You are on page 1of 19

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

1
1.1

Energie
Verklaar het groeiend energieverbruik in de wereld ( industrielanden, ontwikkelingslanden en landen in de ontwikkeling.

De mens gebruikte al sinds zijn ontstaan energie en grondstoffen. In de loop der jaren is zowel de hoeveelheid als de samenstellingen veranderd. De evolutie van de grondstoffen en energie: Tijdzone 1 miljoen tot 5000 jaar voor c. 500 jaar voor c. tot 1800 1800-1950 1950 tot nu Wereldbevolking Dagelijks energiegebruik per persoon 8 000 11 000 Gebruikte energie bronnen

< 10 miljoen 10 miljoen tot 1 miljard 1 tot 4 miljard > 4 miljard

spierkracht en hout

20 000 100 000 210 000 1 200 000

+ Wind, water en steenkool + Aardolie en Aardgas + Kernenergie

Industrieladen zoals de Verenigde Staten hebben een grote ecologische voetafdruk. Zowel de huishoudens als de industrie zorgen voor een groot energie- en grondstoffengebruik. Het zijn landen met een groot inkomen per inwoner waarmee een grote hoeveelheid hulpbronnen kan worden aangekocht. Ontwikkelingslanden hebben een kleinere ecologische voetafdruk. Dit komt o.a. doordat het energie- en grondstoffengebruik beduidend kleiner is dan dat in de industrielanden. In de ontwikkelingslanden steunt de economie nog grotendeels op de traditionele landbouw en de huisnijverheid. Door gebrek aan middelen treedt er maar een geringe industrialisatie op. De ontwikkelingslanden zijn voor meer dan een derde van hun energiegebruik afhankelijk van hout (= praktisch hun enige energie bron). Een groot deel van de wereldbevolking heeft geen toegang tot energiebronnen als aardolie, aardgas en hernieuwbare energiebronnen als wind- en zonne-energie. Ze kunnen deze energiebronnen niet betalen en meestal zijn die in hun dorpen niet eens te krijgen. De houtkap veroorzaakt vedergaande verwoestijning en in bergachtige gebieden vaak erosie. hout 8% 6% 35 % steenkool 25 % aardgas 26 % andere hernieuwbare energiebronnen aardolie

Pagina | 1

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

1.2

Beschrijf de evolutie van de energiebronnen vanaf 1800 tot nu ( fossiele energiebronnen en alternatieve energiebronnen)

De eeuwenoude brandstof hout werd vanaf 1800 hoe langer hoe meer door steenkolen vervangen. Steenkolen waren toen volop aanwezig in de zich industrialiserende westerse wereld. Het gebruik van cokes(=) in de hoogovens, voor het smelten van ijzererts, had talrijke voordelen in vergelijking met houtskool. De grote beschikbare reserves maakten van steenkolen een bijzonder interessante energiebron ondanks de moeilijke ontginning op grote dieptes. De hoge kostprijs en de geringe soepelheid in gebruik van steenkolen waren een nadeel. Steenkolen moesten hun eerste rang rol afstaan aan aardolie en aardgas. Het wereldwijde verbruik van deze nieuwe energiebron nam vanaf 1950 spectaculair toe. De hogere energiewaarde en het uitgebreide toepassingsveld (o.a. het vervaardigen van plastic en synthetische rubber) speelden in het voordeel van aardolie en aardgas. Olie en gas zijn makkelijker transporteerbaar dan steenkolen. Maar vooral de lage prijs t.o.v. steenkolen van deze propere energiebron leidde tot een stijgend gebruik. Zowel de industrie als de huishoudens schakelden massaal over op de nieuwe brandstof. Vanaf 1950 steeg ook de vraag naar elektriciteit sterk. Elektriciteitscentrales zijn grote verbruikers van brandstof: gemiddeld wordt maar 44% van de brandstofenergie in elektrische energie omgezet. De meeste centrales schakelden over van steenkolen naar aardolie. Omstreeks de jaren zeventig was er een tijdelijke terugloop in het aardolieverbruik in de westerse industrielanden. Deze was het gevolg van en olieboycot en prijsverhogingen, uitgeroepen door de OPEC (=organization of petroleum exporting countries) in oktober 1973. Ook het grondstoffenverbruik veranderde. Vanaf 1800 steeg het ijzerertsverbruik spectaculair door de groei van de staalproductie. De staalindustrie vormde lange tijd de basis voor de uitrusting- en verbruiksgoederenindustrie. In de westerse industrielanden kreeg de staalindustrie in 1970 met grote moeilijkheden te kampen. Dit kwam o.a. doordat de staalindustrie in de NICs(=) tot ontwikkeling kwam. Het gevolg daarvan is dat talrijke bedrijven in de industrielanden in nieuwe technologien en nieuwe materialen investeren. Nieuwe grondstoffen vervangen ijzerets. Hierbij worden andere en nieuwe grondstoffen in gebruik genomen: non-ferrometalen, aluminium, kunststoffen, composietstoffen, . de De industrile revolutie in West-Europa op het einde van de 18 eeuw ligt aan de grondslag van de veranderingen in de energie- en grondstoffengebruik. De industrialisatie die toen op gang kwam en de welvaartgroei die daarmee gepaard ging, deden het gebruik van energie drastisch toenemen.

Pagina | 2

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

De fossiele brandstoffen voor het opwekken van energie en de nodige grondstoffen halen we rechtstreeks of via omzetting uit de natuur. We gebruiken die natuurlijke hulpbronnen in grote hoeveelheden, sommige voorraden raken uitgeput. Belgi beschikt niet over grondstoffen en energiebronnen, dus importeren en transporteren we deze van elders. De ontginning vraagt ruimte in andere landen, transport en distributie vergen veel energie en vervuilen de ruimte. Het verbruik van energie en grondstoffen leidt ook tot vervuiling van lucht, bodem en water. Andere hulpbronnen zoals het water en visgronden - komen in gevaar. Het ontginnen en verbruik van de natuurlijke hulpbronnen weegt dus zwaar door op het milieu.

1.3

Wat zijn de belangrijkste productiegebieden van aardolie op wereldvlak. (atlas, benoemen en rangschikken volgens belang)

125 127 148 169

123 454

439 199 271

174

Saoedi-Arabi Rusland Verenigde Staten Iran China Mexico Noorwegen Venezuela Nigeria Verenigde Arabische Emiraten

Pagina | 3

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

1.4

Wie zijn de 3 belangrijkste verbruiksgebieden van aardolie (+atlas)

16% 24%

Verenigde staten China 60% Japan

1.5

Wat zijn de belangrijkste transportwegen en transportmiddelen van aardolie en wat zijn de eventueel mogelijke problemen die er aan verbonden zijn?

Het transport over zee met tankschepen of tankers is zeer flexibel. De bestemming van de lading kan op elk ogenblik worden aangepast. De capaciteit van de tankschepen bedraagt vaak meer dan 200 000 ton. Hiermee kan een gemiddelde raffinaderij 1 tot 2 weken vooruit. Het kan milieurampen veroorzaken als de boot een ongeluk doet. En de kosten zijn duur. De eenvoudigste manier om ruwe aardolie te vervoeren, is via oliepijpleidingen. De aardolie wordt dan constant door een buis gepompt. Pompstations om de 60 tot 100 km zorgen ervoor dat de aardolie onder druk blijft staan met een snelheid van 1,8 tot 2 m/s. Deze grote leidingen over land of onder zee vormen echte netwerken. Nadelen zijn de grote investeringen en de beperkte flexibiliteit.

1.6

Beschrijf vier alternatieve energiebronnen en geef de voor- en nadelen ervan.

Waterenergie, Hydro-elektrische energie is een van de goedkoopste energiebronnen, omdat het water gebruikt wordt zonder het te verbruiken. Toch zijn er ook enkele nadelen aan verbonden: hoge investeringskosten bij de installatie (bv. Stuwdammen), het niet noodzakelijk samenvallen van de locatie van enerzijds de energieleverancier (de productieplaats in bv. De bergen) en anderzijds de energieconsument (steden, fabrieken,) Windenergie, Een ideale energiebron lijkt windkracht omdat wind gratis en niet eindig is en windmolens geen extra brandstof nodig hebben. Toch zijn er enkele nadelen verbonden. Het rendement is vaak onvoldoende doordat de windkracht niet constant is. De zogenaamde windparken (concentratieplaatsen van meerdere windmolens) blijken het milieu te schaden o.a. door de grote benodigde ruimte (vaak in natuurgebieden), het storend klapwieken, het verstoren van trekroutes van vogelpopulatie, zo weigerde de overheid in 2003 toestemming om een windmolenpark in te richten op 15km voor de kust van Knokke. De horizonvervuiling zou een negatieve impact hebben op het toerisme en de streekeconomie. Wellicht komt er een windmolenpark op de Thorntonbank, 37km voor de kust van Oostende.

Pagina | 4

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

Zonne-energie Er zijn verschillende motieven om naar het gebruik van zonne-energie te sterven. Zonne-energie is een onuitputtelijke (hernieuwbare) bron van energie en is vrijwel op alle plaatsen op aarde toepasbaar. Als de systemen die zonne-energie omzetten in elektriciteit goed ontworpen en gebouwd zijn, is deze vorm van energie milieuvriendelijk. De energie kan op velerlei manieren worden gebruikt: van heel kleine systemen op afgelegen plaatsen, via systemen op daken van huizen tot grote zonnecentrales. Maar de kosten voor het opwekken van zonnestroom zijn nog aanzienlijk hoger dan die van stroom uit centrales met gas of kolen gestookt. Om de kosten te verlagen moeten we in de eerste plaats zoveel mogelijk zonne-energie gebruiken, want dan ontstaan belangrijke schaalvoordelen bij productie en installatie. Pas dan komen we uit de vicieuze cirkel van hoge prijzen en van kleine omzet. Op dit moment lijken de investeringen voor vele bedrijven en huishoudens nog te groot. Kernenergie, Een van de nieuwe energiebronnen is kernenergie. Men kan de energie opwekken via kernsplitsing of via kernfusie. Het grote pluspunt van kernsplitsing is de lage productiekosten. Maar de hoge verwerkingskosten van het radioactieve afval, de milieuschade en mogelijke risicos voor de volksgezondheid bij technisch falen zorgden voor groeiende weerstand tegen deze energiebron. Of deze vorm van energiewinning in de toekomst nog gebruikt zal worden is een vraag.

1.7

Geef de fossiele energiebronnen en zijn voor- en nadelen.

Fossiele brandstoffen zijn koolwaterstofverbindingen die zijn ontstaan uit resten van plantaardig en dierlijk leven in het geologisch verleden van de aarde, vooral in het Carboon maar ook uit andere tijdperken. Hieronder vallen aardolie, aardgas, steenkool en bruinkool. Ook turf gewonnen uit hoogveen en laagveen zijn producten in deze reeks, die echter nog niet aan de extremen van druk en temperatuur diep in de aardkorst hebben blootgestaan, die tot de vorming van kolen, olie en gas hebben geleid. In zekere zin zijn fossiele brandstoffen hiermee een vorm van zonne-energie, miljoenen jaren geleden opgeslagen in plantaardige en dierlijke koolstofverbindingen. Steenkool: Voordelen: Nadelen: Aardolie: Voordelen: Nadelen: Aardgas: Voordelen: Nadelen: Hout: Voordelen: Nadelen: -

Is goedkoop Is niet makkelijk te vervoeren Bij het verbranden komen er veel schadelijke stoffen vrij Het raakt op Het moet uit grote dieptes worden gehaald Het kost te veel Makkelijk te transporteren via pijpleidingen en mammoettankers Eenvoudig uit de grond te halen Is goedkoop Is niet herbruikbaar Bij het transporteren kunnen er milieurampen gebeuren Is milieuvervuilend Installatie is goedkoop Is milieuvriendelijk Is niet vernieuwbaar Als er een lekkage is dan gaan alle bomen en planten dood Explosief

Goedkoop Is makkelijk te verkrijgen en te transporteren is milieubelastend omdat ervoor veel bomen moeten worden gekapt

Pagina | 5

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

1.8

Waarom moeten we zuinig met energiebronnen omgaan?

De westerse mens gebruikt grote hoeveelheden grondstoffen en de behoefte aan energie neemt nog altijd toe. Maar voor grondstoffen als aluminium, koper, lood, tin en zink dreigt er uitputting. Ze zijn alsmaar moeilijker te winnen: men moet in steeds onherbergzamer gebieden ontginnen. Voor sommige grondstoffen is er slechts een reserve van 10 to 20 jaar. Ook de prognose voor aardolie en aardgas zijn weinig optimistisch: 40 en 62jaar! De cijfers van de beperkte reserve verontrusten de westerse wereld. We gebruiken teveel energie, energie en grondstoffen zijn wel eindig.

Reserve van de natuurlijke hulpbronnen Natuurlijk hulpbron Wereldreserve Lood 2016 Koper 2030 IJzer 2170 Aardolie 2041 Aardgas 2062 Steenkolen 2230 Industrielanden verbruiken veel grondstoffen en energie. De consumptie in deze landen is zo groot dat wanneer het verbruik hetzelfde blijft, de voorraden fossiele brandstoffen en grondstoffen in een vlug tempo verminderen.
In sommige landen zoals China startte de industrialisatie recent waardoor de vraag naar grondstoffen en energie fors zal stijgen. Daarboven stijgt de wereldbevolking nog op een dergelijke manier dat de behoefte aan natuurlijke grondstoffen verder zal toenemen. Sommige experts schatten de energiebehoefte binnen twintig jaar op het dubbele van het huidige verbruik. Gelet op de beperkte reserve stoot de energievoorziening voor de tweede helft van deze eeuw op grote tekorten.

Pagina | 6

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

2
2.1

Belgi: studie van de bevolking


Beschrijf de bevolkingsdichtheid van Belgi, leg ook uit waarom dat gebied het dichtst en het minst dicht is bevolkt.

Hoe kun je zien dat een gebied dichtbevolkt is? Waar veel natuurgebied is, is de bevolkingsdichtheid klein Waar veel landbouw is (het platteland) is de bevolkingsdichtheid klein Waar veel handel en diensten zijn (stad en verstedelijkte gebieden) is de bevolkingsdichtheid groot Waar goede verbindingen zijn is de bevolkingsdichtheid middelmatig In de nabijheid van industrie is de bevolkingsdichtheid groot Soms zal je afwijkingen op die regels vinden. De bevolkingsdichtheid wordt op kaart weergegeven door de intensiteit van de kleur. Hoe harder de kleur (meestal rood), hoe groter de bevolkingsdichtheid. Op sommige kaarten wordt de bevolkingsdichtheid ook door punten weergegeven: hoe meer punten, hoe hoger de bevolkingsdichtheid. Het minst bevolkte gebied is het zuidelijke gedeelte van Henegouwen, Namen, Luik en het volledige Luxemburg (= Zuid Walloni). Omdat het gebied een natuurgebied is en wonen er hier veel minder mensen dan in het verstedelijk gebied. Het dichtst bevolkte gedeelte is de Vlaamse ruit (= het gebied tussen Gent, Brussel, Leuven en Antwerpen). Omdat in de steden er meer mensen wonen en onder andere ook omdat in die steden meer werk is.

Pagina | 7

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

2.2

Beschrijf de spreiding van de vreemdelingen in Belgi en verklaar de de vastgestelde concentraties)

Van de inwoners in Belgi heeft 9% een vreemde nationaliteit. Daarvan is 63% afkomstig uit landen van de Europese Uni. De Italianen zijn 24% veruit de grootste groep. Marokko en Turkije zijn de belangrijkste landen van herkomst van buiten de Europese Unie. Zij vertegenwoordigen 25% van de vreemdelingen. In het Vlaamse Gewest heeft de grootste groep vreemdelingen de Nederlandse nationaliteit. Ze wonen voornamelijk in het grensgebied met Nederland, vanwege fiscale voordelen en een grotere bouwvrijheid. Het aantal vreemdelingen is niet gelijkmatig verspreid over het land. Het merendeel woont in de steden. In 1995 hadden 286 000 inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een vreemde nationaliteit. Dat 30% van de totale bevolking van dat gewest. Het grote aantal vreemdelingen en de vele nationaliteiten maken van Brussel de grootste multiculturele stad van het land. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de hoofdstedelijke en Europese functie van de stad.

2.3

Leg de volgende begrippen uit


het aantal geboorten per 1000 inwoners in n jaar het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners in n jaar het verschil tussen geboorte- en sterftecijfer (geboorteoverschot) het verschil tussen inwijkelingen en uitwijkelingen. je eigen land verlaten om in een ander land te gaan wonen Het zich vestigen in een bepaald land, komend uit een ander land

Geboortecijfer : Sterftecijfer : Natuurlijke aangroei : Migratiesaldo : Emigratie: Immigratie:

Pagina | 8

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

2.4

Leg de invloeden uit van de begrippen hierboven op het bevolkingsaantal en de bevolkingsevolutie.

In het bevolkingsregister, dat op het gemeentehuis wordt bijgehouden, kan het aantal inwoners van een gemeente of het bevolkingscijfer worden nagegaan. De bevolkingsevolutie, of de loop van de bevolking, wordt bepaald door vier factoren: het aantal geboorten, het aantal sterfgevallen, het aantal immigranten (inwijkelingen) en emigranten (uitwijkelingen). Het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen is de natuurlijke aanwas. Dit cijfer kan positief of negatief zijn. Bij een positief natuurlijke aanwas ligt het aantal geboorte hoger dan het aantal sterfgevallen. We spreken van een geboorteoverschot. Het verschil tussen het aantal immigranten en emigranten noemt men het migratiesaldo. Ook dit cijfer kan positief of negatief zijn. Is het migratiesaldo positief, dan is er een immigratieoverschot. De som van de natuurlijke aanwas en het migratiesaldo is de bevolkingsevolutie. Is dit cijfer positief, dan groeit de bevolking aan. Is het negatief, dan neemt ze af. Zo kwamen er in 1995 in Belgi bijna 19 000mensen bij. De groei van de bevolking is nu eens te verklaren door een positief migratiesaldo dan weer door een grotere natuurlijke aanwas. De groei is het grootst in Vlaanderen.

2.5

Plaats de actieve bevolking volgens beroep in de primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector, leg ook de betekenis van deze sectoren en de evolutie in de tewerkstelling uit.
De eerste groep zijn bedrijven uit de primaire sector, ze zorgen voor grondstoffen die nodig zijn om een product te produceren. Die producten komen uit de natuur (landbouw, visserij,). Vb. Veeteelt, akkerbouw, tuinbouw, bosbouw, Dit zijn de grondstoffen die verder worden verwerkt in de volgende sectoren

Primaire sector

Secundaire sector

Tertiaire sector

Quartaire sector

De tweede groep bedrijven zijn bedrijven uit de secundaire sector, ze zorgen dat de grondstoffen verder verwerkt worden. Vb. Metselaar, automecanicien, elektricien, Bewerken van grondstoffen of gedeeltelijk afgewerkte producten De derde groep bedrijven zijn bedrijven uit de tertiaire sector, ze zorgen ervoor dat het eindproduct verkocht wordt aan de consument. Vb. Vervoer, horeca, schoonmaak, Goederen kopen/verkopen zonder te verwerken Deze bedrijven streven geen winst na, wat alle andere sectoren wel doen. Vb. Verplegers, onderwijs, overheid, Niet-commercile en niet verhandelbare diensten

Pagina | 9

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

2.6

Vergelijk de leeftijdshistogram en leg uit hoe je het leest.

De cijfers verticaal in het midden wijst naar de leeftijdsgroep. De cijfers horizontaal vanonder wilt zeggen de hoeveelheid procenten of een bepaalde schaal van mensen met die leeftijd De linkerkant zijn de mannen (meestal blauw) en de rechterkant de hoeveelheid vrouwen (meestal rood/roos).

P a g i n a | 10

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

3
3.1

Weer en klimaat
Leg het verschil uit tussen weer en klimaat.

Het weer is een momentopname, terwijl het klimaat een gemiddeld weerbeeld over een lange periode is.

3.2

Som de factoren op die het weer bepalen, de gebruikte meettoestellen en de eenheden.

In een weerbericht vindt je steeds vijf elementen terug die ons weer bepalen: de temperatuur, de neerslag, de luchtdruk en de wind (= Windkracht & Windrichting) en de zonneschijn. De meettoestellen zijn : Temperatuur Neerslag Luchtdruk Windkracht Windrichting Zonneschijn Thermometer regen- of pluviometer barometer Anemometer Windhaan Heliograaf C mm(), l hPa km/u NOZW

Naast deze elementen worden ook de zichtbaarheid, de bewolkingsgraad, de wolkensoort, de luchtvochtigheid, de zonneschijnduur en de weerverschijnselen (mist en nevel, onweer, hagel, sneeuw, regen) waargenomen.

3.3

Beschrijf de symbolen van een weerkaart

P a g i n a | 11

Samenvatting: Aardrijkskunde

Exame

3.4

Hoe werkt een klimatogram?

Een Klimatogram toont hoe de temperatuur en de neerslag in een jaar verlopen op een bepaalde plaats. Onderaan het Klimatogram staan de maanden vermeld. De temperatuurcurve is volgens afspraak een rode, vloeiende lijn, die de klimatologische maandgemiddelden verbindt. De maandgemiddelden van december en januari sluiten mooi op elkaar aan. De gemiddelde maandtemperatuur dient juist in het midden van de maandkolom aangeduid en ook afgelezen te worden. De maandneerslag wordt in de vorm van blauwe staven weergegeven, vergelijkbaar met water in een maatglas. De neerslag wordt uitgedrukt in mm en de temperatuur in C. De opbouw van een Klimatogram is zodanig dat het getal van de neerslagsom (rechts) het dubbele is van het getal dat de gemiddelde temperatuur weergeeft (links). Zo staan bv. 10 en 20 mm neerslag juist op dezelfde hoogte. Hierdoor kan men bij positieve temperaturen de natte maanden van de droge onderscheiden. In een droge maand blijft de neerslagkolom onder de temperatuurcurve, in een natte is de kolom even hoog als of hoger dan de temperatuurcurve.

3.5
toendra taiga steppe savanne

Beschrijf de klimaten en de natuurlijke plantengroei en situeer ze op een wereld kaart.


boomloos gebied met lage struiken gebied waar naaldbomen groeien boomloos gebied waar alleen korte grassen groeien een tropisch of subtropisch graslandschap met verspreid voorkomende bomengroei. Gras is de overheersende vegetatie gemengd met kruiden een woud dat gelegen is in de tropen waar het relatief warm en vochtig is, er leven vele planten en diersoorten een woud waarin uitsluitend loofbomen en loofstruiken in voorkomen woud met zowel loofbomen als naaldbomen woud met alleen naaldbomen

tropisch regenwoud loofwoud gemengd woud naaldwoud

P a g i n a | 12

Samenvatting: Aardrijkskunde

Examen: Dinsdag 6 december 2011

P a g i n a | 13

Samenvatting: Aardrijkskunde

Examen: Dinsdag 6 december 2011

4
4.1

De mens verovert de aarde en de ruimte


Omschrijf de aardrotatie
s middags staat de zon in het zuiden en s avonds gaat ze onder in het westen. Deze beweging is een schijnbeweging, doordat niet de zon maar de aarde beweegt, de aarde draait namelijk rond haar eigen as. De aarde draait in 24 uur of n etmaal om haar as. Elke plaats doet er 24uur over om helemaal rond te draaien, maar niet elke plaats beweegt even snel. Iemand die zich op de evenaar bevindt, heeft een baansnelheid van 1666km/uur, op 50 N is deze baansnelheid 1071 km/uur, aan de polen 0 km/uur.

Betekenis

Duur Snelheid

4.2

Wat zijn de gevolgen?


Steeds wordt er n helft van de aarde door de zon belicht, daar is het dag. Op de schaduwkant is het nacht. Door de rotatie van de aarde kent een plaats in de loop van 24uur afwisselend dag en nacht.

Dag & Nacht

P a g i n a | 14

Samenvatting: Aardrijkskunde

Examen: Dinsdag 6 december 2011

Uur gordels Omdat het niet praktisch is wanneer iedere plaats zijn eigen zonetijd zou aanhouden wordt de aarde ingedeeld in 24 tijdzones. Dit is een gordel waarbinnen men een zelfde uur aanneemt. In 24 uur heeft de Aarde 360 rond haar as gedraaid, dit betekent dat in 1 uur 15 wordt afgelegd. Een tijdzone is hierdoor 15 breed. De eerste tijdzone werd zo gekozen dat de meridiaan van Greenwich deze doormidden snijdt. De tijd die we daar hebben noemen we de Greenwich Mean Time (GMT) of Universele tijd (UT). Alle andere tijden worden berekend t.o.v. de UT. De grenzen van de uur zones laat men, om praktische redenen, soms samenvallen met staatsgrenzen.

4.3

Leg uit aardrevolutie.


De baan van de planeten om de zon is een ellips. Daardoor varieert de afstand van de Aarde tot de Zon tijdens een revolutie, de omwenteling van de Aarde rond de zon. In het begin van januari bevindt de aarde zich het dichtst bij de zon. De aarde staat dan in het perihelium. Begin juli is ze het verst van de Zon verwijderd en staat ze in het aphelium. In onze zomer staat de aarde dus het verst van de zon. We kunnen hieruit afleiden dat het niet de afstand tot de zon is die bepaalt of we hoge of lage temperaturen op aarde hebben. De aarde beschrijft de baan rond de zon in 365 dagen 5 uren en 49minuten. Ons burgerlijk jaar telt 365 dagen. Dat betekent dat de revolutietijd in vergelijking met de lengte van ons jaar bijna 6uur langer duurt. Na 4 jaar hebben we 4 keer 6 uur (dit is n dag) te weinig geteld. Daarom boeren we om de 4 jaar een schrikkeljaar in. Tijdens een schrikkeljaar telt februari niet 28 maar 29 dagen. Gezien het feit dat 5u49minuten iets minder is dan 6 uur corrigeren we te veel. Daarom zijn eeuwjaren geen schrikkeljaar, behalve wanneer hun getal deelbaar is door 400.

Betekenis

Duur

P a g i n a | 15

Samenvatting: Aardrijkskunde

Examen: Dinsdag 6 december 2011

4.4

Leg het gevolg uit van de aardrevolutie ( winter en zomer)

De aarde reist rond de zon. Rond 21 juni komt zo het noordelijk halfrond het dichtst bij de zon en kent men daar in het noorden de langste dag en begint daar de zomer. Omdat het de langste dag is, zal de zon langer schijnen en zal het dus warmer zijn. Het zuidelijk halfrond ligt op dat moment het verst van de zon, zodat in het zuiden op 21 juni de dag het korst is en de winter begint. Rond 21 december is de helling van de aarde volledig en keren de seizoenen om: winter in het noorden, en zomer in het zuiden. Rond 21 maart en 23 september zijn de dagen en nachten overal even lang. Dan beginnen de lente en de herfst.

4.5

Omschrijf het zonnestelsel

Het zonnestelsel is het deel van de ruimte waar de Zon centraal staat en aller draait daaromheen. Het zonnestelsel bevat de Zon en 9 planeten die je kunt op een simpele manier kunt onthouden: Maak Van Acht Meter Japanse Stof Uw Nieuwe Pyjama Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunes en Pluto

P a g i n a | 16

Samenvatting: Aardrijkskunde

Examen: Dinsdag 6 december 2011

De zon

Zoals alle sterren is zij een gigantische bol van extreem heet gas die energie uitzend. Dankzij haar constante stroom licht wordt de aarde warm gehouden, kunnen planten aan fotosynthese doen en is er leven op Aarde mogelijk. In periodes waarin de Zon erg actief is kan er zonnewind ontstaan en is op Aarde noorderlicht zichtbaar. In de kern van de zon is het 15 miljoen C. het is er zo heet dat kernreacties mogelijk zijn. Door deze kernreacties komt er energie vrij. Het oppervlak van de Zon noemen we de fotosfeer. Het is het zichtbare gedeelte van de Zon. Hier wordt de energie die in de kern van de Zon ontstaat uitgestraald. De temperatuur op de fotosfeer is slechts 6000C. De atmosfeer van de Zon bestaat uit twee lagen. De laag die het dichtst bij de zon ligt is de chromosfeer. De buitenste laag is de corona. Doordat deze lagen uit erg ijle gassen bestaan kan je ze enkel bij een totale zonsverduistering waarnemen. Het donker oppervlak van de maan bedekt de fotosfeer in die mate dat de ijle gassen van de chromosfeer en de corona te zien zijn.

4.6

Leg het verschil uit tussen een planeet en een ster

Planeten en hemellichamen die die in een baan rond de zon bewegen. In tegenstelling tot een ster zenden ze zelf geen lichtstralen uit. Ze weerkaatsen het licht van de zon. Ze draaien rond hun eigen as. De zwaartekracht van de zon trekt alles in het zonnestelsel naar zich toe. Toch vallen de planeten niet op de zon. Dit komt doordat ze ook draaien rond de zon. Hoe dichter bij de zon, hoe sneller ze rond de zon draaien. De banen van de planeten zijn elliptisch. Ze liggen afgezien van die van de planeet Pluto, in hetzelfde vlak. Dit vlak noemen we het eclipticavlak. De verste planeet, Pluto bevindt zich 40 keer verder van de zon dan de aarde, de afstand Zon-Pluto komt dus overeen met 40 AE. Pluto is een buitenbeentje in ons zonnestel (info 7). Zeven van de negen planeten hebben manen. Het zijn hemellichamen die rond de planeet draaien. Deze laatste kunnen sterk van uitzicht en grootte verschillen zijn ook niet altijd bolvormig.

P a g i n a | 17

Samenvatting: Aardrijkskunde

Examen: Dinsdag 6 december 2011

Planetoden Astronomen hadden berekend dat er tussen Mars en Jupiter nog een andere planeet aanwezig moest zijn. Men heeft naar deze planeet gezocht. Uiteindelijk heeft men gevonden dat er tussen Mars en Jupiter duizenden steenklompen in een baan rond de zon bewegen. We noemen ze planetoden. Kometen Wanneer we aan de nachtelijke hemel een heldere kop en lange staart waarnemen dan zien we een komeet. Het is een verschijnsel dat we enkele weken lang kunnen waarnemen. Kometen zijn hemellichamen waarvan de kop bestaat uit ijs en stof, vergelijkbaar met een vuile sneeuwbal, omgeven door een gas- en stofwolk. De staart omstaat pas wanneer de komeet in de buurt van de Zon komt. De temperatuur gaat dan stijgen zodat ijs van de kern verdampt. Gas en stof komen op die manier vrij en vormen de staart die langer wordt naarmate de komeet massa. Kometen zijn voor ons zichtbaar doordat ze het zonlicht dat erop schijnt weerkaatsen. Meteoren & meteorieten Vooral rond half augustus en half november kunnen we flitsende lichtsporen zien. Het zijn vallende sterren of meteoren. De lichtsporen ontstaan niet door sterren. Ze ontstaan doordat ruimtestof of stenen met een hoge snelheid door de dampkring bewegen. Door de wrijving met de lucht branden ze op en doen ze de luchtmoleculen eromheen gloeien. Grote brokstukken verbranden niet helemaal en kunnen inslaan op aarde. In dit geval noemen we ze meteorieten. Door de inslag kunnen ze grote kraters veroorzaken.

4.7

Omschrijf het belang van kunstsatellieten

Kunstmatige satellieten zijn gemaakt voor de ontdekking van de ruimte en voor allerlei observaties van onze planeet. Sommige zijn onmisbaar voor wereldwijde communicatie tussen mensen, en sommige zijn geheim en alleen bij bepaalde mensen bekend. Geostationaire Is een satelliet die door zijn positie om de aarde heen draait, hij lijkt stil te staan ten opzichte van de aarde, en bevindt zich continue op dezelfde positie aan de hemel. Deze balans hangt af van de snelheid van de satelliet, de massa en de hoogte ten opzichte van de aarde. Polaire Draaien via de polen in circa 100min om de aarde heen. Deze satellieten kun je soms zien overvliegen want ze hangen op een hoogte van circa 800km. Tijdens iedere baan rond de aarde wordt telkens een andere strookje van de aarde afgetast. Dat betekent bij elke volgende baan een verschuiving van oost naar west. Doordat de aarde onder de omtrekkende satelliet in 24u tijd om haar as draait.

P a g i n a | 18

Samenvatting: Aardrijkskunde

Examen: Dinsdag 6 december 2011

4.8

Wat zijn de praktische toepassingen van satellieten?

Wetenschappelijke satellieten Wetenschappelijke satellieten zijn bedoeld om onze zintuigen als het ware boven de dampkring te tillen. Ze stellen ons in staat om naar onze eigen planeet te kijken en meer over haar te weten te komen. Deze satellieten leren ons veel over andere sterren in het heelal en geven ons meer inzicht in het ontstaan, de verdere ontwikkeling en het einde van de sterren. Communicatiesatellieten Zij zorgen voor verbindingen tussen continenten, telefoonverkeer, televisiebeelden en nog vele andere verbindingen Op aarde kunnen de signalen van deze satellieten opgevangen worden door middel van schotels. Weersatellieten Weersatellieten helpen meteologisten om het weer te kunnen voorspellen. Een van de weersatellieten is de Meteosat Milieusatellieten Milieusatellieten worden gebruikt om de temperatuur, bebossing e.d. te observeren Deze satelliet levert ons onder meer gegevens op van de conditie van landbouwgewassen, de samenstelling en de vochtigheid van de bodem, landverschuivingsprocessen, verdeling van oppervlaktewater, zeestromen en ijsbergen en waterverontreiniging. Militaire satellieten Militaire satellieten zijn bedoeld voor geheime operaties. De informatie die ze met deze satellieten verzamelen blijft strikt geheim. Ook zijn sommige van deze satellieten uitgerust met wapens zoals atoombommen. Waarschijnlijk worden deze satellieten gebruikt om nucleaire activiteiten in de gaten te houden, bewegingen van de vijand observeren, raketten vroegtijdig ontdekken en om foto's te maken van militair interessante objecten. Navigatiesatellieten De navigatiesatellieten helpen mensen om te kunnen navigeren. Bijvoorbeeld in de scheepvaart, bij vliegverkeer, bergbeklimmers en tegenwoordig met de bekende navigatiesystemen in de auto. De satelliet houdt precies in de gaten waar je je bevindt, zodat het navigatiesysteem je kan vertellen waar je je bevindt en welke richting je dus moet volgen om ergens te komen. De bekendste navigatiesatellieten zijn de GPS Navstar satellieten.

P a g i n a | 19

You might also like