Professional Documents
Culture Documents
vele terreinen: arbeid-economie-onderwijs- huwelijk-seksualititeit-politiek enz. Sociologen maken gebruik van verschillende denkkaders, theorien en invalshoek en hanteren verschillende werkwijzen
2. Modernisering
Overgang van traditionele standensamenleving naar moderne samenleving Modernisering: technische veranderingen, verstedelijking, wetenschapsontwikkeling - ontstaan van moderne staten met staatsbureaucratien. - Sociale voorzieningen onderwijs gezondheid- sociale zekerheid Terugdringen van de betekenis van godsdienst - - Opkomst van verzakelijkte relaties tussen mensen door geldeconomie - Verwerving van meer individuele zelfstandigheid keuzevrijheid Staat/natievorming bureaucratisering democratisering secularisering rationalisatie-individualisering Problemen met het moderniseringsbegrip : - het laat zich gebruiken voor zeer uiteenlopende, soms tegenstrijdige interpretaties - sterke ideologische associatie met geloof in de vooruitgang
Ontwikkeling sociologie door grote maatschappelijke en ideologische veranderingen 18e en 19e eeuw Later opsplitsing economie, geografie, politicologie en sociologie
Adel boeren: sterk verbonden door wederzijdse afhankelijkheid. Adel bescherming. Boeren voedsel Geestelijken waren de dragers van de kennis
1.1 1.1
Bevolking woonde op platteland, werkte in de landbouw. Inkomen uit bezit van land en werk op het land
2 2
Commercialisering van landbouw introductie van plattelandsnijverheid- langzaam loswerken van agrarische basis meer afhankelijkheid van nijverheid/handel. Urbanisering: ontstaan van nieuwe steden permanente handelscentra-onregelmatige/onzekere relatie tot de feodale wereld Gilden: aan banden leggen van onderlinge concurrentie ontstaan van 3e stand : de burgerij Proces van statenvorming: vestiging van gewelds en belastingmonopolie over grotere gebieden met rechtsregels hierdoor ontstond infrastructuur die verdere economische ontwikkeling mogelijk maakte Centralisatie: vorst kreeg bij streven naar centralisatie steun van de burgerij, die steun van de vorst nodig had bij het streven naar onafhankelijkheid van de adel en de geestelijken De moderne samenleving in wording
3.1 3.1
Kapitalisme: productie van goederen / diensten te ruilen tegen geld. Begin bij verhandeling van agrarische producten in steden. Industrile revolutie ( 1760-1900) omwenteling op economisch en sociaal gebied door ontwikkeling van een ander productieproces, niet langer afhankelijk van energie van mens en dier, maar van stoomkracht ( later gas/electriciteit) door: - Technologische vernieuwingen - Verworvenheden van de zich ontwikkelende natuurwetenschap Ontstaan van moderne industrie: ondernemingsgewijze productie in fabrieken met arbeiders om voor de markt te produceren: Arbeid vaak opgesplitst in kleine onderdelen. Toename van productiviteit lage prijzenongeschoolde arbeiders
3.2 3.2
-
De verlichting: onvrede met de standenmaatschappij en het absolutisme Rechten van de mens: 1789 Parijs, de bestorming van de Bastille verlies van privileges van de adel wetten voor iedereen geldig Betrokkenheid van grotere groepen bij de politieke besluitvorming
4 4 Sociale veranderingen op lange termijn 4.1Functionele differentiatie: splitsing van een oorspronkelijk homogeen geheel in delen
met een eigen karakter en samenstelling en met een eigen functie tov dat geheel personen, groepen, instituties en structuur Taakdifferentiatie: arbeidsverdeling bv. man-vrouw of boeren-handelaren-bakkers - - Systeemdifferentiatie: verzelfstandiging/differentiatie van structuren en instituties De kerk speelde een centrale rol later zelfstandig onderwijs, gezondheidszorg, gezagshandhaving - Integratie; door steeds verfijndere maatschappelijk taak en functie verdeling steeds groter onderlinge afhankelijkheid. Personen/ groepen werden opgenomen in steeds groter sociale verbanden Economische politieke of culturele integratie, naar geland de aard van de verbondenheid Integratieniveaus: lokaal nationaal internationaal Door functionele differentiatie geleidelijke ondergraving van de stabiele, weinig complexe standenmaatschappij
4.2 Commodificatie: gedaanteverandering van menselijke activiteiten en de resultaten daarvan oiv economische processen (geldelijke waarde) Ruilwaarde marktwerking
Vanaf de 17e eeuw institutionalisering van geld ( unificatie van monetaire stelsel, kredietsystemen, financieringen van ondernemingen) Geld wordt een universeel ruilmiddel Commodificatie: mechanismen en ontwikkelingen die steeds meer aspecten van het menselijk bestaan voorwerp maken van marktruil en de gevolgen hiervan voor de relaties tussen mensen. Verzakelijking van verhouding werkgever-werknemer: geld, arbeidscontract enz.
4.3 Rationalisatie
Ordenen en systematisering van de werkelijkheid om deze voorspelbaar en beheersbaar te maken. Denken en handelen wordt steeds meer onderworpen aan berekening, beredenering en beheersing Vertrouwen op verstand ipv tradities en dogmas Secularisering: vermindering van het belang van religieuze factoren voor het maatschappelijk leven. Proces van rationalisatie is het gevolg van een langdurende ontwikkeling Bureaucratisering; ontwikkeling van formele regels en op beheersing gericht organisatiestructuren. Toenemende individualisering
Vorming van intermediaire organisaties maatschappelijk middenveld Toqueville heeft oog voor zowel positieve als negatieve kanten van modernisering
1ste stap in gewijzigd denken : ontdekking van een sociale werkelijkheid. Onderscheiding van staat en
samenleving. Later herziening; staat functioneerde binnen een maatschappij ( mengen met sociale relaties en instituties) 2e stap: geloof in de wetenschap als middel om kennis te verwerven over de samenleving 3e stap: taak van wetenschap achterhalen van wetmatigheden van de samenleving. Verworven inzichten gebruiken voor maatschappelijke verandering verbetering maakbare samenleving
wezen in.. Bij verschillen tussen mensen zegeviert het recht van de sterkste alleenheerschappij in absolutistische staat met onmondige onderdanen Rousseau samenleving waar natuurlijke verbondenheid tussen mensen bestaat, voortvloeiend uit de algemene wil ( volont gnral) dit is meer dan de wil van alle mensen samen. Voor iedereen geldende normatieve principes voortvloeiend uit gemeenschappelijke belangen. Sociaal contract: onderwerping aan regels afgeleid uit algemeen belang Verschill Hobbes Rousseau: staatsmacht (dwang) algemene wil Conflict consensus ( Comte en Durkheim conflict ( Spencer en Marx) Condorcet natuurwetenschappelijk gerienteerd maatschappijtheorie Theorie van de onvermijdelijke vooruitgang van het mensdom. Heden is het stadium van ontwikkelingsproces van de samenleving basis voor het evolutionisme Grenzen tussen stadia gevormd door opmerkelijke vooruitgang in kennis Groei van kennis stimuleert economische, technologische en culturele ontwikkeling, overwinning van het bijgeloof bijgeloof is de grootste belemmering van wetenschapsontwikkeling Vermogen zichzelf en zijn levenssituatie te verbeteren is ongelimiteerd
2.1 Saint Simon: industrialisme nieuw tijdperk, nieuwe sociale orde, 2 groepen:
productieven: direct of indirect betrokken bij de productie onproductieven: bv koningen, ministers, bisschoppen; kunnen zonder bezwaar gemist worden: zijn echter de bovenste laag van de standenmaatschappij Nieuwe samenleving is gebaseerd op wetenschap en industrie, geleid door bekwamen op dat gebied. Verlies van dwangkarakter, geen heerschappij meer over mensen, alleen nog bestuur over zaken Prestatieprincipe: gelijkheid kan niet bestaan Meritocratie: positie in samenleving obv capaciteiten prestaties Positivisme: filosofie gebaseerd op waarneembare feiten sterk geloof in de vooruitgang van de mensheid in de richting van een positieve, praktijkgerichte wereldbeschouwing. Hervorming en vooruitgang moeten geleidelijk bewerkstelligd worden ( geen revoluties) -
2.2 Comte: uitwerking van SS ideen tot een consistent en omvattend systeem
Hoe kan een verscheurde maatschappij weer op orde gebracht worden. Verbetering van maatschappij door orde en vooruitgang. Nieuwe synthese van menselijke kennis theoretische wetenschap van samenleving was een eerste vereiste hiervoor. Wet van drie stadia: ontwikkeling van menselijk denken verloopt via 3 stadia - theologisch stadium verklaring voor verschijnselen in bovennatuurlijke krachten - metafysische stadium vervanging van bovennatuurlijke verklaringen door abstracte begrippen zodat ziel/rede als verklaringsgrond overblijft. Positieve stadium: verschijnselen verklaren door andere verschijnselen. Zoeken naar relaties - tussen verschijnselen en die proberen te formuleren in weten. Wet van drie stadia biedt de basis voor rangorde van wetenschappen, indeling op beginsel van afnemende algemeenheid en toenemende ingewikkeldheid: Wiskunde-astronomie-fysica-chemie-biologie-sociologie
Sociale wereld, opgebouwd uit individuen, is meer dan de som van deze individuen di in tegenstelling tot de verlichtingsdenkers: deze zoeken oplossingen inde elementen van de menselijke natuur en stellen het individu centraal. Sociologie (Comte) doorgronden en formuleren van wetten die de sociale werkelijkheid beheersen mbt maatschappelijke orde ( sociale statica: gedetailleerde uitwerking van de wet van de drie - stadia) mbt maatschappelijke vooruitgang ( sociale dynamica: bestudeert de grondslagen van de sociale - orde) complementaire processen die samen de sociologie vormen. Westerse samenleving bevind zich in de overgangsfase naar het positieve stadium. De overgang gaat gepaard met veel strijd en verwarring. Proces van maatschappelijke veranderingen en reorganisatie moet gestuurd en begeleid worden door sociologen Comte: grondslag van iedere maatschappelijke orde ligt in een gemeenschappelijk stelsel van opvattingen en ideen. Later kreeg Comtes ideaal van maatschappelijke orde en integratie religieuze trekken
2.3 Spencer
Evolutionisme: samenlevingen en maatschappelijke instituties ontwikkelen zich vanuit eenvoudige naar steeds omgewikkelder vormen survival of the fittest. Differentiatie: toename van structuur toename differentiatie toenemende integratie militaire maatschappij : geen complexe functionele differentiatie, dominantie van centrale - staat en een rigide statushirarchie, verplichte sociale samenwerking industrile maatschappij: meer complex en structureel gedifferentieerd, gevarieerde onafhankelijke instituties en geloofsovertuigingen. Contract en vrij markt gelden als reguleringsmechanismen. Staat heeft een dienstverlenende functie De samenleving als systeem n als aggregaat van individuen, samenwerking tussen het geheel en de delen Spencer is tegen ingrijpen van staat in economisch en sociaal leven ( laissez-faire) Combinatie laissez-faire in economie met evolutionistische theorie over sociale ongelijkheid, natuurlijke selectie -
Verschillen Britse en Franse variant theorie industrile samenleving Integratie samenhang F: SS/C onderkenning van het gevaar van desintegratie, nadruk op noodzaak morele consensus B S sterk individualistisch ingesteld, individu is de belangrijkste sociale eenheid. Samenhang door toenemende afhankelijkheid agv differentieatie F: actieve rol voor de staat; deze moet ingrijpen in het sociale en economische leven B: passieve rol voor staat; laissez-faire principe
Filosofische uitgangpunten in de visie van Marx - Historisch materialisme : voortgang van geschiedenis ontwikkeling warbij concrete
maatschappelijke verhoudingen zich wijzingen oiv veranderingen in productieverhoudingen. - Materialisme idealisme (hegel) (ontwikkeling van geest )concrete feiten en materile omstandigheden ideaal of idee Dialectische methode ( manier van analyseren van de loop van de geschiedenis) - Dialectiek elke situatie roept zijn eigen tegenkrachten op, waarna een nieuwe situatie ontstaat waarin deze tegenstellingen zijn opgeheven Onderscheid dialectische en positivistische methode: DM: diepere samenhang tussen de verschijnselen PM: vaststelling van waarneembare feiten
arbeid die geen ontwikkeling van vakbekwaamheid toelaat onbeheersbaarheid gebrek aan inzicht in productieproces geringe mate van verbondenheid met het product van de arbeid Gebrek aan beheersbaarheid en controle spelen een grote rol bij het ontstaan van stress Tegenwoordig discussie rond kwaliteit en humanisering van de arbeid Blauner: vervreemding: 4 dimensies: ! ! machteloosheid: geen invloed hebben, gemanipuleerd worden ! ! zinloosheid: eigen daden hebben geen relatie met iets ! ! isolement: eigen waarden / motivaties staan geheel los van de maatschappij ! ! zelfvervreemding; daden hebben geen enkele waarden Vervreemding het geringst in drukkerij en procesindustrie, het grootst in auto en textielindustrie
Kritiek op Blauner: vereenvoudiging van betekenis van vervreemding door conceptualisatie in subjectieve
termen, beperking van eigen concept door technologische determinatie
1.1Mechanische solidariteit
Oude bronnen van sociale solidariteit worden vervangen door nieuwe oude: mechanische solidariteit, komt voort uit het feit dat mensen op elkaar lijken door geringe mate van arbeidsverdeling. Collectief bewustzijn basis voor sociale samenhang. Mechanisch automatisch produkt van grote gelijkheid Nieuw: door differentiatie en specialisatie van functies, meer onafhankelijkheid individualisering Organische solidariteit: samenbinding door complementariteit van steeds gespecialiseerder taken Organische solidariteit kan cohesie bevorderen ook als de mechanische solidariteit vermindert Anomische arbeidsverdeling: ver voortschrijdende, maar oncontroleerbare, verdeling van taken: ! ! kan leiden tot veel nastreven van eigenbelang afbreuk van solidariteit ! ! ongelijke kansen door afgedwongen (onterechte) arbeidsverdeling minder cohesie Organische solidariteit moet altijd ingebed zijn in normatief kader dat grondslag vindt in collectief bewustzijn.
2 Zelfmoord
2.1 Zelfmoord als maatschappelijk probleem 2.2 Durkheims zelfmoordtheorie
Fluctuaties in zelfmoordcijfers niet te verklaren door: - factor ras - kosmische invloeden - inwerking van het klimaat op het temperament - imitatietheorie Wel is er verband met: - het behoren tot bepaalde geloofsgenootschappen ( protestantisme ) burgerlijke stand ( ongehuwden ) - - economische condities ( snelle veranderingen zowel in opwaartse als neerwaartse richting) Durkheim: sociale feiten vormen een eigen werkelijkheid, losstaand van individuen en oefenen op individuele mensen een dwingende werking uit. Het zelfmoordcijfer is een sociaal feit, kenmerk van een collectiviteit Hoe steviger de sociale cohesie, hoe lager het zelfmoordcijfer Altruistische zelfmoord: gedrevenheid tot zelfmoord door verstikkende sociale culturen Egoistische zelfmoord: gedrevenheid tot zelfmoord door verminderde sociale cohesie Er is ook verband met de mate van regulering Anomie: als binnen een samenleving geldende normen niet goed in iemands persoonlijkheid zijn verankerd Fatalistische zelfmoord: bij te sterke regulering Anomische zelfmoord: bij afname regulering en toename anomie Zelfmoordcijfer goede maatstaf voor maatschappelijk welbevinden
3 Godsdienst
3.1 De studie van het verschijnsel godsdienst
Durkheim: alle essentiele elementen van het godsdienstige denken en leven moet kunnen worden teruggevonden in de meest primitieve religies Bezwaar tegen sociaal evolutionistische redenering uiteenlopende ontwikkeling mogelijk op verschillende plaatsen. Veel sociologen denken dat men in de meest recente verschijnselen, de meest uitgekristaliseerde vorm onderzoekt, als gevolg van functionele differentiatie proces.
1.2 Weber Sociologie als wetenschap van het sociaal handelen Socioloog probeert de drijfveren van mensen te doorgronden, begrijpen van subjectieve zin van handelingen Sociaal handelen classificeren in 4 categorieen obv type motivatie doelrationeel handelen welbewust, doelgericht, rationeel gedrag waarderationeel handelen rationeel gedrag betrokken op een bepaalde waarde of norm affectief handelen onbeheerst, gemotiveerd door emoties handelen traditioneel handelen handelen geleid door tradities, gewoonten en gebruiken Deze indeling leidt tot zijn conceptualisering van de ontwikkeling van samenlevingen naar het moderne westerse type steeds meer doelrationeel handelen entzauberung Doelrationaliteit: calculerende instelling, vooruitdenken, systematisering, emotionele neutraliteit Kalberg: 4 typen rationaliteit in Webers werk:
Praktische rationaliteit: zo goed mogelijke behartiging van eigen belangen Theoretische rationaliteit: op abstracte manier nadenken over handelingen, zonder dat dat tot daden hoeft te leiden Substantile rationaliteit : verbindingen tussen handelingen en waardenstelsels Formele rationaliteit: het op een berekenende wijze afstemmen van de middelen op het gestelde doel. Typische westerse vorm van rationaliteit waarbij algemeen geldende wetten/regels worden gebruikt.
Ideaaltypische driedeling, wordt zelden in de pure vorm aangetroffen Duidelijk verband tussen 3 gezagsvormen en 4 typen sociaal handelen Weber: geleidelijke ontwikkeling van gezag gebaseerd op charisma en traditie naar rationeel-legaal
2.3 Bureaucratisering
Opkomst van bureaucratie is onlosmakelijk verbonden met de opkomst van het rationeel legaal gezag Bureaucratie organisatievorm die zich, overal in de samenleving waar rationaliseringstendensen worden waargenomen, kan ontwikkelen Coordinatie van handelingen van doelrationeel handelende mensen Bureaucratie als ideaaltype: - bureaucratische functionaris moet onpersoonlijke regels toepassen geen uitzondering - zakelijk, in gevoelsmatig opzicht, neutraal gedrag - hierarchische ordening van functies - duidelijk afgegrensde competentiesfeer aanstelling op grond van bekwaamheden nauwgezette vastgelegde handelingsvoorschriften - Bureaucratie werkt dus zakelijk, doelmatig, berekenbaar en sluit willekeur uit Kritiek op bureaucratie: - het werken zonder uitzonderingen kan leiden tot slechte behandeling van individuele gevallen, werkt soms dehumaniserend - inefficiente functionering agv strakke procedures en rigide taakverdeling Feitelijke bureaucratische instellingen wijken in veel opzichten af van ideaaltypische karakteriseringen van Weber
Wirtschaftsethos: belangrijk aspect van kapitalisme passende geesteshouding, streven naar bestendige winst door rationeel geleide economische expansie Ascese: onthouding ondanks het streven naar winst Ontstaan van kapitalistische geest: Weber bepaalde interpretatie van protestantisme heeft bepaalde motivaties in werking gezet die het ontstaan van kapitalistische geest gestimuleerd hebben. Protestantisme
- geen aandacht voor het bovennatuurlijke toename van natuurwetenschappelijk onderzoek - Predestinatieleer: gods besluit over menselijke is onbekend en onbenvloedbaar. Wereldlijk succes wijst op uitverkorenheid zekerheid op zieleheil dus hard werken. Winststreven gecombineerd met ascetische levensstijl. Weber: protestantisme heeft het kapitalisme niet veroorzaakt; er was een soort wisselwerking Wahlverwantschaft: affiniteit tussen elementen protestantse ethiek en kapitalistische ethos 4 klassen, standen en partijen. Rationaliseringsproces: ongestuurd sociaal proces met eigen, door niemand beheerste dynamiek
Klassen: verbonden met de economische sfeer; laag met soortgelijke economische positie 2 deling -Marx: behoren tot klasse is afhankelijk van het al dan niet bezitten van productiemiddelen) meer klassen Weber: groep die op grond van positie in economische leven verschillen naar levenskansen
Leden van een klasse zijn zich meestal niet bewust van verbondenheid
Standen: wel een zekere verbondenheid gelijkheid op basis van eer status vaak gemanifesteerd in een bepaalde levensstijl sociale sluiting Partijen: goed georganiseerde politieke formaties: hier is het rationaliseringsproces verder voortgeschreden Incongruenties: frictie tussen bv standenonderscheid en klassenonderscheid bv door snel opkomende klassen agv stormachtige economische ontwikkelingen Driedimensionaal model van sociale stratificatie: posities op 3 onafhankelijke assen: klasse-status-macht. Pierre Bordieu: sociale ongelijkheid uitgelegd mbv meerdere dimensies Cultureel kapitaal: schoolse kennis, keuze voor levensstijl en esthetische voorkeuren Economisch kapitaal: inkomen en bezit Sociaal kapitaal : sociaal netwerk
Sociologie liberaal denken hoge waarde aan autonomie van het individu Beoordeling moderniseringsproces met nadruk op rationalisering Prijzen van de rechtvaardigheid van de rationeel legale gezagsuitoefening Tegenover: de ontmenselijkende werking van gerationaliseerde overheidsbureaucratieen -
2 Het geheim
2.1 de rol van het geheim
geheimen en structuren van de banden die mensen met elkaar hebben; kennis van geheimen is een bron van macht. Hoe intiemer de relatie hoe minder geheimen
Commodificatie: steeds meer aspecten van het menselijk bestaan worden tot voorwerp van marktruil
toenemende sociale en functionele arbeidsverdeling groepering van grote aantallen mensen in sociaal en politiek handelende klassen
Saint-Simon: moderne maatschappij was in essentie een prestatiemaatschappij, waarbij enkel de functionele
bijdrage aan de economie van belang diende te zijn, niet meer afkomst meritocratische visie
Marx-Weber toonden aan dat ook binnen de productieve klassen krachten werkzaam zijn die leiden tot
maatschappelijke ongelijkheid Moderne maatschappij was gesegmenteerd volgens lijnen gent op kapitalistische en productieverhoudingen
Sociaal handelen gaat altijd met zingeving gepaard. Om sociaal handelen te verklaren is het niet voldoende om te wijzen op statistische samenhang van het gedrag, men moet ook de betekenis voor de handelende persoon kunnen begrijpen Twee belangrijke methodologische uitgangspunten afgeleid van Webers opvattingen - Sociologie dient zijn vertrekpunten te zoeken bij handelende individuen - Achterhalen van de betekenis die individuen aan hun gedrag toekennen Gedrag van mensen berust op interpretaties van de werkelijkheid, het verschil tussen rationeel en niet-rationeel gedrag is gradueel. Sociologen bestuderen alledaagse sinteractie en communicatieprocessen en de consequenties voor de ontwikkeling van der persoonlijke identiteit
4 Besluit
Sociologen kenmerken de modernisering van de westerse samenleving aan de hand van differentiatie, rationalisatie en commodificatie. 3 Processen niet altijd evengoed te scheiden, ze grijpen op elkaar in. Veranderingen bekeken vanuit differentiatie zijn te verbinden met problemen van sociale orde en cohesie Commodificatie maatschappelijke ongelijkheid Rationalisatie identiteitsvraagstuk
1.1 1.1
Weber staat: een territoriaal omlijnde menselijke samenleving, met gebruik van fysiek geweld door
organisatie die op basis hiervan bestuurt. Geweldsmonopolie is het belangrijkste definirende kenmerk van de staat Elias: stad wordt tevens gekenmerkt door een belastingsmonopolie. Geweld belasting dubbelmonopolie onverbrekelijk met elkaar verbonden
Machtscentralisatie :
mede mogelijke door overgang naar geldeconomien en de daarmee samenhangende uitbreiding van de handel veranderingen in militaire techniek buskruit Moderne staten : nauwkeurig / vast omgrensde gebieden met sterk en stabiel geweldsmonopolie door omvangrijke permanente legermacht en men ongedeelde souvereiniteit Centralisatie binnen staten: landelijke rechtsspraak, belastingen en wetten Staten in het vroegmoderne Europa meest dynastische staten, gecentreerd rond de vorst
Priv monopolie van de vorst maakt langzamerhand plaats voor publiek monopolie Centralisering ging gepaard met: tendens verontpersoonlijking van de staatsmacht en verband met juridisering en bureaucratisering
3.Juridisering
Belangrijker worden van wetten in de uitoefening van de staatsmacht die werd centraler, uniformer, voorspelbaarder en meer gereguleerd Wetten dienen niet alleen als instrument van macht, ook ter legitimering daarvan
5 Natievorming
Naties: samenlevingen waarvan de leden beseffen als politieke en culturele gemeenschap bij elkaar te horen
Natievorming ondenkbaar zonder: economische, politieke en culturele moderniseringsprocessen door commercialisering, industrialisering en schaalvergroting ontsluiting van lokale markten centralisering, juridisering en bureaucratisering, deze werkten natievorming in de hand ontwikkeling op cultureel en communicatief gebied nationale pers dominante homogene nationale cultuur: tijd-taal-etiquette Onderwijs > aardrijkskunde-geschiedenis bijdrage aan nationale identiteit. Symbolen van nationale eenheid volkslied vlag- feestdagen monumenten
Nationalisme:
- staatsnationalisme natie burgers van een staat - cultuurnationalisme natie in termen van gemeenschappelijke cultuur - etnisch nationalisme natie bloed (geboorte) en ras racisme Door vroege staatsvorming, welvaartsgroei en democratisering in het westen va Europa nationalisme met een liberaal karakter In oost en midden Europa romantische en militante vormen van etnisch nationalisme. Na WOII weer dominantie van liberaal nationalisme
6 Democratisering
Proces van vermindering van ongelijkheid in politieke rechten
Drie deelontwikkelingen:
toenemende wettelijke gelijkheid ongeacht godsdienst, sekse, afkomst
het ontstaan van een parlementair stelsel uitbreiding van het actief en passief kiesrecht eerst alleen hoger mannen ontstaan van moderne politieke partijen Elitetheorie: iedere complexe maatschappij is onvermijdelijk verdeeld in een heersende elite en een daaraan ondergeschikte massa IJzeren wet van de oligarchie: iedere grote organisatie wordt geleid en beheerst door een kleine groep
Verschillende verklaringen sluiten elkaar niet uit, soms raakpunten, hebben alle betrekking op ontwikkelingen binnen afzonderlijke staten. Concurrentie tussen staten motor van modernisering industrile groei bureaucratisering Democratie als legitimeringsmiddel om overheidsmaatregelen aanvaard te krijgen.
7Internationalisering
Internationalisering: uitvloeisel van eeuwenlang proces, uitbreiding tussenmenselijke bindingen over de grenzen heen. Versnelling door mobiliteit, circulatie van informatie, geld en goederen Autonoom binnenlands beleid steeds minder effectief, meer dwingende werking van internationale afspraken Vorming en versterking van internationale en supranationale organisaties VN-IMF-EEG Versterking van ontfunctionalisering van nationale staat Nog geen europastaatvorming en euronationalisme Internationalisering en mondialisering roepen nationalistische tegenacties op
- systeem van direct, persoonlijk toezicht - beloningssystemen ontwerpen die een prikkel vormen voor een optimale prestatie Hierachter gaat een uiterst wantrouwend en eenzijdig economisch mensbeeld schuil.
Friedman: strategie van responsible autonomy: grote mate van zelfstandigheid voor goed opgeleide werknemers in de hoop op verantwoordelijk gedrag Zorgvuldige selectie van vaktechnisch competente werknemers met loyaliteit gelokt door de garantie van werkzekerheid en het vooruitzicht op promotie. Professionele bureaucratie: combinatie van elementen uit het professionele denken (autonomie en verantwoordelijkheid) met elementen uit het bureaucratiemodel ( afbakening van taak, levenslange aanstelling en carriremogelijkheden). Model voor organisaties met veel hooggeschoolde vakspecialisten
! !
! door middel van het stakingsmiddel werkgevers onder druk kan zetten ! politieke druk op de overheid om inkomens en arbeidsbeschermende maatregelen te nemen. Daarvoor is nodig : hechte, centraal geleide organisatie met professionele staf en financiele reserves ( stakingskas)
Arbeidsmarkt wordt gedereguleerd en geflexibiliseerd, trend van internalisering /externalisering > uitwisseling
Veranderingsprocessen kunnen in verband gebracht worden met andere veranderingen in de hedendaagse samenleving bv. met:
verschuivingen in de economie toename van internationale concurrentie en het belangrijker worden van flexibiliteit, kwaliteit en klantgerichte productie. Technologische ontwikkelingen automatiserings en informatiseringsproces Sociaal-culturele ontwikkelingen stijgend opleidingsniveau, emancipatieprocesn, individualisering Politiek-ideologische ontwikkeling: opkomst van het neo-liberale denken door de ineenstorting van de communistische regimes in Oost-Europa
Hoofdstuk 11 Sociale ongelijkheid en het moderne arbeidsbestel 1 Ongelijkheid als sociologisch thema
Ontwikkeling van het moderne arbeidsbestel veranderingen in: arbeidsorganisatie, arbeidsmarkt, en arbeidsverhoudingen invloed op de verdeling van schaarse goederen, afzwakken van economische en sociale scheidslijnen
Sociale ongelijkheid
ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken ongelijke waardering en behandeling van personen en groepen op grond van hun maatschappelijke positie en levensstijl Sociale stratificatie: opbouw van de samenleving uit omvangrijker maatschappelijke lagen waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat en waarvan het lidmaatschap althans ten dele erfelijk is -
Beroepsprestigeladder
1. 2. 3. 4. 5. 6. Vrije academische beroepen, directeuren van grote ondernemingen, MO-leraren, hoge ambtenaren Hoge werknemers, directeuren kleine ondernemingen, hoofdambtenaren, grote landbouwers en middelbare technici middelgrote oude/nieuwe middenstand, midden ambtenaren, middelgrote landbouwers en middelemployes kleine-nieuwe middenstand, ongeschoolde arbeiders, kleine landbouwers, kantoorbedienden en lagere employes geoefende arbeiders, lage beambten ongeoefende arbeiders
Scheidslijn tussen primair en secundair loopt dwars door traditionele scheiding tussen hoofd- en handenarbeid Ook grens tussen bovenste/onderste deel primair segment gekoppeld aan hogere diplomas
4.2 Seksesegregatie
Vanaf 60er jaren toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen Seksesegregatie: concentratie van bv vrouwen in bepaalde functies Verticale of functiesegregatie; afscherming van hogere functies Horizontale of beroepensegregatie: bepaalde sekse oververtegenwoordigd in bepaalde beroepen Genderverschillen: sekseverschillen die niet tot biologische verschillen te herleiden zijn maar veeleer sociaal en cultureel geconstrueerd zijn Veel verschillen in arbeidsbestel zijn gendered.
Werksituatie:
Goldthorpe: beroepen als uitgangspunt niet sociaal aanzien maar werkgelegenheidsverhouding Van Heek: positie van beroepsgroepen op prestigeschaal Goldthorpe: positie in geheel van machts en afhankelijkheids relaties op de arbeidsmarkt en in de arbeidsorganisatie
Goldthorpe: mobiliteit is toegenomen, maar verschil tussen klassen niet verkleind Toename van mobiliteit is het gevolg van structurele verschuivingen, niet van meer openheid Klasse levenskansen bestaan van klassen niet te ontkennen Klasse levensstijlen klassen niet meer dezelfde betekenis Samenhang tussen sociaal-culturele verschillen en sociaal-economische verschillen veel losser als gevolg van voortschrijdende proces van individualisering
Genese van verzorgingsstaat vanuit startsituatie volgens proces in 4 fasen ! ! startsituatie: industrialisatie is nog maar nauwelijks begonnen Armoedeperspectief: e ! ! 1 fase: ziekte ongevallen en invaliditeit aangrijpingspunten van sociale wetgeving.
! Werkloosheid is cruciaal risico, echter alleen arbeidsbemiddeling e ! 2 fase : doelgroepverbreding ook voor niet industrile loonarbeiders en nietloondienstwerkers
Welvaartspreidingsperspectief e ! ! 3 fase: generalisering en verdieping van sociale regelingen vangnet en waardevast maken e ! ! 4 fase: stelsel onder druk van structurele crisis agv groeiend volume, onbetaalbaarheid dreigt.
Fase 1 : 1900-1914
Ongevallenwet, Ziektewet, Invaliditeit en ouderdom, Armenwet
Fase 3: 1945-1970
-
Verzorgingsstaat: 2 gezichtspunten
! ! ! resultaat van langlopend proces dankzij politiek en syndicaal links ! recent fenomeen: dankzij politieke groeperingen die van 45-70 de verstatelijkte zorg voor zwakkeren gestalte hebben gegeven
4.1 4.1
In standensamenleving was sociale ongelijkheid vanzelfsprekend afhankelijke van familie Utilitarisme: als ieder streeft naar maximaliseren van eigen lust en minimalisering van onlust ontstaat vanzelf grootste geluk voor de massa. Vrije competitie bevordert maatschappelijke vooruitgang. Self helpis het enige probate middel om armoede af te schudden Sociale kwestie: economisch en sociaal achterblijven van mensen Systeem van armenzorg - steun bieden tegen ondervoeding en ziekte voldoening voor de gever - door hulp onderdanigheid Socialisme : tegen afgedwongen nederigheid
4.2 4.2
Solidariteitsbegrip van 70er jaren: Verantwoordelijke samenleving eigen en famiale verantwoordelijkheid Geen belastingverhoging maar reductie van het uitkeringsniveau
3.Secularisatie: de tanende sociale en culturele invloed van godsdienst en religie. In een samenleving die in meerdere doelrationeel georganiseerde domeinen uiteenvalt verliezen godsdienst/religie hun sociale en culturele invloed Weber zinverlies Secularisatie kenmerkende ontwikkeling: scheiding tussen kerk en staat - - verzelfstandiging wetenschapsbeoefening tegenover kerks leergezag en dogmas - uitbouw van onderwijs los van de kerk Luhmann: functionele differentiatie en secularisatie 2 zijden van hetzelfde proces Godsdienst is religie, niet elke religie is een godsdienst
3.1 Twee visies op secularisatie: privatisering en differentiatie Secularisatie resulteert in privatisering van godsdienst / religie (Weber)
Godsdiensten / religies geven antwoorden op algemene levens- en zinvragen Luhmann: godsdienstig religieus subsysteem vervulling van specifieke functie het organiseren van ultieme zingevingen in een geseculariseerde omgeving in premoderne samenleving meerdere functies bv gezin onderwijs Functionele differentiatie subsysteem met eigen functie en doelrationaliteit
3.2 Van secularisatie tot bricolage Gevolgen van proces van functionele differentiatie voor zingevingssystemen
Gedaalde invloed van godsdienst/religie op algemeen maatschappelijk niveau, bv lacering: verlies van invloed van kerk op onderwijs Verzuiling: tegenreactie van kerken om te proberen invloed te behouden / herwinnen Privatisering persoonlijke beleving mate van kerksheid sterke daling veroudering van kerksen kerkelijkheid ( behoren tot godsdienst) hoger dan kerksheid
godsdienstige bricolage: vorming van eigen normen afwijkend van kerkelijke normen
3.3. Verzuiling: gedeeltelijke de-differentiatie op godsdienstige/religieuze basis Verzuiling: vorming van aparte bevolkingsgroepen met eigen netwerken op verschillende maatschappelijke
domeinen. Dubbele betekenis begeleiding door allerlei godsdienstige organisaties van individuen van wieg tot graf - - ingrijpende scheiding binnen alledaagse leefwereld van grote groepen Later was er ook sprake van socialistische zuil meer algemene betekenis Vorming organisatorisch netwerk op grond godsdienst, levensbeschouwing ,ideologie ( politieke partijen) Verzuiling: proces van de-differentiatie binnen de context van een moderne- functioneel gedifferentieerde samenleving.Binnen verzuilde organisatie vaak spanningen tussen doel- en waardenrationaliteit. Algemeen motief voor verzuiling verzet tegen seculariserende samenleving Ontzuiling: samenwerking organisaties verschillende zuilen - Veralgemenisering / generalisering van uitgedragen overtuigingen en waarden. Meer algemene humanistische visie op mens en samenleving Meer aandacht aan kwaliteit van geboden dienstverlening - -
Communicatief handelen bezit een eigen soort van redelijkheid communicatie rationaliteit Fundamentele spelregel : het onderling uitwisselen van goede redenenen heeft alleen zin als het in het teken staat van : dwangloze dwang van het betere argument
Communicatief handelen ligt altijd ingebed in een concrete leefwereld een geheel van impliciete vanzelfsprekendheden. CH veronderstelt altijd een context van gedeelde opvattingen Habermas: in moderne samenleving kan men steeds minder op gemeenschappelijke vanzelfsprekendheden terugvallen.
Hoofdstuk 14 Rationalisatie van de leefwereld (2) : civilisatie en normalisatie 1 het West-Europese civilisatieproces van 1500 tot heden
Waardenrationalisatie lag aan de basis van het proces van doelrationalisatie in economische sfeer. Heilszekerheid was absolute waarde streven naar deugdzaamheid en vermijden van zonde spaarzaamheid kapitaalsaccumulatie doorbraak moderne kapitalisme Rationalisatie van het praktisch handelen of de individuele levensstijl. Zelfbeheersing: afdemping van driften, stemmingen en neigingen
Civilisatieproces(Elias)
1. meer omvattende controle groter aantal domeinen onderwerp van zelfbewaking 2. geleidelijke doorbraak van een meer stabiel patroon van lichaams en affectcontrole Meer methodische ik-regulering(zelfbeheersing emoties)
va 19e eeuw werd ook het alledaagse leven voorwerp van normaliserende interventies - gezondheidsoffensieven niet alleen medicalisatie ook bv stadssaneringen, publiek hygine - gezinspolitiek interventie bij opvoeding, wonen, huwelijk en sexualiteit door politiek overheid gevoerd beleid zuigelingenzorg, onderwijswetten door private organisatie filantropische verenigingen vaak verzuild Familialisatie van volkslagen > volksvrouwen moesten kinderen en echtgenoten (her)opvoeden Sanering van publieke en private ruimten > gescheiden slaapkamers, was-toiletruimte aandacht op gehuwde vrouw sterk gendered medici en andere deskundigen namen vaak het voortouw - verhoging van eigen maatschappelijk aanzien en invloed van eigen beroepen - erkenning zorgde voor grotere clintele -werkgelegenheid
Naleving van (para) medische adviezen gaat voor normaal door internalisatie maar mensen streven ook naar vermijding van reel lichamelijk lijden Proto- professionalisering vereenvoudigde versie van professionale kennis van het grote publiek Bijzondere vorm van waardenrationalisatie het doel goede gezondheid resulteert in een meer methodische levensstijl gezond eten meer bewegen Vanaf 60er jaren opkomst van geestelijke gezondheidszorg voor grotere groepen Vorming van psy-cultuur door direct therapeutisch contact en info via media Omgang met psy-adviezen vergt zelfbeheersing verdere rationalisatie van het alledaagse leven Ecologisering van gedragsstandaarden milieuvriendelijke levensstijl
Sociale banden: - relaties met gevoelsmatige basis tradities en plaatsbesef Gemeinschaft - relaties met overheersende instrumentel component Gesellschaft bereiken van doelen Tnnis: onvermijdelijke en algemene overgang van Gemeinschaft naar Gesellschaft relaties dichotome model voor plaateland-stad. Er bestaat echter geen uniforme stedelijke levenswijze er komen ook andere dan Gesellschaft-relaties voor in steden. Verschil hoogstens gradueel en temporeel Die Stad Max Weber ( historisch sociologisch van aard) Kenmerkend voor steden in het algemeen economische markt gereguleerd binnen kader van sociaal politieke instituties. Verschillen West-Europese steden en steden elders: WE steden niet alleen algemeen geldende economische en politieke kenmerken maar ook vorming van stadsgemeenschap in sociaal- cultureel opzicht: burgers in stad vormen samen een politieke gemeenschap Verklaring voor het ontstaan van stedelijke autonomie: - religieus: christendom gekenmerkt door sterk individualistische grondslag - politiek-militair: pas opkomst van centraal politie-militair ( dus onderdrukkend ) gezag n de opkomst van autonome stedelijke gemeenschappen Stedelijke samenleving bepaald door combinatie van economische emancipatie en gezamenlijke lotsverbondenheid.. Samengaan van individuele vrijheid en gemeenschapszin Kritiek van Weber op moderne stad: individu en stedelijke gemeenschap zijn van elkaar vervreemd Weber: er kan wel gestreefd worden naar combinatie Gesellschaft en Gemeinschaft
Economische factoren ordenend principe van mensen activiteit in stedelijke ruimten E.Burgess: in moderne stad verschillende zones: stadscentrum met cirkelvormig daaromheen transition zone/woonkazernes working mens houses / residential zones lager middenklasse commuterszone /hoger employes Afwijkingen zijn het gevolg van storende factoren bv overheidsingrijpen , topografische eigenschappen
Ecologisch model:
! beeld van sociale gelaagdheid van stedelijke samenleving ! waar sociaal ongelijke groepen te situeren zijn ! welke processen daarachter werkzaam zijn Burgess: stedelijke groei continue centrifugale beweging Nieuwkomers eerst in transition zone, later verder naar buiten proces van successie ! ! !
Chicago-school: kritiek te veel aandacht voor desintegrerende werking van het stedelijk milieu onvoldoende oog voor nieuwe vormen van sociale organisatie Chicago-school: grote stad leidt weliswaar tot erosie van traditionele instituties maar vormt ook de voedingsbodem voor nieuwe cultuurpatronen en sociale organisatievormen Tekortkomingen Chicago-school:
! te weinig wetenschappelijke en praktisch bruikbare inzichten leven voor de dynamiek van stedelijke processen ! ! pogingen om stad als zowel fysieke structuur als sociaal verschijnsel in ecologische termen zijn blijven steken ! ! theoretisch referentiekader van Park was eenzijdig; te veel aandacht aan onderlinge economische competentie tussen stedelijke groeperingen, te weinig aan politieke-culturele factoren ! ! Onderzoeken precisie tekort aan reikwijdte en systematiek Einde aan dominante positie van Chicago-school door: - verschuiving zwaartepunt sociologie naar Oostkust > Colombia Harvard - veranderende externe omstandigheden: schaalvergroting overname van taken door centrale overheid > minder belangstelling voor stedelijke problemen !
Rex-Moore: studie positie etnische minderheden in Birmingham nav rassenrellen Conflict-sociologisch referentiekader: stedelijke samenleving resultaat conflicten tussen tegenstrijdige
belangen Huisvestingsklasse: centrale stedelijke proces strijd om gebruik van schaarse huisvesting Huisvesting op basis van zowel economisch als etnische status, kennis van woningmarktmogelijkheden > grote ongelijkheid Kritiek op Rex-Moore: te beperkt blikveld lokale woningmarkt
Castell: stedelijke processen bestuderen met primair aandacht voor achterliggende structuren
Steden als expressie van meer omvattende maatschappelijke systemen, geen autonome eenheden
Stad: geen politieke functie geen ideologische functie geen productieve economisch functie wel
consumptieve functie reproductie van arbeidskracht Reproductiefunctie eist voorzieningen op sociaal, medisch, educatief vlak Stad: plaats van collectieve consumptie
Tekortkomingen Castell:
abstracte karakter van theorie belemmering bij operationalisatie tbv concreet onderzoek kritiek van Castell op actorbenadering Chicago-school naar ander kant doorgeslagen. Te structuralistische benadering van de stad stedelijke verschijnselen verklaren, zonder inbreng van de handelende actoren, niet uit structurele gegevenheden preoccupatie voor economische factoren onderbelichting van politieke en culturele factoren
Invloed van de stad op de levenswijze ontwikkeling van nieuwe gedragspatronen en omgangsvormen Kritiek op Wirths ideaaltypische beschrijving van de stad: twijfel over opvatting van stedelijke cultuur als holistische eenheid Redfield: Tepotzln gesoleerde gemeenschap met geringe mobiliteit en beperkte arbeidsverdeling, nvormige cultuur Lewis: Tepotzln sociale tegenstellingen, conflicten, minder statisch, allerlei sociale veranderingen. Mexico-city allerlei vormen van solidariteit, loyaliteit, en verwantschap eea. Itt Wirth Wirth: geen sociale verbanden met sterke samenhang, hechte onderlinge bindingen, gemeenschappelijk levenswijze. Stedelijke cultuur gekenmerkt door heterogeniteit Kritiek: steden niet n bepaald type cultuur maar plekken van georganiseerde complexiteit Herbert Gans: onderzoek italiaanse migranten in sloppenwijk Boston overheersend hechte bindingen deze (naar binnen gekeerde blik) kunnen disfunctioneel zijn op het reageren in turbulente omgevingen Lewis/Gans: stedelijke levenswijzen kunnen ook op platteland voorkomen en omgekeerd Steden : niet hermetisch afgesloten systemen verbonden met bredere maatschappelijke ontwikkelingen Twee sociologen die geprobeerd hebben de traditie van Wirth nieuw leven in te blazen:
Kernvariabelen van Wirth zijn wel degelijk van invloed op sociale relatiepatronen maar ze leiden niet tot groeiende individualisering, maar tot versterking van diverse gemeenschapsbanden Levensvatbaarheid van subculturen afhankelijk van voldoende omvangrijk kritische massa adepten Lyn Lofland: steden als samenstellingen van sociaal psychologische domeinen prive domein : intieme, persoonlijke betrekkingen tussen leden parochiale domein netwerken gelokaliseerd binnen buurten / wijken publieke domein gebieden waar men overwegend met vreemde geconfronteerd wordt Steden wijken af door grote diversiteit en complexiteit van deze domeinen, niet alleen naast elkaar voorkomend, maar ook door elkaar heen lopend.
Stedelijke cultuur bevat tal van gemeenschappelijke elementen maar wordt op actieve wijze door individuen en groepen weergegeven Processen van identiteitsconstructie zijn niet los te zien van ogenschijnlijk tegenstrijdige processen van mondialisering en lokalisering
Hoofdstuk 17 Cohesie, sociale ongelijkheid en identiteit in de moderne samenleving 1 Opnieuw: het vraagstuk van de sociale cohesie
Klassieke sociologen: bedreiging sociale cohesie op 2 manieren: grote maatschappelijke tegenstellingen ( kapitaalbezitters en arbeiders) voortschrijdende differentiatieprocessen en de daardoor opgeroepen middelpuntvliedende kracht uit elkaar groeien van afzonderlijke delen van samenleving en verlies van bindende krachten van waarden en normen moreel vacum voor individuen
20ste eeuw afname van maatschappelijke tegenstellingen toename van middelpuntvliedende kracht die solidariteit binnen samenleving bedreigd * door proces van statenvorming integratiemechanismen als politieke/sociale rechten onderwijs opkomst van verzorgingsstaat collectivisering en institutionalisering van arbeidsverhoudingen - overlegeconomie * door letterlijk en figuurlijk meer bewegingsvrijheid voor individuen individualistische levenshouding minder saamhorigheid en sociale controle
Verzorgingstaat:
! stimuleert individualiseringsprocessen door bestaanszekerheid minder afhankelijk ! uitholling individualiseringsproces - financile dimensie groter beroep uit uitkeringen - morele dimensie > door calculerende mentaliteit bedreiging voor de solidariteit Stad: probleem van sociale cohesie doet zich hier voor in uitvergrote/gecondenseerde vorm - anonimiteit - verzakelijking - meer mogelijkheden tot ontwikkeling van hechte banden met gelijk gezinden ontwikkeling van pluriforme / multiculturele samenleving gevaar voor nieuwe sociale tegenstellingen Moderne arbeidsorganisatie: tayloristisch organisatiemodel: sociale cohesie berust op materile prikkels en dwang, werkt wantrouwen in de hand versterkt de neiging tot eigenbelang organisatiemodel met meerwaarde aan belang van goede intermenselijke verhoudingen inhoudelijk volwaardig / aantrekkelijk werk, autonomie van werknemers als basis voor normatieve binding van werknemers met organisatie ontstaan saamhorigheidsbesef Moderniseringsprocessen niet altijd op gespannen voet met hechte sociale relatie Ook zwakkere sociale banden kunnen de sociale cohesie bevorderen ! !
hernieuwde belangstelling voor marxistisch gedachtengoed ontstaan niet-marxistische conflictsociologie van Dahrendorf deelt met marxisme overtuiging dat conflicten en belangentegenstellingen bron van maatschappelijke verandering vormen - afwezigheid overeenstemming normen en waarden - deze overeenstemming is afspiegeling dominante positie van sommige groepering verschil met marxisme: Dahrendorf voerde de maatschappelijke conflicten niet terug op de tegenstelling kapitaal arbeid (econ.) maar op bezit van of onderworpenheid aan gezag (maatsch.) Derde sociologische benadering cohesievraagstuk Habermas: theorie van communicatieve handelen, hoe mensen in alledaagse leven overeenstemming brengen als basis van samenhandelen.
Klassenstructuur aanzienlijk complexer, moderne maatschappij wordt steeds meer gedomineerd door burgerlijke middengroepen Ongelijkheid naar sekse: moderne arbeidsbestel - kostwinnersideologie tegenwoordig toenemende vrouwenparticipatie, echter tamelijk rigide functie-beroepen segregatie Etnische ongelijkheid: verschillen geworteld in hardnekkige cultureel verankerde voorstellingen over typische eigenschappen/gewoonten blanken-zwarten enz. deze werken door in de arbeidsmarkt.
Functionalistische theorie: sociale ongelijkheid ivm arbeidsverdeling Kenmerkend voor moderne samenleving: ver doorgevoerde differentiatie Sociale ongelijkheid functionele noodzaak; nodig om samenleving goed te laten functioneren. Functionalisme berust op consensusmodel Sociale ongelijkheid berustend op machtsverschillen, verschillende mate van beschikken over hulpbronnen als bezit, inkomen, sociale contacten, culturele bagage Marxistische variant conflictsociologie onderscheid kapitaal arbeid Niet-Marxistische variant onderkenning van belang van middengroepen. Regulering klassenconflicten dmv verzorgingsstaat/arbeidsbestel terug dringen van sociale ongelijkheid ( Weber) sporen van klassenverschil zichtbaar op sociaal gedrag, culturele voorkeuren, politieke overtuiging samenhang tussen economische en sociaal-culturele verschillen losser
Sociale ongelijkheid genderbegrip. Constructionistische benadering, verschil geconstrueerd Ongelijkheid berustend op culturele beelden van verschillen en . Genderbenadering tonen hoe beroepen/functies gemodelleerd worden oiv cultureel verankerde verschillen en, auto-/allochtonen, jong en oud
Mead: Self komt tot ontwikkeling in voortdurend interactieproces tussen individu en significante
anderen in zijn omgeving. 2 componenten voor het Self : * me : het beeld dat de buitenwereld op de persoon projecteert * I : de actieve, handelingsgerichte component die de identiteitsontwikkeling stuurt Symbolisch interactionisme : losser wordende band collectieve en persoonlijke identiteit
Kritiek op functionalisme: te deterministische beeld ven relatie individu en maatschappij Kritiek op symbolisch interactionisme: te voluntaristische kijk op maatschappelijke verhoudingen te
grote speelruimte voor het individu Hoe verenigen we de essentile stelling dat het menselijk gedrag bepaald wordt door sociale structuren en door in de cultuur vastgelegde denkkaders en gedragsmodellen ( structure) met de stelling dat al die structurele en culturele arrangementen het product zijn van handelende individuen ( agency)
2. De prognose
onvoorwaardelijke prognose : duidelijke uitspraak over toekomstige toestand zonder voorwaarden voorwaardelijke prognose : als-dan formule. Voorspelling komt alleen uit als aan bepaalde voorwaarden is voldaan Horkheimer en Popper in sociale wetenschappen is het mogelijk voorwaardelijke voorspellingen te doen Horkheimer : bedoeling van sociale wetenschappen overgang maken van voorwaardelijke naar onvoorwaardelijke voorspelling ( op alle gebieden) Popper: overstap naar onvoorwaardelijke voorspelling op zeer bescheiden schaal, zowel naar tijd als naar maatschappelijk bereik, omdat samenleving volledig open systemen zijn waarvan de ontwikkeling geheel niet vastligt. Deze mening heeft een dominante positie. Marxisten: samenleving niet volledig open, ontwikkelingen ingebed in zekere historische wetmatigheden Teruggang van maakbaarheidsgeloof deels gevolg van maatschappelijk politieke ontwikkelingen bv ondergang van het communisme, deel aan ontwikkelingen binnen de wetenschappen bv opkomst van het postmodernisme en de chaostheorie Belangrijkste functie van voorwaardelijke prognoses: vroegtijdige signalering van te verwachten ontwikkelingen ( early warnings)
3 Historische toekomstmodellen
Polak: groot aantal historische toekomstmodellen: deze hebben gemeenschappelijk da geschiedenis in
historische perioden/stadia worden ingedeeld en een bepaalde rangorde hebben. Ook allemaal in het teken van vooruitgang.
4 De Utopie
Scherp onderscheid nodig tussen utopie als object sociologisch onderzoek en utopische sociologie Utopische sociologie belangrijk invloed van utopisch denken op de aanpak van een toekomstige sociologie In utopisch denken 3 varianten: de utopische roman grote bloeiperiode in Renaissance mens als bouwer van een nieuw geordende en anders ingerichte wereld. 2 elementen in moderne utopische romans: wensbeeld van een andere en betere maatschappij ( of het tegendeel antiutopie) maatschappijkritiek utopische romans kunnen fungeren als bron van inspiratie voor wetenschappers utopie als voorwetenschappelijke manier van denken Spanning tussen wetenschap en utopie in stroming: utopisch socialisme Socialisme: pretentie zowel wetenschappelijk al gericht op een betere toekomst te zijn Utopisch socialisme: verbinding tussen industrile revolutie en eigen toekomstbeeld Saint-Simon : inspireerde tijdgenoten, wetenschap/technologie drijvende krachten achter vooruitgang Wetenschappelijk socialisme: (Marx-Engels)veroordeling van geloof in goede voorbeeld en het morel appl van veel utopische socialisten als Owens. Hij benadrukt dat sociale maatregelen ook in het belang van werkgevers zijn; ze leiden tot productiviteitsverhoging. Mars-Engels noemden dit een verwerpelijke vorm van socialisme. Zij vonden massale strijd en revolutie vereiste van omvorming tot socialistische maatschappij utopie als constructieve maatschappijkritiek Mannheim: constructieve maatschappijkritiek: niet de intentie maar in welke mate utopische denkbeelden werkelijkheid zijn geworden relatie utopie empirische werkelijkheid Marcuse: relatie utopie-empirie minder antithetisch dan veelal gedacht. Utopisch niet wensdroomachting, maar bevat een empirische kern
5.1 Wat is een scenario: beschrijving huidige toestand van samenleving, van mogelijke en wenselijke toekomstige toestanden en van reeksen gebeurtenissen die daartoe leiden. Scenario bevat: kern van scenario ontwerp van de toekomst streefbeeld basisanalyse beschrijving van huidige situatie streefpad ( stiefkind van ontwerpsociologie) hoe van hier naar daar 5.2 Functies en gebruik van scenarios
5 functies op continum te plaatsen van normatief/gengageerd tot zakelijk/pragmatisch Constructief-emancipatorisch : Scenario als instrument voor het bevorderen van de zichzelf besturende maatschappij maakbaarheid van de samenleving Applfunctie: in welke mate is het legitiem dat een scenario zijn eigen realisering propageert. Voorspellende uitspraken kunnen het maatschappelijke proces benvloeden ( SFP)
Exploratie en verduidelijking van keuzemogelijkheden Aangeven van consequenties van een beslissing
Historische analogie: ongelijktijdige vergelijking tussen samenlevingen en culturen Comparatieve prognose: verwachting dat toekomstige ontwikkelingen enigszins voorspeld kunnen worden Empirisch getoetste theorien die ook uitspraken doen over toekomstige situaties Bv. Images of the world in 2000 John Galtung ( 11 landen 67-70) Dit onderzoek moet in zijn historische context geplaatst worden. Galton nadruk op ( internationale) vergelijking Verschillen tussen landen groter dan die tussen groepen binnen landen, 3 criteria bij vergelijking - niveau van technische-economische ontwikkeling mate van industrialisering - type economische / ideologische systeem kapitalisme/socialisme - mate en soort van militaire gebondenheid
Weinig gedachten over toekomst eigen land wereld. Wel over eigen toekomst. In communistische landen hoger ontwikkeld toekomstbesef dan in niet-communistische In hoogontwikkelde (tech/econ.) minder toekomstbesef dan in lager ontwikkelde landen Mensen actief in verleden zijn juist ook actief in heden geen dromers Toekomst bewustzijn correspondeert met behoefte aan verandering verbetering
Verwetenschappelijking belangrijkste aspect van modernisering Houding tov wetenschap onderscheid tussen verwachting en wens wetenschappelijk wereldbeeld sterk doorgedrongen in alle lagen, hoge verwachtingen over toekomstige resultaten van wetenschap en techniek Weerstand tegen verdere verwetenschappelijking, grotere weerstand bij hoger niveau techn/econ ontwikkeling. Wetenschapspessimisme. Minder ontwikkeld wetenschapsoptimisme
! !
Hoog ontwikkeld tech./econ. niet begeleid door toenemend optimisme ontwikkelingsvermoeidheid Lager ontwikkeld omgekeerd. The Silent Revolution Inglehart n van de meest opzienbarende/controversile sociologische studies: Grootschalig internationaal empirisch onderzoek echter itt Galtung gebaseerd op een theorie: ! Culturele omslag ommekeer op terrein van waarden behoeften en opvatting van mensen . Culturele veranderingen hebben een eigen dynamiek ! Stille revolutie vrijwel onzichtbaar langzaam proces, dat echter wel een radicale verandering van de westerse cultuur tot gevolg heeft Westerse samenlevingen zullen een overgang doormaken van huidige op burgerlijke materialistische waarden steunende cultuur naar een postmaterialistische cultuur theoretisch ondersteuning afgeleid van behoeftenhirarchie van Maslow. Inglehart heeft materialistisch behoeften onderverdeeld Materialistische behoeften behoeften gericht op levensonderhoud en veiligheid Postmaterialistische behoeften sociale en ontplooings behoeften, esthetische en intellectueel Jongeren zijn significant post-materialistischer dan ouderen leeftijd belangrijkste variabele - Levenscycluseffect jong-postmaterialistisch; hoe oudere hoe materialistischer - theorie van de vormende jaren waardenpatroon wordt gevormd in adolescentie Probleem Inglehart geen longitudinaal onderzoek geen uitspraak Oplossing verrichten internationaal vergelijkend onderzoek Engeland-Duitsland > bewijs voor theorie van de vormende jaren, afwijzing van levenscyclustheorie we groeien naar een postmaterialistischer maatschappij.
Nieuwe studie 1990 . Hypothese nog steeds geldig, nu bewezen door longitudinaal cohort onderzoek. Deze studie kan gezien worden als voorwaardelijke prognose voorwaarde is economische zekerheid
- Postseculiere maatschappij verdwijnen van de godsdienst Laatste decennia ontstaat twijfel herlevend fundamentalisme opkomst van nieuwe vormen - Postmodernisme visie op veranderingen in de wereld van kunst-cultuur. Verwijst naar maatschappelijke veranderingen die duiden op een ommekeer in het moderniseringsproces - Postmaterialisme Niet alle postmaatschappijen zijn al werkelijkheid, ze zijn in wording.
Kapitalisme socialisme/communisme
2.2Wat is mondialisering
Moderne communicatietechnologie heeft de wereld doen inkrimpen. Ontwikkeling van veelvuldig sociale verbanden en interdependenties boven niveau natiestaat Consequentie daarvan gebeurtenissen hebben vaker, sneller en grotere gevolgen voor individuen op andere gedeelten van de aarde. Het wordt steeds minder zinvol sociale verschijnselen, binnen een nationale context te isoleren Giddens: mondialisering is een veel fundamenteler proces dan enkel een toenemende interdependentie tussen natiestaten. Het heeft in eerste instantie betrekking op vermindering van de invloed van lokale omstandigheden op iemands leven. Op hoger abstractieniveau: fundamentele verandering van tijd en ruimte in het sociale leven toenemende reikwijdte van tijd en plaats ( time-space distanciation)
verruiming van de macht Spanning tussen universalisme en particularisme, vooral op gebied van waarden universalisme: denken dat bepaalde cultuuruitingen gelden voor alle samenleving particularisme: denken dat cultuuruitingen aan specifiek maatschappijen gebonden zijn Mondialisering heeft geleid tot verspreiding/acceptatie van een universeel waardensysteem Universele waarden zijn echter in feite een weerspiegeling van een liberaal-individualistisch Waardenpatroon en hun verspreiding het gevolg van de westerse hegemonie tegenstrijdigheid concentratie versus netwerkvorming mondialisering bevordert proces van concentratie van macht, kennis, info en rijkdom 2 typen van mondiale organisatie: - klassiek model van de piramide of het spinnenweb in centrum geconcentreerde macht - open netwerk: er is onderlinge verbondenheid maar model kent noch centrum noch periferie. Toegesneden op mondiale sociale bewegingen -
5 De risicomaatschappij
Beck: wil zich bezighouden met een toekomst die vorm begint te krijgen en zich afzet tegen een nog altijd dominant verleden Het gaat primair om een empirisch gefundeerde toekomstgerichte maatschappijtheorie Evolutionair drie-stadia model van sociale verandering
voormoderniteit valt grotendeels samen met industrile maatschappij eenvoudige moderniteit reflexieve moderniteit valt samen met risicomaatschappij. Mensen laten zich niet langer blindelings leiden door moderniseringsproces. Ze worden zich bewust van de schaduwzijden Inhoud van de risicomaatschappij: essentie valt samen te vatten met het asprincipe van de industrile maatschappij gevormd door distribution of goods and bads Hoe kunnen risicos en gevaren inherent aan het moderniseringsproces voorkomen, geminimaliseerd, gedramatiseerd of gekanaliseerd worden In risicomaatschappij streven om onbedoelde neveneffecten van menselijk handelen te doorzien en beheersbaar te maken. -
Beck: risico systematische manier om te gaan met gevaren / onzekerheden die door het
modernisering/mondialiseringsproces zelf veroorzaakt worden gevaar komt dus niet meer van buiten maar van binnenuit( uit zichzelf) Sociaal kenmerk van risicos niet zozeer gevaren in verleden maar om geprojecteerde gevaren in de toekomst. Voor sociologie 2 belangrijke vragen - Wie worden door risicos het meest getroffen - Wie heeft de definitiemacht om te bepalen hoe groot die gevaren/risicos zijn. Uitspraken over gevaren/risicos omvatten altijd een theoretisch en een normatieve component Overeenkomsten Beck Bell centrale rol wetenschap en technologie Verschil: Beck succes van wetenschap/technologie heeft huidige gevaarlijke situatie bepaald Bell algemeen positief over rol wetenschap/technologie Beck 3 scenarios voor toekomst ( vooral interesse in de rol van de politiek) 1.Terug naar de industrile maatschappij- dominant scenario in politiek en wetenschap Business as usualmet wat ecologische correcties Afzien van publieke controle op techn/econ ontwikkelingen 2. democratisering van de technisch-economische ontwikkeling Democratisering om greep te krijgen op de wetenschappelijke technologische ontwikkeling Beck dit kan niet en het is ook niet wenselijk aantastig vrijheid van wetenschappelijk en technologisch onderzoek, het zou innovaties afremmen Volledige controle op techn/econ ontwikkeling 3.Differentile politiek ontgrenzing van de politiek Uitbreiding en wettelijke bescherming van de mogelijkheden voor wat betreft subpolitiek. Daarvoor zijn sterke en onafhankelijke gerechtshoven en media nodig Uitbreiding en institutionaliseren mogelijkheden van zelfcontrole en zelfkritiek van alle beroepsgroepen Essentie van systemen centrumloze subpolitiek in institutionalisering van de interne controle en het interne debat
kan het huidige consumptiepatroon op dit hoge niveau gehandhaafd blijven dient de bestaande productiewijze allen aangepast worden of is een duidelijke verandering noodzaak
! benutten: bewust aanbrengen van ingrijpende maatregelen tbv van het milieu als ongewenst of onmogelijk gezien. Hoge consumptie aanpassen productiewijze ! ! sparen : duidelijke verandering vooral op terrein van consumptie rechtvaardiger verdeling. Lage consumptie aanpassen productiewijze ! ! beheren: ontwikkelen van nieuwe productiewijzen om milieu te ontzien consumptie hoog. ! ! Behoeden: mens moet zich voegen naar strakke ecologische verantwoorde gedragspatronen met sober leefpatroon verandering productie en consumptiepatroon. Winst van dit WRR-rapport discussie over milieu los uit technocratisch isolement en ontdaan van het dwingende karakter. Milieuvraagstuk kan nu een onderdeel vormen van een vrije maatschappelijke en politieke discussie. Gevaar dat dramatiek van milieuproblematiek op achtergrond verdwijnt.
De Swaan: Papale/ episcopale model: bv RK, hirarchisch, primaat bij paus-bisschop, piramidaal model met
lijnen uitsluitend van boven naar beneden, geen reciprociteit
reciprociteit en horizontaliteit hoeft nog geen democratisch relaties in te houden 3e model ( niet van Swaan) Quakermodel: alle leden hebben directe relatie met het goddelijkke, nadruk op autonomie, authentieke en directe religieuze beleving van leden. Het tegenovergesteld:goeroe-isme Heropleving van spirituele/religieuze toegesneden op behoefte van hedendaagse mens en heeft daarom toekomstwaarde