberen - Rebellie: afwijzing van doelen en middelen nieuwe ervoor in de plaats stellen Middenklasse ritualisme Onderste lagen innovatie Verbinding van anomietheorie met sociale ongelijkheid crimineel/afwijkend gedrag is een sociaal verschijnsel

3 Godsdienst
3.1 De studie van het verschijnsel godsdienst
Durkheim: alle essentiele elementen van het godsdienstige denken en leven moet kunnen worden teruggevonden in de meest primitieve religies Bezwaar tegen sociaal evolutionistische redenering uiteenlopende ontwikkeling mogelijk op verschillende plaatsen. Veel sociologen denken dat men in de meest recente verschijnselen, de meest uitgekristaliseerde vorm onderzoekt, als gevolg van functionele differentiatie proces.

3.2 Onderzoek naar het Australisch totemisme


Durkheim deed zelf geen onderzoek in Australie Clan: verwante groep mensen niet zozeer door bloedbanden, wel door gemeenschapsgevoel, gesymboliseerd door bepaalde plant of dier totem In elke maatschappij is er onderscheid tussen: - Profane sfeer zakelijk / economisch handelen, winst/verlies, streven naar de hoogste opbrengst - Sacrale sfeer oneconomisch handelen gemotiveerd door vrees en eerbied Gevoelens en gedragingen to sacrale voorwerpen vormen de essentie van het verschijnsel religie Durkheim gaat uit van de echtheid van de godsdienstige beleving ( geen zinsbegoocheling). In de totem aanbidt de gelovige een anonieme, onpersoonlijke, diffuse kracht mana Bron van deze kracht is volgens Durkheim de samenleving zelf

3.3 Functies van religie


Versterking van sociale cohesie
Durkheim: in moderne samenlevingen zullen godsdiensten in verval raken/uitsterven Nieuwe sociale vormen zullen zich ontwikkelen die dezelfde functies vervullen als de religies collectieve hevige emoties ( bv over politie-sport enz.) kunnen als samenbind element gaan werken Cognitieve functies > op diffuse en ondoorzichtige wijze helpen bij de orientatie van sociale ruimte Durkheim: cognitieve functies overdragen aan beter toegeruste wetenschappen > sociologie Wetenschap schiet tekort bij de versterking van sociale cohesie, hiervoor moeten nieuwe sociale vormen worden ontwikkeld

4.De Durkheimiaanse inspiratie


Centraal probleem: sociale cohesie in moderne samenlevingen > later uitgewerkt in het Amerikaans functionalisme en functioneel structuralisme Functionalisme: sociologische stroming die het functioneren van de samenleving als systeem wil verklaren, nadruk op functies die samenleving ontwikkelt om te kunnen voortbestaan Ds nadruk op consensus is het duidelijkst herkenbaar in het werk van Parsons Structureel functionalisme: grote betekenis cultureel systeem van inspirerende en motiverende waarden

Hoofdstuk 6 Maatschappijvisies in de klassiek academische sociologie: Max Weber


1 rationalisatie bij Weber: begripsbepaling
Weber: inzicht in ontwikkeling van moderne maatschappij door ontwikkeling te interpreteren als een proces van rationalisering: steeds sterkere motivatie van het menselijk handelen door berekenende doelgerichtheid

1.1 Tonnies : Gemeinschaft und Gesellschaft


Tonnies: sociale verbanden zijn de uitkomst van de menselijke wil tot samengaan. - Wesenwille : vanuit het diepste sociale wezen van de mens oprijzende wil om met anderen samen te gaan. Domineert in Gemeinschaft verbanden sterke affectieve bindingen, krachtig gevoel van onderlinge saamhorigheid - Kurwille: weloverwogen, berekenende keuze om samen te werken om bepaalde doelen te bereiken Overheerst in Gesellschaft verbanden sterke economische bindingen, behartiging van eigenbelang

1.2 Weber Sociologie als wetenschap van het sociaal handelen Socioloog probeert de drijfveren van mensen te doorgronden, begrijpen van subjectieve zin van handelingen Sociaal handelen classificeren in 4 categorieen obv type motivatie doelrationeel handelen welbewust, doelgericht, rationeel gedrag waarderationeel handelen rationeel gedrag betrokken op een bepaalde waarde of norm affectief handelen onbeheerst, gemotiveerd door emoties handelen traditioneel handelen handelen geleid door tradities, gewoonten en gebruiken Deze indeling leidt tot zijn conceptualisering van de ontwikkeling van samenlevingen naar het moderne westerse type steeds meer doelrationeel handelen entzauberung Doelrationaliteit: calculerende instelling, vooruitdenken, systematisering, emotionele neutraliteit Kalberg: 4 typen rationaliteit in Webers werk:
Praktische rationaliteit: zo goed mogelijke behartiging van eigen belangen Theoretische rationaliteit: op abstracte manier nadenken over handelingen, zonder dat dat tot daden hoeft te leiden Substantile rationaliteit : verbindingen tussen handelingen en waardenstelsels Formele rationaliteit: het op een berekenende wijze afstemmen van de middelen op het gestelde doel. Typische westerse vorm van rationaliteit waarbij algemeen geldende wetten/regels worden gebruikt.

2 De verbreiding van de rationaliseringstendens in het maatschappelijke leven


2.1 In de kunst
Nauwkeuriger notatie van muzieknoten, strengere voorschriften voor musici, eea ten koste van de spontaniteit. Soortgelijke ontwikkelingen in architectuur of schilderkunst.

2.2 In de politiek de drie vormen van gezag


Onttovering van het koningschap: beperking van macht, vastgelegd in de grondwet Driedeling van bases van legitieme macht kans dat iemand zij wil kan doorzetten binnen een sociale betrekking wordt pas gezag als ondergeschikte dit als legitiem erkennen op 3 gronden - rationele gezag: obv regels en wetten - traditionele gezag obv tradities

charismatisch gezag: obv geloof in buitengewone toewijding, heiligheid, heroische kracht

Ideaaltypische driedeling, wordt zelden in de pure vorm aangetroffen Duidelijk verband tussen 3 gezagsvormen en 4 typen sociaal handelen Weber: geleidelijke ontwikkeling van gezag gebaseerd op charisma en traditie naar rationeel-legaal

2.3 Bureaucratisering
Opkomst van bureaucratie is onlosmakelijk verbonden met de opkomst van het rationeel legaal gezag Bureaucratie organisatievorm die zich, overal in de samenleving waar rationaliseringstendensen worden waargenomen, kan ontwikkelen Coordinatie van handelingen van doelrationeel handelende mensen Bureaucratie als ideaaltype: - bureaucratische functionaris moet onpersoonlijke regels toepassen geen uitzondering - zakelijk, in gevoelsmatig opzicht, neutraal gedrag - hierarchische ordening van functies - duidelijk afgegrensde competentiesfeer aanstelling op grond van bekwaamheden nauwgezette vastgelegde handelingsvoorschriften - Bureaucratie werkt dus zakelijk, doelmatig, berekenbaar en sluit willekeur uit Kritiek op bureaucratie: - het werken zonder uitzonderingen kan leiden tot slechte behandeling van individuele gevallen, werkt soms dehumaniserend - inefficiente functionering agv strakke procedures en rigide taakverdeling Feitelijke bureaucratische instellingen wijken in veel opzichten af van ideaaltypische karakteriseringen van Weber

3 Oorsprong van rationalisatie: de protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme


Moderne variant van het kapitalisme: Weber burgerlijke bedrijven kapitalisme - ondernemingen opgezet om zoveel mogelijk winst te maken dmv rationele bedrijfsvoering telkens opnieuw winst rentabiliteit In het kapitalisme wordt de productie gerationaliseerd. Kapitalisme is een systeem van economisch rationeel handelen, stelsel gebaseerd op rationele bedrijfsvoering

Verschil Weber Marx


Weber: essentie kapitalisme is de tendens tot rationalisatie van de productie Marx: essentie kapitalisme ondernemers, niet arbeiders hebben de productiemiddelen in handen

Wirtschaftsethos: belangrijk aspect van kapitalisme passende geesteshouding, streven naar bestendige winst door rationeel geleide economische expansie Ascese: onthouding ondanks het streven naar winst Ontstaan van kapitalistische geest: Weber bepaalde interpretatie van protestantisme heeft bepaalde motivaties in werking gezet die het ontstaan van kapitalistische geest gestimuleerd hebben. Protestantisme
- geen aandacht voor het bovennatuurlijke toename van natuurwetenschappelijk onderzoek - Predestinatieleer: gods besluit over menselijke is onbekend en onbenvloedbaar. Wereldlijk succes wijst op uitverkorenheid zekerheid op zieleheil dus hard werken. Winststreven gecombineerd met ascetische levensstijl. Weber: protestantisme heeft het kapitalisme niet veroorzaakt; er was een soort wisselwerking Wahlverwantschaft: affiniteit tussen elementen protestantse ethiek en kapitalistische ethos 4 klassen, standen en partijen. Rationaliseringsproces: ongestuurd sociaal proces met eigen, door niemand beheerste dynamiek

Klassen: verbonden met de economische sfeer; laag met soortgelijke economische positie 2 deling -Marx: behoren tot klasse is afhankelijk van het al dan niet bezitten van productiemiddelen) meer klassen Weber: groep die op grond van positie in economische leven verschillen naar levenskansen
Leden van een klasse zijn zich meestal niet bewust van verbondenheid

Standen: wel een zekere verbondenheid gelijkheid op basis van eer status vaak gemanifesteerd in een bepaalde levensstijl sociale sluiting Partijen: goed georganiseerde politieke formaties: hier is het rationaliseringsproces verder voortgeschreden Incongruenties: frictie tussen bv standenonderscheid en klassenonderscheid bv door snel opkomende klassen agv stormachtige economische ontwikkelingen Driedimensionaal model van sociale stratificatie: posities op 3 onafhankelijke assen: klasse-status-macht. Pierre Bordieu: sociale ongelijkheid uitgelegd mbv meerdere dimensies Cultureel kapitaal: schoolse kennis, keuze voor levensstijl en esthetische voorkeuren Economisch kapitaal: inkomen en bezit Sociaal kapitaal : sociaal netwerk

5Ambivalentie in Webers sociologie


Webers werk: geen afgeronde theorie, overdaad aan belangwekkende sociologische inzichten met
soms onderliggende spanning Methodologisch individualisme: streven om elke sociologische uitspraak te herleiden tot handelingen van individuele mensen

Interesse in macrosociale verbanden niet altijd herkenning van individuele handelingen


-

Sociologie liberaal denken hoge waarde aan autonomie van het individu Beoordeling moderniseringsproces met nadruk op rationalisering Prijzen van de rechtvaardigheid van de rationeel legale gezagsuitoefening Tegenover: de ontmenselijkende werking van gerationaliseerde overheidsbureaucratieen -

Hoofdstuk 7 Maatschappijvisie in de klassiek academische sociologie : Georg Simmel


1 De sociologie van Simmel
Overeenkomsten Simmel Weber Ambivalente houding to hooggendustrialiseerde westerse samenleving - teleurstelling over vervreemdende en dehumaniserende aspecten van de moderniteit drijvende kracht achter de ontwikkelingen: proces van rationalisering Verschillen Simmel Weber Weber: ontwikkelingen op macro-niveau . Simmel: doorwerking in leven van mensen en hun relaties Weber : grote maatschappelijke processen opkomst moderne kapitalistische onderneming en bureaucratische organisaties Simmel: tevens belangstelling voor de manier waarop macrosociale veranderingen doorwerkingen in verhoudingen tussen en binnen mensen Wisselwerking tussen macro en micro niveau Weber: uiterlijke contouren van de modernisering. Simmel: binnenwerk Sociologie moet zich onderscheiden door de manier van kijken: sociologische zienswijze oorsprong van sociologische verschijnselen zoeken in de interacties tussen mensen.

2 Het geheim
2.1 de rol van het geheim
geheimen en structuren van de banden die mensen met elkaar hebben; kennis van geheimen is een bron van macht. Hoe intiemer de relatie hoe minder geheimen

2.2 Het geheim en de visie op de moderne


Door functionele differentiatie en specialisatie meer anonimiteit meer geheimen meer individualisering Goffman: sociaal leven is een rollenspel met backstage met zijn geheimen

3 De filosofie van het geld


3.1 Geld en de toenemende rationalisering
Rationalisering leidt tot monetarisering van menselijke betrekkingen, verdere ontwikkeling van rationalisering wordt mogelijk door algemener wordend geldgebruik Omgang met geld vergt: rekenvaardigheid, vermogen tot abstract redeneren. Intellectuele prestatie, berekenende mathematische stijl van denken wordt hoog gewaardeerd . Ontwikkeling van geldeconomie onttovering prostitutie als dieptepunt verandering in relaties tussen mensen

3.2 De gevolgen van de geldeconomie


Door geld beoordelen mensen elkaar steeds minder op persoonlijke eigenschappen, maar het heeft ook bevrijdende elementen; mensen komen losser van kleine lokale sociale groepen Verontrustende consequenties Objectieve cultuur verdringt de individuele cultuur Objectieve cultuur culturele voortbrengselen vormen een soort zelfstandig universum vervreemdend vijandig Individuele cultuur voortbrengselen waarvan men denkt dat men ze zelf gemaakt heeft.

Door voortschrijdende geldeconomie uitbreiding van objectieve cultuur

4De invloed van Simmel


Formele sociologie van Simmel wordt uitgewerkt / voortgezet door Leopold van Wiese. Ontwikkeling van complexe typologie van vormen der menselijke betrekkingen Aandacht voor interacties tussen mensen, microrelaties

Hoofdstuk 8 Modernisering in sociologisch perspectief


1.1 Differentiatie en modernisering
Door modernisering steeds meer differentiatie: toenemende scheiding en verzelfstandiging van verschillende eenheden of onderdelen van de sociale structuur. Structurele scheiding van eenheden volgens hun functionele bijdrage aan de samenleving Taakdifferentiatie: toegenomen variatie en specialisatie in taken Systeemdifferentiatie: structurele scheiding en verzelfstandiging van maatschappelijke domeinen

1.2 Differentiatie en sociale cohesie


Vroeger: standsgebonden vorm van functionele differentiatie, met tevens homogene verbondenheid in de samenleving, later ontbinding en verval van standen Spencer / Durkheim: differentiatie mechanisme is oorzaak van verlies aan sociale cohesie probleem van maatschappelijke integratie, complexere samenleving met groter wederzijdse afhankelijkheid Utilitaisten: sociale cohesie agv door de markt gekanaliseerd eigenbelang Sociologen: anomie door differentiatie, verval van gedeelde normen en waarden Opvulling van sociale leegte door bv sacrale rituelen of vrijwillige associatie Marx: integratie binnen de kapitalistische samenleving is een zaak van dwang en autoriteit Weber: staatsmacht integrerende kracht in de legitimiteit van de rechtsorde

1.3 De differentiatiethese in de sociale wetenschap


Parsons paradigm of evolutionary change veranderingstheorie Elk systeem, wil het overleven, moet differentiren in een aantal subsystemen die elk een andere functie vervullen 4 functionele vereisten en de daaraan verbonden subsystemen Adaptatie functie: aanpassen aan zijn externe omgeving economisch systeem Goalattainment- doelverwezenlijking: samenstellende delen moeten zich ondergeschikt maken aan collectieve doelen politiek systeem Integratie: stabiele duidelijke relatie handhaven tussen samenstellende delen ter voorkoming van verstoringen solidariteit samenlevingsverbanden Latency functie Patroonhandhaving: Programmeren/motiveren van personen zodat zij ingeschakeld kunnen worden in het sociale systeem om het waardensysteem van de samenleving te handhaven gezin-onderwijs-welzijn-gezondheidszorg

2 Commodificatie of de heerschappij van de markt


2.1 De commodificatiethese en modernisering
gemaakt eigenlijk gaat het om de overgang van de feodale economie naar het 19e eeuwse kapitalisme en de maatschappelijke gevolgen van deze ontwikkeling Ontwikkeling van een aantal nieuwe instituties: ! ! notie van vervreembaar prive-eigendom (koop-verkoop) ! ! opkomst van het contract: in standensamenleving levenslange / overerfbare sociale rechten en verplichtingen. In de moderne samenleving contracten: geheel van bindende afspraken tussen vrije individuen ! ! loonarbeid: centrale rol op het economische toneel ! ! opkomst van een wareneconomie ! ! Deze instituties kwamen tot stand binnen nieuwe institutionele ruimte: de markt niet nieuw maar nieuw was wel dat de betekenis ervan zich uitbreidde tot ver buiten de grenzen van de lokale economie Een en ander had grote doorwerking op de samenleving in de vorm van

Commodificatie: steeds meer aspecten van het menselijk bestaan worden tot voorwerp van marktruil

toenemende sociale en functionele arbeidsverdeling groepering van grote aantallen mensen in sociaal en politiek handelende klassen

2.2 Commodificatie en ongelijkheid


Maatschappijvisie: commodificatiethese verwijst naar problematiek van sociale ongelijkheid - differentiatieprocessen trokken scheidslijnen op basis van arbeidsverdeling tussen verschillende posities en rollen - opkomst geldeconomie/ marktverhoudingen veroorzaakt nieuwe distributie van levenskansen Commodificatie heeft vooral gevolgen voor ongelijke verdeling van bezit, inkomen, kennis, enz.

Saint-Simon: moderne maatschappij was in essentie een prestatiemaatschappij, waarbij enkel de functionele
bijdrage aan de economie van belang diende te zijn, niet meer afkomst meritocratische visie

Marx-Weber toonden aan dat ook binnen de productieve klassen krachten werkzaam zijn die leiden tot
maatschappelijke ongelijkheid Moderne maatschappij was gesegmenteerd volgens lijnen gent op kapitalistische en productieverhoudingen

Marx-Weber: meningsverschil over werking/invloed marktkrachten op verhouding in samenleving


Marx: klassebegrip op grond van bezit van productiemiddelen proletariaat > arbeidskracht Weber: sociale ongelijkheid gebaseerd op economisch dimensies meerdere bronnen gebruikt als basis van klassenonderscheid ( bv diplomas) 4 Socialklassen arbeiders kleine burgerij- beambten, technici, intellectuelen bezittende klasse Weber: verbinding sociale klassen met gedeelde levensstijl - status prestige Marx: klasse an sich (puur verzameling van mensen in eenzelfde klasse)ontwikkelt zich tot klasse fur sich ( niet alleen dezelfde economische positie maar ze zijn zich ook bewust van die gemeenschappelijke positie) collectief bewustzijn, gebaseerd op economische tegenstelling

2.3 De commodificatiethese in de sociale wetenschap


Een van de meest ingrijpende consequenties van commodificatie betreft factor arbeid Arbeidswaardetheorie (Marx) niet alleen producten van arbeid werden gemaakt tot koopwaar ook de arbeid zelf dit leidt tot relaties gekenmerkt door uitbuiting- vervreemding Marx rekent op Sprung in de Freiheit: Simmel ziet vooral de tragiek van het machteloze individu t.o. de onontkoombare greep van de objectieve cultuur Marx tijdelijkheid ; Simmel overheersing is vastgeworteld in de moderne samenleving

Commodificatie en opkomst kapitalisme werken door in:


Sociale conflicttheorie voortbestaan sociale ongelijkheid en de daaruit voortvloeiende belangenconflicten - Frankfurter Schule: veel aandacht voor gevolgen commodificatie voor cultuur en ideologie van de moderne samenleving Hoe bepalen marktkrachten de machtsverhoudingen en de klassenvorming en wat is de weerslag daarvan op verschillende aspecten van het sociale en culturele leven -

3 Rationalisatie of vrijheid in een ijzeren kroon


3.1 Rationalisatiethese en modernisering
Onderscheid rationalisatie differentiatie commodificatie Rationalisatie heeft veel sterker te maken met de handelende actoren in een sociaal systeem, heeft vooral betrekking op nieuw denk-gedrags model dat het handelen van mensen beinvloedt Brubaker: bundeling van Webers opvattingen over rationalisatie in 3 themas ! ! Toenemende belang van kennis en wetenschap in de samenleving ! ! Steeds grotere anonimiteit, relaties worden steeds onpersoonlijker ! ! Toenemende controle / beheersing van de natuur en ook van de sociale wereld

3.2 Rationalisatie en het identiteitsvraagstuk


Door opkomst van moderne samenleving grondige verandering verhouding individu/maatschappij - rationalisatie gedragsdimensie - commodificatie vervreemding en de gevolgen daarvan voor het bewustzijn en persoonlijke ontwikkeling - differentiatie individualisering Durkheims visie op samenhang moderne samenleving nauw verbonden met zijn ideen over verhouding collectief bewustzijn persoonlijke identiteit Sociale cohesie alleen mogelijk obv gedeelde collectieve identiteit Nauwe aansluiting en interactie collectieve en persoonlijke identiteit Weber: rationalisatie doorbreekt traditionele overtuigingen, gezagsrelaties en gemeenschapsverbanden Rationalisatie vormt belangrijke drijfkracht achter individualiseringsproces Individualiseringsprocess, twee facetten; - meer keuzevrijheid - betekent ook toenemende noodzaak om keuzen te maken Rationalisatie mogelijkheden voor verregaande individualisering grotere anonimiteit in een geordende, cultureel ondoorzichtelijke wereld Lossere samenhang collectieve en persoonlijke identiteit, meer accent op autonomie van het individu

3.3 De rationalistiethese in de sociale wetenschap


! ! ! rationalisatie drijfkracht achter opkomst moderne westerse samenleving ! grote invloed op ontwikkeling van de sociologie Historisch sociologische traditie voortbouwend op Webers pogingen de grote transformaties van de moderne westerse samenleving te begrijpen Interpretatieve sociologie voortbouwend op het actorperspectief verbonden met het begrip rationalisatie microniveau

Sociaal handelen gaat altijd met zingeving gepaard. Om sociaal handelen te verklaren is het niet voldoende om te wijzen op statistische samenhang van het gedrag, men moet ook de betekenis voor de handelende persoon kunnen begrijpen Twee belangrijke methodologische uitgangspunten afgeleid van Webers opvattingen - Sociologie dient zijn vertrekpunten te zoeken bij handelende individuen - Achterhalen van de betekenis die individuen aan hun gedrag toekennen Gedrag van mensen berust op interpretaties van de werkelijkheid, het verschil tussen rationeel en niet-rationeel gedrag is gradueel. Sociologen bestuderen alledaagse sinteractie en communicatieprocessen en de consequenties voor de ontwikkeling van der persoonlijke identiteit

4 Besluit

Sociologen kenmerken de modernisering van de westerse samenleving aan de hand van differentiatie, rationalisatie en commodificatie. 3 Processen niet altijd evengoed te scheiden, ze grijpen op elkaar in. Veranderingen bekeken vanuit differentiatie zijn te verbinden met problemen van sociale orde en cohesie Commodificatie maatschappelijke ongelijkheid Rationalisatie identiteitsvraagstuk

Hoofdstuk 9 Politieke modernisering en de natiestaat


1 Statenvorming, politieke modernisering in Europa
Eerste staten ontstonden in vruchtbare gebieden waar landbouwproductie een hoge bevolkingsdichtheid en arbeidsverdeling mogelijk maakte Vroege statenvorming ging gepaard met verscherping van sociale ongelijkheid, differentiatie tussen overheersende en overheerste klassen

1.1 1.1

Staat : een begripsomschrijving

Weber staat: een territoriaal omlijnde menselijke samenleving, met gebruik van fysiek geweld door
organisatie die op basis hiervan bestuurt. Geweldsmonopolie is het belangrijkste definirende kenmerk van de staat Elias: stad wordt tevens gekenmerkt door een belastingsmonopolie. Geweld belasting dubbelmonopolie onverbrekelijk met elkaar verbonden

1.2 Statenvorming in Europa vanaf 1500


Waarom werd Europa een wereldmacht: - politieke fragmentatie is een verklaring voor economische militaire expansie. Ontwikkeling van sterke- relatief onafhankelijke burgerij door concurrentie een dynamische economisch ontwikkeling - concurrentie binnen en tussen politieke eenheden als motor voor expansie. Door vorming van grotere politieke eenheden grotere veiligheid zekerheid voor burgers Vorming van een labiel dynamisch netwerk van afhankelijk concurrerende staten die elkaar opstuwden in technologische, economische, militaire, culturele vernieuwingen

1.3 Politieke modernisering


Ontwikkelingen in staatregimes die bijdragen tot grotere interne en externe effectiviteit is niet altijd vooruitgang bij tegelijke invoering in verschillende staten geen machtswinst niet altijd consensus interne effectiviteit is niet altijd voor alle groepen een wenselijk effect politieke vernieuwingen vaak reacties op onbedoelde (interne-externe) ontwikkelingen Aantal in elkaar grijpende en met elkaar samenhangende ontwikkelingen kenmerkend voor de geschiedenis van de westerse staten na de middeleeuwen centralisering juridisering bureaucratisering natievorming democratisering Ontwikkeling voortkomend uit het streven naar vergroting van interne-externe effectiviteit deze hadden niet altijd de beoogde effecten Ontwikkeling van een afzonderlijke staat kan niet begrepen worden zonder de ontwikkeling van andere staten erbij te betrekken statenvorming

2Centralisering van de staatsmacht


Middeleeuwen: sterke politieke fragmentatie vanaf 1300 machtsaccumulatie centralisatie door monopolie mechanisme

Machtscentralisatie :
mede mogelijke door overgang naar geldeconomien en de daarmee samenhangende uitbreiding van de handel veranderingen in militaire techniek buskruit Moderne staten : nauwkeurig / vast omgrensde gebieden met sterk en stabiel geweldsmonopolie door omvangrijke permanente legermacht en men ongedeelde souvereiniteit Centralisatie binnen staten: landelijke rechtsspraak, belastingen en wetten Staten in het vroegmoderne Europa meest dynastische staten, gecentreerd rond de vorst

Priv monopolie van de vorst maakt langzamerhand plaats voor publiek monopolie Centralisering ging gepaard met: tendens verontpersoonlijking van de staatsmacht en verband met juridisering en bureaucratisering

3.Juridisering
Belangrijker worden van wetten in de uitoefening van de staatsmacht die werd centraler, uniformer, voorspelbaarder en meer gereguleerd Wetten dienen niet alleen als instrument van macht, ook ter legitimering daarvan

Weber 3 vormen van gezag


Traditioneel gezag Rationeel/legaal gezag : machtsuitoefening berustend op en in overeenstemming met nauwkeurig omschreven wetten die volgens bepaalde procedures tot stand gekomen zijn, hedendaags politiek gezag Charismatisch gezag 17-18e eeuw kenmerk voor politieke modernisering: verschuiving van traditioneel naar rationeel Rationeel/legaal stelsel burgerrechten gerespecteerd door de overheid

4 Bureaucratisering ( Vorming en uitbreiding van een modern ambtenarenapparaat)


Staatsdwang, macht uitgeoefend obv geweldsmonopolie, hoeft niet altijd nadelig te zijn sociale voorzieningen, infrastructuur ( wegen en dijken) Traditionele staatsapparaat had geen rationeel legale legitimering. Taken en bevoegdheden waren niet scherp afgebakend In de moderne bureaucratien (va 1800) raakt het ambt zijn persoonsgebonden karakter kwijt Nauwkeurig omschreven taken aanstellingen obv deskundigheid zonder willekeur geconcentreerd Bureaucratisch staatsapparaat heefteen uniformerend effect, bestuur volgens expliciete regels, verankerd in rechtsstelsel Expansie van staatsbureaucratie van 1850 na WOII in Nederland de verzorgingsstaat sterke toename van de werkgelegenheid in de overheidssector en toename overheidsbestedingen. Centralisering, juridisering en bureaucratisering zijn op te vatten als aspecten van de verdichten van afhankelijkheidsbetrekkingen binnen staatsverband

5 Natievorming
Naties: samenlevingen waarvan de leden beseffen als politieke en culturele gemeenschap bij elkaar te horen
Natievorming ondenkbaar zonder: economische, politieke en culturele moderniseringsprocessen door commercialisering, industrialisering en schaalvergroting ontsluiting van lokale markten centralisering, juridisering en bureaucratisering, deze werkten natievorming in de hand ontwikkeling op cultureel en communicatief gebied nationale pers dominante homogene nationale cultuur: tijd-taal-etiquette Onderwijs > aardrijkskunde-geschiedenis bijdrage aan nationale identiteit. Symbolen van nationale eenheid volkslied vlag- feestdagen monumenten

Nationalisme:
- staatsnationalisme natie burgers van een staat - cultuurnationalisme natie in termen van gemeenschappelijke cultuur - etnisch nationalisme natie bloed (geboorte) en ras racisme Door vroege staatsvorming, welvaartsgroei en democratisering in het westen va Europa nationalisme met een liberaal karakter In oost en midden Europa romantische en militante vormen van etnisch nationalisme. Na WOII weer dominantie van liberaal nationalisme

6 Democratisering
Proces van vermindering van ongelijkheid in politieke rechten

Drie deelontwikkelingen:
toenemende wettelijke gelijkheid ongeacht godsdienst, sekse, afkomst

het ontstaan van een parlementair stelsel uitbreiding van het actief en passief kiesrecht eerst alleen hoger mannen ontstaan van moderne politieke partijen Elitetheorie: iedere complexe maatschappij is onvermijdelijk verdeeld in een heersende elite en een daaraan ondergeschikte massa IJzeren wet van de oligarchie: iedere grote organisatie wordt geleid en beheerst door een kleine groep

6.1 Verklaringen voor het ontstaan van de parlementaire democratische staatsvorm


Otto Hintze kiemen van de westerse democratie liggen al in de feodale verhoudingen besloten Deze verhoudingen waren functie van sterke politieke fragmentatie gekenmerkt door 2 zijdige machtsrelatie Opkomst van invloedrijke omvangrijke stedelijke burgerij is noodzakelijke voorwaarde voor democratisering. Barrington Moor aandacht voor veranderde verhoudingen op het platteland Toqueville: democratiseringstendens consequentie van centralisering van staatsmacht verlies van macht van lokalen Toqueville: politieke democratisering is deel van groter proces van maatschappelijke egalisering Lipset: sterk positief verband tussen welvaartsniveau en politieke democratie Welvaartsgroei als gevolg van industrialisering voorwaarde voor democratisering Verdeeldheid binnen de politieke elite is voorwaarde voor democratisering bv. over economiegodsdienst

Verschillende verklaringen sluiten elkaar niet uit, soms raakpunten, hebben alle betrekking op ontwikkelingen binnen afzonderlijke staten. Concurrentie tussen staten motor van modernisering industrile groei bureaucratisering Democratie als legitimeringsmiddel om overheidsmaatregelen aanvaard te krijgen.

7Internationalisering
Internationalisering: uitvloeisel van eeuwenlang proces, uitbreiding tussenmenselijke bindingen over de grenzen heen. Versnelling door mobiliteit, circulatie van informatie, geld en goederen Autonoom binnenlands beleid steeds minder effectief, meer dwingende werking van internationale afspraken Vorming en versterking van internationale en supranationale organisaties VN-IMF-EEG Versterking van ontfunctionalisering van nationale staat Nog geen europastaatvorming en euronationalisme Internationalisering en mondialisering roepen nationalistische tegenacties op

Hoofdstuk 10 De opkomst van het moderne arbeidsbestel


1 Het moderne arbeidsbestel
Laisse-faire kapitalisme (Marx) hand in hand gaan van ongebreidelde concurrentie, uitbuitingen en
staatsonthouding

Georganiseerd kapitalisme (Weber-Durkheim) opkomst van grootbedrijf, eerste stappen naar


staatsinterventie en vorming van vakbonden

2.Industrialisatie, fabriekssysteem en loonarbeid


Industrialisatie:
verandering in productietechniek verandering in productieorganisatie introductie en verbreiding fabriekssysteem samengaan van arbeidsverdeling en mechanisatie Marx: fabriekssysteem berust op algemene verbreiding van loonarbeidvergroting van bereik van arbeidsmarkt deregulering van arbeidsmarkt opheffing van coalitieverbod. Fabriekssysteem; nadrukkelijk scheiding wonen-werken. Huishouden verliest functie productie-eenheid Comte vrouwen verwijzen naar gezin, daar wacht een grote beschavende taak. Waar burgerij economische en politieke macht verwierf, ontwikkelde zich een ideologie met grote nadruk op vrouw-man verschillen natuurlijke bestemming van de vrouw ligt in huishouden en gezin Vrouwen kan men echter een lager loon betalen geliefd als fabrieksarbeider In Engelse katoenindustrie 31% en 25% . In de eerste fase verandert de arbeidsverdeling al wel maar volgt nog niet zo scherp de scheidslijn tussen betaalde en zorgarbeid, later aandrang om uit betaalde arbeid terug te trekken.

3 Veranderingen in de arbeidsorganisatie, rationalisering


Rationalisatie: systematische pogingen van fabrikanten om de organisatie te stroomlijnen en een uitgekiend beloningssysteem te ontwerpen

3.1 Taylor: scientific management wetenschappelijke bedrijfsvoering


Aandacht naar modernisering van de organisatie van het arbeidsproces Principe van standaardisering toegepast op factor arbeid perfecte afstemming van onderdelen van de organisatie op elkaar. Als eerst is arbeidsanalyse nodig exacte kennis van het arbeidsproces Planning department moet daarmee een gestroomlijnde productieorganisatie ontwerpen Ook moet deze zich bezighouden met planning voorbereiding van dagelijkse werk en controle op voortgang en resultaat van de productie

Scheiding doorvoeren tussen denken en doen


Standaardisering wordt bereikt door: het geven van gedetailleerde werkvoorschriften - - opsplitsing en vereenvoudiging van taken Daardoor wordt de vervangbaarheid van individuele arbeiders groter, er is echter verschil tussen mensen en machines; mensen hebben een eigen wil oplossing:

- systeem van direct, persoonlijk toezicht - beloningssystemen ontwerpen die een prikkel vormen voor een optimale prestatie Hierachter gaat een uiterst wantrouwend en eenzijdig economisch mensbeeld schuil.

Sociologische kritiek op Taylor


! Taylor heeft weinig oog voor sociale behoeften zoals erkenning, waardering (Hawthorne experiment) ! ! Extreem doorgevoerde arbeidsverdeling en standaardisatie heeft nadelige gevolgen: voor werknemers gevoelens van machteloosheid, zinloosheid en zelfvervreemding - - voor arbeidsverhoudingen binnen het bedrijf wantrouwen jegens werknemers Rationaliseringsproces kenmerkend daarvoor planmatig streven naar vergroting van de efficiency mbv methoden gericht op kwantificering, vergroten van de voorspelbaarheid van het arbeidsproces, resulterend in hoge mate van beheersing van het arbeidsgedrag !

3.2 De bijdrage van Ford lopende band principe


Spectaculaire winst in productiviteit probleem ongekend hoog personeelsverloop Bonus voor geselecteerde geschikte arbeiders binding dmv loonsverhoging en baanzekerheid Fordisme: sociaal economisch stelsel waarbij koppeling tussen massaproductie en massaconsumptie wordt gegarandeerd via sterke vakbonden, sociale zekerheid en een Keynesiaans macro-economisch beleid gericht op koopkrachtbehoud

3.3 Verspreiding van het nieuwe organisatiemodel


Moderne industrile arbeidsorganisatie: productiesysteem
technisch gekenmerkt door ver doorgevoerde mechanisatie organisatorisch door ver doorgevoerde horizontale en verticale arbeidsdeling strategie van autonomie destructie: zo volledig mogelijke beheersing van het gedrag van arbeiders door het vrijwel elimineren van de autonomie - rol van vakarbeider wordt sterk teruggedrongen door de geoefende arbeider In Duitsland werd de traditionele rol van de vakarbeider minder ver teruggedrongen Taylors en Fords principes hadden ook consequenties voor andere werkzaamheden: - planning voorbereiding van de productie - ontstaan van management hirarchie en gespecialiseerde stafafdeling. Deze afdelingen namen in grootte en betekenis toe groei van het witteboordenwerk Ook rationalisatie van de hoofdarbeid polarisatie in routinewerk en specialisme -

Friedman: strategie van responsible autonomy: grote mate van zelfstandigheid voor goed opgeleide werknemers in de hoop op verantwoordelijk gedrag Zorgvuldige selectie van vaktechnisch competente werknemers met loyaliteit gelokt door de garantie van werkzekerheid en het vooruitzicht op promotie. Professionele bureaucratie: combinatie van elementen uit het professionele denken (autonomie en verantwoordelijkheid) met elementen uit het bureaucratiemodel ( afbakening van taak, levenslange aanstelling en carriremogelijkheden). Model voor organisaties met veel hooggeschoolde vakspecialisten

4.De collectivisering en institutionalisering van de arbeidsverhoudingen


Arbeidscontract: verplichting arbeid te leveren tegen geldelijke vergoeding Tegenstrijdige belangen zo weinig mogelijk loon zo veel mogelijk vrijheid spanningsvolle relatie Overgang van individuele naar collectieve arbeidsverhoudingen

4.1 De opkomst van de moderne vakbeweging


Eerste vakbonden opgericht door drukkers, sigarenmaker en timmerlieden gericht op het beschermen van het eigen stukje arbeidsmarkt door: - verbod op het verrichten van eigen vakarbeiderstaken door ongeschoolden - door arbeiders met een ander vak exclusiviteitsprincipe Later industrie of bedrijfsvakbonden Organisatie op grond van het principe van inclusiviteit zoveel mogelijk arbeiders uit eenzelfde bedrijfstak Massaorganisatie die

! !

! door middel van het stakingsmiddel werkgevers onder druk kan zetten ! politieke druk op de overheid om inkomens en arbeidsbeschermende maatregelen te nemen. Daarvoor is nodig : hechte, centraal geleide organisatie met professionele staf en financiele reserves ( stakingskas)

4.2De integratie van de vakbeweging in het arbeidsbestel


Opbouw van vakbonden was voor werkgevers in eerste instantie een bedreiging, later werden ze zakenpartners Verbetering van arbeidsvoorwaarden prioriteit boven arbeidstaakbeheersing Door het sluiten van compromissen garantie van arbeidsvrede Arbeidsverhoudingen krijgen steeds meer een genstitutioneerd karakter symptomatisch voor toenemende overheidsbemoeiing met arbeidsverhoudingen Verdergaande centrale regulering van arbeidsverhoudingen compromis tussen arbeid en kapitaal Vakbeweging: van oppositionele sociale beweging tot pijler van moderne arbeidsbestel: Neo-corporatisme of overlegeconomie

5 Arbeidsmarkt: organisatie en regulering


Op arbeidsmarkt proces van institutionalisering organisatie regulering - Ontstaan van zgn interne arbeidsmarkten vergroting van de werkzekerheid - Toenemende bemoeienis van overheid met arbeidsmarkt maatregelen die arbeidsaanbod op arbeidsmarkt enige bescherming bieden - bescherming van zwakke groepen ( kinderen en vrouwen) - steun bijstandsregeling / werkloosheidsverzekering openbare arbeidsbemiddeling Huishoudideologie(vrouwen horen thuis) opkomst van ca. 1900: mannelijke kostwinners en huisvrouwen Organisatie en regulering van de arbeidsmarkt toename van barrires voor gehuwde vrouwen Patriarchaal arbeidsbestel centrale plaats voor mannelijke voltijds werkende kostwinner

6 Op weg naar een postmodern arbeidsbestel


Tayloristische organisatiemodel, vroeger summum van efficintie, nu log bureaucratisch en inefficint

Zoeken naar nieuwe organisatieprincipes:


Andere manier van werken aan de voet van de organisatie, nieuwe taak en functie structuren: samenvoegen van uitgesplitste taken uitvoerend werk combineren met controle en planning vergroting van autonomie - Ontbureaucratiseren van organisaties afplatting van de organisatie delegeren van bevoegdheden naar de werkvloer verzelfstandigen van afdelingen - Flexibiliseren van personeelsinzet roulatie over functies meer deeltijdarbeid, tijdelijke contracten en uitzendarbeid Arbeidsverhoudingen worden gendividualiseerd en geflexibiliseerd. -

Arbeidsmarkt wordt gedereguleerd en geflexibiliseerd, trend van internalisering /externalisering > uitwisseling

Veranderingsprocessen kunnen in verband gebracht worden met andere veranderingen in de hedendaagse samenleving bv. met:
verschuivingen in de economie toename van internationale concurrentie en het belangrijker worden van flexibiliteit, kwaliteit en klantgerichte productie. Technologische ontwikkelingen automatiserings en informatiseringsproces Sociaal-culturele ontwikkelingen stijgend opleidingsniveau, emancipatieprocesn, individualisering Politiek-ideologische ontwikkeling: opkomst van het neo-liberale denken door de ineenstorting van de communistische regimes in Oost-Europa

Hoofdstuk 11 Sociale ongelijkheid en het moderne arbeidsbestel 1 Ongelijkheid als sociologisch thema
Ontwikkeling van het moderne arbeidsbestel veranderingen in: arbeidsorganisatie, arbeidsmarkt, en arbeidsverhoudingen invloed op de verdeling van schaarse goederen, afzwakken van economische en sociale scheidslijnen

Sociale ongelijkheid
ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken ongelijke waardering en behandeling van personen en groepen op grond van hun maatschappelijke positie en levensstijl Sociale stratificatie: opbouw van de samenleving uit omvangrijker maatschappelijke lagen waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat en waarvan het lidmaatschap althans ten dele erfelijk is -

2 Veranderingen in het arbeidsbestel


Na WOII amerikaanse sociologen: moderne industrile maatschappij is bezig oude klassentegenstellingen te overwinnen Veranderingen in de beroepenstructuur. Door differentiatieproces- ontstaan van complexe beroepenstructuur Van Heek: enorme toename functies op middelbaar en hoger niveau als gevolg van: - schaalvergroting en bureaucratisering van arbeidsorganisatie en daardoor toename van management en stafactiviteiten toenemende verwetenschappelijking van productie en gebruik van geavanceerde technologie - - groei van de commercile dienstensector - groei van overheidsactiviteiten onderwijs en gezondheidszorg Industrile werkgelegenheid werd overvleugeld door dienstensector Marx: middenklasse zou niet bestand zijn tegen polariserende krachten van kapitalistische economie: Er ontstonden echter nieuwe beroepsgroepen die wel in loondienst waren maar hun positie verschilde sociaal aanzienlijk van echte arbeiders. Ook veranderingen in hoogste regionen van arbeidsbestel nieuwe toplaag managers en hooggeschoolde vakspecialisten Managerial revolution ! ! toenemende spreiding van kapitaalbezit over grote groep aandeelhouders ! ! toenemende complexiteit van managementactiviteiten, leidde tot taakverdeling, specialisatie en professionalisering

2.2. Veranderingen in allocatieprocessen


Meritocratisch ideaal kreeg de eerste helft van deze eeuw nieuwe inhoud door verbreding van het onderwijs Hoge waarde van AVO-diplomas > duidt op persoonlijkheidseigenschappen als intelligentie, doorzettingsvermogen, zelfdiscipline Diplomas: middel van beroepsgroepen op concurrentiepositie te verstevigen selectiemechanisme diplomainflatie Koppeling onderwijs arbeidsmarkt belangrijke consequentie voor sociale mobiliteit Inter en intrageneratiemobiliteit- in moderne open samenleving hoge intergeneratiemobiliteit

2.3 De integratie van de arbeidersklasse


Theorie over de verburgerlijking van de arbeidersklasse: arbeiders nemen gedrag waarden en normen over die voorheen kenmerkend waren voor de middengroep oiv toenemende welvaart en veranderingen in woonwerksituatie ! ! door economische groei toename van welvaart, grotere consumptiemogelijkheden ! ! veranderingen in werksituatie meer witte boordenwerk ! ! veranderingen in woonsituatie > toenemende geografische mobiliteit uiteenvallen arbeiderswijken Arbeiders nemen in toenemende mate sociale contactpatronen en denkbeelden van de middengroepen over Arbeiderscultuur lijkt te verdwijnen individualistische instelling

3 Nieuwe voorstellen over sociale ongelijkheid


Beroepsprestigestratificatie (van Heek): niet meer klassen centraal maar beroepen Sociaal aanzien niet langer meer gebaseerd op geboorte of opvoeding maar op beroep Van Heek: beroepsprestige is de sleutel tot de sociale stratificatie

Beroepsprestigeladder
1. 2. 3. 4. 5. 6. Vrije academische beroepen, directeuren van grote ondernemingen, MO-leraren, hoge ambtenaren Hoge werknemers, directeuren kleine ondernemingen, hoofdambtenaren, grote landbouwers en middelbare technici middelgrote oude/nieuwe middenstand, midden ambtenaren, middelgrote landbouwers en middelemployes kleine-nieuwe middenstand, ongeschoolde arbeiders, kleine landbouwers, kantoorbedienden en lagere employes geoefende arbeiders, lage beambten ongeoefende arbeiders

Kritiek op beroepsprestige stratificatie


Wat zegt beroepsprestige nu over sociale ongelijkheid dit heeft ook te maken met verdeling van schaarse goederen als inkomen en macht. Multidimensionele modellen van sociale ongelijkheid: sociale-economische status wordt bepaald door meerdere kenmerken Statusdiscrepanties zijn in de moderne samenleving een veelvoorkomend verschijnsel - door toename van mobiliteit - veranderingen in functies of beroepen Samenleving niet langer discontinu en gesloten, hierdoor zijn individuen moeilijker eenduidig maatschappelijk te plaatsen.

4 Pogingen tot herwaardering van het klassebegrip


Grote reserves tegenbeeld van alsmaar vervagende scheidslijnen: Op arbeidsmarkt / organisatie blijven oude scheidslijnen in gewijzigde vorm voortbestaan en - ontstaan ook nieuwe scheidslijnen - Bij allocatie naast opleiding ook rol voor andere criteria bv sekse etnische afkomst - In onderwijsprocessen die leiden tot bestendiging van sociale ongelijkheid

4.1 segmentering van de arbeidsmarkt


Theorie van de dubbele arbeidsmarkt
primair segment met grote mate van werkzekerheid heeft te maken met proces van internalisering - secundair segment met lage mate van werkzekerheid Beeldvorming van werkgevers geeft de doorslag vicieuze cirkel eenmaal in het secundaire segment > negatief beeld > niet naar primair segment -

Scheidslijn tussen primair en secundair loopt dwars door traditionele scheiding tussen hoofd- en handenarbeid Ook grens tussen bovenste/onderste deel primair segment gekoppeld aan hogere diplomas

4.2 Seksesegregatie
Vanaf 60er jaren toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen Seksesegregatie: concentratie van bv vrouwen in bepaalde functies Verticale of functiesegregatie; afscherming van hogere functies Horizontale of beroepensegregatie: bepaalde sekse oververtegenwoordigd in bepaalde beroepen Genderverschillen: sekseverschillen die niet tot biologische verschillen te herleiden zijn maar veeleer sociaal en cultureel geconstrueerd zijn Veel verschillen in arbeidsbestel zijn gendered.

4.3 Ongelijkheid in het onderwijs


Meritocratie: maatschappelijke posities op grond van gevolgd onderwijs Reproductiethese: onderwijs dient bij tot het instandhouden van sociale ongelijkheid Talentenproject: onderzoek of talenten van kinderen uit lagere milieus wel tot volledige ontplooing kunnen komen in het onderwijs. Achterstand al in de eerste jaren van onderwijs, grote rol van gebrekkige taalbeheersing Sociaal milieu is van invloed op eindniveau in onderwijs mede door cultureel kapitaal - benvloedt de schoolprestaties - benvloedt het oordeel van leerkrachten over leerlingen - benvloedt de beslissingen van ouders en kinderen over het (vroegtijdig) beindigen van de opleidingen Dit lijkt de reproductiethese te bevestigen maar: ! ! schoolprestatie hebben een steeds grotere invloed op uiteindelijke schoolsucces ! ! invloed van een tekort tijdsperspectief van het onderzoek op lange termijn neemt het reproductie- effect af Nog steeds grenzen aan intergeneratiemobiliteit door scheidslijnen arbeidsbestel onderwijs

4.4 Een nieuwe variant van het klassebegrip


Goldthorpe klasse : beroepscategorien met overeenkomstige markt- en werksituatie Marktsituatie:
bron en hoogte van inkomen economische zekerheid mogelijkheden tot verbetering van de economische positie positie die deze categorien innemen binnen de organisatorische gezagsverhoudingen mate van autonomie bij het uitoefenen van taken

Werksituatie:

Goldthorpe: beroepen als uitgangspunt niet sociaal aanzien maar werkgelegenheidsverhouding Van Heek: positie van beroepsgroepen op prestigeschaal Goldthorpe: positie in geheel van machts en afhankelijkheids relaties op de arbeidsmarkt en in de arbeidsorganisatie

Klasse is in eerste instantie een economische categorie


Verschil met dichotomie klassenmodel van Marx aan de bovenkant niet de traditionele kapitalistenklassen nieuwe bovenlaag met topmanagers en specialisten met Golthorpes klassenindeling gedifferentieerd beeld van economische verschillen binnen de werkende bevolking Bevestiging van de conclusie dat ondanks toenemende mobiliteit de scheidslijnen tussen klassen hun invloed behouden.

Goldthorpe: mobiliteit is toegenomen, maar verschil tussen klassen niet verkleind Toename van mobiliteit is het gevolg van structurele verschuivingen, niet van meer openheid Klasse levenskansen bestaan van klassen niet te ontkennen Klasse levensstijlen klassen niet meer dezelfde betekenis Samenhang tussen sociaal-culturele verschillen en sociaal-economische verschillen veel losser als gevolg van voortschrijdende proces van individualisering

Hoofdstuk 12 De verzorgingsstaat: ontstaan en ontwikkeling


Nederlandse samenleving: verzorgingsstaat bescherming van burgers door netwerk van sociale voorzieningen en instellingen tegen de gevolgen van bestaansrisicos als bv ziekte en werkloosheid

1 De dubbele inhoud van der verzorgingsstaat


Dubbel maatschappelijk probleem ligt ten grondslag aan het ontstaan van verzorgingsstaten - onopgeloste arbeidsproblemen zowel structureel als conjunctureel van aard - nieuwe problemen verbonden met industrialisering en urbanisering Thoenes: verzorgingsstaat maatschappijvorm gekenmerkt door democratisch systeem van overheidszorg garant van collectief welzijn van onderdanen herverdelingsapparaat

2Ideaaltypische fasering ontwikkelingslogica


2 stijlen: Bismarckiaans wetgeving tegen armoede
Sociale wetgeving bedoeld om industriearbeiders los te weken van het opkomende socialisme door hen sociaal te integreren in de burgerlijke samenleving Beveridge model spreiding van welvaart Stelsel van Labour om alle britse onderdanen te laten delen in basale welvaart

Genese van verzorgingsstaat vanuit startsituatie volgens proces in 4 fasen ! ! startsituatie: industrialisatie is nog maar nauwelijks begonnen Armoedeperspectief: e ! ! 1 fase: ziekte ongevallen en invaliditeit aangrijpingspunten van sociale wetgeving.
! Werkloosheid is cruciaal risico, echter alleen arbeidsbemiddeling e ! 2 fase : doelgroepverbreding ook voor niet industrile loonarbeiders en nietloondienstwerkers

Welvaartspreidingsperspectief e ! ! 3 fase: generalisering en verdieping van sociale regelingen vangnet en waardevast maken e ! ! 4 fase: stelsel onder druk van structurele crisis agv groeiend volume, onbetaalbaarheid dreigt.

2.2 Ontwikkelingslogica, toegespitst op Nederland


Industrialisering in Nederland verliep traag

Fase 1 : 1900-1914
Ongevallenwet, Ziektewet, Invaliditeit en ouderdom, Armenwet

Fase 2: ca. WOI-1940


bescheiden doelgroepenuitbreiding 4 verbredingen: niet alleen gevaarlijke maar alle industrile loonarbeid, loontrekkers in overheidsdienst, kleine zelfstandigen en tenslotte algemene volksverzekeringen Verdieping en verbreding van sociale verzekeringswetgeving tot sociale zekerheid Uitbannen van gebrek waarborg van algemeen welzijn Hoofdrol voor staat introductie van Keynisiaans model van overheidsinterventie in economie zonder aantasting van de kapitalistische basis van de vrije markt Economisch beleid gericht op geleide loonpolitie, volledige werkgelegenheid, prijsbeheersing Werkloosheidwet (1952), AOW (1957), Bijstand en WAO

Fase 3: 1945-1970
-

Fase 4 : Economische crisis (1973 1978) snelstijgende overheidsschulden


Sinds 70er jaren wijzigingen in arbeidsparticipatie, arbeidsethos en gezondheidssituatie van oudere werknemers en WAOpraktijk ongunstiger houding werkenden en niet werkenden

3 Verschillende recente optieken op de verzorgingsstaat


3.1 Verworvenheid van sociale strijd
Deel van arbeidsbeweging opzetten eigen collectieve initiatieven en het afdwingen van collectieve verzekeringen en sociale wetgeving

Verzorgingsstaat: 2 gezichtspunten
! ! ! resultaat van langlopend proces dankzij politiek en syndicaal links ! recent fenomeen: dankzij politieke groeperingen die van 45-70 de verstatelijkte zorg voor zwakkeren gestalte hebben gegeven

3.2 Succesvol burgerlijk beschavingsoffensief


Volksverheffing vanaf 1900 nastrevenswaardig: niet alleen materile lotsverbetering, vooral ook verspreiding van goede zeden en het aanleren van fatsoensnormen Maatschappelijk werk, kinderbescherming, school- speeltuinverenigingen leveranciers van maatschappelijke integratie in burgerlijke culturen

3.3. Gewone fase in economische groei


Ontstaan van Keynisiaans bestuurde markteconomie met overheid als reguleerder om inzinking van de economische conjunctuur tegen te gaan door tijdelijke vraagondersteunende maatregelen koopkrachtbescherming koopkrachtondersteuning Keynisianisme en Fordisme ( massa- consumptie en productie) brachten welvaartsstijging. Overheid als herverdelingsmachinerie door forse economische groei en progressief belastingstelsel Sociale zekerheid vervult cruciale economische rol als stabilisator van koopkracht

3.4 Zorg en staat: het sociale als rational choice


Rational choice: neiging tot het nastreven zo groot mogelijke winst, vermijden van zoveel mogelijk verlies
realisatie van eigenbelang strategisch gedrag

3.5 Bureaucratisch bestuurlijke competentie


Analyse van verzorgingsstaat vanuit organisatorisch en beheersmatig perspectief Verzorgingsstaat gigantisch administatief, economisch-technisch beheers- en uitvoeringsapparaat : bv. Raad van Arbeid ziekenfonds- CPB WRR ABP

4 Het grondslagen debat: waarom je broeders hoeder


Hoe verhouden zich individu en samenleving, individualiteit en socialiteit

4.1 4.1

Self help, armenzorg en sociale wetgeving

In standensamenleving was sociale ongelijkheid vanzelfsprekend afhankelijke van familie Utilitarisme: als ieder streeft naar maximaliseren van eigen lust en minimalisering van onlust ontstaat vanzelf grootste geluk voor de massa. Vrije competitie bevordert maatschappelijke vooruitgang. Self helpis het enige probate middel om armoede af te schudden Sociale kwestie: economisch en sociaal achterblijven van mensen Systeem van armenzorg - steun bieden tegen ondervoeding en ziekte voldoening voor de gever - door hulp onderdanigheid Socialisme : tegen afgedwongen nederigheid

4.2 4.2

Opkomst en afbrokkeling van solidariteit

Solidariteitsbegrip van 70er jaren: Verantwoordelijke samenleving eigen en famiale verantwoordelijkheid Geen belastingverhoging maar reductie van het uitkeringsniveau

5 Noodzaak van reconstructie


Door economische crisis en economische herstructurering ook herstructurering van sociale verzekeringen Door toelatingseisen EMU verplicht terugdringen van begrotingstekort en staatschuld Betaalbaarheidproblemen samenhangend met cruciale economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen Verzorgingsstaat gaat uit van laag werkloosheidsniveau Sociaal-psychologische dimensie: twijfel aan werkwilligheid werklozen leidde tot roep om verlaging van uitkeringen en teruggrijpen naar oude controlevormen Opnieuw het solidariteitsvraagstuk: voor wie en hoeveel en waarom? Nieuwe sociale kwestie: te veel bezuinigingen sociale onrust aantasting van sociale cohesie maatschappelijke instabiliteit Toekomst verzorgingsstaat: eerder reconstructie dan ontmanteling

Hoofdstuk 13 Rationalisatie van de leefwereld (1): secularisatie en kolonisatie

2 2 Weber: het proces van doelrationalisatie


Rationalisatie van ondernemingen: streven naar meer efficintie soms ongewenste neveneffecten proberen deze te voorkomen Weber: rationeel afwegen van waarde of doel, middelen en neveneffecten, kenmerkt het doelrationeel handelen en processen van doelrationalisatie Waardenrationele handelen > verabsolutering van doel verontachtzaming van neveneffecten bv. door waarden als rechtvaardigheid, broederlijkheid > vaak irrationeel genoemd.

In de westerse samenleving overheerst doelrationaliteit boven waardenrationaliteit.


Door voortschrijdende doelrationalisatie: gevaar voor vrijheidsverlies - - zinverlies: crisis in de menselijke omgang met ultieme levenswaarden, tussen waarden of doeleinden van verschillende domeinen bestaan gespannen verhoudingen. In de moderne samenleving geen plaats voor overkoepelende wereldbeelden deze omvatten overtuigingen die kunnen gleden binnen alle maatschappelijke domeinen.

3.Secularisatie: de tanende sociale en culturele invloed van godsdienst en religie. In een samenleving die in meerdere doelrationeel georganiseerde domeinen uiteenvalt verliezen godsdienst/religie hun sociale en culturele invloed Weber zinverlies Secularisatie kenmerkende ontwikkeling: scheiding tussen kerk en staat - - verzelfstandiging wetenschapsbeoefening tegenover kerks leergezag en dogmas - uitbouw van onderwijs los van de kerk Luhmann: functionele differentiatie en secularisatie 2 zijden van hetzelfde proces Godsdienst is religie, niet elke religie is een godsdienst
3.1 Twee visies op secularisatie: privatisering en differentiatie Secularisatie resulteert in privatisering van godsdienst / religie (Weber)
Godsdiensten / religies geven antwoorden op algemene levens- en zinvragen Luhmann: godsdienstig religieus subsysteem vervulling van specifieke functie het organiseren van ultieme zingevingen in een geseculariseerde omgeving in premoderne samenleving meerdere functies bv gezin onderwijs Functionele differentiatie subsysteem met eigen functie en doelrationaliteit

3.2 Van secularisatie tot bricolage Gevolgen van proces van functionele differentiatie voor zingevingssystemen
Gedaalde invloed van godsdienst/religie op algemeen maatschappelijk niveau, bv lacering: verlies van invloed van kerk op onderwijs Verzuiling: tegenreactie van kerken om te proberen invloed te behouden / herwinnen Privatisering persoonlijke beleving mate van kerksheid sterke daling veroudering van kerksen kerkelijkheid ( behoren tot godsdienst) hoger dan kerksheid

godsdienstige bricolage: vorming van eigen normen afwijkend van kerkelijke normen

3.3. Verzuiling: gedeeltelijke de-differentiatie op godsdienstige/religieuze basis Verzuiling: vorming van aparte bevolkingsgroepen met eigen netwerken op verschillende maatschappelijke
domeinen. Dubbele betekenis begeleiding door allerlei godsdienstige organisaties van individuen van wieg tot graf - - ingrijpende scheiding binnen alledaagse leefwereld van grote groepen Later was er ook sprake van socialistische zuil meer algemene betekenis Vorming organisatorisch netwerk op grond godsdienst, levensbeschouwing ,ideologie ( politieke partijen) Verzuiling: proces van de-differentiatie binnen de context van een moderne- functioneel gedifferentieerde samenleving.Binnen verzuilde organisatie vaak spanningen tussen doel- en waardenrationaliteit. Algemeen motief voor verzuiling verzet tegen seculariserende samenleving Ontzuiling: samenwerking organisaties verschillende zuilen - Veralgemenisering / generalisering van uitgedragen overtuigingen en waarden. Meer algemene humanistische visie op mens en samenleving Meer aandacht aan kwaliteit van geboden dienstverlening - -

4. De visie van Habermas op rationaliteit en rationalisatie


Habermas vertrekt vanuit klassiek sociologische vraag: hoe is sociale orde mogelijk?
! strategisch handelen: in omgang met elkaar proberen hun individuele strevingen zo efficint mogelijk door te zetten ! ! communicatief handelen: gericht op onderlinge verstandhouding, wederzijds begrip om zo uit te komen op overeenstemming mbt globale handelingssituatie en de gevolgen daarvan voor de individuele handelingsplannen. Communicatief handelen is verbonden met geldigheidsaanspraken - uitspraken zijn objectief waar normatief legitiem - - betreffen de objectieve wereld feitelijke realiteit - - verwijzen op normatieve legitimiteit naar de sociale wereld !

Communicatief handelen bezit een eigen soort van redelijkheid communicatie rationaliteit Fundamentele spelregel : het onderling uitwisselen van goede redenenen heeft alleen zin als het in het teken staat van : dwangloze dwang van het betere argument
Communicatief handelen ligt altijd ingebed in een concrete leefwereld een geheel van impliciete vanzelfsprekendheden. CH veronderstelt altijd een context van gedeelde opvattingen Habermas: in moderne samenleving kan men steeds minder op gemeenschappelijke vanzelfsprekendheden terugvallen.

4. Van rationalisatie naar kolonisatie van de leefwereld.


Leefwereld is rationeler als handelingscordinatie steeds afhankelijker wordt van rationeel beargumenteerde overeenstemming tussen de deelnemers ( communicatieve rationaliteit) Steeds minder vanzelfsprekendheden zoals normen/waarden van godsdienst of traditionele overtuigingen Rationalisatie van de leefwereld is synoniem met het vervluchtigen van communicatieblokkades meer ruimte in het communicatieve handelen, maar er blijven nog steeds bepaalde dingen waar ieder het over eens, bv abstracte principes als gelijkheid solidariteit Habermas differentiatie van vorm en inhoud concrete inhoudelijk welomschreven gedragsregels maken plaats voor algemene formele principes. Habermas rationalisatie van de leefwereld fundamentele aanvulling van Webers nadruk op doelrationalisatie Habermas beklemtoont het ontstaan van 2 autonome subsystemen van doelrationeel handelen politiek en economie beide domeinen verzelfstandigen zich ontkoppeling systeem / leefwereld In economisch en politiek systeem zorgen geld respectievelijk macht voor handelingscordinatie Habermas (itt Weber): rationalisatie is niet perse negatief men hoeft niet meer te zoeken naar een met argumenten onderbouwde consensus. Dit kan ook te ver gaan als markt en staat hun systeemgrenzen voortdurend uitbreiden en zich te veel met leefwereld van mensen gaan bemoeien kolonisatie van de leefwereld Opkomst van calculerende burger minder gevolg van normverval-egosme, meer door overheidsbeleid uitgelokt sociale voorzieningen

4.3 Visies op Rationalisering : Weber en Habermas Kritiek op Habermas:


te sterk op de spits drijven van tegenstelling systeem en leefwereld uitsluiting van communicatief handelen binnen bedrijven Te sterke overheersing van communicatief handelen in leefwereld, strategisch handelen komt ook voor Te sterke rationalisatie van de leefwereld daar ook stereotypen Habermas verdienste: belangrijke poging om Webers ideen over samenhang tussen moderniteit en rationalisatie te actualiseren. Weber: onderscheid tussen waarde- en doel rationalisatie Habermas: tegenstelling tussen communicatieve en strategische rationalisatie

Weber: publieke private sfeer . ----- Habermas: systeem leefwereld

Hoofdstuk 14 Rationalisatie van de leefwereld (2) : civilisatie en normalisatie 1 het West-Europese civilisatieproces van 1500 tot heden
Waardenrationalisatie lag aan de basis van het proces van doelrationalisatie in economische sfeer. Heilszekerheid was absolute waarde streven naar deugdzaamheid en vermijden van zonde spaarzaamheid kapitaalsaccumulatie doorbraak moderne kapitalisme Rationalisatie van het praktisch handelen of de individuele levensstijl. Zelfbeheersing: afdemping van driften, stemmingen en neigingen

1.1.Eliasdiagnose van het civilisatieproces


Vanaf 1500 steeds restrictiever worden van de voorschriften eet- tafel gewoonten, lichamelijk Meer zelfbeheersing op het vlak van lichamelijkheid en gevoelsleven drift en affectcontrole civilisatie (Elias) vanaf ca 1800 stabilisatie Navolging van voorschriften werd steeds meer individuele opdracht ipv sociaal motief Verschuiving van Fremdzwang naar Selbstzwang toenemende internalisering

Civilisatieproces(Elias)
1. meer omvattende controle groter aantal domeinen onderwerp van zelfbewaking 2. geleidelijke doorbraak van een meer stabiel patroon van lichaams en affectcontrole Meer methodische ik-regulering(zelfbeheersing emoties)

1.2. Verklaringen voor het civilisatieproces


Wording van beschaafde mens hangt samen met de wording van een nieuw type samenleving Na 1800 beschaving bij bredere bevolkingslagen Na 1500 werden de grote hoven het voornaamste draagvlak van het vroegmoderne civilisatieproces hoofse rationaliteit obv sociale concurrentie op de hoven Distinctiestrijd hoven werden steeds beschaafder, om zich te onderscheiden van de imiterende burgerij, deze voor te blijven. In arbeidssfeer was men afhankelijk van beoordeling chef interdependentie Ook interdependentie buiten de economische sfeer, in het alledaagse leven Dwang tot zelfdwang deels bewust, maar grotendeels onbewust-automatisch

1.3 Van beschavingsoffensieven naar informalisering


Uitbreiding van civilisatieproces: bv. gedragsregels in theaters musea Tendens tot toenemende arbeidsdeling en economische verafhankelijking in moderne maatschappijen leidden tot affect- en drift controle bv door fabrieksregelementen of dreiging met ontslag

Beschavingsoffensieven: bewuste pogingen bv van fabrieksdirecteuren om mensen uit lagere sociale


milieus meer zelfbeheersing bij te brengen door onderwijs, volksontwikkeling Armen- ziekenzorg bijbrengen van orde, netheid, spaar en arbeidzaamheid

Alles in teken van Fremdzwang


Van ca. 1900 versoepeling van de normen binnen beschaafde bevolkingsgroepen, echte blijvend binnen het kader van geciviliseerd standaardgedrag. ! ! 60-70er jaren informalisering: meer ruimte voor verbaal uiten van gevoelens in persoonlijke contacten ! ! grote seksuele handelingsvrijheid, tolerantie tegenover fwijkendevormen van seksualiteit ! ! kleinere sociale afstand Wolters: processen informalisering hangen nauw samen met wijzigingen in de machtsbalans tussen gevestigden en buitenstaanders deze kregen meer macht ten nadele van gevestigde gropen. De Swaan verschuiving van bevels- naar onderhandelings huishouding Onderhandelingen impliceert ook meer zelfbeheersing Va 80er jaren weer enige formalisering

2 De normalisatie van de alledaagse leefwereld


2.1.Biomacht volgens Foucault: de doorbraak van nieuwe vorm van machtsuitoefening
belichaamt door het gevangeniswezen als disciplinaire macht biomacht Soevereine macht doodstraf --- Biomacht zo rationeel mogelijke beheersen van individuele / maatschappelijke leven Foucault : verbreiding van 2 hoofdvormen - ontwikkeling van machtsprocedures om menselijk lichaam te temmen disciplines - - maatschappelijk lichaam maatregelen voor doelmatig beheer van voortplanting, geboorte, sterfte, levensduur, gezondheid en huisvesting biopolitiek - disciplinaire straf om afwijkend gedrag te corrigeren - onderzoek voor volhardende afwijkers dossiers over individuele gevallen disciplinering vorm van doelrationalisatie in het domein van machtsverhoudingen Grote groepen mensen laten doen wat men wil o.a. ter verhoging van productie winst Biopolitiek van de bevolking initiatieven in gezondheidszorg, huisvesting inz. Leven van burgers wordt object van beheersing en controle Stijgende invloed van kennisberoepen of wetenschappelijk onderbouwde kundes bv geneeskunde Systematische observatie van grote groepen mbv disciplines als hirarchisch toezicht Rationalisatie van machtsuitoefening en verwetenschappelijking gingen in meerdere domeinen samen Normalisatie pogingen om het ;menselijk handelen dichtbij het normaal geachte gedragstype te brengen. Regels van godsdienst tradities maken plaats voor wetenschappelijk onderbouwde bepalingen

2.2. Gezondheidsoffensieven en gezinspolitiek

va 19e eeuw werd ook het alledaagse leven voorwerp van normaliserende interventies - gezondheidsoffensieven niet alleen medicalisatie ook bv stadssaneringen, publiek hygine - gezinspolitiek interventie bij opvoeding, wonen, huwelijk en sexualiteit door politiek overheid gevoerd beleid zuigelingenzorg, onderwijswetten door private organisatie filantropische verenigingen vaak verzuild Familialisatie van volkslagen > volksvrouwen moesten kinderen en echtgenoten (her)opvoeden Sanering van publieke en private ruimten > gescheiden slaapkamers, was-toiletruimte aandacht op gehuwde vrouw sterk gendered medici en andere deskundigen namen vaak het voortouw - verhoging van eigen maatschappelijk aanzien en invloed van eigen beroepen - erkenning zorgde voor grotere clintele -werkgelegenheid

3 Van normalisatie tot elektrificatie van de leefwereld 20e eeuwse


ontwikkelingen

3.1 Gezondheids- en psy-cultuur na WOII


Feitelijke medicalisatie van het alledaagse leven nam vooral na WOII sterk toe

Naleving van (para) medische adviezen gaat voor normaal door internalisatie maar mensen streven ook naar vermijding van reel lichamelijk lijden Proto- professionalisering vereenvoudigde versie van professionale kennis van het grote publiek Bijzondere vorm van waardenrationalisatie het doel goede gezondheid resulteert in een meer methodische levensstijl gezond eten meer bewegen Vanaf 60er jaren opkomst van geestelijke gezondheidszorg voor grotere groepen Vorming van psy-cultuur door direct therapeutisch contact en info via media Omgang met psy-adviezen vergt zelfbeheersing verdere rationalisatie van het alledaagse leven Ecologisering van gedragsstandaarden milieuvriendelijke levensstijl

3.2 De rationalisatie van het huishouden


Elektrificatie van het huishouden verlichting van fysieke last van het huishoudelijke werk, niet minder aantal uren door stijgende culturele eisen. Door rationalisatie van het hh meer tijd voor emotioneel beheer van het gezin Verwevenheid van rationalisatie met machtsprocessen - - Rationalisatie eist een zekere relativering van het onderscheid tussen doel- en waardenrationalisatie

Hoofdstuk 15 Modernisering en de stedelijke kwestie 1Sociologie en de stad


Bevolkingsconcentratie met toenemende verscheidenheid in activiteiten, normen en waarden, levensstijlen en bevordering van sociale dynamiek, cosmopolitisme en innovatief gedrag sociale laboratoria Stad is pluriform samenlevingsverband ontstaan van nieuwe subculturen Sociale cohesie in milieu gekenmerkt door dynamiek, verscheidenheid en vluchtigheid Moderne steden worden verdeeld door sociale ongelijkheid, klassenstrijd en belangtegenstellingen Persoonlijke en collectieve identiteiten van de stedelingen

2 De ontwikkeling ;van de moderne stad


Stadsontwikkeling in West-Europa in sociaal en cultureel opzicht uniek omdat: - ongevenaarde vrijheid van de stedelingen opbouwen eigen beschaving, eigen gekozen stadbestuur, eigen belastingsstelsel, stadsmuren fysiek afscheiding van het platteland. Politiek zelfstandige handelssteden waren een essentile factor bij de ontwikkeling van de modernisering ! ! opbloei nijverheid en ambachten ! ! nieuwe politieke economisch instituties ! ! ontwikkeling van nieuwe vormen van economische rationaliteit (boekhouden,krediet) ! ! eerste conflicten in gedaante van moderne klassenstrijd Kapitalisme, in de stad ontstaan, werd uiteindelijk te groot en verbonden met de staat

Stedelijke explosie 2 ledig:


groei van stedelijke populatie immigratie van voormalige plattelandbewoners agv gebrek aan levensmogelijkheden op het platteland belofte van welvaart in de grote steden Bedreigende kanten van stedelijke explosie armoede en erbarmelijke leefomstandigheden - - slechte hygine epidemien Politiek laissez-faire, wel filantropische hulpverlening, deels uit altrusme en deels vanuit eigen belang; epidemien kennen geen grenzen en bedreiging van politieke stabiliteit Door aanhoudende wantoestanden steeds sterkere overheidsbemoeienis Interventies op het gebied van gezondheid, huisvesting en arbeid Stedenbouwkundige reconstructie (parijs) tbv verbeterde verkeerscirculatie, opheffen hyginische misstanden verdeling van arbeiderswijken in quartiers beter bereikbaar voor politie bij opstanden - - esthetische verfraaing Stedenbouwkundige aanpak uitdrukking van het voortschrijdende rationaliseringsproces -

3 Empirisch onderzoek naar stedelijke problemen


Pleidooien voor hervormingen obv sociaal onderzoek: snellere verspreiding epidemien in arbeiderswijken

Tekortkomingen van Mayhews onderzoekingen ( in sloppenwijken Londen):


vergankelijkheid van het gebruikte medium (krant) niet voldoende zorgvuldigheid bij het verzamelen van gegevens fouten in statistische berekeningen, niet altijd feitelijke waarheden ontbreken van richtinggevend theoretisch kader (door weerzin tegen theoretici) - Meeste studies uit vorige eeuw en begin deze eeuw gebrek aan methodische, systematische en theoretische diepgang. -

Wel historische waarde:


aandacht voor stad als ontainer van problemen aandacht voor cultuur van de armoede bepaalde groepen worden definitief kansarm en komen in situatie waarin geen perspectief op verbetering van de sociale positie meer bestaat structurele armoede . Deze cultuur is weinig gevoelig voor economische fluctuaties Nederlandse situatie is niet verglijkbaar met VS: sociale polarisatie wordt gedempt door stelsel van sociale voorzieningen -

4 De stad: symbool van de moderne tijd


Stad-platteland: centrale tegenstelling inde sociale werkelijkheid Klassieke theorien over overgang van traditioneel-rurale naar de moderne-urbane samenleving

Gemeinschaft en Gesellschaft Tnnies

Sociale banden: - relaties met gevoelsmatige basis tradities en plaatsbesef Gemeinschaft - relaties met overheersende instrumentel component Gesellschaft bereiken van doelen Tnnis: onvermijdelijke en algemene overgang van Gemeinschaft naar Gesellschaft relaties dichotome model voor plaateland-stad. Er bestaat echter geen uniforme stedelijke levenswijze er komen ook andere dan Gesellschaft-relaties voor in steden. Verschil hoogstens gradueel en temporeel Die Stad Max Weber ( historisch sociologisch van aard) Kenmerkend voor steden in het algemeen economische markt gereguleerd binnen kader van sociaal politieke instituties. Verschillen West-Europese steden en steden elders: WE steden niet alleen algemeen geldende economische en politieke kenmerken maar ook vorming van stadsgemeenschap in sociaal- cultureel opzicht: burgers in stad vormen samen een politieke gemeenschap Verklaring voor het ontstaan van stedelijke autonomie: - religieus: christendom gekenmerkt door sterk individualistische grondslag - politiek-militair: pas opkomst van centraal politie-militair ( dus onderdrukkend ) gezag n de opkomst van autonome stedelijke gemeenschappen Stedelijke samenleving bepaald door combinatie van economische emancipatie en gezamenlijke lotsverbondenheid.. Samengaan van individuele vrijheid en gemeenschapszin Kritiek van Weber op moderne stad: individu en stedelijke gemeenschap zijn van elkaar vervreemd Weber: er kan wel gestreefd worden naar combinatie Gesellschaft en Gemeinschaft

Beide theorien hebben een gebrek aan empirische precisie

5 Desintegratie en sociale orde van de moderne stad.


Dominantie over Amerikaanse sociologen door WASP(white anglo saxon protestants) Niet alleen bestudering van samenleving, vooral ook veranderen ervan Chicago-school: bevrijding van sociologie uit knellende banden met welzijnswerk en de overwegend door predikanten gedomineerde reform-movement deze lieten de sociologie te veel leunen op common-sense interpretaties van de sociale werkelijkheid

R.Park 4 hoofdthemas in onderzoek:


stadsplan / lokale organisatie economische organisatie / morele orde secundaire relaties en sociale controle temperament \ stedelijke organisatie Verbindende schakel tussen deze onderwerpen sociale ecologie: leer die relatie tussen fysieke omgeving en sociale verschijnselen centraal stelt Elke stadwijk heeft eigen couleur locale- homogene wijken vormen samen mozaiek sociale werelden Bevolkingssortering dient ( volgens Chicago-sociologen) ongehinderd te verlopen -

Economische factoren ordenend principe van mensen activiteit in stedelijke ruimten E.Burgess: in moderne stad verschillende zones: stadscentrum met cirkelvormig daaromheen transition zone/woonkazernes working mens houses / residential zones lager middenklasse commuterszone /hoger employes Afwijkingen zijn het gevolg van storende factoren bv overheidsingrijpen , topografische eigenschappen

Ecologisch model:
! beeld van sociale gelaagdheid van stedelijke samenleving ! waar sociaal ongelijke groepen te situeren zijn ! welke processen daarachter werkzaam zijn Burgess: stedelijke groei continue centrifugale beweging Nieuwkomers eerst in transition zone, later verder naar buiten proces van successie ! ! !

Chicago-school: kritiek te veel aandacht voor desintegrerende werking van het stedelijk milieu onvoldoende oog voor nieuwe vormen van sociale organisatie Chicago-school: grote stad leidt weliswaar tot erosie van traditionele instituties maar vormt ook de voedingsbodem voor nieuwe cultuurpatronen en sociale organisatievormen Tekortkomingen Chicago-school:
! te weinig wetenschappelijke en praktisch bruikbare inzichten leven voor de dynamiek van stedelijke processen ! ! pogingen om stad als zowel fysieke structuur als sociaal verschijnsel in ecologische termen zijn blijven steken ! ! theoretisch referentiekader van Park was eenzijdig; te veel aandacht aan onderlinge economische competentie tussen stedelijke groeperingen, te weinig aan politieke-culturele factoren ! ! Onderzoeken precisie tekort aan reikwijdte en systematiek Einde aan dominante positie van Chicago-school door: - verschuiving zwaartepunt sociologie naar Oostkust > Colombia Harvard - veranderende externe omstandigheden: schaalvergroting overname van taken door centrale overheid > minder belangstelling voor stedelijke problemen !

6 De nieuwe stadssociologie: stad en staat


2 uitgangspunten van Chicago-school: - stad bestuderen als zelfstandige eenheid - stedelijke processen als resultaat van economisch handelende individuen New-Urban sociology: referentiekader in verzorgingsstaat Studie van relaties tussen stedelijke en statelijke instituties

Rex-Moore: studie positie etnische minderheden in Birmingham nav rassenrellen Conflict-sociologisch referentiekader: stedelijke samenleving resultaat conflicten tussen tegenstrijdige
belangen Huisvestingsklasse: centrale stedelijke proces strijd om gebruik van schaarse huisvesting Huisvesting op basis van zowel economisch als etnische status, kennis van woningmarktmogelijkheden > grote ongelijkheid Kritiek op Rex-Moore: te beperkt blikveld lokale woningmarkt

Castell: stedelijke processen bestuderen met primair aandacht voor achterliggende structuren
Steden als expressie van meer omvattende maatschappelijke systemen, geen autonome eenheden

Stad: geen politieke functie geen ideologische functie geen productieve economisch functie wel
consumptieve functie reproductie van arbeidskracht Reproductiefunctie eist voorzieningen op sociaal, medisch, educatief vlak Stad: plaats van collectieve consumptie

Conflicten gaan over diverse vormen van collectieve consumptie

Tekortkomingen Castell:
abstracte karakter van theorie belemmering bij operationalisatie tbv concreet onderzoek kritiek van Castell op actorbenadering Chicago-school naar ander kant doorgeslagen. Te structuralistische benadering van de stad stedelijke verschijnselen verklaren, zonder inbreng van de handelende actoren, niet uit structurele gegevenheden preoccupatie voor economische factoren onderbelichting van politieke en culturele factoren

Hoofdstuk 16 Moderniteit en stedelijke identiteit 1 Stad en cultuur


Cultuur: geheel aan betekenissen waarmee men de werkelijkheid tracht te ordenen, en alles wat mensen nastrevenswaardig vinden geheel van waarden, normen en betekenissen tussen alles wat is, maar ook wat kan zijn cultuur dynamisch - betrokken op sociale figuraties wisselwerking sociaal cultureel - plaatsgebondenheid stedelijke / plattelands cultuur

2 Een stedelijke cultuur er levenswijze?


Wirth stad: grote, dichte en permanente vestiging van sociaal heterogene individuen Karakter van stedelijke cultuur af te leiden uit:
omvang toevallige, oppervlakkige en functionele ontmoetingen personen in elkaar genteresseerd als middel om bepaalde doeleinden te bereiken doelrationaliteit Bevolkingsdichtheid scheiding van sociale functies en van uiteenlopende bevolkingsgroepen - ontstaan van typische woon- en werk gebieden heterogeniteit relativering van eigen cultuur instabiliteit, onzekerheid, verhoogde sociale mobiliteit en verruiming van individuele keuzemogelijkheden

Invloed van de stad op de levenswijze ontwikkeling van nieuwe gedragspatronen en omgangsvormen Kritiek op Wirths ideaaltypische beschrijving van de stad: twijfel over opvatting van stedelijke cultuur als holistische eenheid Redfield: Tepotzln gesoleerde gemeenschap met geringe mobiliteit en beperkte arbeidsverdeling, nvormige cultuur Lewis: Tepotzln sociale tegenstellingen, conflicten, minder statisch, allerlei sociale veranderingen. Mexico-city allerlei vormen van solidariteit, loyaliteit, en verwantschap eea. Itt Wirth Wirth: geen sociale verbanden met sterke samenhang, hechte onderlinge bindingen, gemeenschappelijk levenswijze. Stedelijke cultuur gekenmerkt door heterogeniteit Kritiek: steden niet n bepaald type cultuur maar plekken van georganiseerde complexiteit Herbert Gans: onderzoek italiaanse migranten in sloppenwijk Boston overheersend hechte bindingen deze (naar binnen gekeerde blik) kunnen disfunctioneel zijn op het reageren in turbulente omgevingen Lewis/Gans: stedelijke levenswijzen kunnen ook op platteland voorkomen en omgekeerd Steden : niet hermetisch afgesloten systemen verbonden met bredere maatschappelijke ontwikkelingen Twee sociologen die geprobeerd hebben de traditie van Wirth nieuw leven in te blazen:

Claude Fisher subculturele theorie

Kernvariabelen van Wirth zijn wel degelijk van invloed op sociale relatiepatronen maar ze leiden niet tot groeiende individualisering, maar tot versterking van diverse gemeenschapsbanden Levensvatbaarheid van subculturen afhankelijk van voldoende omvangrijk kritische massa adepten Lyn Lofland: steden als samenstellingen van sociaal psychologische domeinen prive domein : intieme, persoonlijke betrekkingen tussen leden parochiale domein netwerken gelokaliseerd binnen buurten / wijken publieke domein gebieden waar men overwegend met vreemde geconfronteerd wordt Steden wijken af door grote diversiteit en complexiteit van deze domeinen, niet alleen naast elkaar voorkomend, maar ook door elkaar heen lopend.

3 Paradoxen van stedelijkheid


Claude Badelaire: kenmerkend voor steden verandering ontwikkeling van nieuwe publieke gedragsvormen en omgangsvormen. Boulevards ontstaan van nieuwe massaculturen Simmel: stedeling kenmerkend blas gedrag functioneel door voortdurende confrontatie met veel wisselende indrukken kan psychische overbelasting ontstaan. Hierdoor kan ook sterke hang naar excentriek gedrag ontstaan ontsnappen aan verveeld bestaan Omgangsvormen hang naar reserve en individualiteit bescherming tegen teveel contacten Oorzaken van deze gedragingen en omgangsvormen steden als bakermat van moderne geldeconomie Geld heeft een nivellerende en rationaliserende invloed op de cultuur rationalisering van het alledaagse leven Simmel: zoeken naar verbanden tussen ogenschijnlijk tegenstrijdige ontwikkelingen, al dan niet bewuste benvloeding van anderen - Lyn Lofland onderzoek naar gedragingen in openbare ruimten. Anonimiteit belangrijkste kenmerk van stedelijke cultuur. Wereld van vreemdelingen wordt later gebied met enclaves met vertrouwd karakter - Stedelingen vinden hun weg in openbare ruimtes door: op uiteenlopende wijzen privatiseren / kolonisering van publieke ruimten bv. door toeigening van cafes en dansgelegenheden door bepaalde groepen symbolische toeigening van stedelijke openbaarheid bv door graffitti Paradoxale relatie tussen prive/publiek domein in kaart brengen - in de loop van de modernisering sterke verschuiving naar levensstijlen betrokken op privedomein beschavingsoffensief om onderlaag bevolking huiselijkheid bij te brengen. Door verbieden van vrije-tijds activiteiten waarbij massavorming optreed Door verschuiving van publiek naar prive domein verlies van stedelijkheid Zijderveld: voortschrijdende modernisering ontwikkeling steden tot abstracte ruimten Mijden van publieke ruimten vanwege vandalisme, verloedering en criminaliteit Trend in de richting van cocoonen, later opleving consumptieve en recreatieve activiteit ! ! Stedelijke cultuur als domein van menselijke zelfprofilering Gereserveerde opstelling van stedelingen jegens anderen samen met het streven naar zelfprofilering Mode: middel om te experimenteren met / vormgeven aan eigen identiteit Aspect van tijdelijke stedelijke cultuur verhoogde dynamiek 2 krachten: imitatiedrang en distinctiestreven ! ! Stad als brandpunt van consumptieve en recreatieve activiteiten zelfprofilering dmv consumptief gedrag Esthetisering neiging om alles vanuit perspectief van goede smaak te beoordelen Nauwe samenhang met enscenering neiging om alledaagse werkelijkheid ondergeschikt te maken aan spektakel, feesten en rituelen

4 Stedelijke identiteit : eenheid en verscheidenheid


Fragmentering van stedelijke ruimte: steden opgebouwd uit meerdere deelidentiteiten Hoge concentraties van etnische minderheden organiseren aparte culturele entiteiten ontstaan van multiculturele leefwereld Rationalisering van stedelijke identiteit: modernisering stedelijke identiteit ontstaat niet spontaan en vanzelfsprekend maar doelbewust en met het oog op het bereiken van bepaalde effecten gecreerd Stadspromotie / city marketing leiden, door imitatie, tot Rank-Xerox cities, kopien

Samenhang processen van fragmentering en rationalisering


rationalisering van stedelijke identiteit gaat gepaard met toenemende tendens tot culturele homogenisering steden gaan steeds meer op elkaar lijken. - Tegengestelde ontwikkeling stedelijke leefwereld wordt veelvormiger groei van complexiteit en gelaagdheid van stedelijke alledaagsheid als gevolg van : demografische factoren: - groeiende pluriformiteit huishoudens/leefvormen agv individualiseringstendensen - komst van allochtonen toegenomen veelvormigheid van stedelijke cultuuruitingen toegenomen veelvormigheid van consumptieve en recreatieve activiteiten: alledaagse leven niet meer alleen productie maar ook consumptie Tegenstelling Wirth: stedelijke alledaagsheid bepaald door verscheidenheid, veelvormigheid en complexiteit -

Stedelijke cultuur bevat tal van gemeenschappelijke elementen maar wordt op actieve wijze door individuen en groepen weergegeven Processen van identiteitsconstructie zijn niet los te zien van ogenschijnlijk tegenstrijdige processen van mondialisering en lokalisering

Hoofdstuk 17 Cohesie, sociale ongelijkheid en identiteit in de moderne samenleving 1 Opnieuw: het vraagstuk van de sociale cohesie
Klassieke sociologen: bedreiging sociale cohesie op 2 manieren: grote maatschappelijke tegenstellingen ( kapitaalbezitters en arbeiders) voortschrijdende differentiatieprocessen en de daardoor opgeroepen middelpuntvliedende kracht uit elkaar groeien van afzonderlijke delen van samenleving en verlies van bindende krachten van waarden en normen moreel vacum voor individuen

1.1 Samenhang bedreigd?


1. 2.

20ste eeuw afname van maatschappelijke tegenstellingen toename van middelpuntvliedende kracht die solidariteit binnen samenleving bedreigd * door proces van statenvorming integratiemechanismen als politieke/sociale rechten onderwijs opkomst van verzorgingsstaat collectivisering en institutionalisering van arbeidsverhoudingen - overlegeconomie * door letterlijk en figuurlijk meer bewegingsvrijheid voor individuen individualistische levenshouding minder saamhorigheid en sociale controle

Verzorgingstaat:
! stimuleert individualiseringsprocessen door bestaanszekerheid minder afhankelijk ! uitholling individualiseringsproces - financile dimensie groter beroep uit uitkeringen - morele dimensie > door calculerende mentaliteit bedreiging voor de solidariteit Stad: probleem van sociale cohesie doet zich hier voor in uitvergrote/gecondenseerde vorm - anonimiteit - verzakelijking - meer mogelijkheden tot ontwikkeling van hechte banden met gelijk gezinden ontwikkeling van pluriforme / multiculturele samenleving gevaar voor nieuwe sociale tegenstellingen Moderne arbeidsorganisatie: tayloristisch organisatiemodel: sociale cohesie berust op materile prikkels en dwang, werkt wantrouwen in de hand versterkt de neiging tot eigenbelang organisatiemodel met meerwaarde aan belang van goede intermenselijke verhoudingen inhoudelijk volwaardig / aantrekkelijk werk, autonomie van werknemers als basis voor normatieve binding van werknemers met organisatie ontstaan saamhorigheidsbesef Moderniseringsprocessen niet altijd op gespannen voet met hechte sociale relatie Ook zwakkere sociale banden kunnen de sociale cohesie bevorderen ! !

1.2Sociologische benaderingen van het cohesievraagstuk


Grotere populariteit van harmoniemodel(consensus) door afname maatschappelijke tegenstellingen, dit blijkt uit de opkomst van het functionalisme. Deze stroming grijpt terug op Durkheim < centrale betekenis waardennormen, morele karakter sociale bindingen en sociale oorzaken afwijkende gedragingen Functionalisme op consensus gerichte benadering paste goed in het sociale klimaat van beheerste modernisering ( snelle economische wederopbouw met behoud van - maatschappelijke stabiliteit - ideologische concurrentiestrijd met communistische wereld Vanaf 60er jaren weer conflictmodel benadering met centrale plaats van grote maatschappelijke tegenstellingen en de daaruit voortvloeiende sociale conflicten ( misschien door afbrokkeling eensgezindheid wederopbouwperiode?)

hernieuwde belangstelling voor marxistisch gedachtengoed ontstaan niet-marxistische conflictsociologie van Dahrendorf deelt met marxisme overtuiging dat conflicten en belangentegenstellingen bron van maatschappelijke verandering vormen - afwezigheid overeenstemming normen en waarden - deze overeenstemming is afspiegeling dominante positie van sommige groepering verschil met marxisme: Dahrendorf voerde de maatschappelijke conflicten niet terug op de tegenstelling kapitaal arbeid (econ.) maar op bezit van of onderworpenheid aan gezag (maatsch.) Derde sociologische benadering cohesievraagstuk Habermas: theorie van communicatieve handelen, hoe mensen in alledaagse leven overeenstemming brengen als basis van samenhandelen.

Consensus conflict modellen : richten zich op macroniveau van de samenleving


Habermas gaat het ook om het omgekeerde wat houdt samenleving op microniveau bij elkaar Ook aandacht voor symbolisch interactionisme nadruk op feit dat gemeenschappelijk handelen vraagt om gemeenschappelijke definitie van de situatie

2. Opnieuw het vraagstuk van de sociale ongelijkheid


! ! ! Ongelijkheid op basis van sociale afkomst maakt plaats voor ongelijkheid obv prestatie. Meer graduele opbouw en meer acceptatie van maatschappelijke ongelijkheid ! Ontstaan van nieuwe scheidslijnen door voortschrijdende commodificatieproces. Moderne samenleving klassemaatschappij

2.1Sociale ongelijkheid in verandering


Sociale ongelijkheid heeft distributieve en relationele kant distributief betrekking op verdeling van maatschappelijk hooggewaardeerde zaken. Bv.
verwerfbaar inkomen en sociaal prestige afname van ongelijkheid in verdeling van inkomens flinke toename middengroepen, kleinere verschillen in onderwijsdeelname relatief maatschappelijke en afhankelijkheidsrelaties tussen mensen waar binnen verdeling komt. Toenemende wederzijdse afhankelijkheid werkgevers-werknemers. Proces van politieke democratisering heeft geleid tot geleidelijke uitbreiding van burgerrechten Scheidslijnen maatschappelijke verhoudingen zijn minder ondoordringbaar dan vroeger. Sociale en ruimtelijke segregatieprocessen sociale segregatie minder uitgesproken , sociale mobiliteit toegenomen

Klassenstructuur aanzienlijk complexer, moderne maatschappij wordt steeds meer gedomineerd door burgerlijke middengroepen Ongelijkheid naar sekse: moderne arbeidsbestel - kostwinnersideologie tegenwoordig toenemende vrouwenparticipatie, echter tamelijk rigide functie-beroepen segregatie Etnische ongelijkheid: verschillen geworteld in hardnekkige cultureel verankerde voorstellingen over typische eigenschappen/gewoonten blanken-zwarten enz. deze werken door in de arbeidsmarkt.

2.2 Sociologische benaderingen van het ongelijkheidsvraagstuk

Functionalistische theorie: sociale ongelijkheid ivm arbeidsverdeling Kenmerkend voor moderne samenleving: ver doorgevoerde differentiatie Sociale ongelijkheid functionele noodzaak; nodig om samenleving goed te laten functioneren. Functionalisme berust op consensusmodel Sociale ongelijkheid berustend op machtsverschillen, verschillende mate van beschikken over hulpbronnen als bezit, inkomen, sociale contacten, culturele bagage Marxistische variant conflictsociologie onderscheid kapitaal arbeid Niet-Marxistische variant onderkenning van belang van middengroepen. Regulering klassenconflicten dmv verzorgingsstaat/arbeidsbestel terug dringen van sociale ongelijkheid ( Weber) sporen van klassenverschil zichtbaar op sociaal gedrag, culturele voorkeuren, politieke overtuiging samenhang tussen economische en sociaal-culturele verschillen losser

Sociale ongelijkheid genderbegrip. Constructionistische benadering, verschil geconstrueerd Ongelijkheid berustend op culturele beelden van verschillen en . Genderbenadering tonen hoe beroepen/functies gemodelleerd worden oiv cultureel verankerde verschillen en, auto-/allochtonen, jong en oud

3 3 Opnieuw: het probleem van de identiteit


3.1 Collectieve en persoonlijke identiteit in beweging
CI > modernisering leidt tot
verzwakken van oude collectieve identiteiten sterke impulsen voor opbouw nieuwe collectieve identiteiten

Nieuwe collectieve identiteiten door


- vorming natiestaat nieuwe nationale identiteiten - arbeidsbestel ontstaan van klassebesef arbeiders en vrije beroepen - stedelijke ontwikkeling stedelijke identiteit Afzwakking klassebewustzijn door integratie arbeiders in burgerlijke cultuur, verdwijnen arbeiderswijken, toenemende sociale mobiliteit, opkomst massacultuur Differentiatieprocessen leiden ertoe dat mensen zich in steeds meer sociale kringen bewegen Toenemende mobiliteit en individualisering persoonlijke identiteit is veranderlijk geworden. Groeiende heterogeniteit risico tot fragmentatie van identiteiten uiteenvallen in deelidentiteiten. Kenmerkend voor verhouding individu maatschappij in moderne samenleving proces van individualisering ! ! meer keuzevrijheid autonomie ! ! toenemende afhankelijkheid van markt bureaucratie en de daarin belichaamde denk gedragsmodellen

3.2 Sociale benaderingen van het identiteitsvraagstuk


Verschillende theoretisch sociologische benaderingen van het identiteitsprobleem
functionalisme sociale rol rolverwachtingen dmv socialisatieprocessen internalisatie van verwachtingen. In functionalisme vallen collectieve en persoonlijke identiteit grotendeels samen. Marx conflictsociologie: posities van mensen in kapitalistische productieverhoudingen en de daarmee verbonden antagonistische belangen, bepalen denkbeelden, zelfbewustzijn en gedrag Niet-Marxistisch conflictsociologie: tegenstrijdige belangen machthebbers / onderworpenen en rolverwachtingen bepalen het gedrag en de identiteit van personen Interpretatieve traditie in de sociologie: sociale werkelijkheid beschouwen als uitkomst van interactie en communicatieprocessen tussen handelende individuen symbolisch interactionisme: centrale plaats voor proces van betekenisgeving: mensen handelen op grond van eigen interpretatie van de werkelijkheid

Mead: Self komt tot ontwikkeling in voortdurend interactieproces tussen individu en significante
anderen in zijn omgeving. 2 componenten voor het Self : * me : het beeld dat de buitenwereld op de persoon projecteert * I : de actieve, handelingsgerichte component die de identiteitsontwikkeling stuurt Symbolisch interactionisme : losser wordende band collectieve en persoonlijke identiteit

Kritiek op functionalisme: te deterministische beeld ven relatie individu en maatschappij Kritiek op symbolisch interactionisme: te voluntaristische kijk op maatschappelijke verhoudingen te
grote speelruimte voor het individu Hoe verenigen we de essentile stelling dat het menselijk gedrag bepaald wordt door sociale structuren en door in de cultuur vastgelegde denkkaders en gedragsmodellen ( structure) met de stelling dat al die structurele en culturele arrangementen het product zijn van handelende individuen ( agency)

Hoofdstuk 18 Sociologie en de toekomst 1 Toekomst denken in de sociologie


Prognose : alle varianten van voorspellend onderzoek Utopie: meer bepaald door wensbeeld Scenario / toekomstontwerp: tussenpositie prognose en utopie Empirisch toekomstonderzoek

2. De prognose
onvoorwaardelijke prognose : duidelijke uitspraak over toekomstige toestand zonder voorwaarden voorwaardelijke prognose : als-dan formule. Voorspelling komt alleen uit als aan bepaalde voorwaarden is voldaan Horkheimer en Popper in sociale wetenschappen is het mogelijk voorwaardelijke voorspellingen te doen Horkheimer : bedoeling van sociale wetenschappen overgang maken van voorwaardelijke naar onvoorwaardelijke voorspelling ( op alle gebieden) Popper: overstap naar onvoorwaardelijke voorspelling op zeer bescheiden schaal, zowel naar tijd als naar maatschappelijk bereik, omdat samenleving volledig open systemen zijn waarvan de ontwikkeling geheel niet vastligt. Deze mening heeft een dominante positie. Marxisten: samenleving niet volledig open, ontwikkelingen ingebed in zekere historische wetmatigheden Teruggang van maakbaarheidsgeloof deels gevolg van maatschappelijk politieke ontwikkelingen bv ondergang van het communisme, deel aan ontwikkelingen binnen de wetenschappen bv opkomst van het postmodernisme en de chaostheorie Belangrijkste functie van voorwaardelijke prognoses: vroegtijdige signalering van te verwachten ontwikkelingen ( early warnings)

3 Historische toekomstmodellen
Polak: groot aantal historische toekomstmodellen: deze hebben gemeenschappelijk da geschiedenis in
historische perioden/stadia worden ingedeeld en een bepaalde rangorde hebben. Ook allemaal in het teken van vooruitgang.

3.1 Het cyclische model gebaseerd op een organisch wereldbeeld


Opkomst, bloei en verval van samenlevingen en culturen. Vrijwel altijd gekenmerkt dor pessimistische toekomstvisie van onontkoombaar verval Sorokin: culturen verdwijnen niet geheel; belangrijke onderdelen schuiven over in een volgende periode waar ze eventueel weer tot bloei komen Cyclische toekomstmodel heeft minste invloed gehad in sociologie

3.2 Het dialectische model ( had grote invloed, deze is nu tanende)


Dialectisch model uitgesproken vooruitgangsmodel Nadruk op : samenlevingen gaan gebukt onder interne tegenstellingen en tegenstrijdigheden dit tot uitbarsting moeten leiden ( revolutionair Marx) Marxistische ontwikkelingsproces - these iedere maatschappij kent zijn heersende klasse - antithese oppositie opgeroepen door heersende klasse - synthese uit botsing these antithese komt een nieuw, kwalitatief ander maatschappijtype voort Geschiedenis bestaat uit afgeronde perioden die ieder een duidelijke breuk met elkaar hebben

3.3 Het evolutionaire model ; staat in teken van geleidelijke vooruitgang


Geschiedenis ingedeeld in stadia, niet gebaseerd op tegenstelling, conflict-strijd. Vloeiende lijnen en geleidelijke overgangen

3.4 Kritiek op stadiadenken.


Marxisten menen uit verwachte toekomst strenge richtlijnen voor politiek handelen te distilleren Popper denkt dat er een open maatschappij is die voortdurend verandert, maar de richting is onbekend Fundamenteel punt in sociologie: relatie (sociale)wetenschap en politiek huidige praktijk voor deze relatie lijkt te wijzen in de richting van een zekere vervlechting

4 De Utopie
Scherp onderscheid nodig tussen utopie als object sociologisch onderzoek en utopische sociologie Utopische sociologie belangrijk invloed van utopisch denken op de aanpak van een toekomstige sociologie In utopisch denken 3 varianten: de utopische roman grote bloeiperiode in Renaissance mens als bouwer van een nieuw geordende en anders ingerichte wereld. 2 elementen in moderne utopische romans: wensbeeld van een andere en betere maatschappij ( of het tegendeel antiutopie) maatschappijkritiek utopische romans kunnen fungeren als bron van inspiratie voor wetenschappers utopie als voorwetenschappelijke manier van denken Spanning tussen wetenschap en utopie in stroming: utopisch socialisme Socialisme: pretentie zowel wetenschappelijk al gericht op een betere toekomst te zijn Utopisch socialisme: verbinding tussen industrile revolutie en eigen toekomstbeeld Saint-Simon : inspireerde tijdgenoten, wetenschap/technologie drijvende krachten achter vooruitgang Wetenschappelijk socialisme: (Marx-Engels)veroordeling van geloof in goede voorbeeld en het morel appl van veel utopische socialisten als Owens. Hij benadrukt dat sociale maatregelen ook in het belang van werkgevers zijn; ze leiden tot productiviteitsverhoging. Mars-Engels noemden dit een verwerpelijke vorm van socialisme. Zij vonden massale strijd en revolutie vereiste van omvorming tot socialistische maatschappij utopie als constructieve maatschappijkritiek Mannheim: constructieve maatschappijkritiek: niet de intentie maar in welke mate utopische denkbeelden werkelijkheid zijn geworden relatie utopie empirische werkelijkheid Marcuse: relatie utopie-empirie minder antithetisch dan veelal gedacht. Utopisch niet wensdroomachting, maar bevat een empirische kern

4.4. Modellen van utopisch realisme


Giddens: geschiedenis is niet doelgericht. Toekomstgericht denken is een essentiel onderdeel van de zelfreflectie moderne samenleving. Bedachte toekomst kan werkelijkheid worden door deze te propageren.

5 Scenarios of maatschappijontwerpen constructieve / ontwerpsociologie


ontwikkeling van prognosetechnieken verhoogde niet de betrouwbaarheid van de voorspellingen toevlucht zoeken tot scenarios : deze voorspellen niet Prognoses kunnen de burger passief maken. Moderne burger wil zelf het leven vormgeven 60-70er jaren overspannen verwachtingen over de maakbaarheid van de maatschappij

5.1 Wat is een scenario: beschrijving huidige toestand van samenleving, van mogelijke en wenselijke toekomstige toestanden en van reeksen gebeurtenissen die daartoe leiden. Scenario bevat: kern van scenario ontwerp van de toekomst streefbeeld basisanalyse beschrijving van huidige situatie streefpad ( stiefkind van ontwerpsociologie) hoe van hier naar daar 5.2 Functies en gebruik van scenarios
5 functies op continum te plaatsen van normatief/gengageerd tot zakelijk/pragmatisch Constructief-emancipatorisch : Scenario als instrument voor het bevorderen van de zichzelf besturende maatschappij maakbaarheid van de samenleving Applfunctie: in welke mate is het legitiem dat een scenario zijn eigen realisering propageert. Voorspellende uitspraken kunnen het maatschappelijke proces benvloeden ( SFP)

Benadrukken van de sociale verbeeldingskracht


Afremming van maatschappelijke veranderingsproces door te weinig ontwikkeld menselijke verbeeldingskracht. Scenarios als hulpmiddel om barrires in denken te doorbreken

Exploratie en verduidelijking van keuzemogelijkheden Aangeven van consequenties van een beslissing

6 Empirisch onderzoek mbt de toekomst


Empirische sociologie wil speculatieve, niet toetsbare uitspraken vermijden

6.1 Varianten van empirisch toekomstonderzoek


Verbindingen tussen empirisch onderzoek en toekomstonderzoek - Toekomst als projectiescherm: empirisch onderzoek naar wat mensen van toekomst verwachten Relatie tussen toekomstverwachtingen en feitelijke gebeurtenissen is complex

Historisch analogie en comparatieve prognose

Historische analogie: ongelijktijdige vergelijking tussen samenlevingen en culturen Comparatieve prognose: verwachting dat toekomstige ontwikkelingen enigszins voorspeld kunnen worden Empirisch getoetste theorien die ook uitspraken doen over toekomstige situaties Bv. Images of the world in 2000 John Galtung ( 11 landen 67-70) Dit onderzoek moet in zijn historische context geplaatst worden. Galton nadruk op ( internationale) vergelijking Verschillen tussen landen groter dan die tussen groepen binnen landen, 3 criteria bij vergelijking - niveau van technische-economische ontwikkeling mate van industrialisering - type economische / ideologische systeem kapitalisme/socialisme - mate en soort van militaire gebondenheid

Of en in hoeverre is de toekomst een levende dimensie

Weinig gedachten over toekomst eigen land wereld. Wel over eigen toekomst. In communistische landen hoger ontwikkeld toekomstbesef dan in niet-communistische In hoogontwikkelde (tech/econ.) minder toekomstbesef dan in lager ontwikkelde landen Mensen actief in verleden zijn juist ook actief in heden geen dromers Toekomst bewustzijn correspondeert met behoefte aan verandering verbetering

Plaats en rol van de wetenschap en technologie

Verwetenschappelijking belangrijkste aspect van modernisering Houding tov wetenschap onderscheid tussen verwachting en wens wetenschappelijk wereldbeeld sterk doorgedrongen in alle lagen, hoge verwachtingen over toekomstige resultaten van wetenschap en techniek Weerstand tegen verdere verwetenschappelijking, grotere weerstand bij hoger niveau techn/econ ontwikkeling. Wetenschapspessimisme. Minder ontwikkeld wetenschapsoptimisme

! !

houding tegenover ontwikkeling van de eigen maatschappij

Hoog ontwikkeld tech./econ. niet begeleid door toenemend optimisme ontwikkelingsvermoeidheid Lager ontwikkeld omgekeerd. The Silent Revolution Inglehart n van de meest opzienbarende/controversile sociologische studies: Grootschalig internationaal empirisch onderzoek echter itt Galtung gebaseerd op een theorie: ! Culturele omslag ommekeer op terrein van waarden behoeften en opvatting van mensen . Culturele veranderingen hebben een eigen dynamiek ! Stille revolutie vrijwel onzichtbaar langzaam proces, dat echter wel een radicale verandering van de westerse cultuur tot gevolg heeft Westerse samenlevingen zullen een overgang doormaken van huidige op burgerlijke materialistische waarden steunende cultuur naar een postmaterialistische cultuur theoretisch ondersteuning afgeleid van behoeftenhirarchie van Maslow. Inglehart heeft materialistisch behoeften onderverdeeld Materialistische behoeften behoeften gericht op levensonderhoud en veiligheid Postmaterialistische behoeften sociale en ontplooings behoeften, esthetische en intellectueel Jongeren zijn significant post-materialistischer dan ouderen leeftijd belangrijkste variabele - Levenscycluseffect jong-postmaterialistisch; hoe oudere hoe materialistischer - theorie van de vormende jaren waardenpatroon wordt gevormd in adolescentie Probleem Inglehart geen longitudinaal onderzoek geen uitspraak Oplossing verrichten internationaal vergelijkend onderzoek Engeland-Duitsland > bewijs voor theorie van de vormende jaren, afwijzing van levenscyclustheorie we groeien naar een postmaterialistischer maatschappij.

Nieuwe studie 1990 . Hypothese nog steeds geldig, nu bewezen door longitudinaal cohort onderzoek. Deze studie kan gezien worden als voorwaardelijke prognose voorwaarde is economische zekerheid

Hoofdstuk 19 De komst van de post-maatschappijen


Studies over postmaatschappijen: - sterke nadruk op bepaalde aspecten van veranderingsproces - suggestie van een soort omkeringsproces

2 Visies op de toekomstige samenleving

onderbouwperspectief nadruk op politiek en economie


- Postcommunisme ineenstorting van communistische systeem, de meest dramatische en revolutionaire verandering van de afgelopen decennia - Postindustrile maatschappij: productieproces als maatschappelijk spilbeginsel - Postnatiestaat: bedreiging van het belang van de natiestaat als ht integrerende politiek en maatschappelijk referentiekader door internationalisering - Postverspillingsmaatschappij: gespannen verhouding tussen economische groei en begrensde capaciteit van de aarde

Bovenbouwperspectief nadruk op cultuur, wetenschap en zingeving

- Postseculiere maatschappij verdwijnen van de godsdienst Laatste decennia ontstaat twijfel herlevend fundamentalisme opkomst van nieuwe vormen - Postmodernisme visie op veranderingen in de wereld van kunst-cultuur. Verwijst naar maatschappelijke veranderingen die duiden op een ommekeer in het moderniseringsproces - Postmaterialisme Niet alle postmaatschappijen zijn al werkelijkheid, ze zijn in wording.

3 De triomf van het Westen,: het postcommunistische tijdperk


Tot 1989 2 levensvatbare, tegenstrijdige elkaar uitsluitende ideologien:

Kapitalisme socialisme/communisme

3.1 Het einde van de geschiedenis


Bell-Fukuyama dialectische opvatting van het historische ontwikkelingsproces
Universele geschiedenis, bepaalde ontwikkelingslijn, in stadia in te delen, vooruitgang. Op basis van inzicht in historische bewegingswetten kan men voorspellingen doen. Geschiedenis beweegt zich niet geleidelijk voort, maar met schokken. Conflict is de motor van de geschiedenis Bell: liberalisme en socialisme uitgeput, ze zouden in verzorgingsstaat naar elkaar toe groeien compromis. Daarmee zou de ideologische tegenstelling als motor van de geschiedenis verdwijnen Convergentiehypothese. Fukuyama: duidelijke overwinning voor de liberale democratie tot stilstandkomen van het historische proces dat gebaseerd was op ideologische conflicten, echter niet het einde van alle conflicten Bell/Fukuyama beide een zekere ambivalentie bij de waardering van dit nieuwe tijdperk - zekere voldoening: de posthistorische maatschappij is in veel opzichten een goede - Kater van de bereikte utopie. Bell: in de wereld van het bleke compromis is geen ruimte meer voor passie en engagement om de wereld te verbeteren. Fukuyama ook somber over de toekomst verlies van enige ideologisch strijd. Goede maatschappij is bedreiging voor de ontwikkeling van de mens, bv inzet en engagement

3.2 Kritiek op Fukuyama


Wie heeft er gewonnen? 3 componenten aan winnaar. Fukuyama liberale democratie- econ. Markt - Ideologische ( het liberalisme) - politieke ( democratie) - economische ( kapitalistische markteconomie) Offe Habermas: grote tegenstellingen tussen democratie ( gelijkheid) en kapitalisme (prestatie) Offe: verzorgingsstaat heeft verzoening geschapen tussen deze tegenstrijdige principes Levert de combinatie van deze 3 componenten de beste van alle mogelijke maatschappijen op? Esping Andersen 3 varianten van verzorgingsstaten: - liberale ( minimale) bv. Amerika en GB Fukuyama - corporatistische - sociaal democratische Volgens Esping-Andersen is presteren sociaal-democratische verzorgingsstaten beter dan liberale Fukuyama is ongevoelig voor nieuw opkomende ideologien bv. de nieuwe sociale bewegingen : vredesbeweging, ecologische beweging en New-Age Fukuyama hecht vanuit het vooruitgangsgeloof weinig betekenis aan de herleving van nationalistische en fundamentalistische-religieuze ideologien, deze zouden tijdelijk zijn. Gezien de hardnekkigheid hiervan valt aan dat vooruitgangsoptimisme wel wat af te dwingen Is de overwinning van de liberale democratie en de markteconomie wel zo goed voor de wereld? Aziatische landen zijn wel liberaal in economisch opzicht maar niet in maatschappelijk of politiek. Fukuyamas toekomstbeeld misschien best for the west, maar ook pest voor de rest Winst en Vooruitgang voor de n (VS) betekent verlies en achteruitgang voor de ander (L-Am)

3.3 Het Marxisme: nodiger dan ooit?


Callinicos: pleidooi voor marxisme, stalinisme (autoritaire vorm van marxisme) is verslagen, marxisme en socialisme niet. In 1989 heeft niet de democratie maar het kapitalistische systeem gewonnen. Er was een overgang van staatskapitalisme naar een mondiaal gentegreerd kapitalisme. reel bestaand kapitalisme heeft niets te maken met liberaal kapitalisme, maar alles met concentratie en centralisatie van economische macht bij multinationals

3.4 Postcommunisme als postmodernisme


Voor postmodernisten is de val van het communisme feitelijk het einde van de moderniteit.(maakbare samenleving, rationele ordening van de samenleving, vertrouwen op wetenschap/techniek Bauman: Postmodernisme: communisme is ideaaltypische vervolmaking van de moderniteit Verzet tegen communisme = verzet tegen beperking individuele keuzevrijheid, eis tot grotere consumptievrijheid Einde communisme niet verlichtingswaarden-idealen, maar hedonistische behoeften Callinicos: nadruk op kapitalistisch productiesysteem Bauman: nadruk op consumptieve behoeften van de mens

Hoofdstuk 20 De toekomst vanuit het onderbouwperspectief


1.1 1.1 Het einde van schaarste en gebrek?
Kahn/Wiener: postschaarstemaatschappij zoveel overvloed dat werk en efficintie betekenis verloren
schijnen te hebben. Verwende-decadente generatie bedreiging van middle-class begin van (moreel) verval

1.2De nieuwe kenniselite


Postindustrile maatschappij: meest kenmerkende niet toenemende welvaart maar toenemende belang van wetenschappelijke kennis en de gevolgen daarvan voor beroepenstructuur en sociale verhoudingen Bell(r)evolutionair ontwikkelingsmodel van bepaalde elkaar opvolgende stadia: - pre-industrile maatschappij gedomineerd door landbouw-primaire sector. Richt zich op verleden en gezond verstand - industrile maatschappij machinale goederenproductie secundaire sector. Richt zich op ervaringsleer, proefnemingen en ad-hoc aanpassingen - komende postindustrile maatschappij diensten tertiaire/kwartaire sector. Kent toekomstorintering met centrale plaats voor prognoses, modellen, systeemanalyse en abstracte theorie Voornaamste basis van de postindustrile maatschappij in universiteiten nieuwe elite kennis elite PIM is een meritocratie, verdienste nauw gelieerd aan opleiding Kritiek op Bell
niet duidelijk wat hij precies bedoelt met nieuw elite machtselite of intellectuele elite Tourraine: technocraten en bureaucraten vormen de nieuwe machtselite optreden van nieuwe klassentegenstellingen Gorz voorziet maatschappelijke driedeling: aristocratie van goedbetaalde vaste werknemers, groeiende groep werklozen en daartussenin meerderheid voor wie arbeid geen zinvolle bezigheid meer is In toekomst wordt arbeid voor de meerderheid enkel een middel om inkomen te verwerven Bells concept van dienstensamenleving Is het juist te spreken van een verschuiving van industrile naar dienstensector? In feite is er sprake van expansie van beide, belangrijkste verschuiving is die van langbouw naar industrie en diensten Bell acht de overgang van industrile naar postindustrile fase van vergelijkbaar revolutionair gehalte als die van agrarisch naar industriel Postindustrile maatschappij verschilt niet kwalitatief van de industrile, maar deze verschilt wel fundamenteel van de agrarische Bell stelt te nadrukkelijk het primaat van de economie en te weinig oog voor cultuur ( als Marx). Stelt onderbouw boven bovenbouw In later werk genuanceerder toekomstbeeld, wel een grotere plaats voor cultuur Maatschappij bestaat uit 3 domeinen, ieder door een ander principe geregeerd, niet alleen verschillen maar ook tegenstrijdig: - economie geregeerd door functionele rationaliteit efficintie - politiek geregeerd door gelijkheid voor wet, kansen en rechten - cultuur geregeerd door ontplooing van het individu Bell voorziet groeiende spanning tussen economie en cultuur in de toekomst Economie groot geworden door arbeidzaamheid, soberheid, en uitstel van behoeftenbevrediging. Nieuwe cultuur is gebaseerd op hedonistische levensstijl met nadruk op ontplooing Bell: nadruk op belangrijke wordende rol wetenschap-technologie verschuiving in beroepenstructuur en sociale stratificatie > nieuwe elites nieuwe sociale tegenstellingen

2 Wereld of geen wereld: de postnatiestaat


2.1De natiestaat en de sociologische aanpak
In sociologie samenleving vaak synoniem met natiestaat. Proces van mondialisering heeft consequenties voor de betekenis en het functioneren van de natiestaat ontfunctionalisering van de staat Nieuw is de vergelijkende of comparatieve sociologie: vergelijkingen van gelijksoortige verschijnselen in verschillende natiestaten eerste stap naar mondialisering Mondialisering dient echter primair begrepen te worden als transnationalisering

2.2Wat is mondialisering
Moderne communicatietechnologie heeft de wereld doen inkrimpen. Ontwikkeling van veelvuldig sociale verbanden en interdependenties boven niveau natiestaat Consequentie daarvan gebeurtenissen hebben vaker, sneller en grotere gevolgen voor individuen op andere gedeelten van de aarde. Het wordt steeds minder zinvol sociale verschijnselen, binnen een nationale context te isoleren Giddens: mondialisering is een veel fundamenteler proces dan enkel een toenemende interdependentie tussen natiestaten. Het heeft in eerste instantie betrekking op vermindering van de invloed van lokale omstandigheden op iemands leven. Op hoger abstractieniveau: fundamentele verandering van tijd en ruimte in het sociale leven toenemende reikwijdte van tijd en plaats ( time-space distanciation)

2.3Mondialisering als sociologisch vraagstuk


Wallerstein: monocausaal denker mondialiseringsproces het universeel en qua reikwijdte mondiaal
worden van het kapitalistische systeem. Hij is ook dialecticus universeel wordend kapitalisme roept verzet op in de vorm van antisysteembewegingen bv. ecologische, nationalistisch en socialistische bewegingen. Proces van kapitalistisch mondialisering kent interne contradicties: - Toenemende integratie in de vorm van een universele wereldomvattende kapitalistische economie - Fragmentatie en instabiliteit tgv verzet van antisysteembewegingen Uiteindelijke zal het kapitalisme ineenstorten Gilpin: monocausaal denker mondialiseringsproces als product van politieke factoren en een permissive global order. Voor mondiale orde is n dominante staat noodzakelijk (bv VS)

Giddens: multicausaal denker mondialiseringspreces 4 dimensie die interacteren:


- mondiale kapitalistische economie - mondiale militaire orde - internationale arbeidsdeling - systeem van natiestaten Giddens probeert synthese van verschillende opvattingen over mondialisering te bewerkstelligen, echter cultuur is de grote afwezige Mondialiseringsprces kent een interne dynamiek te beschouwen als dialectisch proces vol interne tegenstellingen en tegenstrijdigheden - tegenstelling homogenisering en differentiatie mondialisering leidt tot bepaalde vormen van uniformiteit consumptie stedenbouw(Mcdonalds) mondialisering leidt tot meer differentiatie mogelijke door technologische ontwikkelingen en

verruiming van de macht Spanning tussen universalisme en particularisme, vooral op gebied van waarden universalisme: denken dat bepaalde cultuuruitingen gelden voor alle samenleving particularisme: denken dat cultuuruitingen aan specifiek maatschappijen gebonden zijn Mondialisering heeft geleid tot verspreiding/acceptatie van een universeel waardensysteem Universele waarden zijn echter in feite een weerspiegeling van een liberaal-individualistisch Waardenpatroon en hun verspreiding het gevolg van de westerse hegemonie tegenstrijdigheid concentratie versus netwerkvorming mondialisering bevordert proces van concentratie van macht, kennis, info en rijkdom 2 typen van mondiale organisatie: - klassiek model van de piramide of het spinnenweb in centrum geconcentreerde macht - open netwerk: er is onderlinge verbondenheid maar model kent noch centrum noch periferie. Toegesneden op mondiale sociale bewegingen -

2.4 Scenarios voor een wereldmaatschappij


simpelste scenario wereldmaatschappij geprojecteerd in verlengde van natiestaat. Oftewel een soort verzorgingsstaat op wereldniveau hoogst onwaarschijnlijk omdat maatschappelijke en politieke verschillen nog veel te groot zijn. Kapitalistische wereldmaatschappij centrale rol voor economie . Toegroeien naar n open marktsysteem met hoge mate van zelfregulering. Secundaire rol voor politiek (G7). Belangrijkste actoren zijn transnationale ondernemingen. Interne conflicten niet door economieecologie, kapitaalarbeid of tussen regios, maar dan concurrentie tussen ondernemingen die allen monopolieposities nastreven Conglomeraat van natiestaten - politiek centraal Gilpin: natiestaten zijn altijd belangrijkste actoren op wereldtoneel geweest Werkelijke machtsbasis nog steeds bij natiestaten, wel toenemende relaties op mondiaal niveau, dat hoeft nog niet te leiden tot groeiende interdependenties Op wereldniveau nog steeds anarchie, mondiaal systeem van natiestaten nog een weinig stabiel systeem met conflicten en onzekerheden Wereldbeschaving cultuur centraal Perlmutter: wereldorde met gedeelde waarden, processen en structuren. Op groot aantal terreinen groeiende mondiale interdependenties bv: transnationale ondernemingen internationalisering van het hoger onderwijs oecomenisering mondiaal ecologisch bewustzijn De vele vormen van mondiale interdependenties hebben zich verdiept, zich sneller ontwikkeld, zijn groter geworden in schaal en in bewustzijn, zijn steeds meer onomkeerbaar geworden Onomkeerbaarheid van mondialisering en mondiale beschaving is controversieel: naast oecomenisering opkomend fundamentalisme opkomend nationalisme Perlmutter denkt dat deze tegenkrachten het grote historische proces niet zullen verstoren\ Mondiale beschaving zal volgens hem wel een pluralistisch karakter vertonen Mondialisering is niet hetzelfde als verwestersing Mondiale politieke orde centraal Vrijwel niemand gelooft nog in mondiale orde met een sterke wereldregering 2 varianten van scenarios die zich tussen mondiale orden en natiestaatsystemen bevinden: Regionalistisch scenario met zwaartepunt voor de politiek bij de regios bv EU realistisch compromis tussen status quo van natiestaten en wereldregering functionalistische scenario: wereldproblemen proberen op te lossen dmv functionele wereldorganisaties bv Veiligheidsraad, WHO, FAO en Unesco

Hoofdstuk 21 De toekomst vanuit het onderbouwperspectief


De postverspillingsmaatschappij

2 De wereldmodellen uit de jaren zeventig


ecologische problematiek problematische kanten van het moderniseringsproces, met name de economische en industrile ontwikkeling discussie over nieuwe internationale economische orde, spanning tussen welvaartsgroei en welvaartsverdeling ecologische discussie over de wenselijkheid van verminderde economische groei, terwijl de economische discussie ging over de verkleining van de welvaartskloof arm-rijk

3 De nieuwe golf wereldmodellen


Na magere jaren 80 in de 90er jaren weer herleving van ontwikkeling van wereldmodellen Scanning the future (CPB) gekenmerkt door meer optimisme, minder bevlogenheid, minder ecologische bezorgdheid Nieuwe modellen zijn dan ook minder normatief Verschil 70-90 van behoefte tot veranderen van de wereld naar uitsluiten het verkennen van de toekomst In Scanning the future wordt de tegenstelling economisch groei ecologisch evenwicht ontkend economische groei is nodig voor de ecologie 4 scenarios voor de wereld economie: ! ! Global schift verschuiving van centrum wereldeconomie naar landen rond de Grote Oceaan ! ! European Renaissance grote bloei van (west) Europa ! ! Global Crisis algehele achteruitgang van de wereldeconomie ! ! Balance Growth bloeiende gentegreerde wereldeconomie op weg naar duurzaam ecologisch systeem BGF is ecologisch het meest vriendelijk, met ook de meeste economisch groei Koppeling economie-ecologie , bij groei economie meer financile ruimte voor milieuschoonmaak Visie spanning economie/ecologie is tegenwoordig een minderheidsstandpunt Omslag waarschijnlijk door jarenlang durende hoge werkloosheid

4 Het model van de duurzame samenleving


Our Common Future van commissie-Brundtland discussie over ecologische problematiek pleidooi voor houdbaarheid. Invulling van het begrip was vaag en open. Duurzame ontwikkeling erkenning van groeibehoefte van de arme landen Duurzaamheid (welvaarts)verdeling niet alleen zaak van bestaande wereldbevolking, ook betekenis voor toekomstige generatie Hengel: over duurzaamheid kan niet onderhandeld worden SER: doelstellingen voor sociaal-economisch beleid: volledige werkgelegenheid, redelijke economische groei, redelijke inkomensverdeling, enz. Nieuwe doelstelling handhaven van ecologisch evenwicht is van hogere orde, boven de 5 voor SE-beleid. WRR heeft krachtig stelling genomen tegen duurzaamheid als categorisch imperatief

5 De risicomaatschappij
Beck: wil zich bezighouden met een toekomst die vorm begint te krijgen en zich afzet tegen een nog altijd dominant verleden Het gaat primair om een empirisch gefundeerde toekomstgerichte maatschappijtheorie Evolutionair drie-stadia model van sociale verandering
voormoderniteit valt grotendeels samen met industrile maatschappij eenvoudige moderniteit reflexieve moderniteit valt samen met risicomaatschappij. Mensen laten zich niet langer blindelings leiden door moderniseringsproces. Ze worden zich bewust van de schaduwzijden Inhoud van de risicomaatschappij: essentie valt samen te vatten met het asprincipe van de industrile maatschappij gevormd door distribution of goods and bads Hoe kunnen risicos en gevaren inherent aan het moderniseringsproces voorkomen, geminimaliseerd, gedramatiseerd of gekanaliseerd worden In risicomaatschappij streven om onbedoelde neveneffecten van menselijk handelen te doorzien en beheersbaar te maken. -

Beck: risico systematische manier om te gaan met gevaren / onzekerheden die door het
modernisering/mondialiseringsproces zelf veroorzaakt worden gevaar komt dus niet meer van buiten maar van binnenuit( uit zichzelf) Sociaal kenmerk van risicos niet zozeer gevaren in verleden maar om geprojecteerde gevaren in de toekomst. Voor sociologie 2 belangrijke vragen - Wie worden door risicos het meest getroffen - Wie heeft de definitiemacht om te bepalen hoe groot die gevaren/risicos zijn. Uitspraken over gevaren/risicos omvatten altijd een theoretisch en een normatieve component Overeenkomsten Beck Bell centrale rol wetenschap en technologie Verschil: Beck succes van wetenschap/technologie heeft huidige gevaarlijke situatie bepaald Bell algemeen positief over rol wetenschap/technologie Beck 3 scenarios voor toekomst ( vooral interesse in de rol van de politiek) 1.Terug naar de industrile maatschappij- dominant scenario in politiek en wetenschap Business as usualmet wat ecologische correcties Afzien van publieke controle op techn/econ ontwikkelingen 2. democratisering van de technisch-economische ontwikkeling Democratisering om greep te krijgen op de wetenschappelijke technologische ontwikkeling Beck dit kan niet en het is ook niet wenselijk aantastig vrijheid van wetenschappelijk en technologisch onderzoek, het zou innovaties afremmen Volledige controle op techn/econ ontwikkeling 3.Differentile politiek ontgrenzing van de politiek Uitbreiding en wettelijke bescherming van de mogelijkheden voor wat betreft subpolitiek. Daarvoor zijn sterke en onafhankelijke gerechtshoven en media nodig Uitbreiding en institutionaliseren mogelijkheden van zelfcontrole en zelfkritiek van alle beroepsgroepen Essentie van systemen centrumloze subpolitiek in institutionalisering van de interne controle en het interne debat

6 De WRR over duurzame risicos


Door te stellen dat over duurzaamheid niet onderhandeld kan worden, wordt die aan de maatschappelijke en politieke discussie onttrokken Milieugebruiksruimte zou de maximaal toelaatbare schade aan het milieu tastbaar en meetbaar kunnen maken. Maatschappij moet zich voegen naar de ruimte Harde kwaliteitseisen voor ecosystemen bestaan volgens WRR niet, het gaat om zeer tijds- en cultuurgebonden natuurbeelden. WRR nieuwe optiek die milieuproblematiek in het hart van de politieke discussie moet brengen. Centrale vraaghoe sterk/kwetsbaar is de natuur, welke risicos wil men nemen WRR ontwikkelde 4 handelingsperspectieven gebaseerd op 2 centrale vragen:

kan het huidige consumptiepatroon op dit hoge niveau gehandhaafd blijven dient de bestaande productiewijze allen aangepast worden of is een duidelijke verandering noodzaak

! benutten: bewust aanbrengen van ingrijpende maatregelen tbv van het milieu als ongewenst of onmogelijk gezien. Hoge consumptie aanpassen productiewijze ! ! sparen : duidelijke verandering vooral op terrein van consumptie rechtvaardiger verdeling. Lage consumptie aanpassen productiewijze ! ! beheren: ontwikkelen van nieuwe productiewijzen om milieu te ontzien consumptie hoog. ! ! Behoeden: mens moet zich voegen naar strakke ecologische verantwoorde gedragspatronen met sober leefpatroon verandering productie en consumptiepatroon. Winst van dit WRR-rapport discussie over milieu los uit technocratisch isolement en ontdaan van het dwingende karakter. Milieuvraagstuk kan nu een onderdeel vormen van een vrije maatschappelijke en politieke discussie. Gevaar dat dramatiek van milieuproblematiek op achtergrond verdwijnt.

7 Samenvatting 3 grote controversen


Tegenstelling wereldmodellen 70-90 er jaren. Pessimisme, normatieve geladenheid en bevlogenheid zakelijkheid, minder bevlogen en optimistischer. Risico. Door ecologische problematiek risicomaatschappij andersoortige interpretatie van sociale ongelijkheid en andersoortige politiek ( differentile politiek) Duurzaamheid duurzame ontwikkeling het al of niet dwingende karakter van de ecologische problematiek

Hoofdstuk 22 De toekomst van het bovenbouwperspectief


1.1Modernisering en secularisatie
Kahn/Wiener: trend van ME tot 1970 toenemend werelds of seculier karakter. Westerse cultuur steeds
meer humanistisch, empirisch en pragmatisch Secularisatie als belangrijkste culturele ontwikkeling, kenmerkend voor moderniseringsproces Kerkelijken : leden van een godsdienstige gemeenschap Kerksen: leden met actief gedrag in de vorm van regelmatige kerkgang 1993 : Nederland meest geseculariseerde land van Europa 60% > dit schept onzekerheid in proces van culturele vernieuwing; men heeft geen voorbeeld Keerzijde secularisatieproces: toenemende kille maatschappij, zonder plaats voor vragen naar de uiteindelijke zin van het bestaan. Wel bevrijding van knellende banden van kerkelijke structuren en dogmas

1.2 1.2 Reacties op het secularisatieproces heimwee naar het preseculiere


Secularisatie leidt bij sommigen tot toekomstshock en behoeft terug te keren tot oudere en zekere waarden fundamentalistische stromingen bv neo-conservatieve en traditionele in RK en PG kerk Moral-majority beweging aanhangers middenklassen, boeren en middenstand Omhelzing van secularisatie door kerken om bijvel op modern-seculier wijze te interpreteren: sociaal religieus

1.3 De nieuwe spiritualiteit en de Erlebnisgesellschaft


Nieuwe spiritualiteit reactie op secularisatie heeft meestal betrekking op immarent proces van directe en onbemiddelde verbondenheidservaring met het kosmische en het mystieke bv New-Age, feminisme of milieu Is dat een voorbode van mogelijke postseculier maatschappij Schulze: 2 soorten duidingspogingen van toekomstgerichte sociologie: Endvisionen en Anfangsbeschreibungen Schulze: Anfangsbeschreibung echter zonder post maar nieuw Erlebnisgesellschaft gekenmerkt door: innenorientierte Lebensauffassungen wat zich onder invloed hiervan gemeenschappelijk ontwikkelt Deze cultuursociologie is sterk subjectgericht centraal: het goede leven; mogelijk gemaakt door hogere welvaart. Erlebnisgesellschaft bevrediging van hoger behoeften (Maslow) spirituele ervaringen Post-seculier maatschappij sterk gendividualiseerde en weinig genstitutionaliseerde vorm van spiritualiteit en religiositeit religieuze bricolage.

1.4Modellen van religieuze gemeenschappen


Nieuwe religiositeit onbemiddelde verbondenheidservaring

De Swaan: Papale/ episcopale model: bv RK, hirarchisch, primaat bij paus-bisschop, piramidaal model met
lijnen uitsluitend van boven naar beneden, geen reciprociteit

Congregationele model: bv gereformeerd, predikant als bemiddelaar tussen God en mens,

reciprociteit en horizontaliteit hoeft nog geen democratisch relaties in te houden 3e model ( niet van Swaan) Quakermodel: alle leden hebben directe relatie met het goddelijkke, nadruk op autonomie, authentieke en directe religieuze beleving van leden. Het tegenovergesteld:goeroe-isme Heropleving van spirituele/religieuze toegesneden op behoefte van hedendaagse mens en heeft daarom toekomstwaarde

2.Laat honderd bloemen bloeien: het postmodernisme


2.1 Ontstaan en kenmerken van het postmodernisme
Postmodernisme: olievlekverschijnsel culturele stroming met oorsprong in de kunstwereld, vervolgens uitgebreid naar andere terreinen. Kenmerkend voor postmoderne kunst: speels herintroduceren en mengen van historische stijlen met duidelijke voorkeur voor eclectisme ( streven om verschillende stijlen tot iets nieuws te versmelten) verwerpen van onderscheid high en low culture Postmodernisme in de filosofie: filofische postmodernisme reactie/kritiek op modernisme moderne denken is een vorm van totaaldenken ( gevaar voor totalitair denken), verwerpen van - iedere sociale theorie van enigszins omvattende aard omdat deze simplistisch en terroristisch zou zijn war on totality Postmoderne denken verwerpt alle denkvormen die proberen samenhang en eenheid aan te brengen in huidige samenleving en cultuur om : - empirische redenen: dergelijke opvattingen zijn niet meer te rijmen met de postmoderne wereld - normatieve redenen: opvattingen doen onrecht aan menselijke vrijheid. Wereld gekenmerkt door pluralisme, veelheid, heterogeniteit, veelkleurigheid, pluriformiteit, diversiteit en openheid,

2.2 De postmoderne toestand en een postmoderne sociologie


Baumann: kritiek op Habermas Projekt der Moderne: te veel gericht op scheppen maatschappelijke orde weinig ruimte voor spontaniteit en chaotische creativiteit Baumann: onderscheid tussen noodzaak ontwikkeling van sociologie van het postmoderne en pm sociologie SVPM: sociologie die probeert te begrijpen wat een PM maatschappij inhoudt Sociologie moet zich transformeren en postmodern worden volstrekt andere accenten aanleggen - Van productie naar consumptie . levensstijl is nieuwe basis van sociale stratificatie - Van gelijkheid naar ongelijkheid-diversiteit (mogelijk door nieuw oneindige consumptiemogelijheden) - Van maatschappelijke orde naar maatschappelijk orde als schadelijk concept voor vrijheid/ontplooing Postmoderne sociologie moet andere begrippen gebruiken om de maatschappij te analyseren

2.3 De actieve maatschappij van utopie naar antiutopie


Postmodernisten: consensus over goede maatschappijbestaat niet meer Etzioni: actieve maatschappijgebaseerd op 2 principes: control : technische, organisatorische en politieke vermogen om maatschappij in een richting te sturen consensus: breed maatschappelijk draagvlak over richting die maatschappij uit moet gaan - Traditionele maatschappij: lage score voor zowel control als consensus - Liberaal-kapitalistische maatschappij (VS) redelijke mate van consensus, geringe control, sterk geloof in vrij spel van maatschappelijke krachten - Communistische maatschappij: hoge mate van control, laag niveau van consensus - Actieve maatschappij: hoge mate van zowel control als consensus : toekomstmuziek Utopie van de actieve samenleving is volgens postmodernisten omgeslagen in antiutopie. Control en consensus zijn uitingen van typisch modernistisch denken, verwerpelijk als toekomstideaal Dissensus moet nagestreefd worden: sterk vergroting pluriformiteit en verscheidenheid Het maakbaarheidsideaalis pass, ook in normatieve zin

2.4 Kritische kanttekeningen


Leidt postmodernisme tot wetenschappelijk en cultureel nihilisme? - radicale of sceptischemodernisten ( Baudrilland) pessimistisch, negatief en somber wereldbeeld. Postmoderne tijdperk is fragmentatie, desintegratie, zinloosheid, malaise, verval waarden en chaos - Gematigde of affirmatieve modernisten ( Baumann) > forse kritiek, maar optimistischer en hoopvoller beeld individuele vrijheid en ontplooing > vorm van vooruitgang Postmodernist > bescheiden politiek engagement, minder gericht op vormen maatschappelijke structuren, meer op individueel/kleinschalig handelen. Tolerantie, erkenning van verschillen Debat over multiculturele samenleving: beheerst door controverse universalisme en relativisme. Postmodernen > cultuurrelativistisch standpunt dit kan tot nihilisme leiden

You might also like